| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Dom MARMION, Consécration à, la Sainte Trinité. Texte et commentaire. - Éditions de Maredsous, 1946, 260 blz.
Dit centraal mysterie van ons geloof is in de laatste tijden door verscheidene werken in een nieuw licht geplaatst: naast de studies van Scheeben en E. Mersch, verscheen onlangs Le Mystère primordial door F. Taymans d'Eypernon S.J. Na deze verstandelijke uiteenzettingen is een bloemlezing uit de werken van Dom Marmion over hetzelfde onderwerp uiterst welkom, zij laat ons toe meer rechtstreeks het inwendig leven en het hart te voeden. Dit fundamenteel dogma bekleedt een grote plaats in zijn leer en ook in zijn leven; zoals deze toewijding, die hij onder zijn theologie gedaan heeft, aantoont. Volgens het schema van dit gebed, dat zich richt tot den Vader, den Zoon en den H. Geest, worden de verschillende teksten over de H. Drievuldigheid en vooral over Christus gerangschikt. De leer van den schrijver is voldoende gekend; zij paart doctrinale degelijkheid aan een integrale beleving van het christelijk dogma. Als vitale kern heeft men de bovennatuurlijke en persoonlijke vereniging met Christus; de hartstochtelijke liefde van Sint Paulus weet hij door een thomistische leer te verklaren; doch het blijft niet bij een abstract systeem, ook het sacramentele, cultuele en ascetisch leven wordt in zijn synthese geïntegreerd. Deze grote doctrinale rijkdom wordt in een vloeiende en klare stijl uitgedrukt; zelfs als hij het heeft over de hoogste mysteries, nooit vervalt hij in abstract intellectualisme of onbegrijpelijk mysticisme. Vooral is zijn leer gedragen door een functie en een schroomvolle en liefderijke overgave, die de vrucht zijn van een verlicht en contemplatief leven, en dit is dan de grote waarde van dit boek: dit gronddogma van het christendom in ons inwendig leven te laten doordringen.
G. Huyghe.
Prof. Dr Klaas STEUR, Notities over de rechtvaardigmaking zooals de katholieken haar zien. - Uitgeverij Paul Brand, Bussum, 1945, 84 blz., Fr. 30.
De tijd is gelukkig voorbij dat in Nederland de wet gold Catholica non leguntur. Er is tegenwoordig van protestantse zijde veel belangstelling voor wat katholieken schrijven. Maar dikwijls wordt een juist begrip bemoeilijkt doordat dezelfde woorden, na eeuwenlange afzijdige ontwikkeling, door de theologen van beide belijdenissen niet meer in denzelfden zin worden gebruikt. Schrijver heeft er zich daarom op toegelegd, de katholieke leer over de rechtvaardigmaking zo uiteen te zetten, dat hij aanhoudend de verschillende betekenis der van weerszijden gebruikte termen confronteert. Moge het opzet: 'alle christenen tot elkaar brengen in waardering' (blz. 20), door dit zeer interessante boekje gediend worden.
E. Druwé.
EUSEBIUS, Eusebius' kerkelijke geschiedenis. Ingeleid en vertaald door P. Dr Desiderius Franses, O.F.M. -Paul Brand, Bussum, 1946, (Romen en Zonen, Maaseik), 466 blz., geb. Fr. 160.
Die eerste aflevering van de 'Bibliotheek van Geschiedwerken uit de oude Kerk' Iaat ons het beste verwachten voor haar verdere publicaties.
In een sobere doch substantiële inleiding geeft de vertaler ons de nodige kritische inlichtingen over Eusebius en zijn werk. Dan volgt de vertaling van dit geschiedkundig standaardwerk, in een zeer vloeiende taal, voorzien in voetnota van de verwijzingen naar de inspirerende teksten uit de H. Schrift en andere godsdienstige of profane bronnen. Hier en daar geeft de vertaler-hoogleraar bescheiden zijn mening te kennen in een of ander betwist punt en besluit het boek met een uitgebreid persoon- en zakenregister die een naslagwerk als dit van Eusebius uiterst bruikbaar maakt.
Een stevige, keurige band, mooi glanzend papier, klare letter en handig formaat, bezorgen die rijke inhoud een meer dan waardig voorkomen.
Het boek vraagt nu alleen nog maar ter hand genomen te worden om ons in te wijden in de eerste drie eeuwen Kerkgeschiedenis.
A. Vandenbunder.
Basilius SEIDLE O.S.B., De Kerkvaders. Een inleiding tot hun leven en werk. In het Nederlandsch bewerkt door P. Franciscus van Breda O.F.M. Cap. - Uitgeverij Paul Brand, Bussum (Romen en Zonen, Maaseik), 1946, 216 blz., geb. Fr. 80.
Dit bondig handboek van patristiek lijkt bedoeld te zijn voor studenten in de theologie en voor belangstellende ontwikkelde leken.
Het is een model van vulgarisatie. Het
| |
| |
betoog is helder en overzichtelijk, al geeft het van de dingen een juiste en niet geschematiseerde voorstelling. De uiteenzetting is didactisch zonder enige schoolsheid. In de sobere wetenschappelijke trant klinkt vaak een noot door van geestdriftig medevoelen, vooral wanneer de grotere figuren behandeld worden.
Ook de vertaling is keurig en de uitgave is verzorgd.
G. Van Massenhove.
Joris DENAUX, Uit de godsdienstige geschiedenis van het Oud Verbond. Geïllustreerd door Jos. De Coene en en J. De Groote en met fotos verlucht, voor de vierde graad; vijfde en zesde humanioraklassen, eerste en tweede middelbaar en normaal onderwijs. - Tweede gansch herwerkte druk. Uitgaven Verbeke-Loys, Brugge, 1946, 246 blz.
