| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Anselme MUSTERS O.E.S.A., La souveraineté de la Vierge. - Édition des Pères Augustins, Gent, 1946, 214 blz., Fr. 60.
De Spaanse theoloog, door E.P. Musters aan een betrekkelijke vergetelheid ontrukt, heeft in de xviie eeuw een niet onaanzienlijke rol gespeeld in het godsdienstig leven van ons land. Einde 1622 naar de Nederlanden gekomen, waar hij aan de universiteit van Douai doctoreerde, werd hij in 1624 tot hofpredikant aangesteld. Het hof van Madrid had dit bewerkt met de bedoeling dat hij de kort te voren aldaar gestichte broederschap van de slavernij van Maria ook ten onzent zou inburgeren. Zo geschiedde dan ook, met grote plechtigheid, den 15 Augustus 1626 in de Augustijnerkerk te Brussel. Meer dan vijf en twintig jaar stelde hij zijn welsprekendheid en zijn pen ten dienste dier devotie. Zijn voornaamste werk, waarin hij haar op theologische beginselen fundeert. De hierarchia mariana, verscheen bij Plantyn te Antwerpen in 1641.
E.P. Musters onderzoekt de leer van zijn ordebroeder aangaande het Koningschap van Maria: zijn bronnen, de grondslagen waarop hij dit voorrecht baseert, nl. de onbevlekte ontvangenis, het goddelijk moederschap en het rechtstreeks aandeel van Onze Lieve Vrouw in de Verlossing, en eindelijk begrip en omvang van dit Koningschap. Hij vergelijkt daarbij de leer van Del Rios met die zijner onmiddellijke voorgangers. Uit deze zorgvuldige en belangwekkende studie blijkt o.m. welke hechte en van ouds erkende gronden de titel van Maria-Koningin, waarop men heden ten dage meer en meer nadruk legt, kan laten gelden.
E. Druwé.
Dr M.A. NAUWELAERTS C.I.C.M., De grondslagen van de godsvrucht tot het Onbevlekt Hart van Maria. - Lannoo, Tielt, 1946, 71 blz.
De toewijding der wereld aan het Onbevlekt Hart van Maria door Zijne Heiligheid Pius XII heeft deze devotie in het middenpunt der belangstelling geplaatst. Om hare theologische grondslagen goed te doen uitkomen, schetst schrijver vooreerst in bondige trekken de katholieke leer over Maria in haar dubbele betrekking tot God (blz. 11-25) en tot de mensen (blz. 25-41). Na een kort geschiedkundig overzicht, bepaalt hij dan voorwerp, zin en beoefening dezer godsvrucht. Zeer bevattelijk geschreven, keurig uitgegeven, weze dit boekje warm aanbevolen.
E.D.
J. KEUPPENS, S.Th.D., Mariologiae compendium. Deipara, mediatrix, florilegium mariale. - Tweede herziene uitgave, Scholastikaat Witte Paters, Heverlee, 1947, 224 blz., Fr. 45; Fr. 35 per 20 ex.
Om vlug en toch nauwkeurig ingelicht te zijn aangaande de kwesties, die tegenwoordig door de theologen over Onze Lieve Vrouw behandeld worden, zal men goed doen dit beknopt traktaat te raadplegen, dat thans in een tweede, bijgewerkte uitgave verschijnt. De stof is er in twee hoofddelen behandeld: Moeder Gods - Middelares. Daarbij komt als derde deel een bloemlezing uit de bijzonderste getuigenissen der traditie en pauselijke documenten.
E.D.
Rogatien BERNARD O.P., Het Mariamysterie, de oorsprong en de verheven handelingen vaa Maria's genademoederschap. Vertalers O.P. ongenoemd. - Tweede druk, Romen en Zonen, Maaseik, 1946, 448 blz., gen. Fr. 120, geb. Fr. 140.
