Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 785]
| |
Japans-Amerikaanse betrekkingen
| |
[pagina 786]
| |
De Japanse kust is gehuld in dichte mist. Voor de verschrikte ogen van de Japanse vissers, die uitgevaren waren, doemen vier geheimzinnige schepen op uit de mist. Nooit tevoren hadden de Japanners een schip gezien, dat vuur en rook uitspuwde en dat de kust stroomopwaarts met neergelaten zeilen naderde. Als even later de zon door de wolken breekt, verschijnt een door panische schrik bevangen menigte, die langs de kust heen en weer rent. Op de heuvels ontstoken vuren verspreiden het alarm van plaats tot plaats. Gelegen in een ruime baai komt de stad Uraga in zicht. Soldaten zijn duidelijk waar te nemen bij de kleine versterkingen en de Amerikanen staan klaar om de kanonnen te laden. Een hele menigte kleinere schepen komt nader en vormt een cirkel rondom het vlaggeschip. Lijnen worden uitgeworpen en men tracht aan boord te klimmen en terwijl iedereen zich in staat van verdediging brengt, klinkt plotseling een stem uit een der boten: 'Ik kan Hollands spreken'. Men laat alleen deze prauw toe langszij te komen en de eerste onderhandelingen beginnen. Na enige dagen van wachten en voortdurende onderhandelingen vindt de eerste indrukwekkende landing plaats. De afsluiting van Japan behoort tot het verleden: Japan stort zich voort in de vaart der volkeren. Het hoofddoel van Perry's zending was de bescherming van Amerikaanse schipbreukelingen, de toestemming te verkrijgen om te bunkeren en de opening van één of meer havens voor den handel. Deze doelstellingen moesten worden verkregen door diplomatie en conferenties, maar indien deze niet tot het gewenste resultaat zouden leiden moest den Japanners in duidelijke termen aan het verstand gebracht worden dat Amerikaanse schipbreukelingen in Japan met grote humaniteit behandeld behoorden te worden. Hem was verder opgedragen hoffelijk en verzoenend te zijn, maar terzelfdertijd flink en gedecideerd. De geschiedenis van de expeditie heeft heel duidelijk bewezen hoe buitengewoon goed de grote Amerikaanse marine-diplomaat deze instructies heeft uitgevoerd. Iedereen die op de hoogte is van de Japanse geschiedenis zal het met de boodschap eens zijn, die door de Japanse onderhandelaars aan de Amerikaanse commodore onmiddellijk na de ratificatie van het eerste verdrag werd overgebracht: 'Uw naam zal voor altijd blijven voortleven in de geschiedenis van Japan'. Hij heeft inderdaad succes gehad, waar anderen gefaald hebben en hij heeft een grote reputatie nagelaten als van iemand, die in hoge mate beleefd en waardig was. Zijn naam is iederen Japansen schooljongen bekend en de plaats, die hij in Japan bezocht heeft, is er één geworden van groot historisch belang. Men zou inderdaad wensen dat de gehele geschiedenis van het contact tussen Oost en West | |
[pagina 787]
| |
zulk een aangename en uitermate interessante lezing gaf als het verhaal van de expeditie van Perry.
***
De tweede keer dat Japan gewelddadig geopend werd, was na zijn martiale afsluiting gedurende de oorlogsjaren 1941-1945, toen deze andere grote Amerikaan Mac Arthur aan boord van de Missouri - die dezelfde vlag voerde als Perry's schip twee en negentig jaar vroeger - plechtig verzekerde: 'Ik verklaar dat het mijn vast voornemen is U voor te gaan in de uitoefening van mijn grote verantwoordelijkheid met rechtvaardigheid en verdraagzaamheid... Strijdvragen inhoudende verschillende idealen en uiteenlopende ideologieën zijn beslist op de slachtvelden van de wereld; vandaar dat wij hierover niet meer behoeven te discussiëren. Noch past het ons, die het grootste gedeelte der volkeren van de wereld vertegenwoordigen, hier samen te komen in een geest van wantrouwen, kwaaddenkendheid of haat. Neen, veeleer betaamt het ons, zowel overwinnaars als overwonnenen, op te stijgen tot die hogere waardigheid, die alleen past voor de heilige doelstellingen, die wij nu gaan dienen. Het is mijn innige hoop dat van dit plechtig ogenblik af een betere wereld moge ontstaan uit het bloed en de slachting van het verleden, een wereld gegrondvest op geloof en wederzijds begrip, een wereld toegewijd aan de waardigheid van den mens en de vervulling van zijn meest geliefden wens: vrijheid, verdraagzaamheid en rechtvaardigheid'. Na deze woorden zetten de Japanners hun handtekening onder het document van overgave en was Japan voor de eerste maal in zijn geschiedenis gekomen onder vreemde overheersing. Dit gebeurde op 2 September 1945. Ik kan niet nalaten een treffende overeenstemming te zien in de karakters van deze twee grote Amerikanen, Perry en Mac Arthur. Beiden hadden een militaire carrière en toch waren beiden grote diplomaten; beider karakters waren begiftigd met een uitzonderlijke prudentie, vastheid, wijsheid, waardigheid, geduld en beslistheid.
***
Tweemaal in den loop der geschiedenis is de Amerikaanse vlag in Japan ontplooid en beide keren heeft zij het begin van een vol-komen nieuw tijdperk van de Japanse geschiedenis ingeluid. Tweemaal is dit geschied door Amerikanen, die een groot gevoel van verantwoordelijkheid hadden voor wat zij gingen doen, mannen, waarop | |
[pagina 788]
| |
de Verenigde Staten met recht trots kunnen zijn. De eerste keer gebeurde het door de eerste buitenlandse consul, die Japan ooit heeft gehad. Op 4 September 1856 kon Townsend Harris in zijn zeer merkwaardig dagboek schrijven: ëVlaggestok opgericht. Mannen vormen een kring er omheen en om half twee in den namiddag hijs ik de eerste consulaire vlag, die dit rijk ooit gezien heeft. Ernstige overdenkingen. Voortekenen van grote veranderingen. Zal dit tot het waarachtige welzijn van Japan strekken?' De tweede keer gebeurde het, toen de Amerikanen hun intocht in Tokyo hielden op 8 September 1945. Tijdens een indrukwekkende ceremonie in de vroegere Amerikaanse ambassade werd de historische vlag, die boven het kapitool van Washington gewapperd had op 7 December 1941 en die daarna boven Casablanca, Rome en Berlijn woei, gehesen in tegenwoordigheid van generaal Mac Arthur, die de volgende order gaf aan den bevelhebber van het 8e Amerikaanse leger: 'Generaal Eichelberger, ontplooi de vlag van ons land en laat haar in volle glorie in de zon van Tokyo wapperen als het symbool van hoop voor de verdrukten en als een teken van overwinning van de rechtvaardigheid'. Iedereen die enig interesse in de wereldgeschiedenis heeft en dien het welzijn der mensheid ter harte gaat, zal de vraag van de eerste Amerikaanse consul in Japan herhalen: 'Zal het tot het waarachtige welzijn van Japan strekken?' en iedereen, die belangstelling heeft in de Missie zal zich afvragen: Nu duizenden Amerikanen over de Japanse eilanden zijn uitgezwermd voor de eerste maal in de geschiedenis en nu millioenen Japanners voor den eersten keer in hun leven in contact zijn gekomen met de soldaten van een bezettingsleger, welke onmiddellijke resultaten zal dit hebben en wat zal het uitwerken in de toekomst speciaal met betrekking tot de missionering van Japan? De feiten uit Japan maken het ons wel mogelijk de eerste vraag bevredigend te beantwoorden. Voor een volledige behandeling en beantwoording der tweede vraag is de tijd nog niet gekomen; wij moeten eerst de toekomstige ontwikkeling afwachten.
