| |
| |
| |
De Maronieten in Libanon
De ‘hulp’ van de grote machten
Thom Sicking S.J.
1978 was voor Libanon het jaar van een hevig offensief van de Syrische troepen in het kader van de Arabische Vredesmacht (FDA) tegen de politieke partijen van het Libanese Front, hoofdzakelijk door Maronieten gevormd. Wat het gelijk of ongelijk van deze partijen ook moge zijn, de blinde bombardementen van woonwijken door een geregeld leger heeft haast overal in de wereld verontwaardiging gewekt. De grote mogendheden die in het Nabije Oosten belangen hebben, konden de zaak moeilijk stilzwijgen. Maar hun verlangen goede betrekkingen met Syrië te handhaven, belette hen tegen Syrië positie te kiezen. Die tegenstelling tussen politiek belang en menselijke gevoelens kwam tot uiting in de tweeslachtige of zonder meer leugenachtige berichtgeving die aan het publiek de indruk moest geven van een humanitaire politiek, terwijl in feite steun verleend werd aan de aanvaller. Dit is jammer genoeg schering en inslag in de internationale politiek. Libanon is maar één van de vele gevallen. Maar wel een duidelijk geval. Daarom is het goed aan de hand van dit schoolvoorbeeld het mechanisme aan de gang te zien, om niet steeds weer de dupe te zijn van de enorme informatie-machine, die gemanipuleerd wordt om te behagen aan plaatselijke gevoeligheden, pasklare ideologieën, verkiezingsbelangen of handelsstrategieën.
| |
Verklaring van enkele namen en afkortingen
Liever dan de slechte gewoonte te volgen die de Libaanse partijen kenmerkt als Moslims en Christenen, geven we in dit artikel aan de partijen die elkaar bevechten, de namen die ze zichzelf geven. Het Libanese Front is een groep van partijen en politieke persoonlijkheden die voor het grootste deel Maroniet zijn. De voornaamste partijen van het Front zijn de Kataëb van Pierre Gemayel (deze partij levert ongeveer 70% van de militia van het Front) en de Nationale Liberale Partij (NLP) van oud-president Camille Chamoun (levert ongeveer 20% van de militia).
De Nationale Beweging is een groep van diverse partijen, waarvan de belangrijkste zijn: de Socialistische Volkspartij van Walid
| |
| |
Joumblatt (veel leden zijn Druzen, evenals de voorzitter van de partij); de Syrisch Nationaal Socialistische Partij van Abdallah Saade (telt veel Grieks-orthodoxe christenen onder zijn leden en bestrijdt al tientallen jaren vooral de Kataëb; Abdallah Saade is zelf ook Grieks-orthodox); de Mourabitoun, ook Onafhankelijk Nasseristen genoemd, van Ibrahim Koleilat (levert de belangrijkste groep militia van de Beweging, bewapend en geëncadreerd door de Palestijnen van Fath; veel leden zijn moslim sunniet).
De traditionele moslimleiders evenals de Chi'ieten van de Beweging van Misdeelden (gesticht door imam Moussa Sadr) scharen zich soms achter de Nationale Beweging, maar nemen er ook vaak afstand van, vanwege de seculariseringstendens daarvan, waarmee zij het niet eens zijn.
De Arabische Vredesmacht (naar de Franse initialen FDA, Force de Dissuasion Arabe) werd in 1976 door de Arabische Liga naar Libanon gestuurd om er de vrede te handhaven. De grote meerderheid van deze troepen zijn Syrisch (80% ongeveer), terwijl de overige 20% uit Saoudi-Arabië, Soedan en de Landen van de Golf komen. Yemen trok zich in de loop van 1978 terug.
UNIFIL is de Engelse benaming voor de troepen die de V.N. in maart naar Libanon stuurden om er de controle over het door Israël veroverde gebied over te nemen en aan Libanon over te dragen, zonder dat de Palestijnen er terug konden keren. In enkele dorpen langs de grens heeft de UNIFIL geen toegang, omdat elementen van het Libanese leger er samen met militia en Israëlische ondersteuning de macht in handen houden.
