Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Streven
| |
[pagina 3]
| |
Streven: Vlaamse EditieStreven is nooit erg kwistig geweest met programma- of intentieverklaringen: wat bedoelen we eigenlijk met dit tijdschrift? Voor wie het blad volgt, blijken die bedoelingen wel altijd meer uit wat er maand na maand in verschijnt dan uit nadrukkelijk gemanifesteerde voornemens. Voor één keer willen we daar een uitzondering op maken. De aanleiding ligt voor de hand. Bij het sluiten van de vorige jaargang is de lezers meegedeeld dat de Vlaamse en Nederlandse redacties in gemeenschappelijk overleg besloten hebben hun samenwerking op een andere leest te schoeien. De mededeling was wat bondig, ze zal velen misschien raadselachtig voorgekomen zijn en blijkens enkele reacties, zowel uit Nederland als van bij ons, heeft ze sommigen geschokt. Sommigen vinden het bovendien ‘onheus’, dat wij die beslissing genomen hebben zonder de lezers te raadplegen, alsof wij zo maar eigenmachtig over het blad beschikten. Dat getuigt van een betrokkenheid bij het blad die voor ons een verrassende aanmoediging betekent, maar ons tevens leert dat we in ieder geval - zij het dan achteraf - de lezers wat nadere uitleg verschuldigd zijn, zowel over de aard en de motieven van onze beslissing als over de richting die we verder aan het tijdschrift willen blijven geven. Oorspronkelijk een blad van en voor oudleerlingen van het O.L. Vrouwcollege in Antwerpen, vanaf 1933 een maandblad onder leiding van Vlaamse Jezuïeten, werd Streven in 1947, door de samensmelting met een soortgelijk blad in Nederland, een gezamenlijke onderneming van de Vlaamse en de Nederlandse JezuïetenGa naar voetnoot1. Twee redactieteams, een in Antwerpen en een in Amsterdam, zorgden samen voor één en hetzelfde blad. Dat is nu meer dan dertig jaar zo geweest, en het was een reële bijdrage, geloven wij, tot de Vlaams-Nederlandse culturele integratie. In die samenwerking is nu deze verandering gekomen, dat met ingang van de nieuwe jaargang twee afzonderlijke edities zullen verschijnen, | |
[pagina 4]
| |
geleid door twee afzonderlijke redacties. Die twee redacties blijven met elkaar in nauw contact, delen elkaar mede wat ze zich voornemen te publiceren en nemen van elkaar alle artikelen over die ze wensen. Vele artikelen blijven dus hopelijk in de twee edities verschijnen. De Vlaams-Nederlandse samenwerking heeft te veel bijgedragen tot de kwaliteit en de specifieke eigenheid van Streven om ze verloren te laten gaan. Van onze kant is het dus helemaal niet de bedoeling, ons in een eng-Vlaams provincialistisch isolement terug te trekken, verre vandaar. Maar wel maken de afzonderlijke redacties voortaan voor zichzelf uit, welke bijdragen van de andere redactie zij voor hun eigen rekening nemen en welke niet. Daaromtrent ontstonden de laatste jaren nogal eens menigsverschillen, zoals dat wel in iedere redactie zal gebeuren. Toch bleef aan beide zijden de zorg om de kwaliteitsnorm groot genoeg om een gesprek moge lijk te houden. Dat gesprek willen wij beslist voort blijven zetten. Maar gaandeweg heeft de overtuiging veld gewonnen dat de lezersgroep die de twee vleugels van de redactie in Noord en Zuid voor ogen stond en dus de opvatting over het blad dat ze eigenlijk wilden maken, eigenlijk niet meer geheel en al dezelfde waren. En wij dachten dat we ons dan beter en met meer animo directer op de eigen doelgroep konden richten. Waarin die verschillen in opvatting juist bestaan, is niet zo gemakkelijk uit te leggen. Het zijn overigens meer nuances, verschillen in accent, persoonlijke en subjectieve voorkeuren dan regelrechte tegenstellingen. De voornaamste elementen die bijgedragen hebben tot die uiteenlopende optie zijn wel de volgende:
1. De lezersgroep in Vlaanderen is merkelijk jonger dan in Nederland. Blijkens een uitvoerig lezersonderzoek in 1971 (Streven, augustus 1971, pp. 1131-1140) waren toen in Vlaanderen 40,5% van de abonnees jonger dan 35 jaar (in Nederland 34,7) en 77,5% jonger dan 50 (in Nederland 56,9%). Niets wijst erop dat die situatie veranderd is tegen zeven jaar geleden.