***
Eerst kwamen de verkenningsvliegtuigen, daarna de brysantbommen en toen begon de verrassing op grote schaal door brand-bommen, olie en zwavel. Daarna werd het even stil en kon men een ogenblik weer op adem komen. Toen kwam hét. In een paar seconden was de landkaart van Japan verouderd geworden en zij vraagt thans om een nieuwe editie. In een artikel, getiteld 'De Stad der Schaduwen', | |
[pagina 789]
| |
heeft Jack Potter in de Sunday Express een beschrijving gegeven van een school in Hiroshima, die geleid wordt door den vijf en twintigjarigen Suzvki Fujiko. 'Ik bezocht het klaslokaal enigen tijd geleden. Het is de vreselijkste plaats, die ik ooit gezien heb. De kinderen waren juist de moeilijke Japanse beeldtekens aan het bestuderen. Sommigen van hen konden niet schrijven, omdat zij duim of vingers misten, die door de bom weggebrand waren. Anderen hadden maar één oog en gezichten, die er net uitzagen alsof er een schijf vlees met een witgloeiend mes vanaf was gesneden. De meesten hadden groteske pluimpjes haar op hun kleine kale kopjes groeien. Een week na de explosie van de bom begon hun haar uit te vallen. En later begon het weer bij beetjes hier en daar aan te groeien en zij zien er nu uit als kleine gedrochten uit de onderwereld... Van de grauwe geesten van Hiroshima is het een lange weg naar de Parijse Conferentie, waar Heren Diplomaten achter grote tafels aan het debatteren zijn. Ik zou wel een paar vliegtuigladingen met politici naar Hiroshima willen brengen, daarheen waar een gedeelte van het puin bestaat uit de verpoederde beenderen van de bewoners, die in één enkel ogenblik als het ware chemisch waren opgelost.' Wat de officiële gegevens over Hiroshima betreft, een stad van 350.000 inwoners, deze lopen uiteen al naar gelang zij van Japanse of Amerikaanse bron afkomstig zijn. De Amerikanen hebben de volgende cijfers als officieel verklaard: 75.150 gedood, 13.983 vermisten, 9.428 ernstig gewonden, 27.997 lichtgewonden, een totaal van 129.558. Daarenboven zijn 176.987 mensen dakloos of zij zijn ziek geworden na de uitwerking van de bom; het totaal aantal getroffenen wordt dan 306.545. De officiële Japanse statistieken geven de volgende cijfers: 126.000 gedood, 14.000 ernstig gewonden, 104.000 lichtgewonden, 10.000 vermisten, een totaal van 255.000. Wat een verloren oorlog betekent kan men thans heel duidelijk zien aan Japan. Terwijl de bevolking van Azië momenteel zeer snel aanwast, maakt alleen Japan daarop een uitzondering. De voorspelling, enkele jaren geleden gedaan door eersteklas vakgeleerden, dat de 73 milioenen bevolking, die Japan in 1940 telde, tegen het einde van deze eeuw zal zijn toegenomen tot ruim 125 millioen, zal niet bewaarheid worden tengevolge van de gruwelen van den oorlog. De laatste inlichtingen, die ik van het Bureau der Statistieken vanuit Japan kreeg, luidden als volgt: Vrij zeker zal de bevolking binnen tien jaar dalen tot 60 millioen. Het Bureau verwacht als sterftecijfer 2.5 millioen en het geboortecijfer niet hoger dan 800.000. In dien geest zal het geruimen tijd doorgaan. Vele jonge mannen zijn gedood in den oorlog. Bovendien hebben de ontberingen der laatste jaren | |
[pagina 790]
| |
de gezondheid van de jonge vrouwen ten zeerste ondermijnd. Onder de factoren, die er toe bijdragen het aangaan van huwelijken zeer te belemmeren en het geboortecijfer laag te houden, worden onder meer genoemd: gebrek aan huisvesting, tekort aan voedsel en veel werkeloosheid. In 1944 nam het sterftecijfer in Japan met 30 p.c. toe, terwijl in hetzelfde jaar het geboortecijfer met 30 p.c. afnam. Het sterftecijfer in 1945 bedroeg 2 millioen, niet medegerekend de slachtoffers van de branden en de explosieven. Het geboortecijfer was in 1945 precies één millioen. Voeg hieraan toe de totale vernietiging van honderdduizenden door de bombardementen en later ook van de twee atoombommen, dan kan men enig idee krijgen, wat een verloren oorlog betekent.
***
Na de apocalyptische voorboden uit de lucht, kwamen de Amerikaanse G.I. de eilanden van Nippon overstromen. De Japanners stonden sprakeloos en de Amerikanen niet minder. Van beide zijden had men het tegenovergestelde verwacht. Beide groepen waren voor elkaar volkomen raadsels. Aan beide zijden waren van stonde af aan terreur, verschrikking en moordpartijen geweken. Van beide zijden ontstond er een onbegrijpelijke vriendelijkheid. De Amerikanen kregen den indruk, dat de Japanners niet normaal waren en omgekeerd. De Japanners verwachtten handgranaten en bajonetsteken, maar kregen cigaretten, bonbons en kauwgum. De Amerikanen vreesden overal dolken of listige Jujutsu-grepen om hen op heimelijke wijze koud te maken, maar in plaats daarvan kregen ze bloemen, kimono's en andere souvenirs. Vele soldaten waren er werkelijk verlegen mede en menig Amerikaan vond het een volkomen puzzle en vroeg zichzelf af: hebben de Japanners hun emoties en zienswijze binnen enkele dagen totaal veranderd? En is dit land tot in het oneindige plooibaar? Maar voor hen die Japan beter kennen, is dit gedrag niet zo moeilijk te begrijpen; zij weten immers dat één van hun meest typische karaktertrekken hun grote onpersoonlijkheid is en zij vormen in dit opzicht wel het grootste contrast met de Amerikanen. De volkeren der aarde worden m.i. steeds meer persoonlijk naarmate wij de ondergaande zon volgen en worden steeds onpersoonlijker hoe meer wij de rijzende zon tegemoettreden. Amerika, Engeland, Midden-Europa, het nabije Oosten, het Midden-Oosten, China en Japan, ieder der genoemde landen is minder persoonlijk dan het voorafgaande, zodat Amerika en Japan wel de grootste tegenstelling vormen, namelijk Amerika met het allergrootste individualisme, Japan met de grootste | |
[pagina 791]
| |
onpersoonlijkheid. De waarheid zal - als zo dikwijls - ook hier wel in het juiste midden liggen. De Japanners gedragen zich onpersoonlijk van de wieg tot aan het graf. Verjaardagen worden in Japan practisch niet gevierd. Nieuwjaarsdag is eigenlijk de grote onpersoonlijke verjaardag van de gehele natie, de dag waarop iedereen een jaar ouder wordt. De jongelui treden op min of meer onpersoonlijke wijze in het huwelijk en moeten zich voegen naar familiegewoonten. Zaken worden beslist en ondernomen niet door den enkeling, maar groepsgewijze. De Japanse taal is zelfs onpersoonlijk. Bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden worden in de omgangstaal zeer weinig gebruikt, één der grote moeilijkheden voor beginnelingen in de Japanse taal. Terzijde opgemerkt, het ligt voor de hand dat deze neiging naar het onpersoonlijke, naar het niet individuele ook tot uiting komt in het geestelijke leven der katholieke Japanners. Teksten als 'wanneer de graankorrel niet sterft zal hij geen vruchten voortbrengen, etc.... Hij ontledigde zich..., Zie de Dienstmaagd des Heeren', dus altijd de wil van anderen doen, uit zichzelf treden, dat zijn zaken, die den katholieken Japanners liggen en naar mijn mening zal hun geestelijk leven in de toekomst steeds meer die richting uitgaan. Bij de opvoeding der kinderen wordt er ten zeerste voor gezorgd dat zij zich diep bewust worden van het gemeenschapsideaal en hun wordt steeds geleerd om klaar te staan voor anderen en zichzelf op den achtergrond te plaatsen om de belangen van familie, buurtschap of dorp te dienen. Speciaal in familie-aangelegenheden mogen zij niet hun eigen weg gaan, maar handelen zoals de familie-traditie dat voorschrijft. De kinderen wordt steeds gezegd dat zij uitgelachen zullen worden, wanneer zij op deze of gene wijze handelen. En er is niets vreselijkers denkbaar. 