| |
Scheuring
De tot standkoming van de staat Libanon in 1920 beviel Syrië slecht, want de nieuwe staat maakte korte metten met de droom van een ‘groot Syrië’. Sinds de onafhankelijkheid in 1943 zijn er nooit diplomatieke betrekkingen tussen beide landen aangeknoopt. In 1958 probeerde de Verenigde Arabische Republiek (Egypte, Syrië, Yemen) van een Libanese crisis gebruik te maken om Libanon in dit geheel te integreren onder Nasser. In 1973 vonden hevige gevechten plaats tussen het Libanese leger en Palestijnse kampen rond Beiroet; Syrië steunde de Palestijnen door de grens te sluiten en daardoor Libanons economie te verstikken, die voor een flink deel op de doorvoerhandel berust. De verhouding was dus alleen goed met diegenen die zich tegen het Libanese regime verzetten en die probeerden Libanon direct in de strijd tegen Israël te betrekken, samen met Syrië en Egypte. De oorlog begon in 1975 door een treffen tussen Palestijnen en de militia van het Libanese Front. Al gauw wierpen de partijen van de Nationale Beweging - nauw verbonden met het Palestijnse verzet - zich in de strijd. Syrië kwam alleen maar indirect tussenbeide door Palestijnse
| |
| |
versterkingen en wapens ongehinderd de grens te laten passeren, daarin partij kiezend voor degenen die al in 1958 en in 1973 van zijn steun mochten profiteren. Die situatie duurde tot april 1976, toen de Syriërs plotseling van kamp veranderden. De Palestijnen en de militia van de Nationale Beweging omsingelden toen de stad Zahle en het ‘maronieten-gebergte’. Syrië wenste blijkbaar niet dat de Palestijnen en hun bondgenoten in Libanon de macht in handen namen. Het kwam dus tussenbeide ten gunste van het Libanese Front, ontzette Zahle en het bergland en liet de militia van het Front de Palestijnse vesting - tevens kamp - van Tell el-Zaatar veroveren, na de afschuwelijke gevechten die iedereen kent en waaraan Syrië de handen zelf niet vuil wilde maken. De dag dat het kamp viel, hield Kamal Joumblatt, Druzenleider en voorzitter van de Nationale Beweging, een persconferentie. Hij beschuldigde Syrië van samenwerking met Israël en ondersteuning van het Libanese Front - dat in het jargon van de Nationale Beweging het kamp van de isolationisten genoemd wordt, d.w.z. van hen die weigeren te accepteren dat Libanon een Arabisch land is en zo dat land van zijn natuurlijke omgeving afsnijden. Volgens Joumblatt hielp Syrië deze ‘isolationisten’ met het vormen van een ‘kleine racistische maronietenstaat’ naar het model van Israël en in overeenstemming met diens wensen. Syrië vocht inderdaad tegen de Palestijnen, want dezen weigerden de Syrische controle over hun verzetsbewegingen te accepteren. Israël was bepaald niet ongelukkig met deze gevechten en hielp een handje mee door de wapentoevoer over zee naar de Palestijnen in Zuid-Libanon te blokkeren. Sinds de nederlaag van 1967 bestaat er geen beter argument om iemand in de ban van de Arabische wereld te doen dan hem te beschuldigen van samenwerking met Israël. Joumblatt speelde dat spel tegen Syrië en
moest zijn verzet met de dood bekostigen. Op een paar meter afstand van een Syrische barricade werd hij neergeschoten vanuit een hinderlaag. Dat belette Syrië overigens niet om de christenen van deze moord te beschuldigen en zonder in te grijpen de wraak op onschuldige christenen in enkele dorpen in de omgeving en in sommige wijken in Beiroet toe te laten, zodat de Druzen hun politieke leider konden wreken.
Joumblatts zoon Walid nam de politieke leiding van de Druzen van zijn vader over, evenals de directie van de Socialistische Volkspartij en de leiding van de Nationale Beweging. Hij stemde dat geheel voortaan af op de Syrische politiek. Syrië vergemakkelijkte hem deze taak door opnieuw van kamp te veranderen, als gevolg van Sadats vredesonderneming. Syrië kon niet langer op Egypte steunen als bondgenoot in diens strijd tegen Israël en zocht dus toenadering tot meer radicale Arabische landen als Libië en Algerije en het ‘Standvastigheidsfront’. Al in 1975-1976, hadden Libië en Algerije de Palestijnen en de militia van de Nationale Beweging in hun strijd tegen het Libanese Front ondersteund. Ze eisten nu van Syrië een duidelijker houding tegen het Front. Syrië zelf was erin geïnteresseerd beslag te leggen op heel Libanon. De Palestijnen en de
| |
| |
Nationale Beweging waren intussen al aan banden gelegd, maar het Libanese Front ontsnapte nog aan zijn overheersing. De Syrische omzwaai werd duidelijk in februari 1978. Het Libanese leger begon weer wat op poten te komen tot ongenoegen zowel van Syrië als van de Nationale Beweging, die weinig invloed op het bevel van dat leger uit konden oefenen. Na een overduidelijke provocatie vielen Syrische troepen een Libanese kazerne aan. De militia van het Front reageerde door zich solidair te verklaren met het leger, dat voor hen de enige garantie was voor het vormen van een onafhankelijk Libanon. Syrië lanceerde de leuze: ‘De FDA is het enige wettelijke leger in Libanon, onder het bevel van president Sarkis’. Maar telkens als de regering een beperkte opdracht aan het leger wil geven, stoot het op Syrisch verzet of op dat van de Nationale Beweging, in akkoord met Syrië. Ook de Palestijnen waren de gevechten van 1973 van dit leger tegen hen nog niet vergeten!... Zolang dit leger niet duidelijk onder controle van Syrië staat, wordt het beschouwd als ‘onevenwichtig samengesteld’ en als een verlengstuk van het Libanese Front.
| |
Alle hulp welkom
Syrië installeerde bases rond Oost-Beiroet en op strategische punten in het gebergte: zware veldkanonnen, mortieren van groot kaliber en andere zware wapenen. Midden in Oost-Beiroet zette het op de top van enkele wolkenkrabbers zwaar geschut neer, waaronder de fameuze stalinorgels, die 12 raketten ineens af kunnen schieten.