Schrijver heeft nog maar pas het laatste deel bezorgd van zijn reeks voor het Lager Onderwijs, of hi komt ons reeds verrassen met een tweede gans herwerkte uitgave van zijn handboek voor de vierde graad. Heeft dit werk veel bijgewonnen wat de inhoud en de duidelijkheid van de voorstelling betreft, vooral door de inleidingen en samenvattingen bij de verschillende hoofdstukken, het lijkt ons niet gelukkig in zijn dubbel opzet, enerzijds aangepast te willen zijn voor de vierde graad en de lagere klassen van het Middelbaar Onderwijs, en tegelijk dieper inzicht te willen geven in de problemen van de Bijbel aan toekomstige onderwijzers. Het handboek is overladen geworden met overbodige vraagstukken en 'oplossingen in enkele woorden', waar schrijver het raadzaam oordeelde. Wij hebben er niets tegen, dat de leraren gewezen worden op de problemen en moeilijkheden waarmee zij rekening moeten houden, maar voor de leerlingen is het nutteloze ballast. Waarom niet het werk gesplitst in Leesboek en Handleiding zoals gedaan werd voor de lagere graden? De handleiding zou tevens kunnen dienen als handboek voor het Normaalonderwijs. Deze opmerkingen nemen niets weg van de grote verdiensten van schrijver, waarop wij reeds wezen in een vorige bespreking. Illustratie en fotomateriaal werden bijgewerkt en mogen zeer geslaagd heten.
J. Cauwe.
E.P.Th. RATISBONNE, De Joodsche kwestie. Uit het Fransch vertaald door J.M. Devos. - Uitgeverij 'De Crone', Brussel, 1946, 29 blz.
Het vraagstuk van de Joden is niet alleen een politiek, maar misschien nog veel meer een godsdienstig probleem. Heeft Christus zelf niet gezegd dat 'het Heil komt van de Joden' (Jo., 4, 22), en van den anderen kant voorspeld dat 'Jerusalem door de heidenen zou vertrapt worden, tot de tijden der heidenen voorbij zullen zijn' (Lc., 21, 24). Pas onder de uitstraling van het geloof zal de Joodse kwestie haar ware belichting ontvangen, en dit werd wellicht door niemand beter gedaan dan door E.P.Th. Ratisbonne, eenmaal vooraanstaande Jood, maar tot het katholicisme bekeerd, priester en kloosterling geworden, in zijn werkje in 1868 geschreven, waarin hij heel de Joodse kwestie synthetiseerde. De vertaler heeft er achteraan een uitgelezen bibliographie aan toegevoegd van katholieke werken over de Joodse kwestie.
P. de Meester.
Mgr CRUYSBERGHS, Moeder. - Uitgeverij 'De Pauw' p.v.b.a., Leuven, 1946, 159 blz.
Door zijn keurige foto-keuze uit het familieleven en zijn kleurige rozen op de kaft is de uitgever er voortreffelijk en wonderwel in geslaagd die wijdingvolle en eerbiedige sfeer te scheppen, die het moedergeheim omhangt. Maar bovendien treft van af de eerste bladzij hoe hier iemand aan 't woord is, die tot diep in 't hart der moeders gedrongen is en die haar zware verantwoordelijkheid, haar mateloze liefde en toewijding meer dan eens gepeild heeft. Weliswaar werden deze Spiegelverhaaltjes en Brieven aan Moeder reeds in de tijdschriften van den Boerinnenbond gepubliceerd, maar vanwege hun ontroerende en diepe echtheid verdienden zij nog een ruimere verspreiding. Dit boek is een prachtgeschenk voor moeders feestdag. De kinderen zullen hun moeder erin leren waarderen. Maar vooral de moeders zullen het graag in stilte naslaan om tot de verbijsterende ontdekking te komen van hun vèrstrekkende macht, vooral in de opleiding van hun kind tegen den harden levensstrijd, alsook van hun geheime beïnvloeding van hun groten jongen, of hij nu in den vreemde vertoeft, in de loopgraven, of in zijn lastige en gevaarlijke dienstjaren.
P. de Meester.
Harry VENCKEN, W.P., De martelende brand. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 336 blz., gen. Fr. 80, geb. Fr. 98.
Dit is het eenvoudig, maar door zijn eenvoud diep-aangrijpend verhaal van het heldhaftig pionierswerk der Witte Paters in Oeganda en van de helse tegenwerking van duivels in mensengedaante, culminerend in de marteldood van twee en twintig hofpages van koning Mwanga. De dichterlijke pen van Pater Vencken slaagde er in, dit dramatisch spel tussen de duisternis en het licht, tussen het
| |
| |
Beest en de Engelen, zijn lezers voor te toveren in ongekunstelde werkelijkheid, hen te boeien en tot in 't diepst van het gemoed te beroeren, van de eerste tot de laatste bladzijde van een nobel en zielsverheffend boek, dat stemt tot dankbaarheid jegens God, wiens genade zulke wonderen verrichten kan onder de mensen.
L. Dumoulin.
L. MESTDAGH S.J., Uw Rijk kome. - Lannoo, Tielt, Pro Apostolis, Leuven, 1946, 248 blz., Fr. 30.
Dit boekje met zeer keurigen band en mooie illustratie brengt ons een missiemis voor elke maand van het jaar. De schrijver heeft ervoor gezorgd het liturgisch Misbeleven aantrekkelijk en actueel te maken met het zijn vollen zin te geven in het perspectief van Jezus' wereldofter, bestemd voor alle kleuren en rassen. Om het hoge idealisme en de diepe vroomheid die deze bladzijden bezielen, raden wij dit moderne gebedenboek ten zeerste aan.
A.V.
Élisabeth BOUTLEUX, La messe en esprit de réparation. Four les 11 ans. Préface du R.P. Plus. - Casterman, Doornik, 1946, 222 blz., Fr. 42.