Het bekende boek van Pater Bernard, Le Mystère de Marie, waarvan de Nederlandse vertaling in tweeden druk voorligt, hoeft geen aanbeveling meer. In den beschouwenden trant van de zeventiend-eeuwse Franse school, biedt het een diepzinnige, en toch heldere, uiteenzetting van Maria's aandeel in het verlossingswerk en in de uitdeling der genaden. De vertaling, soms iets korter dan het origineel, is getrouw en zeer vlot. De keurige uitgave verdient allen lof.
E.D.
Geneviève-G. BESLIER, Sainte Thèrése de France. Préface de M. Ie professeur Laignel-Lavastine de l'Académie de Médecine. - Casterman, Doornik, 1947, 115 blz., Fr. 30.
Deze korte biographie van de kleine H. Theresia weet datgene te belichten, wat het tegenwoordige lezerspubliek psychologisch het meest kan interesseren. Soms ligt de nadruk nogal erg op het sentimentele. Boeiend en aangenaam geschreven.
A.D.
| |
| |
| |
Taal- en letterkunde
Blcei en belofte. Vlaamsche gedichten uit de kwarteeuw tusschen twee vuren, bijeengebracht en ingeleid door Paul de Rijck. - Kajottersuitgaven, Brussel, 1946, 206 blz., Fr. 65.
Paul de Rijck heeft, uit de poëzie tussen de twee oorlogen (en tijdens den tweeden), een bloemlezing voor een ruimer publiek samengesteld. Hij wilde dichters en volk bij elkander brengen; het komt ons voor dat hij faalde.
Van vijf-en-zeventig dichters, alphabetisch gerangschikt, plaatste hij telkens twee stukken. Goede en minder goede door mekaar, en de betere liggen bedolven. Allerlei onderwerpen door mekaar ook, en het repertorium achteraan maakt die wanorde niet goed; een bedrieglijk repertorium overigens, dat ons over den werkelijken geest van elk vers heel weinig meedeelt. Een bonte verzameling dus, alles behalve een 'bloei en belofte', het al te duidelijk beeld van een gehavende, onzekere, verwarde poëzie-in-gevaar, met als meest bedenkelijk verschijnsel: de zelfgenoegzaamheid.
Een recensie als deze valt den recensent heel pijnlijk. Maar de verzamelaar ging van de onderstelling uit dat de poëzie, in de laatste dertig jaar, werkelijk bloeide. Hij onderzocht niet verder en kritiseerde liever niet: waar waren de werkelijke talenten? welke stukken brachten, naar geest of techniek, vernieuwing of voedende schoonheid? welke poëzie diende het volk bijgebracht en wat zou het volk er aan hebben?... Hij verzamelde en beschreef: al zal ieder aandachtig lezer verrukt worden door mooie stukken en verrast door zich openbarende talenten, het geheel zal hem onbevredigd laten, ontgoocheld, wars van wat men thans poëzie noemt.
Sommige stukken, die zich overigens niet imponeren, passen niet in een bloemlezing voor het katholieke volk. Zo God door Raymond Herreman (blz. 94), Armoede door Luc van Brabant (blz. 139), de verzen van Paul Rogghé (blz. 124, 125), verscheidene andere.
Em. Janssen.
Robrecht MORTIER S.J., De Triomf van den Gekruiste. - Herziene uitgave, G. Verraes-Pattijn, Meenen, z.j., 175 blz.