'Okashii' is zonder twijfel een der meest gevreesde epitheta voor de Japanners. Dit bijvoegelijk naamwoord 'okashii' en alle zelfstandige naamwoorden en werkwoorden, die daar betrekking op hebben zoals 'okashisa, okashigaru' worden gewoonlijk in de woordenboeken vertaald met resp. 'belachelijk, komisch, aan het lachen brengen'. Dit is inderdaad de letterlijke betekenis, aangezien er het beeldteken 'warau' - hetgeen lachen betekent - in ligt opgesloten. Maar als ik dit zo dikwijls gebruikte woord 'okashii' alleen zou vertalen met 'ridicuul, belachelijk of komisch', dan zou mijn vertaling toch geenszins de kracht van het woord uitdrukken, om de eenvoudige reden dat belachelijk-zijn in Japan iets vreselijks is, iets wat ontzettend vernederend is. Als iemand, nadat wij hem iets hebben voorgesteld, ons vraagt 'sore wa okashii de wa arimasen ka?' 'is dat niet belachelijk?' dan kan men er absoluut zeker van zijn dat zoiets nooit of nimmer zal gebeuren. | |
[pagina 792]
| |
Het Nederlands aequivalent is er daarom heel dichtbij met 'is dat niet volslagen dwaas of volslagen absurd?' De grote vrees om zich belachelijk te maken, heeft er toe geleid dat men op de geringste details der kleding, wijze van uitdrukken en dergelijke, minitieus let en het is voor het individu uitermate moeilijk om te handelen op een andere wijze dan zijn omgeving. Een Japanner heeft geleerd volgens etiquette-voorschriften te leven. Hij gedraagt zich niet zoals hij dat zelf wil, maar zoals de conventie dat vraagt. De manier waarop hij goeden dag zegt, wat hij voor zijn diner gebruikt, hoe hij zijn rijstkommetje en zijn stokjes in zijn handen houdt, hoe hij naar bed gaat en neerhurkt op de 'tatami', de Japanse mattenvloer, hoe hij een schuifdeur opent en sluit, hoe een gesprek begonnen wordt en honderd andere dingen gebeuren niet zoals men het zelf wil, maar geschieden op de wijze zoals zij zijn voorgeschreven door overoude regels. Gewoonlijk geeft een Japanner geen uitdrukking aan een persoonlijk genoegen of misnoegen. Bij alles wat er gebeurt en wat nu eenmaal niet vermeden kan worden zegt hij eenvoudig 'shikata ga nai' 'daar is nu eenmaal niets aan te doen'. Gezien in dit licht, wordt hun gedrag iets duidelijker. 'Shikata ga nai' 'er is nu eenmaal niets aan te doen'. Momenteel hoort men dezen zin meer dan welke andere ook in Japan. Op 2 September 1945 verklaarde de Keizer plechtig: 'Ik beveel mijn volk de wapens neer te leggen en stipt de voorwaarden van de wapenstilstand na te komen'. 'Shikata ga nai', 'daar is nu eenmaal niets aan te doen', antwoordden de millioenen Japanners en een leger van bijna 4 millioen soldaten nog volkomen intact gaf zich over zonder slag of stoot. 'Wij moeten de Amerikanen op vriendelijke wijze ontvangen', zei Radio Tokyo. 'Shikata ga nai' en daarom die buitengewone vriendelijkheid van het volk. Dit wil echter niet zeggen dat zij hun innerlijke gevoelens geheel veranderd hebben. Gedurende de eerste maanden van de bezetting konden op de meeste conduiteboekjes van de soldaten, goede cijfers worden gezet. Het nieuwe, het exotische betoverde hen geheel en al. Boyendien, Amerikanen spelen graag met kinderen en die waren er genoeg te vinden. Telkens wanneer een 'jiipu' - zo luidt het Japanse woord voor een jeep - maar even stil hield, kwamen er zwermen kinderen toegelopen om een eindje mee te rijden, de weg te wijzen of te vragen: 'Haru, Joe, chocoretto, cigaretto!' Generaal Mac Arthur had daarom reden te over om te zeggen: 'Ik heb de Amerikaanse soldaten bewonderd toen wij ons vanuit het zuiden dwars door de Philippijnen naar Japan toevochten. Ik heb hun taaiheid, hun moed, standvastigheid, te midden van de grootste gevaren, moeilijkheden en lijden kunnen bewonderen. Ik dacht dat ik het toppunt van mijn | |
[pagina 793]
| |
bewondering bereikt had toen ik hen als weerbare mannen bezag, maar nooit ben ik trotser geweest op de Amerikaanse soldaten dan thans in het bezettingsleger. Door wetten of voorschriften zou men onmogelijk honderdduizenden mannen in toom kunnen houden. Deze kerels hebben echter een innerlijke zelfbeheersing, een beheersing, die zij geleerd hebben in het Amerikaanse home, in de Amerikaanse school en in de Amerikaanse kerk. Zij zijn onze beste afgezanten.' Gedurende de eerste maanden van de bezetting waren zij dit inderdaad. Een van de grootste christelijke Japanse vrouwenleidsters Miss Kawai ging zelfs zover dat ze aan leden van de Amerikaanse Christen Deputatie zegde: 'Jullie mannen zijn dikwijls erg grappig, maar het zijn prachtkerels. Zij zijn gentlemen. Wij zijn zo blij dat wij hen hier hebben. Ik vertel de Japanse vrouwen, dat wij onze jongens op die manier moeten grootbrengen'. De oppervlakkige beschouwer moet zijn handen ineen geslagen hebben: hoe is dat mogelijk na die jarenlange strijd op leven en dood, die wederzijdse moordpartijen op grote schaal. Maar toen het nieuwtje er zo'n beetje af was, de soldaten met hun tijd geen raad meer wisten en de militaire discipline wat begon te verslappen, toen gebeurde, wat ook ons land gezien en ondervonden heeft en waarvan het momenteel nog de nadelige gevolgen ondervindt. Zijn losse zeden voor ieder land een ramp, nog groter moeten mijns inziens de schadelijke gevolgen zijn, wanneer deze voortkomen van de handelwijze van een blanke, tenminste in naam christelijke natie tegenover kleurlingen, die er totaal andere omgangsvormen op na houden. Ik wil hier zelf liever niet over uitweiden, maar geef het woord aan de Japanners. Een persbureau heeft namelijk aan groepen Japanse studenten, die nogal representatief verondersteld mogen worden, gevraagd eerlijk en oprecht hun mening neer te schrijven over de twee symbolen van Amerika, te weten generaal Mac Arthur en het Amerikaanse leger. Ziehier hoe zij over den Amerikaansen opperbevelhebber op hun eigen - naar onze opvatting niet geheel logische - wijze denken: 'De meeste mensen weten niet zoveel van hem, omdat ze geen contact met hem hebben. Maar hij schijnt onder ons toch wel aan populariteit te winnen. Publieke opinies komen voort uit de daden en de woorden van den leider en uit datgene wat de bladen ons voorhouden. Nu kunnen echter leiders en journalisten niets verkeerds van hem zeggen, maar ze spreken altijd over hun dankbaarheid jegens hem. Bovendien, wij Japanners zijn niet gewend zelf veel te denken en heel bijzonder wordt de mening van het gewone volk beïnvloed door zijn leiders. Het kan derhalve waar zijn, dat, in zoverre de leiders hun dankbaarheid t.o.v. de Amerikanen uiten, de reputatie van Mac Arthur niet slecht zal zijn. | |
[pagina 794]
| |