Dit boek is gericht tot de elfjarige 'génération de la réparation'. Het wil inprenten dat de dienst van God en land (Frankrijk) in dezen tijd, vooral moet bewerkt worden door offer en eerherstel in vereniging met Christus' offer. De indeling is zeer eenvoudig: de offers van het Oude Verbond, Christus' offer aan het Kruis voortgezet in de H. Mis, het offerleven van den christen in vereniging met Christus. De uitwerking is zeer concreet, onder vorm van rake en boeiende verhaaltjes die de uiteenzetting van de leer voorbereiden. 'Ces pages ont été parlées avant d'être écrites', schrijft E.P. Plus in zijn voorwoord. Is het dit gesproken woord misschien dat wij missen, zodra schrijver overgaat tot de lering, zodat wij soms de indruk hebben uitgewerkte godsdienstlessen met voorbeelden voor de leerkracht in handen te hebben, waar de eerste bedoeling toch was een boeiend leesboek te geven aan elfjarigen? In de atmosfeer van een retraite zullen wellicht de jonge 'lezers aangetrokken worden door het verheven ideaal dat hun hier voorgehouden wordt, en al slaan zij misschien het grootste gedeelte van de leer over, de verhaaltjes zullen hen zeker boeien en veel goed doen.
J. Cauwe.
Thomas Stearns ELIOT, Sommes-nous encore en chrétienté? (The idea of a Christian Society). Traduction et notes d'Albert Frédérik. - Collection 'Chrétienté nouvelle', Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, 1946, 152 blz.
T.S. Eliot, de gekende schrijver van De moord in de kathedraal gaf te Cambridge, in 1939, een reeks van vier voordrachten die hij gebundeld uitgaf en waarvan de Franse vertaling thans voor ons ligt. Ze handelen over een probleem dat sedert 1939 niets aan actualiteit heeft ingeboet: de verhouding van het christendom tot de huidige samenleving en zijn kansen voor de toekomst. Alhoewel gezien van uit een Engels standpunt en door een anglo-katholiek, toch hebben vele van deze beschouwingen een universele betekenis. Eliot stelt vast dat onze cultuur vooral negatief is, maar dat, hetgeen ze nog aan positieve waarden heeft behouden, den christelijken stempel draagt. We leven op een gevaarlijk moment, daar onze beschaving dreigt geheel af te glijden naar een nieuw heidendom dat nood-, zakelijkerwijze een of anderen vorm van tyrannie en verdrukking met zich zal meeslepen. Het is dan ook noodzakelijk, willen we dit euvel vermijden, het gemeenschapsleven weer te vestigen op een waarlijk christelijke levensopvatting. Daartoe moeten drie sociale vormen van christelijk leven worden verstevigd of in het leven geroepen: een groep bekwame staatslieden, een christelijke g:emeenschap, die a.h.w. instinctief de christelijke waarden in haar dagelijks leven realiseert, en wat de schrijver noemt een 'gemeenschap van christenen', waaronder hij een elite verstaat, een groep van ontwikkelde, zelfbewuste priesters en leken die de christelijke idee in de samenleving moeten uitdragen en levendig houden. Zo komt deze gezaghebbende anglikaanse, overigens zeer katholiek gezinde schrijver tot ongeveer dezelfde conclusies als de meeste katholieke cultuurphilosophen van onzen tijd (Dawson, Maritain, De Corte, enz.) en legt hij den nadruk op de historische rol die nu voor de christelijke elite is weggelegd.
F. De Raedemaeker.
Michael DE LA BEDOYÈRE, Le christianisme sur la place publique (Christianity in the Market-place). Traduction d'Eugène Dethise. - 'Chrétienté nouvelle', Éditions Universi-taires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1947, 163 blz.
M. de la Bedoyère is de hoofdopsteller van de Catholic Herald, tijdschrift dat onder zijn leiding, ook in niet-katholieke kringen in Engeland, een groten invloed heeft verworven. Dit is vooral te danken aan den durf waarmee hij de problemen van dezen tijd weet te behandelen.
In dit boek begint hij met vast te stellen
| |
| |
dat er een vervreemding is ontstaan tussen het ware christendom en de wereld, en hij stelt zich dan de vraag hoe we ze beiden weer kunnen verenigen, hoe we, zoals de titel van het boek het uitdrukt, we het christendom weer 'op de openbare markt' kunnen brengen. De verkondiging van de waarheid door de kerkelijke hiërarchie is hiertoe niet voldoende, daar het magisterium van de Kerk zich noodzakelijkerwijze beperkt tot de algemene godsdienstige en morele richtlijnen. Opdat het christendom door de moderne wereld verstaan worde zijn er christenen nodig die enerzijds door de christelijke levensopvatting doordrongen zijn, en anderzijds in het reële leven staan en de concrete economische en sociale moeilijkheden van de wereld in christelijken zin weten op te lossen. Tenslotte betoogt de schrijver dat er geen herkerstening mogelijk is zonder het actief optreden van den christelijken leek in onze verwereldlijkte samenleving. Hij komt tenslotte tot hetzelfde besluit als zijn anglikaanse landgenoot in The idea of a christian society. Alleen legt hij meer den nadruk op de rol van den leek in de herkerstening van de wereld, en hij schetst zelfs een organisatieplan voor een 'wereldlijke (leken-) samenwerking om in het politieke leven (in den breden zin van dit woord) de zedelijke sociale en economische beginselen door het christendom gepredikt te verdedigen en te bevor-deren'. Ons dunkt dat een werk als dit door al de intellectuelen, leden of niet van de katholieke actie zou moeten gelezen en bestudeerd worden.
F. De Raedemaeker.
Chanoine Jean VIEUJEAN. Paradoxes de la Vie Chrétienne. - 'Vie et Spiritualités', Casterman, Doornik, 1946, 108 blz., Fr. 33.
