Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
En de Kerk, wat nu?
| |
[pagina 10]
| |
meenschap ter wereldGa naar voetnoot2. En ondanks de boven geschetste situatie oefenen kerk en paus nog steeds een groot moreel gezag uit. De dialoog met de wereld en met de andere godsdienstige belijdenissen is meer dan vroeger een feit; zelfs een levensnoodzakelijkheid geworden. Bij de dood van paus Paulus hebben politieke leiders in Oost en West zich derhalve genoopt gevoeld publieke verklaringen af te leggen. Over hun oprechtheid zal men zich best niet inlaten, maar het feit alleen is wel ergens betekenisvol. Veel belangrijker zijn de uitspraken van diegenen die aan het hoofd staan van niet-katholieke geloofsgemeenschappen: zij hebben onverbloemd te verstaan gegeven hoezeer zij begaan zijn met het leven van de kerk waarin zij zich blijkbaar meer en meer betrokken voelen. Dit mag geen aanleiding worden tot het uiten van zelfgenoegzame hoera-kreten of de aanzet vormen tot een zegevierend proselytisme. Wel kan niet worden ontkend dat de katholieke kerk nog steeds een invloedrijke rol lijkt te spelen in de huidige religieuze en zelfs politieke constellatie van de mensheid. Wat de aandacht van de nieuwsmedia voor de dood van Paulus VI en de pauskeuze van Jan-Paul I aanvaardbaar verantwoordt. De meeste commentatoren hebben getracht een balans op te maken van paus Paulus' pontificaat. Vanzelfsprekend hebben ze er de figuur van Johannes XXIII bij betrokken. Al was het maar ter vergelijking. Er werd nogal kwistig gebruik gemaakt van bepaalde schablonen zoals progressief of conservatief, pastoraal ingesteld of door de romeinse curie beïnvloed, en wat al meer. Hoe overhaast deze benadering van de kerkelijke werkelijkheid en de persoon van beide pausen is, moge blijken uit concrete feiten. Johannes XXIII werd als de grote vernieuwer gehuldigd, terwijl Paulus VI als een ietwat verkrampte Hamlet (het woord is van zijn voorganger) werd voorgesteld. Maar wie weet nog dat paus Johannes een encycliek uitvaardigde die het latijn als studietaal in de seminaries en kloosterscholen opnieuw verplicht maakte? Paulus VI heeft anderzijds door zijn wereldreizen, door de oprichting van de bisschoppensynode en de internationalisering van de curie een nieuwe periode ingeleid. Uit dergelijke paradoxen kan men alleen maar afleiden dat men een pontificaat beter niet onder één noemer probeert te brengen, laat staan probeert te beoordelen buiten de hele levenscontext van de kerk. Tenslotte blijft een paus slechts een schakel - hoe belangrijk ook - in de loop van | |
[pagina 11]
| |
de geschiedenis en is zijn taak er één onder de vele die de gehele kerk en tenslotte elke christen waar ook ter wereld ter harte dient te nemen. De vraag kan beter als volgt worden gesteld: hoe komt het dat wij een paus zo hoog geplaatst zien, zo overladen met verantwoordelijkheid die a.h.w. hem alleen op de schouders ligt? Aan deze zienswijze gaat natuurlijk een hele brok kerkgeschiedenis vooraf, waarin zowel de val van het romeinse keizerrijk als de middeleeuwse investituurstrijd, de conflicten tussen paus en bisschoppenconcilies, de hele reformatie en het gallicanisme verstrengeld zitten. En die tenslotte - kort samengevat - uitmondden in de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid op het eerste Vaticaanse Concilie (1870). Dat alles heeft aanleiding gegeven tot het overbenadrukken van dit ambt in de kerk. Het lijdt geen twijfel dat Paulus VI, nog gevormd door zeer autoritaire persoonlijkheden als Pius XI en Pius XII, zich nooit helemaal heeft kunnen bevrijden uit deze opvatting van het pausdom. Wel heeft hij het wereldepiscopaat meer en meer willen betrekken in de leiding van de hele kerk, o.m. door het instellen van de vierjaarlijkse bisschoppensynode. Maar anderzijds heeft hij de bevoegdheid van deze synode beperkt door haar slechts raadgevende bevoegdheid toe te kennen. Hij zelf stelde haar agenda op en verbood soms bepaalde thema's, o.m. de kwestie van het priestercelibaat, ook maar ter tafel te leggen. Dit overbenadrukken van het pauselijk gezag heeft ongetwijfeld de verhoudingen binnen de kerk - en zelfs naar buiten toe in onze