De maronieten werden verontrust. Binnen het Libanese Front had er een scheuring plaats: ex-president Frangië verliet het Front en kreeg voortaan massieve hulp uit Syrië. Begin juli braken de grote bombardementen los. Syrië verweet aan de militia van het Libanese Front op de eerste plaats zijn samenwerking met Israël, dat wapens leverde. Maar in 1976 ontving het Front ook al wapens zonder dat dit feit voor Syrië een reden was hetzelfde Front niet te hulp te komen! Vervolgens beschuldigde Syrië het Front ervan Libanon te willen verdelen en een kleine maronietenstaat te vormen. Ook die beschuldiging was al even oud als de Libanese oorlog in Libanon (Joumblatt lanceerde die sinds 1975). De politieke leiders van het Front weten best dat een dergelijke staat geen enkele toekomst heeft zonder een heel belangrijke steun uit het buitenland, en die steun is in de huidige conjunctuur haast ondenkbaar. De beschuldigingen waren dan ook eerder voorwendsels. De werkelijke reden van de aanvallen was, dat de partijen die samen het Front vormen, vandaag de enige zijn die een Syrisch protectoraat over Libanon weigeren. Zij houden vast aan hun onafhankelijkheid en die van heel Libanon.
Syrië probeert in Libanon vooral drie sectoren in handen te krijgen: de veiligheid, defensie en leger en de buitenlandse politiek. Voor de veiligheid betekent dat het einde van de vrijheid van meningsuiting. Libanon is het enige Arabische land met een vrije pers, waarin alle stromingen zich uit
| |
| |
kunnen drukken. Syrische veiligheid houdt ook de adoptie in van een systeem van geheime agenten zoals dat in Syrië al jarenlang bestaat. Wat betreft leger en defensie, wil Syrië bereiken dat Libanon, dat tot nog toe neutraal bleef in de talrijke Arabische conflicten, voortaan de Syrische positie zal volgen en dus in oorlog met Israël zal gaan leven in plaats van overeenkomstig het (vooral door Israël vaak slecht gerespecteerde) wapenstilstandsverdrag van 1948, dat de Israëlisch-Libanese grens bepaalt. Bovendien zal Libanon de aanwezigheid van een onafhankelijk Palestijns leger op zijn bodem moeten aanvaarden, een aanwezigheid die de afgelopen tien jaar tot regelmatige conflicten leidde. Geen enkel Arabisch land heeft nog een dergelijk leger getolereerd om de eigen soevereiniteit niet bedreigd te zien. De gewapende Palestijnen in Syrië zijn volledig door het Syrische leger geëncadreerd. De adoptie van Syrië's buitenlandse politiek tenslotte betekent het einde van de nauwe banden met het Westen, die voor Libanon een bron zijn van economische en culturele welvarendheid, omdat ze dit land in staat stellen in combinatie met zijn Arabische achtergrond de rol van middelaar te spelen tussen het Westen en de Arabische wereld.
Bij dat alles komt nog de angst van de Libanese Christenen, zich gedegradeerd te zien tot tweederangsburgers in een grote moslimstaat, waarbinnen ze een getolereerde minderheid zouden vormen, zonder belangrijke politieke rol en zonder mogelijkheden hun originele persoonlijkheid tot uitdrukking te brengen. Die laatste angst is duidelijk groter onder de Maronieten dan onder de andere christengroeperingen van Libanon. De Maronieten hebben eeuwenlang een werkelijke onafhankelijkheid gehad, eerst in hun beperkte toevluchtsoord in de bergen en later - in modern Libanon - overal. De andere Christenen, vooral de Grieks-orthodoxen, hebben eerder in Libanon evenals in Syrië en Jordanië een tweederangsrol aanvaard, omdat ze altijd al onder een moslimmeerderheid leefden, vooral in de steden.