Ontelbaar rijzen de antinomieën op in het leven, tegengestelde waarheden, die bij een eerste zicht contradictorisch schijnen, maar die tenslotte alleen den diepen zin der dingen ontsluieren. In zeven hoofdstukjes bestudeert schrijver hier de voornaamste paradoxen van het christelijk leven, die de psychologie van den echten christen verklaren: I. Petitesse et grandeur, II. Inquiétude et sérénité, III. Amour et detachement, IV. Souffrance et joie, V. Matière et esprit, VI. Per sonne et communauté, VII. Soumission et liberté. De naam van schrijver maakt het overbodig dit fijn geschreven boekje nog verder aan te bevelen: men neme het ter hand, en men zal zien: 'que les deux positions insensées équivalent à la santé' (Chesterton).
J. Cauwe.
Prof. Dr Klaas STEUR, Het christendom en de andere godsdiensten. Twee redevoeringen. - Uitgeverij Paul Brand, Bussum, 1946, 100 blz., Fr. 32.
Als vergelijking geen zoeken wordt naar een grootst gemene deler maar eerbied bewaart voor wezenlijke verschillen en hiërarchische ordening, dan zal de vergelijkende godsdienstwetenschap weliswaar aantonen dat er meer echte godsdienst is dan in het christendom alleen, maar ook dat elke godsdienstigheid, in de mate waarin zij echt is, naar het christendom wijst, waarin alle godsdienstige spanningen in maximale intensiteit en toch in volkomen evenwicht gerealiseerd zijn, niet als louter menselijke inspanning naar God toe, maar als openbaring Gods in de godmenselijke volheid van Christus. Eerst in Christus blijkt ten volle wat het persoonlijk contact van den mens met God, de godsdienst, zijn kan.
Na lezing van dit boekje moeten we Fortmann gelijk geven, waar hij schrijft: 'Steur behoort tot de al te zeldzame theologen, die ook over een speculatief onderwerp boeiend weten te schrijven'. Slechts nu en dan valt, om den schrijver met zijn eigen woorden te kenmerken, de franje wat al te breed uit in vergelijking met de kern.
L.M.
R. HUF O.C.R., Het boek der psalmen, gerythmeerde Nederlandse vertaling volgens de nieuwste Latijnse uitgave, verzorgd door de professoren van het pauselijk bijbelinstituut te Rome. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 418 blz., Fr. 140.
Een even heldere als sierlijke vertaling, waar toch ook naar nauwkeurigheid werd gestreefd, en dit in een uiterst verzorgde en keurige uitgave. Als wij misschien op één puntje mogen wijzen, dan enkel dit: de toelichtingen. Waarom nu eens nota's enkel achteraan in het boek, en dan weer - schijnbaar zonder reden - achteraan en tevens onderaan de bladzijde? Ook vielen sommige tekstverklaringen van de Latijnse uitgave weg, die wij liever niet hadden gemist. Overigens een uitstekend werk.
J.-P. Fransen.
DE MEULEMEESTER, M.C. SS. R., O mijn God, Drieëenheid ik aanbid U. Uit het Fransch door A. Bergman. - De Kinkhoren, Brugge, 1946, 37 blz., Fr. 15.
Ascetische beschouwingen over het gebed van Zuster Elisabeth van de Drieëenheid, uit den Karmel van Dijon, zeer geschikt om de vroomheid van geestelijken en leken te voeden. Een storende drukfout in de vertaling van het gebed is: 'O geliefde Zoon van mijn leven' voor 'O, geliefde Zon...'
E.V.
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Herbert Werner RUESSEL, De ware eenzaamheid. Haar waarde en beteekenis. Vertaald door Dr J.A. Schroeder. - 'Lux et Humanitas', nr 4, Uitgeverij Pantheon, Amsterdam, Antwerpen, 1946, 88 blz.
Na de vertaling van Gestalt eines christlichen Humanismus dat we vroeger bespraken (Streven, XIII (1945-1946) blz. 466) mogen we een andere vertaling begroeten uit de werken van den te vroeg, in een concentratiekamp gestorven H.W. Rüssel: De u are eenzaamheid. Het is een heerlijk boekje, vooral in de phaenomenologische gedeelten. Het hoofdstuk over de 'Metaphysica der eenzaamheid' heeft ons minder kunnen bekoren. Rüssel is geen metaphysicus, maar een fijngevoelig, aesthetisch aangelegd humanist, psychologisch geheel uitgerust, lijkt het ons, om een fijn en diep phenomeen als dat van de eenzaamheid in al zijn vormen en heel zijn diepte te belichten. Men mocht van hem verwachten dat hij de ware eenzaamheid als een der hoogste waarden van het menselijk leven zou beschouwen: 'De ziel van den eenzamen mens is als een burcht op een hogen berg: slechts hij vindt er onderdak, dien de burchtheer toelaat. Daarentegen gelijkt de ziel van den mens, die zich in den omgang met anderen verstrooit, op een straat, waardoor mens en dier zonder onderscheid van stand of soort dag en nacht in bonte afwisseling doortrekt' (blz. 82). Zeer fijn wordt ook het verband geschetst tussen de ware eenzaamheid en den waren gemeenschapszin: 'Christus was de eenzaamste van alle mensen... En toch is Hij niet alleen de stichter, maar ook het blijvend hoofd van de allerinnigste gemeenschap, die alle andere gemeenschappen te boven gaat' (blz. 87).
De waarde van dit mooie boekje wordt nog verhoogd door een karaktertekening van den auteur die Anton van Duinkerken als inleiding schreef.
F. De Raedemaeker.
Politieke Ethiek. Verslagboek der IIIe Academische Sociale Studiedagen gehouden te Leuven van 12 tot 15 Septem-ber 1946. - 'Die Skald', Brussel, 1946, 191 blz.