Wanneer wij zeggen, dat dit toneelspel bij ons volk de plaats van de vroegere mysteriespelen verdient in te nemen, bedoelen wij daarmee geenszins, dat het geboren is uit de evolutie van het middeleeuwse toneel, zoals bv. de Passiespelen te Oberammergau, evenmin dat het een modeme herschepping er van is tot een lyrisch-episch kijkspel zoals het H. Bloedspel van Brugge. Het staat integendeel dichter bij Paul de Mont's psychologisch sterk gebouwde Geding van Ons Heer. Doch terwijl dit laatste zeer beperkt werd opgevat, heeft R. Mortier zijn werk een breder basis gegeven. Het houdt rekening met de cosmische achtergrond, de ontzaglijke betekenis van de centrale waarheid van ons geloof: Christus' verrijzenis als openbaring van zijn Godheid. Zijn Lijden, en de personages die in zijn lijdensgeschiedenis een rol spelen, treden enkel op in functie van zijn Verrijzenis. De schrijver voldoet daarbij volledig aan de vereisten van het hedendaagse toneel; waar zoveel Christus-spelen zich er toe beperken, een reeks tonelen op te roepen van het gekende gegeven, zonder er een dramatische spanning in te kunnen leggen, heeft R. Mortier de eisen begrepen, door een waar drama gesteld: een sterke innerlijke bouw, psychologische spanning en strijd, ineenstorting en oplossing der spanning. Een zware, maar lonende opgave, zo men wetenschappelijke exactheid naar de laatste gegevens van geschiedvorsing en exegese met al de spanning van een modern drama wil verenigen. De Christusfiguur zelf treedt niet op, en de strijd van de priesters, in al hun gewichtigdoende, kleine drukte, tegen de onzichtbare tegenstander, is des te spannender uitgewerkt. Zo het werk boeit bij de lezing, toch heeft de ervaring bewezen, dat het alleen bij de uitvoering helemaal tot zijn recht komt. Het is vernuftig in elkaar gestoken, de schrijver weet wat juist gebruikte toneeleffecten vermogen. Bij goede leiding wordt het een succes; doch valse pathos
kan heel wat ironisch geschreven passages verkeerd interpreteren. In de koren, evenals in het stuk zelf, zoeke men geen hoge poëzie. Alles is er geestrijk, en draagt een realistisch, enigszins koud karakter, het best geschikt om de juiste toon te treffen. Wellicht in aansluiting bij het Shakespeariaanse toneel, krijgt ook het volk zijn intermezzo's, - natuurlijke pauzen van verademing in de spanning: het optreden van Elymas b.v., hier een puur anecdotisch personage, is scenisch gezien, één van de knapste verbeteringen in deze tweede uitgave. Ook de duivel (benevens een duivelskoor) treedt even op: weer èn een populaire èn een voor toneeleffect geschikte figuur, die tevens de wereld-achtergrond van het stuk beklemtoont. De opvoering in deze nieuwe bewerking vergt overigens een kleiner aantal spelers.
De waarde van dit werk voor onze toneelliteratuur werd ook van anders
| |
| |
denkende zijde erkend, al vermag men in deze kringen zijn waarde voor het katholieke geloofsleven bij ons volk natuurlijk niet te appreciëren. - Mocht de Triomf het Paasspel worden van de christelijke gemeenschap in al onze steden!
A. Deblaere.
Ch. HUYGENS, Licht en schaduw. De roman van Rembrandt's leven. Met vele illustraties. - Tweede druk, J. Philip Kruseman, Den Haag, z.j., 346 blz.
Een tweede druk reeds van dit waardevolle Rembrandt-leven. Een geromanceerde biographie in het kader van het zeventiendeeuwse Holland, van Leiden eerst, dan, en vooral, van Amsterdam. Doch dit kader is niet dood: wij leven zelf in de bloeiende stad, wij volgen haar groei en uitbreiding, worden opgenomen in de kring van haar handelslui, haar kunstenaars en letterkundigen, haar belangstelling en politieke wederwaardigheden, wij komen in aanraking met haar persoonlijkheden en haar burgerij, zoals Rembrandt zelf die leerde kennen. Huygens bouwt zijn roman op een zo getrouw mogelijke evocatie van de werkelijkheid. Men verwachte van dit boek dan ook niet, dat het een moderne psychologische roman zou wezen, een zuiver letterkundige creatie. Voor alles wil schrijver Rembrandt's reële leven aan zijn volk leren kennen, en het mogelijk maken zijn historisch bestaan in een verhaal mee te leven. Daarbij heeft hij, gelukkig overigens, aan heel wat diepzinnige beschouwingen verzaakt, die men naar aanleiding van Rembrandt's werk maken kan. Nu kan het wel, dat in deze kunst wereldomvattende conflicten en problemen zich uiten, maar het interesseert ons vóór alles, hoe Rembrandt zelf zijn kunst zag, vaak meer met haar technische zijde dan met haar diepere betekenis rekening houdend. Van de grootheid zijner schepping heeft hij veelal geen totaal verantwoord bewustzijn, wat ook bijna ondenkbaar ware; doch hij is zich sterk genoeg bewust van de trouw, aan zijn eigen roeping verschuldigd, om liever in oppositie tot zijn burgerlijk milieu te komen, en onbegrip te oogsten, dan zijn eigen visie en drang te verzaken. Onbevangen wordt ons Rembrandt's karakter getoond, zoals wij het uit de geschiedenis kunnen bepalen, met zijn royale hoedanigheden en gebreken. En wij volgen de tragiek van dit bestaan, in zijn ontplooiing, en in zijn overmoed die als met immanente noodzakelijkheid tot een ineenstorting moet leiden, de tragiek van ieder geniale persoonlijkheid,
die niet vermag rekening te houden met de, vaak benepen, realiteit van zijn omgeving.