Om al deze redenen weigeren de partijen van het Libanese Front zich te voegen naar een Syrische overheersing. In dit verzet is alle hulp welkom, waar die ook vandaag mag komen. In 1976 verwelkomden ze dezelfde Syriërs die hen vandaag bedreigen, als bevrijders. Eerder al aanvaardden ze ook hulp van Israël. Ieder aanbod van Frankrijk tot actie wordt enthousiast onthaald, ook al zijn het meestal luchtkastelen die Frankrijk aandraagt. Vandaag zijn het de Saoedische troepen binnen de FDA die hen - tenminste voorlopig - uit de greep van de Syriërs bevrijden. Ze gaan door te dromen van een Libanon waar plaats is voor meerdere godsdiensten en overtuigingen, zonder dat de een zijn zienswijze aan de ander oplegt. Het Het is die wil tot onafhankelijkheid die Syrië met geweld wil breken, zich dekkend met de opdracht die het van de Arabische Liga ontving in het kader van de FDA. Het rechtvaardigt zijn bombardementen met de al genoemde beschuldigingen tegen het Front. Het treedt zogenaamd op als de verdediger van het gezag van president Sarkis. Op het heetst van de
| |
| |
bombardementen van juli schreef een Damasceens dagblad, met dezelfde tendens als de regering (er bestaan geen andere in Syrië!): ‘de voorstanders van de verdeling van Libanon hebben hun bestaan verbonden met de wil van Israël en met de machten die tegen het Libanese volk en de Arabische natie komplotteren. De FDA alleen is belast met het herstel van de veiligheid in Libanon. Zij zal geen pardon hebben met de verraders, want het is hoog tijd hun rekening te vereffenen’. Alleen... president Sarkis, die in naam deze vredesmacht commandeert, heeft nooit bevel gegeven tot een dergelijke afrekening. Integendeel, na de bombardementen van juli bood hij zijn ontslag aan, om dit weliswaar weer in te trekken onder druk van de V.S. en van Frankrijk. Syrië vervolgde intussen zijn gewelddadige politiek. Nieuwe bombardementen in augustus en september en het grote offensief van oktober, dat - eindelijk - de wereldpers in beroering bracht. In Syrië wordt een politieke oppositie hardhandig de kop ingedrukt. In Libanon had een dergelijke oppositie tot nu toe het recht te bestaan en zich te uiten. Op 19 oktober -, dus al na de wapenstilstand - schreef het Damasceense dagblad al-Baas (blad van de partij die aan de macht is): ‘het is noodzakelijk de bendes van de Kataëb en de NLP te ontwapenen’. Het toppunt was wel het cynisme van president Assad, op bezoek in Europa tijdens de oktoberbombardementen. Hij verklaarde koudweg dat Syrië niets met deze bombardementen te maken had, want president Sarkis is de bevelhebber van de FDA, ‘ook al weet hij van deze vredesmacht niet altijd even verstandig gebruik te maken’.
Niettemin hielden de bombardementen pas op na het bevel van Assad, speciaal daarvoor uit Moskou teruggeroepen...
| |
Dezelfde leuzen
Er bestaat een duidelijke eenheid van visie tussen Syrië en de partijen van de Nationale Beweging. Ze gebruiken dezelfde leuzen en de leiders bezoeken regelmatig Damascus.
Toen president Sarkis in oktober zijn ambtsgenoot daar bezocht, ontving deze laatste dezelfde dag Walid Joumblatt (Nationale Beweging) en Yasser Arafat (PLO). Zo bleek het bondgenootschap van de eerste dagen van de Libanese oorlog weer hersteld: Syrië, Palestijnen en Nationale Beweging tegen het Libanese Front.
Aan de Nationale beweging - gevormd door Libanezen - kan natuurlijk het recht de Beweging haar samenwerking met Syrië te verwijten? De Naverwijten. Maar heeft het Front van de andere kant dan niet evenzeer het recht de Beweging diens samenwerking met Syrië te verwijten? De Nationale Beweging kan natuurlijk protesteren tegen de weigering van het Libanese Front zich volledig in de Arabische wereld te integreren (‘isolationisme’), maar het Front mag dan ook antwoorden dat er geen beter middel bestaat om het verder in zijn isolatiepositie te dringen dan een massieve aanval door middel van twee niet-Libanese legers (het Syrische
| |
| |
en het Palestijnse). De enige protestdemonstratie die in West-Beiroet tijdens de bombardementen op de andere helft van de hoofdstad gehouden werd, was een betoging... tegen president Sarkis, omdat die de partijen van het Libanese Front te zacht aanpakte. Als men met een dergelijke onverschilligheid de landgenoten ‘van de overkant’ laat omkomen, is de verdeling van het land al een feit en is het huichelarij, de ander daarvan een verwijt te maken. Tenslotte wordt aan het Front nogal eens verweten dat ze de meerderheid van de maronieten niet vertegenwoordigen. Maar daar is geen enkel bewijs voor. Er bestaan zeker - en gelukkig maar! - onder de maronitische bevolking serieuze bedenkingen tegen de politiek van het Front. Maar op het ogenblik voelt deze bevolking zich in zijn bestaan bedreigd en dan is het nu het moment niet om stil te blijven staan bij deze bedenkingen. De honderdduizenden vluchtelingen uit Oost-Beiroet en de voorsteden hebben heel veel aan de Syrische troepen te verwijten en maar weinig aan de partijen van het Front. De problemen tussen de twee groeperingen (Front en Beweging) zijn bij lange na niet geregeld: de tegenstellingen zijn scherper dan ooit. Maar het is zeker dat de gewelddadige druk van het Syrische leger de partijen niet dichter bijeen zal brengen. Het is daarom volmaakt onredelijk - zoals dat in Europa nog al eens gehoord wordt - van Libanon te vragen: breng eerst een nationale verzoening tot stand, dan kan het Syrische leger makkelijk weer door internationale druk naar Syrië teruggedreven worden. Het Syrische leger is samen met de Palestijnen een van de hoofdoorzaken van de nationale onenigheid!