' Maar het is waar dat de dankbaarheid, die wij jegens hem uitspreken, uit den grond van ons hart komt. Wij dachten immers veel ruwer behandeld te zullen worden dan nu het het geval is. Wij hadden ellendige condities verwacht. Toen we de Potsdam-verklaring hadden aanvaard, geloofde menig Japanner dat de Amerikanen ons zouden doden. Derhalve appreciëren zij ten zeerste de vriendelijke behandeling van de Amerikanen en in het bijzonder is de leider van het Amerikaanse leger hun zeer genegen. ' Hij is thans zeer populair. Hij schijnt een verstandig, gematigd en ernstig man te zijn. Ten opzichte van ons schijnt hij geen kwade gevoelens te koesteren. Zelfs zij, die over de Amerikanen een slechte opinie hebben, vinden hem toch zeer sympathiek. Hij respecteert den Keizer en dit is zeer te prijzen. Toen wij de foto's zagen van den Keizer en Mac Arthur, die men bij hun eerste ontmoeting had genomen, werden vele Japanners kwaad. Maar nu ze gehoord hebben, dat hij den Keizer beleefd behandelt, wordt zijn reputatie steeds beter. Verschillende mensen menen, dat het noodzakelijk voor ons is, om hem in Japan te houden, omdat wij de sociale problemen zelf niet kunnen oplossen en wij een krachtige hand nodig hebben, om alle moeilijkheden te overwinnen. Hij bracht b.v. ook de radicalen tot rust. Enkele denken ook, dat het jammer is, dat hij zo ver van ons af staat. Maar wij zijn toch van mening, dat het beter is, wanneer hij zich rustig houdt en op zekeren afstand van ons blijft. De reputatie van het Amerikaanse leger wordt met den dag slechter, en wij vrezen zelfs, dat Mac Arthur's populariteit zal verminderen door de slechte naam van G.I.Ga naar voetnoot1. In ieder geval, er is zeker niemand in Japan, die hem zou willen doden.' Tot zover het Japanse oordeel over Ma Gensui, maarschalk Mac Arthur. Hij komt er dus niet zo ongunstig van af. En ieder, die onbevooroordeeld is, moet inderdaad toegeven, dat hij er van maakt, wat er in de gegeven omstandigheden van te maken valt. Ik krijg den indruk, dat hij in Japan zijn noviciaat doormaakt. Hij is zeer vredelievend geworden en walgt van iedere oorlog, die toch nooit iets oplost, maar de problemen slechts ingewikkelder maakt. Hij bidt en vraagt om gebed, bevordert missie en zending, kortom, hij is een Amerikaan van de beste soort. Hij heeft aan de Japanners een zekere vrijheid gegeven, liet vrije verkiezingen houden, tolereert | |
[pagina 795]
| |
een gematigd Japans patriotisme, wenst op de scholen de Japanse geschiedenis gedoceerd, bezien vanuit Japans standpunt, als de waarheid slechts betracht wordt. Van het begin af aan heeft Mac Arthur den Japanners niet met geweld Amerikaanse methodes opgedrongen, maar heeft getracht hun de fundamentele beginselen van de democratie bij te brengen en hen dan zelf verder aan het werk te laten. Dit is geenszins een gemakkelijke taak en dat de resultaten niet altijd perfect waren, is heel goed te begrijpen. Als iemand, die reeds meer dan veertig jaar - namelijk sinds hij de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905 observeerde - het Japanse naturel heeft bestudeerd, acht men hem over het algemeen opgewassen tegen zijn moeilijke taak. Onder de vele goede veranderingen, die generaal Mac Arthur gebracht heeft, moet vermeld worden de vernietiging van het militaire apparaat en de geheime genootschappen, de afschaffing van legale prostitutie en het breken van de macht van de 'zaibatsu', de invloedrijke syndicaten, die de Japanse industrie, handel en financiën geheel controleerden, de afschaffing van het feodale landsysteem en de volkomen herziening van het systeem van onderwijs. Dit Japans onderwijssysteem was waarschijnlijk het meest gecentraliseerde in de gehele wereld. De handboeken werden altijd geschreven en uitgegeven door het Mombushö, het Departement van Onderwijs, en gedistribueerd over het gehele land, tot zelfs in de kleinste dorpsscholen in verafgelegen bergen. Deze tekstboeken hadden inderdaad een grondige herziening nodig. En zover ik kan beoordelen, gaat de hervorming de juiste weg op. Mac Arthur is inderdaad besloten datgene te behouden, wat van waarde is in Japan. Op één van Keizer Meiji's voorschriften, dat namelijk beveelt dat betrekkingen met vreemde landen gevoerd moeten worden in overeenstemming met de publieke wetten van de gehele wereld, wordt speciaal de nadruk gelegd. Het is vanzelfsprekend de wens van iedere christen dat deze betrekkingen hen mogen voeren op het goede pad en uiteindelijk succesvol mogen worden volgens de gedachte, uitgedrukt door Keizer Meiji in één van zijn beroemde 'waka'Ga naar voetnoot1.:
Yoki wo tori
Ashiki wo sutete
Totsukini ni
Otoranu kuni to
Nasu yoshi mo ga na.
| |
[pagina 796]
| |
'Moge mijn volk door het goede over te nemen en het kwade te verwerpen voor geen ander land behoeven onder te doen.' Het hoogtepunt van Mac Arthur's administratie werd wel bereikt bij de publicatie van de nieuwe grondwet, die in de plaats is gekomen van de Meiji constitutie van 1889. De generaal heeft zijn diepe voldoening uitgedrukt met de behaalde resultaten. Zij was tot standgekomen 'na een nauwkeurig onderzoek en veelvuldige conferenties tussen de Japanse regering en het geallieerde Hoofdkwartier'. Mac Arthur beval heel bijzonder de clausule aan, die de oorlog voorgoed terzijde stelt, en verklaarde dat 'het Japanse volk het mysticisme en het irreële van het verleden hierbij den rug toekeerde en in plaats daarvan zijn ogen gevestigd houdt op een nieuwe reële toekomst met een nieuw geloof en een nieuwe hoop'. Toen deze constitutie was aangenomen werd er door het gehele land gefeest. Overal werd een dag vrijaf gegeven en speciale toewijzingen van wijn en cigaretten werden uitgedeeld. De Keizer zelf kondigde de promulgatie aan bij de drie grote nationale 'shintö' schrijnen. Later ging hij naar het Parlement, waar hij openlijk het keizerlijk edict voorlas. Hij droeg eenvoudige zwarte hofkleding met het Japanse ordeteken van de chrysant. Er werd een foto genomen van den Keizer en de Keizerin, beiden in burger, als symbool van de afzwering van het Japanse militarisme. Het kabinet der keizerlijke hofhouding kondigde aan dat deze foto overal uitgedeeld zou worden. Generaal Mac Arthur viel op door zijn afwezigheid en hier kan men zonder twijfel zijn fijne tact bewonderen. In het centrum van het geatomiseerde Hiroshima werd een speciale ceremonie gehouden. De nieuwe constitutie bestaat uit vijf en negentig artikelen met een Inleiding en voert vele nieuwigheden in, hoofdzakelijk ontleend aan de U.S.A., Frankrijk en Engeland. De meest belangrijke zijn wel het afschaffen van het godheidsbegrip van den Keizer, die nu de plaats gaat innemen van een constitutionelen vorst. De woorden 'shinsei' 'heilig' en 'onschendbaarheid' van de Meiji constitutie zijn veranderd. Bovendien lezen wij in de artikelen de algehele afzwering van den oorlog en van het houden van een staand leger en het bevat bovendien een nogal lange 'lijst van rechten' voor het Japanse volk. De Inleiding luidt als volgt: 'Wij, het Japanse volk, handelende door middel van gekozen vertegenwoordigers in het Parlement, zijn vastbesloten voor ons zelf en onze nakomelingschap de vruchten van vredevolle samenwerking met alle landen en regeringen, en die der vrijheid te verzekeren en wij hebben het vaste voornemen gemaakt dat wij nooit meer bezocht zullen worden door de gruwelen van een oorlog voor zover deze een uitvloeisel zijn van eigen regeringsdaden. Wij proclameren de souve- | |
[pagina 797]
| |