A. Deblaere.
Arthur Koestler, Nacht in den Middag. - 'De bezige Bij', Amsterdam, 1946, 312 blz., geb. Fl. 4,90.
Het is niet gemakkelijk een werk van Koestier te bespreken. Geheel zijn leven is een curve en zijn boeken maken die krommingen mee. Vandaar de noodzakelijkheid ieder roman van den auteur in zijn organisch verband te zien met wat voorafging en niet het minst met wat er op gevolgd is. Dat men hiermede steeds geen rekening heeft gehouden is de aanleiding geweest van de vele vergissingen en polemieken die rondom het oeuvre van den Hongaarsen uitwijkeling zijn ontstaan.
Het gegeven van Darkness at Noon - oorspronkelijke titel van de Engelse uitgave - is eenvoudig. Roebasjow, excommissaris van de communistische partij, om een politiek meningsverschil in hechtenis genomen, legt zijn individueel geweten, dat zich rechtvaardigen wil - en volgens de oude moraal het ook kan - het zwijgen op, om de gedragslijn van de Partij niet in het ongelijk te stellen. Na zich beschuldigd te hebben van de meest uitzinnige misdaden en van het lafhartigste hoogverraad wordt hij met een kogel 'geliquideerd'. Die zelfbesmeuring en totale vernietiging van zijn persoon was de laatste dienst dien de excommissaris nog aan de Partij kon brengen. Maar zelfs dit heroïsche levensoffer zal niet bekend gemaakt worden 'tenzij op een dag dat het geen onheil meer kan verrichten'.
De Moskouse processen hebben Koestlers geloof in het communisme diep geschokt. Maar zeggen dat ze hem dwongen het marxisme op te geven ware wellicht te veel beweerd. Roebasjow is, meer nog dan de verpersoonlijking van de omgekomen vrienden van den auteur, de auteur zelf die de handelwijze van Stalin tracht te begrijpen. Wie of wat moet wijken: de persoon of de gemeenschap? Wat dicteert de levenswet: de koude logica of de totale menselijke reactie waarin de liefde het vooruitstuwend element is? Waar ligt de oplossing van het conflict: vrijheid en determinisme? Wettigt het doel de middelen? Het boek stelt al deze problemen maar eindigt met een vraagteken.
In zijn latere romans en vooral in Le Yogi et le comissaire werkt de schrijver zich stilaan uit die tweeslachtigheid los. Het wordt hem duidelijk dat de oorzaak van het mislukken der Russische revolutie in het materialisme ligt dat elk geestelijk voedsel aan den mens ontzegt. Maar dat is de Koestier van 1946, niet de schrijver van 1939, het jaar waarin hij zijn Roebasjow creëerde.