Op het moment dat ik dit artikel schrijf, breekt een nieuwe ontwikkeling door, die interessant kan zijn als ze doorzet: enkele Palestijnse leiders zoeken toenadering tot de leiders van het Libanese Front. Ze zeggen: ‘Jullie willen niet dat de Palestijnen zich blijvend in Libanon vestigen? Wij ook niet. Wij willen terug naar ons vaderland. Op die basis moet er tussen ons een akkoord mogelijk zijn’. De reactie van het Libanese Front was niet negatief. Gaat het hier alleen maar om een tactische zet? Of is er reële toenadering? In ieder geval bevielen deze uitingen Damascus heel slecht. Want ze verlossen de leiders van het Libanese Front uit hun isolement en ontnemen zo de grond aan de Syrische interventie. Arafat werd dan ook door Damascus op het matje geroepen...
| |
Dubbelzinnige politiek van de V.S. en Frankrijk
Het is de eerste keer niet dat deze twee landen zich met Libanon bezighouden. Eerst een paar feiten. Toen Libanon in 1958 een ernstige crisis doormaakte, landden de ‘marines’ van het Amerikaanse leger in Beiroet en deze militaire druk stelde de nieuwe president (Chebab) in staat de kalmte terug te doen keren.
De V.S. stelden prijs op het voortbestaan van Libanon als een gematigd en liberaal land in het hart van het Nabije Oosten. De steun die de V.S. aan
| |
| |
Israël verleende, veroorzaakte gespannen verhoudingen met de Arabische landen. Vandaag echter verlangen de V.S. te komen tot een vredesregeling in het Nabije Oosten en vooral tot goede verstandhouding met de Arabische wereld, ook al moet dat aan Libanon zijn onafhankelijkheid kosten. Dat is de zin van de leuze die aan Kissinger toegeschreven wordt: ‘Als je vrede wilt in het Nabije Oosten, geef Libanon dan aan Syrië’. Maar, trouw aan enkele principes, beweren de V.S. ook de onafhankelijkheid en de territoriale onschendbaarheid van Libanon te verdedigen. Het lijkt er echter sterk op dat deze onschendbaarheid voor hen geen enkele tegenspraak inhoudt met een Syrisch protectoraat, als Syrië dat zou wensen.
Het probleem deed zich het eerst voor in 1976, toen Syrië openlijk tussenbeide wilde komen. Wat zou Israël gaan doen? Zou het het Syrische leger ten noorden van zijn grens tolereren? Of liever een nieuwe oorlog riskeren, die dan wel alle kansen op een vredesregeling weer een paar jaar zou verspelen? De V.S. spelen dan de rol van bemiddelaar en verkrijgen van Syrië de garantie dat het in Zuid-Libanon de grens van de Litani-rivier niet zal overschrijden, terwijl Israël laat weten dat het niet ten noorden van diezelfde rode lijn tussenbeide zal komen. Dat ongeschreven akkoord wordt goed nageleefd. Als Israël in maart 1978 Zuid-Libanon binnenvalt om er de Palestijnen te verjagen, legt Syrië het niets meer in de weg dan protesten. En wanneer de Syriërs korte metten willen maken met de militia van het Libanese Front, dreigt Israël tussenbeide te komen, maar onderneemt in feite niets tegen Syrië. Via de V.S. zijn Syrië en Israël het dus duidelijk eens over dit punt. De twee landen hebben volledige vrijheid, met Libanon te doen wat ze willen op voorwaarde dat de in 1976 bepaalde grens gerespecteerd wordt. Wat de Libanezen hiervan denken, wordt natuurlijk niet gevraagd.
Frankrijk heeft al veel vroeger in de Libanese geschiedenis een rol gespeeld. In 1860 bijvoorbeeld heeft het de Maronieten gered, toen ze uitgemoord werden door de Druzen. Na de eerste wereldoorlog vertrouwde de Volkenbond aan Frankrijk het mandaat toe over Syrië en Libanon. De huidige grenzen van beide landen werden toen vastgelegd. De Maronieten zien dan ook in Frankrijk de grote beschermheer. Een flink deel van de Franse bevolking deelt overigens die visie, maar de politiek van het land wordt eerder bepaald door de behoefte aan olie en de hoop op een markt voor Franse wapens. Net als de V.S. stelt Frankrijk hoge prijs op goede verhoudingen met de Arabische wereld.