betrekkingen met de andere christenen - scheef getrokken. Een jammerlijk gevolg van eeuwen geschiedenis én... van een gewoon historisch feit. Vaticanum I werd zowat honderd jaar geleden eerder dan voorzien afgebroken toen, na de afkondiging van het onfeilbaarheidsdogma, de Italiaanse vrijheidsstrijders de stad Rome innamen. Uit veiligheidsoverwegingen werden de concilievaders naar huis gestuurd. De paus sloot zich op in het Vaticaan en zowat overal werd hij als een martelaar vereerd. Vaticanum I was echter oorspronkelijk bedoeld als een concilie dat het geloofsmysterie van de kerk in haar geheel zou behandelen. Zo was er ook een schema voorzien over de rol van de bisschoppen. Dit schema is pas veel later, nl. tijdens Vaticanum II, ter sprake gekomen. Daardoor is het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid nooit helemaal goed en vernieuwend overgekomen. Het werd ongewild losgekoppeld van de totale geloofsbeleving in de kerk. Vele mensen hebben gemeend elk pauselijk woord te moeten aanvaarden als een soort onfeilbare uitspraak, waar men zich maar aan te onderwerpen had (Roma locuta, causa finita - Rome heeft gesproken, de zaak is uit). Anderen hebben tegen deze misvatting gerebelleerd. Zij werden aanvankelijk met de vinger nagewezen. Maar in de laatste generaties groeide duidelijk het besef dat de onduidelijkheden dienden te worden weggewerkt. En voor velen is dit nu precies een gewetenskwestie geworden. | |
[pagina 12]
| |
Het lag dus wel degelijk in de lijn van de rechtmatige verwachtingen, door Vaticanum II opgeroepen, dat de rol van de bisschoppen zou worden uitgebreid. Zij zouden medeverantwoordelijk zijn voor de universele katholieke geloofsgemeenschap. En dat deze benadering van de kerkelijke werkelijkheid doorgetrokken moest worden tot op het vlak van de leken, van alle gelovigen tenslotte, kon ook niet langer worden ontkend. De sterk gehiërarchiseerde kerk zoals wij die uit de vroege middeleeuwen hebben overgeërfd, zal een dialogerende kerk moeten worden. Zo worden ongehoorde perspectieven geopend. Een synodale kerk betekent immers een gedecentraliseerde kerk waarin de paus in de eerste plaats bisschop van Rome is en pas daardoor de voorganger van zijn broeders in het ambt. Het betekent ook dat er stilaan een einde gemaakt kan worden aan het soort keizerlijk bestuursapparaat dat de romeinse curie is geworden en dat de plaatselijke kerken in dialoog met de universele kerk haar eigen verantwoordelijkheden te dragen hebben en zelf te beslissen hebben over regionale problemen. Het betekent meteen dat de weg wordt geëffend naar een ware oecumene, een eenheid met onze broeders in het geloof uit de hervormde kerken. In die zin dient de opmerking van Paulus VI begrepen te worden, toen hij aan iemand toevertrouwde dat hij de voornaamste hinderpaal was op de weg naar de eenheid. Dat een dergelijke ontwikkeling naar een synodale kerk binnen de tastbare mogelijkheden ligt, hebben de Anglikanen en de Gereformeerden sinds Vaticanum II aangevoeld. Daarom zijn ze zo intens begaan met wat er in de katholieke kerk gebeurt, en gebeuren zal of kan. Zal de eenheid van de kerk daardoor niet teloor gaan? Vele zijn daar nog bang voor, klampen zich aan de oude structuren vast en durven het niet aan de aangezette ontwikkeling vanuit deze perspectieven opnieuw te denken. Waarbij zij wellicht niet genoeg voor ogen houden dat geen menselijk bestuursapparaat de eenheid van de gelovigen kan vrijwaren. Onze eenheid berust op het geloof in Jezus Christus. En zal Paus Jan Paul I deze taak tot een goed einde kunnen brengen? M.i. is deze vraag niet ter zake. De ontwikkeling van de kerk in de wereld van vandaag is minder dan ooit aan het beleid van één man gebonden. Wel kan hij (of zijn omgeving) het op gang gebrachte groeiproces afremmen. Dat zou een ontgoocheling worden met zeer ernstige gevolgen. Maar Vaticanum II ongedaan maken, is zonder meer uitgesloten. Wij kunnen alleen hopen dat de paus een katalysator zal zijn van de stuwende krachten die de kerk naar een open, dialogerende gemeenschap leidt. Dit behoort hopelijk tot de naaste mogelijkheden. En daarop alleen kan een vernieuwde vreugde berusten. |
|