| |
| |
Koestlers interpretatie van de Moskouse processen ligt helemaal in de lijn van de rechtgelovige marxistische verdedigingen, zoals die werden gevoerd in de jaren 1937-1938 door Aragon, Sellier, Marchala en anderen. Weliswaar klopt de thesis van den auteur niet helemaal met de letter van Marx' leerstellige uiteenzettingen, maar dit komt omdat het marxisme hier een nieuwe verwoording krijgt in de historische structuur van de twintigste eeuw. Zo worden twee zijluiken aan het negentiende eeuwse middenpaneel: de oppermacht van de economische ontwikkeling, toegevoegd: enerzijds het mecanicisme, het volledig verdwijnen van de menselijke persoonlijkheid in de functie van een nummer, en anderzijds de fameuze wetvan de relatieve rijpheid, waarin een rechtvaardiging wordt gezocht van de telkens terugkerende dictatuur, waaraan het communisme een einde scheen te moeten stellen.
Met dit communisme aldus door te denken heeft de schrijver de innerlijke tegenspraak van de leer blootgelegd. Daarin ligt dan ook de grootste verdienste van het werk, meer dan in het vaag spirituele dat wij in zijn boek ontdekken en dat eerder in het sentimentele thuis hoort.
Literair is het boek sterk gebouwd: een stevig geraamte, maar zonder het poëtische gebeuren. Wellicht kon het niet anders. Meer dan de schoonheid beheerst de waarheid het oeuvre van dezen zoeker, die in een hem vreemde taal - het Engels - ons de ervaringen wil mededelen van zijn ontgoochelden en steeds verder vorsenden geest.
Een werk dat wij ieder kritisch gevormden lezer ten zeerste aanbevelen.
A. Vandenbunder.
Harald HORNBORG, Crépuscule sur Illerstadt. Traduit du suédois par Herbert de Kantzow. Texte français établi par L. Vervaet. - La Sixaine, Brussel, z.j., 253 blz.
Toen, in 1713-1716, de Russen Finland veroverden en onderwierpen, kende ook de heerlijkheid Illerstadt den ondergang. Een gehavend geslacht, uiteengerukt door oorlog en ziekte, zorgeloosheid en passie; vreemde indringers en geheimzinnig vluchtenden; verre geruchten en nabije slagen; menselijke boosheid en spookachtige tekenen...: buitengewoon handig en gevat, verscheiden en toch één, weet de auteur de even roemloze als ellendige dood of verdwijning der laatste leden van het geslacht voor te stellen en in te kleden; met een vaardigheid die de diepmenselijkheid nogal verdringt.
Voor rijpe lezers.
Em. Janssen.
Harry BLOMBERG, Neige ardente. Traduit par Aimé Decoster. - La Sixaine, Brussel, 255 blz.
'Bientót, les premières tempêtes de neige s'abattent sur ma vallée, mais la neige est ardente, car la glacé continue à fondre dans les cceurs...' (cursivering van ons; blz. 235).
Lars Lundins, een jonge geleerde met eerzucht, komt, als protestants predikant, in een verloren dal van noordelijk Zweden terecht. Doorheen passie en zonde, ontgoocheling en drankzucht, wreedheid en strijd, verlaat hij eindelijk zijn christelijke sekte, om, volgens zijn geweten, christelijk te leven in naastenliefde en goeddoen.
Neige ardente doet aan Bloy, aan Bernanos, aan Walschap denken. Met passie en temperament geschreven, behandelt het boek het christelijk geweten en de heiligheid: een aangrijpend getuigenis, beklemmend en tragisch; een aanklacht tegen het zelfgenoegzaam christendom dat met de machten der wereld een verbond heeft gesloten; een profetische stem en een ongenadige waarschuwing.
Het liefst vergelijken wij dezen roman met het dubbeldrama Boven menselijke kracht, van Björnson: precies hetzelfde onderwerp, daar realistisch idealiserend behandeld, terwijl hier de dweepzucht doorslaat. Niettegenstaande protestantse toestanden en geest, kan hij - een sterk stuk literatuur en een brandend getuigenis - evenwichtige en religieus gevormde lezers heilzaam doen nadenken; toch zien wij hem liever niet in katholieke handen.
Em. Janssen.
Evelyn WAUGH, Sensation. Vertaald door Franz Weyergans. - Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1946, 227 blz., Fr. 66.