Sinds 1976 zijn de Franse en Amerikaanse initiatieven in Libanon nauw met elkaar verbonden. Op 8 april 1976 komt in Libanon de franse bemidelaar Georges Gorse aan. Hij heeft gesprekken in Beiroet en Damascus. Een week later verklaart hij: ‘Mijn regering staat open voor het denkbeeld van een Franse deelname in een systeem om de veiligheid te controleren’. Zijn aankomst in Libanon viel juist een week na de aankomst van een Amerikaanse bemiddelaar, Dean Brown. Op 21 mei brengt Gis- | |
| |
card d'Estaing een staatsiebezoek aan de V.S. Daar doet hij zijn voorstel om binnen de 48 uur een legermacht naar Libanon te zenden, wanneer de wettelijke autoriteiten dat zouden vragen en alle partijen die met elkaar in conflict zijn, er hun instemming aan zouden geven. Een volmaakt onrealistisch voorstel, dat in zijn voorwaarden het op te lossen probleem al opgelost acht. De Libanese autoriteiten waren op dat moment verlamd door ernstige onenigheden; de Nationale Beweging stond op het punt samen met de Palestijnen de tangbeweging rond de Maronieten in de bergen te voltooien en de overwinning te behalen: zij waren dus zeker op dat moment niet bereid een Franse vredesmacht te vragen die hun die overwinning zou ontnemen! Wat kan dan wel het doel geweest zijn van dit Franse voorstel met Amerikaanse steun? Alleen dit: aan de wereld, en vooral aan de Libanezen, laten zien dat men met de kwestie bezig is door te doen alsof Frankrijk klaar staat tussenbeide te komen en de Maronieten van de ondergang te redden, terwijl de V.S. die actie minstens diplomatiek zouden ondersteunen. Overigens waren de Syriërs op dat moment al bezig het land binnen te trekken, zodat het Franse voorstel even overbodig als onrealiseerbaar was.
| |
Sein op groen... voor Syrië
In 1978 vinden we hetzelfde schema terug, deze keer met betrekking tot de Syrische agressie. In juli legt de pers van Damascus uit dat het doel van de bombardementen in Beiroet is om ‘de bendes van de Kataëb en van de Chamounisten te verpletteren en met de grond gelijk te maken’. Op 3 juli houdt de vice-predident van de V.S., op bezoek in Israël, een persconferentie waar hij verklaart: ‘We hebben met aandrang gevraagd aan de regeringen van Libanon en Syrië en aan de andere bij de bloedige gevechten in Beiroet betrokken partijen een staakt-het-vuren af te kondigen en te respecteren. Met deze gevechten kan niets bereikt worden. We hopen dan ook dat ze spoedig op zullen houden en Israëls regering deelt deze hoop’. Een verklaring die niemand durft beschuldigen en dus ook niemand werkelijk verdedigt. Zij verbindt tot niets. Kort daarna vraagt Washington aan Damascus, ‘met gematigdheid te handelen’. Nog een uitlating die ogenschijnlijk de slachtoffers van de bombardementen wil helpen. In feite zegt zij niets anders aan Syrië dan: ‘ga je gang, wij verzetten ons niet tegen je plan, alleen, doe het kalm aan, zodat de wereld er niet te veel door geschokt wordt’. Damascus begrijpt uit deze verklaring dan ook dat het sein op groen staat om heel Libanon in zijn greep te nemen. Maar de Amerikaanse opinie raakt verontrust en de Senaat stemt voor het stopzetten van economische hulp aan Syrië: een kalmerende verklaring was dus inderdaad nodig.
In september spant de toestand weer. De V.S. zijn bang: de onderhandelingen tussen Israël en Egypte vorderen goed, maar Israël dreigt in Libanon tegen Syrië op te treden en dat zou makkelijk een oorlog kunnen
| |
| |
veroorzaken die op dit moment noch door de V.S. noch door de USSR gewenst wordt. Carter verklaart op 28 september: ‘Het is tijd dat de V.S. het initiatief nemen om met de betrokken landen een conferentie tussen alle bij de Libanese crisis betrokken partijen te beleggen. In Libanon speelt zich een tragedie af waarvoor de rest van de wereld, de V.S. inbegrepen, geen geschikt geneesmiddel heeft proberen te vinden’. Een luchtballon, die door geen enkele concrete maatregel om zo'n conferentie bijeen te roepen gevolgd wordt, maar wel enige Syrische kritiek losslaat: Syrië stelt geen enkele prijs op een ‘internationalisatie’ van het conflict. De op deze verklaring volgende week is de ergste van 1978. Men zou daarna dan ook een veroordeling van Syrië verwachten. Maar Washington besluit integendeel om toch maar de geblokkeerde economische hulp aan Syrië te verlenen. En alsof dat nog niet duidelijk genoeg is, verklaart W. Mondale op 8 oktober voor de Amerikaanse TV: ‘Het zou een vergissing zijn Syrië verantwoordelijk te achten voor de explosie van geweld deze laatste dagen in Beiroet’. Hij vestigt verder de aandacht op de door Carter ondernomen diplomatieke stappen om tot een staakt-het-vuren te komen. Alleen zou men zich af kunnen vragen of dat staakt-het-vuren in Amerikaanse ogen wel iets anders kan betekenen dan de overgave van het Libanese Front?