reiniteit van den volkswil en bevelen en grondvesten deze constitutie, welker fundament gelegen is in het universele beginsel, dat 's lands bestuur een heilig pand is, waarvan het gezag is gelegen in het volk en waarvan de macht wordt uitgeoefend door de vertegenwoordigers van het volk en waarvan de vruchten genoten zullen worden door het volk'. Als men deze Inleiding leest, moet men onwillekeurig denken aan de Oud-Testamentische woorden: 'De handen zijn de handen van Ezau, maar de stem is toch de stem van Jacob'. En het spijt mij bovendien te moeten zeggen dat verschillende andere artikelen niet echt Japans klinken. Niettegenstaande moeitevolle pogingen en langdurige consultaties met de Japanners krijgt men toch den indruk dat de grondwet hoofdzakelijk geschreven was om Amerika te behagen. Deze opmerking moet men niet opvatten als een scherpe kritiek, daar ik zelf niet zou weten hoe men het anders moest doen in de gegeven omstandigheden, maar ik wil er alleen maar mede zeggen dat naar mijn bescheiden mening deze constitutie niet zulk een lang leven zal hebben als haar voorgangster. Als een tijdelijke regeling voor een overgangsperiode zal zij zeker veel goed doen, daar behoeft niet aan te worden getwijfeld, maar de toekomst van een grote Oosterse mogendheid, die zo verschilt van de onze, vraagt om een meer soliede en ik bedoel hier een meer Oosters fundament. Ik wil hier verder niets aan toevoegen, doch alleen een Oosterling citeren, die het volgende schrijft: 'De Oosterse beschaving moet vernieuwd en heropgebouwd worden. We weten ook, dat veel van het materiaal voor zulk een heropbouw noodzakelijkerwijs ontleend zal moeten worden aan het Westen. De Oosterlingen zullen agressiever en resoluter moeten worden in het aanpakken van de materiële, aesthetische en opvoedkundige toestanden in hun beschavingen. Zij moeten zindelijker steden hebben, een bredere intellectuele volkslaag, meer respect voor wet en orde, efficiënter verkeersmiddelen en méér vrouwelijke invloed in hun maatschappelijk leven. We denken altijd graag aan een nieuw Oosten, dat in het leven geroepen zal worden met de hulp van het Westen maar zonder de irriterende gedachte aan den “kolonisator” en den “gekoloniseerde”, aan den “vreemden overheerser” en de “inheemse onderdanen”'. Onder zulke voorwaarden zal het Oosten het Oosten blijven, en tevens een beter Oosten worden; en het Westen zal, door te voorzien in de vele behoeften van het Oosten, waarin het zelf vooralsnog niet kan voorzien, op vreedzame wijze de begeerde 'markten' vinden zowel voor zijn geest als voor zijn waren. Te dien einde moeten er vele aanrakingspunten zijn tussen het Oosten en het Westen. Maar het is van essentieel belang, dat de | |
[pagina 798]
| |
lener en hij, aan wien geleend wordt, op de eerste plaats samenwerkende vrienden zijn. De contactorganen tussen deze twee werelden moeten vriendschappelijken omgang en liefderijke, geestelijke penetratie zijn, en niet de kronkelende vangarmen van den indringer. Onverschillig wat het Oosten zal moeten overnemen van de Westerse gedachtenwereld - het zal getransponeerd moeten worden, wil het zijn weldadig werk kunnen doen. Zoals poëzie, die van de ene taal in de andere wordt vertaald, moet ook de gedachtenwereld van het Westen naar den geest en niet naar de letter overgedragen worden. Het zou het Oosten moeten worden toegestaan van het Westen te lenen op door het Oosten zelf te bepalen voorwaarden. Zijn eigen denkers en wijze mannen moeten zijn media zijn voor de overbrenging en de herleiding. Ze moeten geen Westerse gedachten ontvangen zoals zij met koopwaren zouden doen, maar de Westerse gedachten, voor zover als het wenselijk zal blijken, in zich opnemen en ze aan het Oosten weergeven in hun eigen denkvormenGa naar voetnoot1..
***
Het Japanse oordeel over die andere representant van Amerika, het Amerikaanse leger, is echter minder gunstig. Ik geef hier weer het woord aan de Japanners zelf: 'De reputatie van het Amerikaanse leger wordt met den dag slechter, vooral onder de ontwikkelden. Wij zijn van mening, dat de Amerikanen niet waard zijn om gerespecteerd te worden. Hun rationalisme en utilitarisme zijn ons geheel vreemd en zullen ons altijd vreemd blijven. Wij hebben grote eerbied voor beleefdheid en fijne etiquette, waarvan zij niets bezitten. Zij willen en kunnen de gevoelens en gewoonten van een ander land niet begrijpen. Zij denken, dat, wat zij doen, het beste van de hele wereld is. Ze zijn net zoals de Japanse officieren waren vóór en gedurende den oorlog. Ontwikkelde mensen lachen om hun trots en hun banaliteit. Maar wel is het waar, dat de Amerikaanse soldaten veel humaner zijn dan de Japanse. Ze zijn zeer vrolijk en nemen het nogal gemakkelijk op. Ze drukken hun gevoelens erg vrij uit, maar toch zijn ze niet onschuldig. Dat is dan ook de reden waarom ze populair zijn onder de kinderen en het mindere volk. Een minder soort meisjes, waarop bij ons nooit acht geslagen werd, vindt het nu wel aardig, dat de Amerikanen tegenover hen beleefd zijn. 'Aanvankelijk was een zekere regulariteit in het Amerikaanse leger te bespeuren. Maar later waren het niet meer soldaten, maar | |
[pagina 799]
| |
jongens die naar ons land kwamen. Zij gedragen zich zoals ze dat verkiezen en ze vertonen hun eigen onervarenheid en de fouten van hun natuur. De daden van G.I. zijn dikwijls gemeen en iedere Japanner gaat nu aan hun cultuur twijfelen. We zijn van mening, dat de Amerikaanse cultuur niet waard is om nagevolgd te worden, ofschoon hun materiële macht zeer sterk is. Het zijn tenslotte twee belangrijke redenen, waarom wij niet van het Amerikaanse leger houden: 1o Wij hebben onze onafhankelijkheid verloren nu zij in ons land verblijven. Het moest toch voldoende voor hen zijn, onze diplomatie, economie en politie te controleren; maar zij respecteren ons privéleven niet. Ze komen met of zonder toestemming onze huizen binnen en vertellen ons, dat onze kleding verkeerd is, dat ons voedsel niet waard is om gegeten te worden, dat onze gewoonten allemaal dwaasheden zijn. Wat hebben al deze dingen nu met onze internationale positie uit te staan? Wij begrijpen daar niets van. Deze dingen dragen er veel toe bij, om haat te kweken voor ons beider toekomst. Toen wij, bereid om van hen te leren, hen eerst vriendelijk verwelkomden, zagen wij aan hun verregaande nonchalance toch al spoedig, hoe zij ons verachtten.' Tot zover de mening der Japanners, die helaas niets anders dan de volle waarheid is, zoals ik heb kunnen horen uit verschillende allerbetrouwbaarste bronnen. Sinistere amusementen vinden steeds meer ingang en het aantal onwettige kinderen is bedroevend. Het leger heeft wel bars en nachtkroegen gebouwd, maar voor kapellen schijnt er haast geen plaats te zijn. Eind Januari hield generaal Eichelberger, de opperbevelhebber van het 8e leger, een belangrijke radiorede tot de bezettingstroepen: 'Twaalf maanden geleden', zo zeide hij, 'loste het Amerikaanse leger zich op als gevolg van de publieke pressie om de oorlogsveteranen naar huis te sturen en een nieuw leger van weinig getrainde troepen werd gevormd. Ook deze zijn naar huis gegaan en werden opgevolgd door jongelui, die practisch helemaal geen training in Amerika hebben gehad'. Na de troepen er op gewezen te hebben dat zij deel uitmaakten van het best betaalde, gevoede, geklede en van de beste amusementen voorziene leger der wereld, vermaande generaal Eichelberger hen om toch eerlijk trots te gaan op hun uniform en een geest van dienstbaarheid aan hun land aan te kweken. En terwijl hij een speciale toespeling maakte op landen, die afglijden naar een levenswijze, waarin de burger slechts een schroef in de staatsmachine is, deed hij een beroep op zijn mannen om alle pogingen in het werk te stellen om de Japanners te helpen en een goeden democratischen staat op te bouwen door een voorbeeld te geven, dat het verslagen Japanse volk zou bewonderen en respecteren. | |
[pagina 800]
| |
'Er is hier geen plaats', zo eindigde hij, 'voor de dronkelap, de slons of de zwendelaar'.