2. In Nederland verschijnt op allerlei gebied een groot aantal bladen van vergelijkbaar niveau, maar daarin zijn heel veel publikaties met een expliciet katholiek karakter weggevallen. De Nederlandse redactie ziet daar een ‘gat in de markt’ en wil zich bewust daarop richten. De Vlaamse redactie heeft niet direct dezelfde behoefte.
3. De Nederlandse redactie geeft meer de voorkeur aan evenwichtige, goed geargumenteerde exposés, met voor en tegen, zonder partij te kiezen voor tendensen en ontwikkelingen die zij als te extreem ervaart. De Vlaamse redactie vindt dat ze ook alternatieve ideeën een kans moet geven en, omgekeerd, geen plaats vrij moet maken voor ideeën die ze als te behoudend beschouwt. | |
[pagina 5]
| |
4. De Nederlandse redactie vond vele bijdragen van literaire, kunst-kritische, filmologische, wetenschappelijke aard vaak te academisch, te gespecialiseerd. De Vlaamse redactie zag en ziet daarin, mede met het oog op haar jonger lezersbestand en op de culturele situatie in Vlaanderen, een soort pioniersarbeid die voor het Vlaamse publiek te belangrijk is om op te geven. 5. Al het voorgaande houdt verband met het feit dat de Vlaamse redactie de laatste jaren een veel hechtere groep is geworden dan in Nederland voorlopig mogelijk is gebleken, een groep mensen die zich een geprononceerder beeld zijn gaan vormen van het blad dat ze zelf willen blijven maken. | |
Wat voor een blad we willen blijven makenAls we in hetgeen volgt, proberen te omschrijven wat voor een groep wij willen vormen, wat voor een blad ons voor ogen staat, dan zeggen we meteen wat voor lezers we op het oog hebben, bestaande én potentiële. In grote lijnen komt dat hierop neer: de Vlaamse redactie wil een groep Vormen van christelijke signatuur, van intellectueel geïnteresseerde mensen die, in een pluriforme en open opstelling, het tijdschrift als een middel zien om te werken aan de bewustwording, verkenning en evaluatie van de cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen die voortdurend plaatshebben op de meest verscheiden gebieden van onze samenleving. Christelijk, intellectueel, pluriform en open: het zijn lege termen, zolang ze niet concreter worden ingevuld. Van ieder van de drie proberen we te zeggen wat wij er niét onder verstaan en wat wél. 1. Dat we een tijdschrift van christelijke signatuur willen maken, ligt voor de hand: Streven is een jezuïetentijdschrift. Dat betekent echter niet dat wij dé opinie van dé Vlaamse Jezuïeten vertegenwoordigen. Om de eenvoudige reden dat zo iets niet bestaat. De redactie heeft altijd een ruime autonomie genoten, heeft daar, naar eigen wisselend inzicht, loyaal gebruik van gemaakt en wil dat, in gezamenlijke verantwoordelijkheid met de leken die deel uitmaken van de redactie en met de medewerkers die zij aantrekt, blijven doen. We bedoelen ook niet dat wij ons ‘apologetisch’ of ‘proselytisch’ op willen stellen, dat we de problemen of ontwikkelingen die we ter sprake willen brengen, altijd automatisch vanuit een ‘christelijk’, laat staan ‘kerkelijk’ standpunt willen belichten. Wij menen dat er een hoop dingen zijn waarover het christendom als zodanig niets te zeggen heeft en die we, juist vanuit onze christelijke overtuiging, in hun eigen autonomie moeten respecteren én leren kennen. Evenmin bedoelen we dat, als we het nodig vinden een christelijk standpunt in te nemen, dit een door instituut of | |
[pagina 6]
| |