En Frankrijk? Giscard maakt een omweg via de V.S. voor hij naar Brazilië gaat. Hij zegt bezorgd te zijn en laat zijn minister van buitenlandse zaken in de V.S. achter om zich met deze zaak bezig te houden. Deze laatste stelt dan zijn plan voor: de FDA moet zich hergroeperen en het Libanese leger moet positie nemen tussen de Syrische troepen en de militia van het Front. Dit voorstel getuigt - net als dat van 1976 - van een volkomen miskenning van de werkelijkheid. Sinds februari kan het Libanese leger zich niet verroeren zonder toestemming van Syrië. Zou Syrië nu plotseling aan dat leger gaan vragen tussenbeide te komen om de realisering van Syrië's eigen plan te verhinderen? Gelukkig heeft de Franse minister de eerlijkheid om te zeggen waartoe zijn voorstel dient. Hij hoopt ‘dat zijn initiatief helpen zal de gerechtmatigde ontroering die de gebeurtenissen in Frankrijk hebben opgeroepen, te kalmeren’.
Desalniettemin stemt de Veiligheidsraad, vooral onder Franse en Amerikaanse druk, op 6 oktober een motie waarin zij een onmiddellijk staakt-het-vuren vraagt en een nationale verzoening tussen de Libanese partijen. Syrië wordt in de resolutie zelfs niet genoemd... Wat is er dan wel gebeurd?
Op 5 oktober lanceert Israël een ernstige waarschuwing, door voor de kust van Libanon, even onder Beiroet, een paar salvo's op een Palestijnse basis af te vuren. Volgens het ongeschreven akkoord met de Syriërs worden deze laatsten niet aangevallen. Maar de waarschuwing is duidelijk. Zij verontrust vooral Carter, die onmiddellijk naar Moskou belt, waar Syrië's president op bezoek is. Deze onderbreekt zijn reis om naar Damascus terug te keren en er Sarkis te ontvangen, aan wie hij veertien dagen lang
| |
| |
een onderhoud weigerde. De resolutie van de Veiligheidsraad wordt onmiddellijk gevolgd door... de hevigste bombardementen van heel de oorlog. In Beiroet telt men een hele nacht lang gemiddeld drie bommen per seconde. Op 7 oktober bevelen Assad en Sarkis samen, in Damascus, een staakt-het-vuren, dat onmiddellijk in acht genomen wordt. De Frans-Amerikaanse initiatieven zijn niet gemotiveerd door zorg om Libanon, maar door angst voor een Syro-Israëlische oorlog, die welhaast zeker ontaarden gaat in een nieuwe oorlog in het hele gebied. Wanneer Carter vindt dat er werkelijk iets gebeuren moet, kunnen zijn wensen binnen 24 uur werkelijkheid worden!
Voor wie nog mocht twijfelen aan Frankrijks werkelijke bedoelingen, houdt Mr. de Guiringaud op 16 oktober zijn fameuze persconferentie voor Amerikaanse journalisten. Hij beschuldigt expliciet de militia van Camille Chamoun ervan, de oktobergevechten uitgelokt te hebben. De Syrische troepen zijn, in antwoord daarop, ‘wat hardhandig’ opgetreden. W. Mondale had een week eerder al hetzelfde gezegd, maar zonder Chamoun als zondebok te noemen. De redenering van de Franse minister is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. ‘De militia was goed op het gevecht voorbereid’ is zijn hoofdargument en het bewijs van haar schuld. Hij vergat blijkbaar dat de gevechten niet in oktober begonnen. Oost-Beiroet en omgeving stonden sinds begin juli (en al eerder!) iedere drie weken bloot aan hevige bombardementen. Wanneer de militia zich in die omstandigheden op de volgende aanval voorbereidt door barricades te versterken en zich beter te bewapenen, staat dat voor de Franse minister gelijk met het uitdagen van de Syrische troepen en het beginnen van nieuwe gevechten. Daarbij doet de Franse minister een uitval naar Israël dat wapens leverde.
Wanneer je aan alle kanten bedreigd wordt, neem je de hulp aan van waar die komt: je hebt de kans niet om te kiezen! Die gevoeligheid voor de oorsprong van de wapens komt overigens wel goed overeen met de Syrische overgevoeligheid voor alles wat naar Israëlische inmenging ruikt. En als je nu eenmaal besloten hebt Syrië's standpunt te huldigen, waarom dan niet ook de gevoeligheden?
De situatie is tenminste voortaan duidelijk. Frankrijk stelt zich samen met de V.S. op achter Syrië, tegen de partijen van het Libanese Front. En evenals Syrië dekken zij hun politieke keus met gepraat over ‘de integriteit, de soevereiniteit en de wetmatige macht in Libanon’, die zij willen ‘verdedigen’, evenals de noodzaak te komen tot een nationale verzoening, die Syrië's vredesmissie zoveel zou vergemakkelijken.
