Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 818]
| |
Philosophische kroniek
| |
[pagina 819]
| |
Sedert Kant heeft zich een groot aantal philosophische systemen ontwikkeld, zeer verscheiden van aard, maar alle tenslotte berustend op of besmet met de primordiale denkfout van den groten denker van Königsberg. Wel werd door sommige philosofen getracht langs een anderen weg dan de rede, door Kant tot metaphysische onvruchtbaarheid gedoemd, in het transcendente, het metaphysische te belanden. De intuïtie van Bergson, het beroep op de mystieke ervaring of andere irrationele elementen van het zieleleven moesten het essentieel tekort van de rede aanvullen om van den 'transcendentalen schijn' weer een metaphysische realiteit te maken. Alleen de thomistisch georiënteerde denkers blijken gewapend om de stellingen van Kant direct te doorbreken en een kenleer of epistemologie op te bouwen die aan den onbedwingbaren drang van den mens naar een metaphysische kennis recht laat wedervaren. Te Leuven nu waren er een honderd vijftig mensen vergaderd, uit Noord en Zuid, die alle tot de metaphysisch denkende richting behoorden en zich op het metaphysische denken zelf wilden bezinnen. Het is niet mogelijk hier een samenvatting te geven van de vier lezingen en de daarop volgende discussies. Zij waren uiteraard zeer technisch, en wie zich speciaal voor deze problemen interesseert zal ze in extenso kunnen terugvinden in het verslagboek dat door het Wijsgerig Gezelschap te Leuven (Kardinaal Mercierplein, 2) zal worden uitgegeven. Het ware echter jammer dat het breder intellectueel publiek geheel onwetend zou blijven omtrent hetgeen er in het meest cultureel gebied van de cultuur, in de philosophie namelijk, gaande is. En dit des te meer, daar het onze overtuiging is, dat alleen het erkennen van enkele fundamentele metaphysische beginselen de wereld uit haar geestelijken chaos kan redden. Maar deze beginselen moeten dan ook, ten overstaan van een critisch georiënteerde wereld, critisch gefundeerd worden, hetgeen juist het opzet was van deze studiedagen. Ten behoeve van onzen lezerskring zou ik een paar punten willen belichten die me kenschetsend schijnen voor de opvattingen van het modern thomisme, zoals dit uit de inleidingenGa naar voetnoot1. en uit de discussies naar voren trad. Terloops worde gewezen op het werkelijk zeer hoge gehalte van de uiteenzettingen en de besprekingen die op bepaalde ogenblikken tot een waar festijn voor den geest werden. Een eerste opvallend punt is hoe diep het thomisme boort in de essentiële problemen van den menselijken geest. Het is zo diep omdat het universeel is en niets van de realiteit, omwille van een aprioristische stellingname, negeert. Het blijkt meer en meer dat de verschillende systemen die het metaphysische spoor verlaten hebben een te eng, te beperkt standpunt innemen en zich daardoor den toegang tot het zijnde | |
[pagina 820]
| |
als dusdanig ontzeggen. Er werd met nadruk op gewezen dat, zelfs wanneer deze systemen tot geen interne tegenspraak zouden leiden, er toch steeds een tegenstelling bestaat tussen hetgeen deze systemen zeggen en hetgeen de philosofen die ze hebben opgebouwd in feite doen. Ze integreren nooit de hele werkelijkheid in de eenheid van een alomvattende wereldvisie. Dat doet juist de thomistische metaphysiek. Zij vertoont dit karakter van universaliteit, van openheid, waardoor aan elk reëel probleem een plaats en een mogelijke oplossing gegeven wordt. Deze metaphysiek moet minder een systeem geheten worden dan een methode waardoor alle problemen gezien worden in het perspectief van het zijnde, van de waarheid, van het goede, m.a.w. van het absolute. Vandaar, en dit is een tweede punt dat in de discussie duidelijk naar voren trad, de soepelheid van het thomisme. Het heeft niets van een geestelijk korporalisme, van een intellectuele gelijkschakeling. We moeten het eerder zien als een denkrichting die zich in de meest verschillende denktypen kan verbijzonderen. Dit bleek overvloedig uit de inleidende verslagen en de daarop volgende discussies. We hebben aan het woord gehoord zowel de thomist die met klassieke helderheid en objectiviteit de thomistische beginselen technisch doordenkt en toepast op de hedendaagse philosophische problematiek, als