In dit verslagboek treffen we de volgende referaten aan: 'De zending van den Staat' (Prof. Dr S. Tesser), 'Politiek en moraal' (Prof. Dr C. Van Gestel), 'De grondbeginselen ener gezonde democratie' (Prof. Dr J.H. Walgrave), 'De ontwikkeling van het staatsbegrip sedert de Franse omwenteling' (Mr Dr J. Mertens), 'Familiale politiek' (Mr Dr L. Scheere), 'De economische politiek' (Prof. Dr G. Eyskens), 'Sociale politiek' (Prof. Dr H. Houben), 'De beginselen van een personalistische culturele en nationale politiek' (Mr Dr C. Gits), 'Koloniale politiek' (Dr Nicaise), 'Internationale politiek' (Prof. Dr O. De Raeymaeker), 'De hogeschoolstudenten en de politiek' (Dr Fr. Van Cauwelaert).
Niemand zal hier een volledige 'Politieke ethiek' verwachten, zoals de titel het laat veronderstellen. De meeste les-gevers verklaren uitdrukkelijk dat zij zich tot een of ander bepaald punt van hun uitgebreid onderwerp moeten beperken. Maar wat ons hier wordt aangeboden is over het algemeen van uitstekende kwaliteit. Het is niet mogelijk in een recensie al de hier verdedigde stellingen critisch te onderzoeken. We moeten er ons toe beperken de inrichters van de universitaire sociale studiedagen geluk te wensen voor de keuze zowel van de onderwerpen als van de lesgevers en hen te bedanken voor de voortreffelijke sociaalphilosophische lectuur die ze in dezen bundel hebben bi eengebracht en uitgegeven.
F. De Raedemaeker.
S. KIERKEGAARD, Vie et règne de l'amour. Uit het Deensch vertaald door Pierre Villadsen. - Aubier, Éditions Montaigne, Parijs, 1946, 410 blz.
Er is enige moed toe nodig om deze lange godsdienstig-psychologische overwegingen te doorworstelen. En loont het wel de moeite? Voor wie de raadselachtige ziel van Kierkegaard wil doordringen lijkt het ons van wel. Al de hoofdstukken van dit boek handelen over de liefde en beginnen met de schoonste Schriftuurteksten over de liefde. Hier verwacht men dat Kierkegaard heel de diepte van zijn menselijke en christelijke liefde zal openbaren. Maar het valt op hoe hij het ware probleem van de liefde tot God en tot de mensen voortdurend uit den weg gaat; hij vlucht, zo vlug hij kan, in een soort psychologische scholastiek van de liefde, die buitengewoon vernuftig aandoet. Men wordt steeds onwillekeurig herinnerd aan de woorden van den Deensen protestantsen bisschop Mynster over het werk van Kierkegaard: ëhet is een profaan spel met heilige zaken'. Maar dit profaan spel, dat zo volhardend wordt gespeeld, wijst wellicht op het heimwee van een man die de ware, gezonde liefde tot God en tot de mensen waarschijnlijk niet heeft mogen kennen. God vond hij alleen in het hart van de wanhoop en de mensen benaderde hij alleen door de ironie. De eenvoudige
| |
| |
overgave van zich zelf werd hem niet gegund, tenzij paradoxaal, als een hopeloos verlangen. 'Altijd maar aesthetiseren, nooit zijn', heeft hij geklaagd. Dit boek getuigt van een schitterend aesthetiseren over een liefde die niet is.
F. De Raedemaeker.
Nicolas BERDIAEFF, Essai de métaphysique eschatologique. Acte créateur et objectivation. Uit het Russisch vertaald door Maxime Herman. - Collection 'Philosophie de l'esprit', Aubier, Parijs, 1946, 284 blz.
In dit belangrijk boek geeft Berdiaeff een synthese van zijn christelijk existentialisme. Elke vorm van intellectualisme, elke philosophie van het zijnde wordt op tamelijk summaire wijze verworpen. Tegenover de wereld van het zijnde, die een wereld is van verval, depersonalisatie, conceptualisme en naturalistisch determinisme, stelt hij, in aansluiting bij Böhme, Dostoievski, Kierkegaard de wereld van de subjectiviteit, van de vrijheid, van den geest. Wanneer hij deze twee werelden zo radicaal gescheiden heeft, wordt het den schrijver moeilijk hun onderlinge betrekkingen rationeel te beschrijven en te verantwoorden. Hij tracht dit te doen door zijn theorie van de 'eschatologische metaphysiek'. De vrije, scheppende persoonlijkheid, meent hij, wil de wereld omvormen, en is bezeten door een eschatologische hoop van het einde dezer wereld waaraan zij voorlopig is vastgeklonken. De geschiedenis heeft geen zin in zichzelf; zij streeft naar haar eigen opheffing, de historische tijd mondt uit, door de vrije daad van de geestelijke persoonlijkheid in den existentiëlen tijd.
Het boek biedt tal van interessante uitzichten op de klassieke problemen van de wijsbegeerte. We kunnen ons echter niet verenigen met deze philosophie die door haar fundamenteel en volstrekt dualisme elk begrip voor de analogie van het zijn verduistert en vele contradicties verbergt achter schijnbaar afdoende affirmaties. We kunnen ook niet nalaten te wijzen op de verwarring gesticht door het aanwenden van specifiek christelijke begrippen als genade, Verlossing, enz., bij de behandeling van strict philosophische problemen. Deze begrippen worden a.h.w. geprofaneerd, zonder daardoor op de profane problematiek, op een rationeel-onvoldoende wijze onderzocht, enig licht te werpen.
F. De Raedemaeker.
Joseph MARÉCHAL S.J., Le point de départ de la métaphysique. Leçons sur le développement historique et théorique du problème de la connaissance. Cahier IV: Le système idéaliste chez Kant et les postkantiens. - Édition Universelle, Brussel, 1947, 487 blz., Fr. 200.