ideologie vooraf vastgelegd standpunt zal zijn. En uiteraard zal ons standpunt dan ook niet het enig mogelijke christelijk standpunt zijn. Wél bedoelen we dat wij het christendom en met name de ‘evangelische inspiratie’, in onze samenleving niet alleen van groot belang, maar onmisbaar achten. Zij houdt dimensies open waar veel vernauwd en verschraald denken en streven in onze tijd dringend behoefte aan heeft en naar de herformulering waarvan veel nieuw denken en streven kennelijk op zoek is. De evangelische inspiratie verstaan wij, heel in het algemeen,Ga naar voetnoot2 als 1) een geloof in onvermoede, door God beloofde menselijke en maatschappelijke mogelijkheden, waarvan wij de verkondiging vinden in Jezus' woord en leven; 2) een kritische houding of aanklacht tegen alles wat die mogelijkheden in de weg staat: zonde en kwaad, waarvan het christendom zegt dat ze altijd weer te overwinnen zijn, onrecht en bekrompenheid, structuren en vastgeroeste denkroutines, ook in de Kerk en in de eigen religieuze of katholieke ideologie of in de afweer daartegen: 3) een oproep om die mogelijkheden overal open te houden en van onszelf en de mensen die we willen aanspreken, ‘agents of change’, bewerkers van verandering te maken (de uitdrukking is van P. Arrupe, de Generaal-Overste van de Jezuïeten). Het is tenslotte die inspiratie die Jezuïeten ertoe beweegt een tijdschrift uit te geven dat zich lang niet alleen met religieuze en kerkelijke thema's bezighoudt, maar zich minstens evenzeer interesseert voor zuiver profane culturele en sociale ontwikkelingen. Een van de functies van Streven zal nog altijd wel zijn, voor vele van onze lezers een brug te slaan van, laten we zeggen, het oude geloof en kerkbeeld naar een nieuwe benadering van kerk en geloof, een brug ook tussen gelovigen en niet- of andersgelovenden. Maar een even belangrijke functie is het, te laten zien dat de bevrijding van de mens waartoe het Evangelie oproept, concreet gestalte moet krijgen - ook zonder uitdrukkelijke verwijzing naar het Evangelie - in de culturele en maatschappelijke ideeën en ontwikkelingen buiten de omheining van kerk en geloof. 2. Als wij een groep van intellectueel geïnteresseerde mensen willen vormen, dan bedoelen we daarmee niét een groep van specialisten (in literatuur of theologie, sociologie of kunst, biologie of film, theater of politiek) die de ontdekkingen of ontwikkelingen in hun eigen vak voetnoterig uit willen spellen voor hun collega's specialisten, of hoogstens aan het niet-professionele publiek didactisch uit willen leggen wàt het over die ontdekkingen of ontwikkelingen moet denken. Maar we bedoelen een groep mensen voor wie het een vanzelfsprekende zaak is dàt ze denken en hun denken open houden, dat ze anderen in die bedrijvigheid willen | |
[pagina 7]
| |
betrekken, dat ze daarom proberen te laten zien hoé ze denken. We zijn ons ervan bewust dat dit o.m. meebrengt dat we ons eigen denken voortdurend onder kritiek plaatsen en onze zekerheden niet krampachtig pantseren tegen twijfel en aarzelingen. Een veel gehoorde klacht is, dat Streven soms zo moeilijk leesbaar is. We willen ons inspannen om daar iets aan te doen. Maar leesbaar is een rekbaar begrip. Er zijn nu eenmaal dingen die niet gemakkelijk gezegd kùnnen worden en als je nieuwe ideeën aanbrengt, zal dat altijd wel moeilijker leesbaar zijn dan als je alleen maar herhaalt wat al overal gezegd wordt. Stilistisch willen wij zoveel mogelijk alle