***
De bezetting van Japan zal geruimen tijd duren en moge het mij als missionaris van Japan, die de taal van het volk spreekt en die zich werkelijk moeite heeft gegeven om hen te begrijpen, vergund zijn dit artikel te sluiten met het doen van enkele voorstellen, die naar mijn bescheiden mening alleen maar kunnen dienen tot het eeuwig en tijdelijk welzijn van het Japanse volk. Op de eerste plaats kan het alleen maar tot de werkelijke belangen van Amerika en Japan strekken als men als bezettingstroepen alleen diegene stuurt, die werkelijk moreel betrouwbaar zijn. Het heeft immers toch geen zin geweldige pogingen aan te wenden om goede principes onder het Japanse volk te brengen als het gedrag der Amerikaanse troepen alle mogelijke goede resultaten reeds bij voorbaat vernietigt. Van missie-standpunt uit bezien is dit, mijns inziens, van het allergrootste belang en de uiteindelijke toets van enig mogelijk succes in de nabije toekomst. De missionarissen in Japan zijn momenteel vrij optimistisch en daarvoor is alle reden. Het is immers onwaarschijnlijk dat het shintoïsme - nu de officiële sanctie vervallen is - dezelfde invloed zal behouden als te voren. Het boeddhisme - met alle respect voor de verheven zijde van zijn leer - kan ten hoogste een vlucht uit deze wereld aanbieden, terwijl de tijdsomstandigheden juist er om vragen dat men met onverschrokken moed en overtuiging de geweldige moeilijkheden en verantwoording op zich neemt. Daarom nogmaals, daar is een uitstekende gelegenheid voor de Kerk om hier prachtig werk te leveren. Vele obstakels zijn weggenomen. Missionarissen, vooral met fijne tact en aanvoeling worden door het Japanse Episcopaat uitgenodigd. Natuurlijk blijven de Japanse bisschoppen en priesters het geestelijk leidersschap behouden, maar toch alles, wat de vreemde missionarissen kunnen doen om hen te helpen en speciaal om hen te inspireren blijft van het allergrootste belang. Maar of de Japanners zich zullen wenden tot het christendom of niet, dat zal voor het grootste deel afhangen van het gedrag van het bezettingsleger, dat tenslotte in de ogen van de Japanners een bezettingsleger is van een christen natie. Derhalve, als de Amerikanen zich tonen als dragers van christelijke waarden, dan zal de bezetting inderdaad een zegen worden; als zij zich echter gedragen op een manier een christen onwaardig, dan bestaat er een zeer groot gevaar dat de Japanners, met nog meer geestdrift dan te voren, naar hun eigen goden zullen terugkeren. Het is daarom ook mijn vaste over- | |
[pagina 801]
| |
tuiging dat momenteel de arbeid van een energiek en brilliant legertje Amerikaanse aalmoezeniers van groter belang is dan het directe missiewerk. De Amerikaanse aalmoezeniers - als zij inderdaad 18-karaats mensen zijn, apostolische priesters die groten invloed uitoefenen - kunnen immers zo heel veel doen om hun jongens te stimuleren toch een goed voorbeeld te geven. Wat een prachtige en unieke gelegenheid voor de Katholieke Kerk van Amerika om haar weldadige invloed uit te breiden! In de tweede plaats moet aangedrongen op een snel en edelmoedig vredesverdrag. Onzekerheid of duisternis aangaande de toekomst verlamt iedere natie. Japan's vernedering - des te meer intens naarmate het zulk een groot geloof had in zijn onoverwin-nelijkheid - hoe weldadig zij ook reeds gewerkt moge hebben, moet toch niet te lang blijven voortduren. Een dergelijke langdurige vernedering kan alleen maar de grote apathie, waaronder Japan momenteel gebukt gaat, versterkenGa naar voetnoot1.. Hoe zou men het ook anders kunnen verwachten! Hun onoverwinnelijk leger bestaat niet meer, hun industrie is vernietigd, hun eigen land verwoest en onderkomen. Zoals de mensen, die nog onlangs door geheel Japan reisden, getuigd hebben, kan men moeilijk het diepe gevoel van hopeloosheid begrijpen, dat op het ogenblik over het Japanse volk is gekomen, tenzij men met eigen ogen de vreselijke vernielingen gezien heeft. Honderd zestien steden zijn verwoest en het ergst van allen Tōkyō, waarop de Japanners zo trots waren. Daar werden in de nacht van 9 Maart 1945 100.000 mensen levend geroosterd of als zij hun toevlucht namen tot het ondiepe water, gekookt; zij die zich in de kanalen stortten, zoals zij dat bij tienduizenden gedaan hebben, verdronken; duizenden werden verpletterd. Juist omdat deze brandbommen in Tōkyō zo vreselijk waren, hebben de atoombommen van Hiroshima en Nagasaki toch niet dien indruk op de Japanners gemaakt dien zij op ons gemaakt hebben. In Tōkyō, b.v., is er geen sprake van een wederopbouw der stad zoals in zovele steden van Europa,: een geheel nieuwe metropool moet er gebouwd worden. De toeristen, die nu de plaats bezoeken, waar eens Tōkyō gestaan heeft, zien nu kilometers lang niets anders dan ashopen. Alleen de wegen zijn overgebleven. Zij, die Japan van vóór den oorlog kennen, verheugden zich altijd over de zindelijkheid, de smaakvolle leiding en de keurige indruk, die de stad op hen maakte, maar dit alles is voorbij: de mensen kleden zich met wat zij maar | |
[pagina 802]
| |
kunnen krijgen. Maar het meest tragische van alles is de geestelijke verwaarlozing van het volk. Zo vertelde een Japanner aan een lid van de Amerikaanse Christendelegatie: 'Alles in Japan is verpletterd en verbrijzeld, zowel in geestelijken als in materiëlen zin. Het heeft zich volkomen overgegeven, het heeft momenteel geen souvereiniteit, geen diplomatie, geen leger, vloot, schepen, geen eer of trots, geen vertrouwen, geen hoop, geen huis noch voedsel of kleren. Ik wil de hopeloze toestand van Japan niet al te zeer overdrijven en U een verkeerd idee geven, maar ik kan toch geen onjuiste inlichtingen geven'. Welke andere hoop kan de Japanner koesteren dan die van een uitweg van den kant van de Amerikanen? Bij de plechtigheid ter gelegenheid van het verlenen van academische graden aan twee Japanse universiteiten merkte een Japans nieuwsblad op dat men hier beter kon gewagen van een werkeloosheidsplechtigheid. De krant meende dat ongeveer vijftig van de 1029 gegradueerden een betrekking zouden kunnen vinden. De rector van de keizerlijke Universiteit te Tōkyō roerde het probleem van de werkeloosheid dan ook aan in zijn rede, zeggende dat verbetering niet kon worden verwacht bij handhaving van het kapitalistische systeem, doch nieuwe ideeën en methoden werden vereist. Er is inderdaad een stilstand, een ver-lamming in het economische leven van Japan, die maar niet wil wijken. Grote aantallen fabrieksarbeiders zijn door de bombarde-menten op de fabrieken werkeloos geworden; de mannen houden zich in het leven door handel te drijven op de zwarte markt, vele fabrieksmeisjes zijn den breden weg opgegaan om aan de kost te komen. Het probleem van de toenemende demoralisatie wordt bijna in alle Japanse bladen besproken; veelal wordt den oorlog de schuld gegeven; enkele bladen constateren dat het al begonnen is mis te gaan toen de oorlog uitbrak. Maar ongetwijfeld zal een wederopbouw van de industrie zowel moreel als materieel van beslissende betekenis zijn. Japan ziet dan ook vol verlangen uit naar de beslissing, die binnenkort zal vallen. Fabriekseigenaren kunnen momenteel niet overgaan tot kostbare reparaties of vernieuwingen. Zij weten niet of hun fabrieksinstallatie niet zal moeten dienen om in het door Japanners bezette, geteisterde en leeggeroofde gebied de zaken weder op gang te brengen; zij weten ook niet of hun tak van industrie genade zal vinden in de ogen van de overwinnaars, dan wel geschrapt zal worden. Zij zijn omtrent alles in het onzekere en zij hebben geen andere hoop dan die op een uitweg hun gewezen door Amerika. De laatste informatie, die ik kreeg toont ook wel zeer duidelijk aan dat de Japanners alleen naar de Amerikanen opzien als naar hun werkelijke bevrijders en als mensen, die iets voor hun kunnen en willen doen. | |