de thomist die de problemen subjectief beleeft en het zoeken naar steeds nieuwe aspecten van de waarheid hoger stelt dan de rust in de reeds verworven inzichten. Zodat in het thomisme, als metaphysische geestesrichting, ook de beide polen van het klassicisme en het romantisme duidelijk aanwezig zijn, met daartussen een onbepaald aantal schakeringen die den rijkdom van de fundamentele geesteshouding in velerlei vormen manifesteren. Deze soepelheid komt ook nog tot uiting in het feit dat hetgeen de moderne philosophieën die den vasten bodem van de metaphysiek verlaten hebben toch aan reële inzichten hebben voortgebracht zonder moeite in de thomistische synthese wordt ingeschakeld. Deze verwerpt niets, tenzij de vooringenomen engheid van de standpunten. En wat meer is, zij ontdekt, door haar universaliteit, de oorzaak en de gevolgen van die engheid die steeds een verarming en een verstarring van het denken meebrengt. Het thomisme is niet alleen een metaphysische denkmethode, het is ook een metaphysisch criterium, dat, als een reagens op de meest actuele philosophieën, hierin het blijvend waarheidsgehalte en de essentiële tekorten ontdektGa naar voetnoot1.. Dit aspect van het thomisme kwam met verrassende duidelijkheid naar voren in het kort maar boeiend debat tussen Prof. De Raeymaeker en Prof. De Waelhens. Hoe paradoxaal | |
[pagina 821]
| |
het ook mocht klinken. Prof. De Raeymaeker hield staande dat, gezien in het licht van het thomisme, het existentialisme tenslotte een 'essentialisme is', geen rekenschap geeft van de absolute waarde van, het reëel-zijnde, maar blijft steken in de beschrijving van een bepaalde manier van zijn, d.w.z. van een essentie, nl. de menselijke essentie: 'l'être-avec-autrui-dans-Ie-monde', om ze bij haar sartriaansen naam te noemen. Uit deze soepelheid van het thomisme volgt tenslotte zijn eeuwige actualiteit. Wie dit congres bijwoonde zal, zo nodig, wel voorgoed het geloof verloren hebben aan de legende dat het thomistisch denken een terugkeer zou betekenen naar de middeleeuwen. Het zal hem zelfs opgevallen zijn hoe weinig deze thomisten over S. Thomas spraken. Het ging hier absoluut niet om een exegese van oude teksten, maar om het beleven en belichten van het eeuwig wijsgerig probleem in zijn meest actuelen vorm. Elke tijd benadert dit probleem van uit een bepaald standpunt, en vraagt aan de philosophie dat zij dit standpunt met haar fundamentele, metaphysische inzichten zou belichten. In de 19e eeuw was het standpunt van het Europese denken dat van de natuur, van de positieve wetenschap, van de evolutie. De mens werd beschouwd als een stuk natuur, gedetermineerd door de wetten die de stof beheersen, als een geëvolueerde aap. Sedert een dertigtal jaren is het perspectief van het denken een heel ander geworden. Zonder te verzaken aan de verworvenheden van de mecanicistische, naturalistische en wetenschappelijke periode wordt de mens het centraal probleem. Hij wordt nu gedefinieerd als autonomie, als vrijheid, als scheppend initiatief, als persoon. Het thomisme, als een levende en zich steeds ontwikkelende metaphysische denkmethode, wordt nu ook personalistisch. Het moderne denken ontwikkelt wat het thomisme reeds aan diepe, maar soms impliciete inzichten bezat over de positie van den mens in het geheel van de zijnsorde. Prof. Dondeyne wees in een schitterend betoog op het belang van een volledige bestaansbeschrijving van den mens, van een phenomenologisch inzicht in zijn reële bestaansbeleving voor een werkelijke metaphysiek. Zo definieerde hij tenslotte de moderne phase van het thomisme. Wanneer deze beschrijving en dit inzicht maar volledig genoeg zijn en niet door aprioristische negaties verminkt worden, dan zal men den mens metaphysisch situeren als een persoon in geestelijk-reëel en broederlijk contact met andere personen en samen met hen afhankelijk van het absoluut Subject, van de transcendente persoonlijkheid van God. Zo vrijwaart het thomistisch denken het moderne humanisme van de zelfvergoding en van de wanhoop van het zinloze geworpen-zijn in een vijandige wereld. Het Leuvens congres mag als een mijlpaal beschouwd worden in de ontwikkeling van de 'philosophia perennis' die de eenheid van haar denken het oude en het nieuwe harmonisch samenvoegt. |
|