professioneel jargon vermijden, maar toegeeflijkheid wat het inhoudelijke niveau betreft, wijzen we nogal beslist af. In het ronduit anti-intellectuele klimaat van onze Vlaamse samenleving wordt links en rechts al genoeg vulgariserend en populariserend gedacht. Als wij er altijd angstvallig op uit zijn ons denken te fatsoeneren naar de maat van de doorsnee consument, dan verliest het juist zijn aantrekkelijkheid en belang en geven wij onze reden van bestaan op. We gaan ervan uit dat we niet schrijven voor luie lezers, aan wie we een produkt proberen te slijten waarvan we denken dat zij er nauwelijks actief in geïnteresseerd zijn, maar voor vitaal geïnteresseerde lezers, van wie wij evenveel creativiteit verwachten als van onze auteurs. 3. Met pluriform en open bedoelen wij niét dat Streven een allegaartje moet worden van uiteenlopende en tegenstrijdige opinies en opvattingen die in de redactie en bij de medewerkers zouden leven, of van uiteenlopende en tegenstrijdige thema's die wij de lezers vrijblijvend voor willen zetten, om maar de modieuze of goed in de markt liggende trends achterna te hollen. Maar we bedoelen dat wij ons principieel voornemen, op alle, schijnbaar uiteenlopende gebieden van het cultureel-maatschappelijke leven ruimte te scheppen voor eventueel van elkaar afwijkende, elkaar aanvullende of corrigerende ideeën, àls het niveau ervan onze hierboven geschetste intentie kan dienen. Daarbij zit o.m. de gedachte voor, dat het nooit kan volstaan, de ontwikkelingen die buiten ons plaatsvinden, achteraf op een rijtje te zetten en er dan eventueel aan toe te voegen of ze ons bevallen of niet, maar dat we - verkennend, prospectief - onze aandacht en die van de lezer ook willen richten op mogelijke of wenselijke ontwikkelingen die zich in het gebeurde of gebeurende aandienen: de actualiteit van vandaag open maken voor de actualiteit van morgen. Daartoe willen we bij gelegenheid ook ruimte maken voor ideeën die nog maar suggesties zijn, die nog slechts een minderheidsstelling vertegenwoordigen en misschien nog niet door iedereen graag gehoord worden, maar die mogelijk nieuwe perspectieven openen. Een intellectueel, open en pluriform christendom is in de eerste plaats liefde en dus aandacht voor de andere en het andere. Het programma zou eigenlijk moeten zijn: vanuit de actuele of komende | |
[pagina 8]
| |
actualiteit verschillende doorbraken van denk- en leefpatronen mogelijk maken en met het oog daarop elkaar informatie aanreiken die onophoudelijk uitnodigt om ze persoonlijk te verwerken. Het mikt niet op een bepaalde leeftijdsgroep, op geen enkele sociale laag, ook niet uitsluitend op christelijke of katholieke lezers en medewerkers, maar op een mentale generatie die dwars door vele lagen, leeftijds- en ideologische groepen heen kan lopen. En daar, zo vertrouwen wij, is een publiek te vinden of te màken dat tot nog toe voor onbereikbaar werd gehouden. Het is een ambitieus programma en wij zijn de eersten om te weten dat wij het niet altijd waar zullen maken. Maar met de medewerking van de Nederlandse redactie en de bijdragen die zij ons zal blijven leveren, willen wij er met vernieuwd animo onze beste krachten aan wijden. En mochten er, tenslotte, op deze ‘programmaverklaring’ reacties van lezers komen - positieve of negatieve - dan zou dat voor ons een welkome aanmoediging zijn om ook van ons gesprek met de lezers wat meer werk te maken.
De Redactie |
|