[pagina 803]
| |
In Tōkyō, b.v., bestaat de belangrijkste Engelse activiteit in de ogen van de Japanners alleen uit militaire parades, aflossing van de wacht en het dragen van kleurige uniformen, hetgeen, nadat het nieuwtje voorbij was, nu met een zekere minachting wordt bekeken. Zoals vele Japanners nog onlangs zeiden: 'De Engelsen paraderen om indruk op ons te maken, maar de Amerikanen bouwen ons land weer op'. Japan is momenteel tegen wil en dank het zorgenkind van Amerika. De Amerikaanse gezant Grew zeide vroeger eens: 'Of wij daar nu wél bij varen, in voorspoed of in tegenspoed, de Goddelijke Voorzienigheid heeft nu eenmaal onze beide landen aan beide zijden van de Stille Oceaan geplaatst; wij zijn naburen voor alle toekomende tijden en dit feit kan nu eenmaal niet veranderd noch ontkend worden'. Inderdaad niets kan hierin verandering teweeg brengen. Indien de geest van Christus nu eens vaardig zou worden over volk en regering van Amerika, hoe veelbelovend zou de toekomst er dan uitzien. Er bestaat een gevaar dat, indien de hierboven vermelde apathie voor geruimen tijd zou doorwerken, Japan zich wel eens uit louter wanhoop in de armen van het socialisme zou kunnen storten. Op een recente meting van stakingsleiders - bij gelegenheid van de algemene staking, die Mac Arthur te elfder ure aflaste - zeide de algemene secretaris van de Communistische Partij Kiuchi Tokuda dat het doel van de staking niet economisch was; het voornaamste doel was 'chaos in Japan te brengen als de eerste phase van ons plan om het tegenwoordig gouvernement omver te werpen en een volksregering in te stellen'. Hij deed verder een beroep op de arbeiders om de strijd voort te zetten in weerwil van alle tegenwerking en 'ongeacht welke middelen'. Deze uitdaging aan de bezettingsautoriteiten door linkse groepen, gevoegd bij de recente poging om Kikunami, den president van het Japanse Congres van industriële organisaties, te vermoorden, zijn zeer duidelijke tekenen van de opkomst van een totalitair systeem in JapanGa naar voetnoot1.. Het startschot voor een nek-aan-nek race - hoe nieuw en actueel blijft dit Paulinisch beeld - tussen het Communisme en het Christendom in Japan is gevallen, een wedloop die verscheidene jaren zal duren. Van katholiek standpunt bezien, gaat het er natuurlijk om Japan voor Christus en Zijn Kerk te winnen. Kort vóór en vooral gedurende den oorlog was de van militaire zijde geïnspireerde klacht, | |
[pagina 804]
| |
dat de Katholieke Kerk te zeer vreemd was aan de Japanse psyche, en lidmaat van die Kerk te zijn werd dientengevolge als onpatriottisch beschouwd. Heden ten dage geloven vaderlandslievende Japanners, dat zij het beste hun land kunnen dienen met de Kerk als bondgenoot. Hulp verlenen aan de Katholieke Kerk geldt momenteel als een patriottische daad. Van communistisch standpunt bezien gaat het er natuurlijk om de macht te krijgen in een nabuurstaat van 70 millioen inwoners. De rode propaganda is op het ogenblik zeer intens. Meer dan honderd communistische bladen zijn als paddestoelen uit den grond gerezen. Nozaka, de communistische leider, die geruimen tijd onder de Roden in China vertoefd heeft, is nu naar Nippon teruggekeerd en verklaarde openlijk en brutaal dat het zijn doel is de keizerlijke dynastie af te schaffen en een einde te maken aan ieder godsdienstonderricht. Deze Japanse communist schijnt over aanzienlijke geldmiddelen te beschikken, waarvan men de herkomst wel zal kunnen raden. De grote veldslag in de Japanse vlakten om de ziel van het volk is derhalve begonnen. Denkt men hier niet onwillekeurig aan den man, die de berg beklom en met uitgestrekte armen tot aan zonsondergang om de overwinning bad? En is het niet de wens van ieder apostolisch hart dat vele biddende zielen in den geest de Fuji Yama mogen bestijgen om daar in Gods nabijheid de zo nodige zegen af te smeken voor hen, die in de Japanse vlakten de hitte van den strijd te dragen hebben? Maar naast deze zo eminente geestelijke middelen, waarvan zo ontzaggelijk veel afhangt, moeten toch ook andere factoren niet geheel uit het oog worden verloren en hier dunkt het mij wel van belang dat men Japan zo spoedig mogelijk op zijn eigen benen moet laten staan, opdat de goede elementen de overhand mogen krijgen. Hoe kan immers een regering of parlement prestige krijgen onder het volk, wanneer het toch al te duidelijk is dat zij slechts werktuigen zijn in de handen van een vreemden overheerser. Mogen daarom de Amerikanen volk en monarch inspireren en aanmoedigen. Ja, ook den keizer, want de meeste Japanners zien in hem het enige vaste anker in een stormachtige zee. Zoals terzake kundigen verwacht hadden, heeft zijn eigen afzwering van zijn godheid niet in het minst afbreuk gedaan aan zijn prestige en menigeen zal zich wel eens afvragen, hoe dit toch mogelijk is. Men moet niet uit het oog verliezen, dat de ideeën, welke het volk over zijn keizer had, tweevoudig waren. Allereerst de idee over hem als de directe afstammeling van de zonnegodin, het goddelijk concept, en op de tweede plaats de idee over hem als het hoofd van de nationale familie of het vader-des-vaderlands-concept. Welnu, door de voort- | |
[pagina 805]
| |