Alleen is er in Frankrijk een flink deel van de publieke opinie ontevreden en verontrust. De eerste minister wordt door de kamer ter verantwoording geroepen. Raymond Barre repareert de stukken in een verweer dat in wezen alleen maar zegt dat de minister van buitenlandse zaken onhandig geweest is door hardop te zeggen wat de regering dacht. Daarmee is de opinie weer gekalmeerd en blijft de politiek ongewijzigd. Dat blijkt duide- | |
| |
lijk uit een nieuwe verklaring van de Guiringaud bij gelegenheid van de ontvangst van president Sarkis in Parijs, eind november.
| |
De Palestijnen
Eén van de oorzaken van de Libanese oorlog is de gewapende aanwezigheid van het Palestijnse verzet op Libanese bodem. Vandaag treden ze weinig op de voorgrond. De Syrische troepen hebben hun het zwijgen opgelegd in 1976 ten noorden van de Litani, terwijl de Israëli's hen verjaagd hebben uit het grensgebied ten zuiden van die rivier. De UNIFIL belet hen in dat gebied terug te keren. Sinds januari is er steeds meer sprake van hun integratie in Libanon. Israël laat weten dat als er al sprake kan zijn van zelfbeschikking voor de Palestijnen in Gaza en Cis-Jordanië, er niet aan gedacht kan worden aan terugkeer van de andere Palestijnen: de omliggende landen moeten die maar blijven herbergen. Als de 400.000 of 600.000 Palestijnen - de grove schattingen van hun aantal lopen uiteen - in Libanon blijven, verhogen ze in belangrijke mate het percentage moslims in het land, zodat de christenen er niet meer dan 40% van de bevolking uitmaken, of nog minder. Daarom verzetten de Maronieten zich tegen hun Libanisering. De Palestijnen verklaren het met de Maronieten eens te zijn, omdat zij niet in Libanon wensen te blijven. Ze willen ‘naar huis’ terugkeren. Ze hebben overigens wel duidelijk geprobeerd - tot in maart 1976 toe - via de Nationale Beweging de hand op Libanon te leggen. Israël heeft ontegenzeglijk de Maronieten geholpen in de laatste jaren. Het heeft ook van hen geprofiteerd door van de Maronietendorpen in Zuid-Libanon een bufferzone te maken tussen hen en de Palestijnen. Een gedeelte van de Israëli's redeneert met betrekking tot de Palestijnen als volgt: het zijn statenlozen die niemand op het ogenblik kan controleren, en wel in het allerminst de zwakke Libanese staat. Als Syrië nu voortaan in Libanon de lakens uitdeelt, hebben we te maken met een sterke staat die een eventueel verdrag kan garanderen en laten respecteren door de Palestijnen. Zelfs al is die sterke staat een vijand, dat is voor ons beter
dan de eindeloze strubbelingen in Libanon nu. Een ander deel van de Israeli's ondersteunt de Maronieten metterdaad, omdat ze in hen een godsdienst-minderheid zien die door de moslimwereld wordt bedreigd. Ze herkennen zichzelf in de Maronieten, ook al vergeten zij daarbij maar al te makkelijk dat de Maronieten in Libanon al sinds minstens dertien eeuwen hun thuis hebben, terwijl zijzelf nauwelijks 50 jaar geschiedenis in dit gebied achter de rug hebben. Ze bewijzen de Maronieten een heel slechte dienst door hen van de Arabische omgeving te isoleren, zoals Israël zelf er sinds zijn grondvesting van geïsoleerd is.
Wat hier ook van zij, het lijkt vandaag duidelijk dat de V.S., Frankrijk, Israël en Syrië het erover eens zijn dat de integratie van de Palestijnen in Libanon een goede oplossing is voor hun probleem. Als Syrië bij de verwezenlijking van dat plan de helpende hand kan reiken, is dat meege- | |
| |
nomen. Daarbij wordt niet naar de mening van de Palestijnen gevraagd, noch naar die van de Maronieten. Dat zou dan inhouden dat de jodenvervolging in de wereld leidde tot de totstandkoming van de staat Israël, die recht doet aan de Joden door de Palestijnen te verjagen. Het onrecht jegens de Palestijnen wordt dan nu hersteld in Libanon, ten koste van de Maronieten, die hun onafhankelijkheid verliezen. Deze onderneming wordt dan zonder twijfel toegedekt met redevoeringen over de ‘rechten van de mens’ en ‘hulp aan ontheemden’. Tenzij politieke en economische wereldbelangen nog eens aan het schuiven gaan, doordat bijvoorbeeld Saoedi-Arabië zijn volle gewicht in de schaal legt, of Egypte - de vrede eenmaal gesloten - er zich weer mee gaat bemoeien. Ofwel dat er toch nog een formule gevonden wordt die een zekere autonomie aan de Maronieten geeft, zonder hen daarvoor van Libanon en de omliggende Arabische landen af te snijden. Die laatste oplossing is zonder twijfel de beste, maar het ziet er niet naar uit dat zij gerealiseerd kan worden.
|
|