In 1922 verscheen het eerste Cahier (Oudheid en middeleeuwen) van het grote werk van P. Maréchal. Het jaar daarop verscheen het tweede deel, over de moderne wijsbegeerte vóór Kant en het derde deel over de kritiek van Kant. Het vierde Cahier moest, naar zijn plan, de studie over Kant voortzetten van na de drie grote kritieken tot aan zijn dood en vervolgens de grote idealistische systemen uiteenzetten en aan de critiek onderwerpen. Maar om sommige misverstanden uit den weg te ruimen besloot P. Maréchal eerst het vijfde Cahier in het licht te zenden: Le thomisme devant la Philosophie critique, waarin hij in de thomistische kenleer het enig rationeel verantwoord middel zag om de sceptische conclusies van de kritiek van Kant te overwinnen. Dit fundamenteel werk verscheen in 1926 als vijfde Cahier. Daarna werd hij door andere bezigheden in beslag genomen, zodat de samenstelling van het vierde Cahier traagzaam vorderde. In 1940 brandde het studiehuis te Eegenhoven, waar hij doceerde, af en het handschrift ging in den brand verloren. Gedurende den oorlog hervatte P. Maréchal de redactie van het vierde Cahier, maar hij stierf, den 11 December 1944 nadat hij enkel het eerste deel had voltooid. Het behandelt de ontwikkeling van het criticisme van Kant in dezes laatste levensperiode en de controversen die zijn systeem uitlokte. Het tweede deel van het vierde Cahier dat als titel droeg: l'Idéalisme transcendental après Kant, werd door P. Maréchal niet geschreven. Maar men bezat vroegere handschriften waarin hij, ten behoeve van zijn leerlingen, over de latere interpretaties van Kant, over Fichte en over de andere idealistische systemen (Schelling en Hegel) handelde. Deze lessen eindigden met een critische bespreking van de school van Fries.
Het vierde Cahier, zoals het nu posthuum verschijnt, bevat al deze verschillende handschriften voor zover ze de uiteindelijke redactie van het eerste deel aanvullen. Het vormt dus een geheel dat beantwoordt aan het algemeen plan van P. Maréchal, maar dat bestaat uit handschriften uit verschillende perioden van zijn leven, gaande van 1917 tot 1944. A hoewel het te betreuren is dat P. Maréchal zelf niet de laatste hand kon leggen aan de laatste redactie van heel het vierde Cahier toch zullen zijn vele bewonderaars de anonyme uitgevers dankbaar zijn die uit eigenhandige handschriften den schakel tussen het derde en het vijfde Cahier hebben samengesmeed.
| |
| |
Evenals in de drie erste Cahiers, die inmiddels hun derde uitgave beleefden (cf. Streven, XIII (1945-1946), blz. 305) bewondert men hier het buitengewoon inzicht van een geest die zich op de teksten zelf van de grote systemen heeft bezonnen, en hun interne structuur en a.h.w. noodzakelijke ontwikkeling zo scherp heeft gezien en beschreven. Om zich van de superioriteit van deze critische geschiedschrijving van de philosophie te vergewissen heeft men maar b.v. de honderd bladzijden in dit boek aan Fichte gewijd te vergelijken met de drie dikke delen van Xavier Léon: Fichte et son temps. P. Maréchal brengt zijn lezer a.h.w. binnen in den geest van de grote philosofen, als in een werkplaats waar men de gedachten ziet geboren worden met de noodzakelijkheid van een interne ontwikkeling. Er bestaat, naar onze mening, geen belangrijker boek over de periode die gaat van de kritieken van Kant tot aan het criticisme van de school van Fries. Alleen Hegel en Schelling komen niet tot hun volle recht, daar de uitgevers zich hier hebben moeten tevreden stellen met een tamelijk elementairen cursus van den schrijver.
F. De Raedemaeker.
W. SZILASI, Macht und Ohnmacht des Geistes. Interpretationen zu Platon: Philebos und Staat VI, Aristoteles: Nihomachische Ethik, Metaphysik IX und XII. - Uber die Seele III, Ueber die Interpretationen C I 5. - Verlag A. Francke, A.G., Bern, 1946, 305 blz., geb. Zw. Fr. 14,50.
Dit boek behoort tot een verzameling van schriften die de eeuwige problemen van de philosofie, zoals die in de moderne wijsbegeerte worden gezien, terug plaatsen in het perspectief van de philosophische traditie. Uit de klassieke wijsbegeerte zullen die teksten worden uitgekozen, vertaald en gecommenteerd die problemen van blijvende betekenis hebben behandeld.
De schrijver van dit werk heeft enkele der voornaamste teksten van de Griekse wijsbegeerte uitgekozen. Zij worden in den ondertitel aangegeven en handelen allen over de beslissende problemen van het goede en van het zijnde. De schrijver volgt vrij getrouw deze teksten en interpreteert ze doorlopend, als enthousiast leerling van Heidegger in existentialistischen zin. Het doet vreemd aan teksten van Plato en Aristoteles te horen omzetten in de ingewikkelde en niet steeds eenzinnige terminologie van Heidegger. De schrijver spreekt echter niet eenvoudig zijn meester na. Zijn kritiek op Heidegger (voornamelijk blz. 261 en vlg.) is zelfs zeer raak. Hij ziet namelijk het wezen van het Dasein in zijn verhouding tot het zijnde als dusdanig, tot een objectieve transcendentie, terwijl Heidegger - die een veelvuldig en overigens veelzinnig gebruik maakt van het begrip transcendentie - het Dasein (het menselijk bestaan) opsluit in de ontplooiing van zijn eigen temporaliteit en zo de ware transcendentie mist. Gevormde philosophen zullen dit boek met belangstelling lezen.
F. De Raedemaeker.
Edmund WHITTAKER, F.R.S., Space and Spirit. Theories of the Universe and the arguments for the existence of God. - Thomas Nelson and Sons Ltd, Edinburgh, 1946, 149 blz., geb. £ 0.60.