durende propaganda van militaire zijde werd op het eerste steeds meer de nadruk gelegd en het laatste min of meer onderdrukt. Maar de Japanners zijn een buitengewoon emotioneel volk en hun idee van den keizer als patriarch en vader des vaderlands - alhoewel door de militairen op den achtergrond geschoven - bleef een zeer reëel en krachtig element in hun volkswezen. Het resultaat derhalve van de keizerlijke verklaring dat hij zelf maar een gewoon schepsel is, wezenlijk niet te onderscheiden van zijn onderdanen, heeft juist datgene uitgewerkt, wat Japanologen ook verwacht hadden. Aan de lang onderdrukte emoties van kinderlijke genegenheid en trouw kan nu de vrije loop worden gelaten met het resultaat dat hij nu sterker leeft en regeert in de harten van zijn onderdanen dan ooit te voren en hij kan zich momenteel in een werkelijke populariteit verheugen, die zeer verschilt van de overdreven eerbetuigingen en ontzag, waarmede hij vroeger behandeld werd. Dit was wel zeer duidelijk waar te nemen bij de promulgatie van de nieuwe grondwet. Men had een podium opgericht dat door een grote menigte politie-agenten was afgezet. De militaire kapel begon het nationale volkslied, het 'kimi ga yo' te spelen. De minister-president verscheen met de leden van het kabinet. Daarna besteeg de keizer met zijn gevolg het podium. De kapel begon te spelen, maar de muziek ging in een oogwenk verloren, overstemd als het werd door de enthousiaste uitroepen en 'hanzais' van de geestdriftige menigte. In plaats van de gebruikelijke diepe hoofdbuiging en de doodse stilte, stormde de mensenmassa naar voren en door het politiecordon heenbrekende, stuwden zij op tot aan den voet van het podium, wild en uitgelaten over het geluk nu ten lange laatste eens werkelijk die gevoelens tot uiting te kunnen brengen, die zij zolang ten opzichte van hun keizer gekoesterd hadden. Maar er is nog een andere reden, die men kan aanvoeren voor de populariteit van den keizer. Hij is nl. het enig overgebleven symbool van de continuïteit met het verleden. Al het andere is verdwenen. De grondvesten, waarop de natie was groot gebracht gedurende eeuwen, zijn gebleken irreëel en onwaar te zijn, en nu op drift geraakt, heeft het volk in hem het enige vaste anker gevonden. De manier, waarop Mac Arthur de keizerlijke dynastie en al de emotionele en psychische waarden, daarmede verbonden, dienstbaar heeft gemaakt aan de bezetting en opbouw van het nieuwe Japan, is werkelijk bewonderenswaardig. Toen hierboven geschreven werd over een bespoediging van het vredesverdrag, was schrijver dezes in genen dele oorspronkelijk, maar herhaalde hij de woorden van den wachter van het Vaticaan, die - zoals gewoonlijk - in zijn recente Kerstrede woorden van diepe wijsheid sprak, toen hij zeide: 'In plaats van voort te gaan op den | |
[pagina 806]
| |
weg naar een wereldvrede leven vele volkeren der aarde nog in een staat van voortdurende onrust, waaruit vlammen kunnen ontstaan voor verdere conflicten. Iedereen, die deze dingen beleeft en daarover mediteert, komt zeer diep onder den indruk van den ernst van het uur. Wij gevoelen ons daarom gedreven de regeerders der volkeren in wier handen het lot der wereld berust en van wier beslissingen het welslagen of het mislukken van den vrede zal afhangen, de volgende punten wel te willen overwegen. 'De eerste voorwaarde voor de vervulling van de verwachting der volkeren en voor de verzachting en opheffing der moeilijkheden en voor het wegnemen van de internationale spanningen is, al uw energie en goeden wil er op te richten om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de tegenwoordige onverdraagbare staat van onzekerheid en om zo vlug mogelijk, ondanks de vele moeilijkheden, die niemand kan ontkennen, te komen tot een definitieven vrede onder alle volkeren. Gedurende de lange oorlogsjaren en ook de naoorlogse periode heeft de menselijke natuur, overladen met onzegbaar veel leed, bewijzen geleverd van een ongelofelijk weerstandsvermogen. Maar dit vermogen heeft zijn grenzen en voor millioenen mensen is de limiet bereikt. De veer is thans tot het uiterste gespannen en het geringste kan haar doen springen, met de onherstelbare consequenties van dien. De mensen verlangen er naar weer in staat te zijn om opnieuw te kunnen hopen. Al degenen, die weten dat alleen de snelle hervatting van de normale economische en juridische betrekkingen tussen de naties, de wereld kan vrijwaren van wanorde, waarvan toch alleen de machten der duisternis zouden profiteren, zijn het meest er over bezorgd, dat er een snel en definitief vredesverdrag tot stand moet komen. Moge het jaar dat thans ten einde loopt daarom het laatste jaar van hun lijden en onvervulde verwachtingen zijn. Moge het nieuwe jaar het vredesverdrag aanschouwen.' Volk van Amerika, gij hebt een geweldige verantwoordelijkheid. Moge de toekomst tonen, dat deze verantwoordelijkheid gelegd is in de juiste handen. Wij kunnen God danken, dat vijandschap, haat en verdenking voor de meeste Amerikanen gevoelens zijn, waaraan zij moeilijk kunnen vasthouden. Wij hebben het gezien na de eerste wereldoorlog en moge God het geven, dat wij dit nogmaals kunnen ondervinden. Ik ben er volkomen van overtuigd dat grootmoedigheid in de overwinning veel meer aantrekkingskracht op den gemiddelden Amerikaan uitoefent. Japan staat op een kruispunt. Zal het, armoedig gehouden, de achterbuurt van het Oosten worden of een keurig cultureel en vriendelijk land, waartoe het zo grote mogelijkheden in zich draagt. Dit te beslissen ligt grotendeels in handen van de Amerikanen. Japan heeft zijn les geleerd; zij die het het beste | |
[pagina 807]
| |
kennen, twijfelen daar niet aan. Een grootmoedige behandeling zal op den duur zonder twijfel de beste en wijste weg blijken te zijn. Een van de lessen, die het leven ons leert, is toch wel deze, dat de enige manier om iemand betrouwbaar te maken is hem ver-trouwen te schenken en de zekerste weg om iemand onbetrouwbaar te maken is hem te wantrouwen en hem zijn wantrouwen te tonen. Dit geldt zowel voor het individu alsook voor de naties. Ik wil hiermede slechts zeggen, hoe sneller wij Japan op zijn eigen benen laten staan, hoe beter de resultaten zullen zijn. En laten wij er aan denken, dat onder de vele goede kwaliteiten, de Japanners over het algemeen nooit de vriendelijkheid vergeten. Iedereen, die geruimen tijd onder hen geleefd heeft, zal het hiermede eens zijn. Toen vele vreemdelingen kort voor den oorlog of gedurende de diplomatieke uitwisseling tijdens den oorlog, Japan verlieten, wisten zij dat, wat zij moesten achterlaten, aan goede zorgen was toevertrouwd. En degenen, die thans zijn teruggekeerd, hebben hun huizen voor zover zij niet verwoest of vernietigd zijn door de raids, volkomen intact teruggevonden alsof zij slechts voor een paar weken met vacantie afwezig waren geweest en kort voor den oorlog en zelfs gedurende den oorlog kon men in het aardbevingsmuseum te Tōkyō nog het bewijs zien van Japan's dankbaarheid ten opzichte van Amerika, voor hetgeen laatstgenoemde in zijn gebruikelijke edelmoedigheid gedaan had na de grote aardbeving in 1923. Enigen tijd geleden luisterde ik in de grote aula van de Leuvense Universiteit naar een lezing van graaf Folke Bernadotte, die sprak over de rol, die hij gespeeld had als vertegenwoordiger van het Zweedse Rode Kruis bij de voorbereiding voor Duitsland's overgave. De doodse stilte van het grote auditorium werd verbroken en de spreker kreeg een machtig applaus en enthousiaste toejuichingen, toen hij zijn belangwekkende rede met de volgende prachtige woorden besloot: Avant la guerre la charité
Pendant la guerre la charité
Après la guerre la charité.
Mogen de staatslieden van Amerika de visie, de wijsheid en de toewijding bezitten om te handelen naar deze richtlijnen. |
|