In een en veertig korte hoofdstukjes overschonwt de schrijver de geschiedenis van de argumenten voor het bestaan van God en in welke mate deze argumenten beinvloed worden door de moderne wetenschappelijke theorieën. Indien Aristoteles den 'Onbewogen Beweger' postuleerde als bekroning van zijn physica en zijn theorie over de beweging van de sterren, en indien de aristotelische physica onverenigbaar schijnt te zijn met de moderne natuurkunde, moeten we dan den 'Onbewogen Beweger' of God zelf niet beschouwen als onbewezen en onbewijsbaar 'door de schepselen'? De schrijver meent van neen. De moderne physica eist niet minder dan de oude een uiteindelijke verklaring door een eerste oorzaak, en waar de vroegere natuurphilosophie een oorzaak zocht voor de regelmatige cirkelvormige beweging van de sterren, staat de moderne physica voor het probleem van den oorsprong van de eerste samengebalde materiële kern die door expansie in de ruimte het heelal heeft gevormd. Welk ook het wetenschappelijk inzicht weze in de natuurphenomenen. God als eerste oorzaak zal steeds een eis blijven van het dieper doordenkend verstand.
In het laatste hoofdstuk constateert de schrijver dat de physici, die in de xixe eeuw zover mogelijk afstand hielden van de metaphysiek zich nu weer blijken te interesseren voor metaphysische problemen die zich, door hun wetenschappelijk onderzoek zelf, aan hun aandacht opdringen. Volgens hem kunnen noch het materialisme noch het subjectief idealisme den modernen physicus bekoren; daarentegen 'hebben zij een instinctieve sympathie voor Sint Thomas' verwerping van de idealistische aspecten van het neoplatonisme, voor zijn opvatting van den mens, als deel van de natuur, voor zijn vasthouden aan den zin en de waarde van de concrete zinnelijke dingen, voor zijn betrouwen op de ervaring, en zijn geloof
| |
| |
in de fundamentele rationaliteit van het heelal. Er bestaat een natuurlijke affiniteit tussen wetenschap en de philosophia perennis' (blz. 134-135).
Dit interessant en zeer helder geschreven boekje veronderstelt bij den lezer geen speciale wiskundige kennis.
F. De Raedemaeker.
Dr P. HOENEN S.J., Philosophie der anorganische natuur. - Derde herziene druk, 'Philosophische Biblio-theek', Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 463 blz., gen. Fr. 150, geb. Fr. 180.
Deze derde uitgave (eerste in 1938, tweede in 1940) van het bekende boek van P. Hoenen verschilt alleen in enkele détail-punten van de vorige. Men kent de thesis van P. Hoenen: de moderne wetenschap heeft zich ontwikkeld op de basis van een mecanicistische natuurphilosophie. Uit de ontwikkeling zelf van de natuurwetenschappen is de onhoudbaarheid van de stelling gebleken dat de stolïelijke natuur essentieel bestaat uit stofdeeltjes en (meetbare) bewegingen. Zodat men is gaan spreken van een 'crisis' van de physica. Dat is niet te verwonderen, betoogt P. Hoenen, daar het mecanicisme een valse natuurphilosophie was die, bewust of onbewust, in het zuiver natuurwetenschappelijk onderzoek werd betrokken. Alleen de natu urphilosophische beginselen van het aristotelisme zijn van dien aard dat ze kunnen - en overigens moeten - gespecificeerd worden door de moderne wetenschappelijke theorieën.
Deze thesis verdedigt P. Hoenen in dit belangrijk werk aan de hand van een diepgaande, onmiddellijke kennis van de aristotelische physica - de uiteenzetting hiervan, op blz. 26-43, is waarlijk meesterlijk - en van een grote vertrouwdheid met de moderne physische theorieën. Al is het waar dat P. Hoenen vooral philosoof is en dus ook, wat zijn goed recht is, de wetenschap van uit een philosophisch standpunt beschouwt en beoordeelt, toch zullen er weinig geesten zijn die op zo diepgaande wijze wijsbegeerte en weten-schap kunnen confronteren.
De stelling van P. Hoenen wordt principieel verworpen door Prof. N.M. Luyten, in een recentie van een vroegere uitgave van dit werk (Tijdschrift voor Philosophie, I, 1939, blz. 387-399) en wordt ook niet bijgetreden door Prof. F. Renoirte in zijn Critique des sciences et de cosmologie (1945). De algemene strekking bij de moderne thomisten schijnt te zijn de experimentele wetenschappen zoveel mogelijk te scheiden van de philosophie, dus ook van de natuurphilosophie. Maar het komt ons voor dat bij deze schrijvers de natuurphilosophie tot een minimum wordt herleidt (de stof-vorm theorie) die in het niet schijnt te moeten verzinken wanneer men ze geheel scheidt van de positieve studie der stoffelijke phenomenen. We bevinden ons in den paradoxalen toestand, dat de physici met ongeduld uitzien naar een philosophie van de natuur, terwijl de philosofen de physica bannen uit het rijk der wijsbegeerte.
We menen dat de houding van P. Hoenen zeer verdedigbaar blijft en dat zijn boek in elk geval de studie - het is geen gemakkelijk leesboek! - overwaard is.
F. De Raedemaeker.
Jean CAVAILLÊS, Sur la logique et la théorie de la science. - Presses Universitaires de France, Parijs, 1947, 78 blz.
Jean Cavaillês, in een Duitse gevangenis gestorven, schreef gedurende zijn gevangenschap een studie over de logica der wetenschappen, die nu werd uitgegeven door G. Canquilhem en Ch. Ehresmann, onder den titel: Sur la logique et la théorie de la science. De schrijver had verklaard dat hij dit werk niet zou uitgeven zonder een lange inleiding die de lezing van dezen moeilijken tekst zou vergemakkelijkt hebben. De dood heeft hem echter belet dit plan uit te voeren en zijn beide vrienden hebben dus alleen de studie uitgegeven, zoals de schrijver die heeft nagelaten.
Zij bevat een kritiek over de verschillende theorieën van de wetenschap, voornamelijk die van Kant, Brunschvicg, Bolzano, Carnap en de neo-positivisten en Husserl. Vooral de twee laatste afdelingen over de logistiek der neo-positivisten (blz. 35 en vlg.) en over de phenomenologie van Husserl (blz. 44 en vlg.) zijn interessant wegens hun actualiteit. Over de eerste zegt de schrijver terecht: 'Ce qu'elle (la définition d'un formalisme complet) prend pour un commencement absolu n'est qu'évocation subreptice d'actes et d'enchaînements antérieurs' (blz. 39); en over de tweede: 'Ce n'est pas une philosophie de la conscience mais une philosophie du concept qui peut donner une doctrine de la science' (blz. 78). Dit laatste vooral is zeer juist gezien. Ongelukkig heeft de schrijver in dit werk dat maar als een deel bedoeld werd van een volledig 'Traité de logique' geen positieve theorie gegeven van het wetenschappelijk begrip en zijn logische betekenis.
F. De Raedemaeker.
| |
| |
| |
Politiek-sociologie-economie
Dr Albert COPPÉ, Economische politiek en levensstandaard. - 'Sociale studiën', nr 5, Beyaert, Brugge (1946), 106 blz.
Deze studie leert ons, nuchter en zakelijk, welke de 'determinanten van den levensstandaard' in ons land zijn, om daarna te onderzoeken hoe een wijze maar toch durvende economische politiek de levensstandaard kan verbeteren, en wel geenszins eenzijdig voor enkele bevoorrechten maar voor zoveel mogelijk allen die zich ernstig inspannen. Zullen alle voorgestelde middelen eenparig aanvaard worden? Wij menen dat enkele, ook aan wie geenszins economisch-liberaal voelt, als bedenkelijk zullen voorkomen. Zo b.v. de voorgestane loonpolitiek. Deze zal zulke verschillen meebrengen in de lonen aan arbeiders van gelijke bekwaam-heid uitgekeerd dat ze ons schijnt het gewenste 'zoo breed mogelijk niveleeren van de levenskansen voor iedereen' een weinig in het gedrang te brengen.
K. du Bois.
Prof. Ir.O. PETERS, Sociale verheffing en economische wederopbouw, door vorming en technische opleiding van den arbeider. - 'Leuvensche bijdragen tot rechts- en staatswetenschappen', actueele studiën, reeks A: binnenlandsche vraagstukken. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 90 blz., Fr. 45.
Na een aantal beschouwingen van meer algemenen aard over het technisch onderwijs - over zijn wezen en plaats, zijn betekenis als opvoedingsmiddel, zijn rol inzake sociale heropleving, economische voorspoed en beroepsselectie - laat de schrijver omstandiger inzien hoezeer bij ons normalisatie van dit onderwijs vereist wordt; van dit onderwijs dat 'tamelijk jong is en moest tasten en zoeken om den passenden vorm te vinden...; (waarvan) de ontwikkeling werd beïnvloed door factoren die wel eens onderling in tegenstelling stonden'. Een eenvoudige doch zeer duidelijke uiteenzetting, die belangstellenden met veel interesse zullen lezen.
B.V.
George CHAUDIEU, L'artisanat producteur d'hommes et d'ouvrages de gualité. - Ouvrage hors série de la coll. 'Bâtir', Casterman, Doornik, 1946, 100 blz., geb. Fr. 27.
Nuttige beschouwingen over het ambachtswezen. Een Fransman onderhoudt ons er over, wij missen hier dus de nodige aanpassing aan onze toestanden. Wij vernemen b.v. niets over de rol van het crediet terwijl in België belangrijke parastatale instellingen den middenstander op dat gebied ten dienste staan. In het hoofdstuk 'Les accords douaniers' komt de mercantilistisch-protectionistische Franse strekking tot uiting.
K.B.
Jos. COLS, Het geboortedeficit in België, schets van een Belgische demographie van 1830 tot 1930. - De Vlijt, Antwerpen, 1946, 91 blz., Fr. 45.
Zeer bevattelijke uiteenzetting van den toestand, voorafgegaan door een beknopte vermelding van de christelijke princiepen omtrent plichtsgetrouw gezinsleven. Een weldoend boek dat vooral de cijfers laat spreken en de juiste betekenis ervan in het licht stelt. Korte opmerkingen over hunne lessen worden evenwel ten beste gegeven waar het past. Mogen ze den ernst van de gevolgen der geboortenbeperking laten uitkomen en tot een vastberaden bevolkingspolitiek aanzetten!
K.B.
André TRINE, Les secrétariats sociaux d'employeurs. Leur situation juridique et administrative. - Éditions Baude, Brussel, 1946, 140 blz., Fr. 60.
De ondernemer geraakt moeilijk wegwijs in de overtalrijke voorschriften der sociale wetgeving. Daarom werden 'Sociale secretariaten' opgericht om hem bij te staan. Welke is de juridische toestand dier instellingen? Het wordt ons hier omstandig en zeer nauwkeurig geleerd.
K.B.
Problèmes et politiques des matières premières. - Volkenbond, Genève, 1946, 127 blz., Zw. Fr. 4.
Een nuchtere en wel wat ontnuchterende studie. Het vraagstuk, dat vóór den oorlog wel eens brandend was, wordt eerst in zijne historische ontwikkeling voorgehouden, m.a.w. door ons een korte schets te geven van hetgeen tussen de twee wereldoorlogen gedaan werd om orde te brengen in den economischen chaos. Daarna komen de besluiten aan de beurt. Kan nu iets doeltreffends gedaan? Ja... indien er internationaal vertrouwen en samenwerking komt. Van 1919 tot 1939 was er veel onkunde, vooral de eerste jaren. Daarna kwam beter inzicht in de werkelijke toedracht der zaken. Vooral de 'Afdeling voor economie, financiewezen en doorvoer' van den Volkenbond droeg hiertoe bij. Maar intussen was elke geest van internationale samenwerking zoek geraakt.
K. du Bois.
|
|