Voor katholieke lezers is de bekeerling Evelyn Waugh geen onbekende meer. Buiten zijn boeiende biographie van de Zalige Edmund Campion S.J. worden ook zijn pittige romans graag gelezen. Reeds verscheen bij dezelfde uitgeverij zijn Decline and Fall onder de titel Conduite scandaleuse. Thans zijn satirische roman Scoop, in vertaling Sensation. Op een zeer eenvoudig schema, een vergissing tussen twee personen die dezelfde naam dragen, wordt een verhaal vol grappige situaties gebouwd, die de hele journalistenwereld, met al haar bluff, jacht op sensatie en overdrijvingen, duchtig hekelt.
In plaats van de journalist John Soulié, die graag als oorlogscorrespondent Londen ontvluchten wil, wordt zijn verre neef William Soulié, een zeer rustig landjonker, onder veel avonturen naar een
| |
| |
kleine neger-republiek in Oost-Afrika geloodst, om er de in Europa fel overdreven gebeurtenissen als correspondent van de Daily Beast te gaan observeren. In het dode stadje, waar hij terecht komt temidden talrijke andere journalisten, heerst niets dan absolute verveling. Dank zij zijn onhandigheid en onverschilligheid, geraakt hij alléén onder al zijn collega's in een reeks avontuurlijke episoden verwikkeld, wier relaas in Europa de hoogste sensatie verwekt, en die hem een wereldfaam bezorgen. - Een prettig en gaaf boek. Lectuur voor volwassenen.
A. Deblaere.
Petra THOMASSON, De weg buigt om. Roman van jonge mensen voor jonge mensen. - Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, (1946), 296 blz., geb. Fr. 169.
Dit ontredderend boek verhaalt van een groep jonge mensen die modern willen heten, hun leven inrichten los van de traditionele banden van gezin, vaderland, liefde of moraal, en alleen maar geleid worden door een vaag gevoel voor wat passend, onsentimenteel en fatsoenlijk is. Onbarmhartig gooit echter de bezetting met haar gesels de vrolijke groep uit mekaar: een jodin, een danseresje, een rijkemanskind, de zoon uit een N.S. Ber familie, een dokter-uit-roeping, allen worden ze door de gebeurtenissen geslagen in hun wondeplek, tot Fanny, - juridische studente op non-actief en hoofdpersonage van het boek - gedurende een vliegtuig-aanval haar laatste vriendin verliest en meteen alle houvast.
Want een houvast is er in dit overgevoelige vrouwenboek niet. God krijgt geen plaats in het leven van dit meisje dat zich nog katholiek heet; de priester kan alleen maar 'vergeving schenken en een illusie van rust geven die niet duurzaam is; want morgen zal de zorg er weer zijn... het koortsig zoeken naar het geluk dat niemand vinden zal'. Haar moeder is haar een vreemde geworden met wie ze niet meer spreken kan, en wanneer Fanny tenslotte de balans opmaakt, weet ze alleen maar: 'Ik beu zo gruwelijk alleen'.
Zo is geheel dit dagboek een verbijsterende zelfbeschuldiging, de aanklacht tegen een tijd die te hard was voor die ongewapende harten en een angstig-bedwongen roep om hulp.
A. Boone.
Jozef VERSOU, Nieuwe reis naar Utopia. Fantastisch verhaal. - Artes, Brussel, 1946, 121 blz.
Jozef Versou, een overtuigd communist, schetst ons een communistischen heilstaat. Hij plaatst hem geheel afgezonderd en voor de buitenwereld onbekend; als voorouders der bewoners heeft hij de Wederdopers der zestiende en zeventiende eeuw gevonden; hij maakt ons getuige van hun arbeiden, hun vermaak, hun gesprekken en hun geluk: een sfeer van materialisme en 'Diesseitigkeit', doortrokken met milde fierheid en vrij ruime gedachten.
Artistiek heeft dit werk - evenmin de grotere schets als de twee kleinere - weinig waarde. Toch waarderen we den oprechten, edelen schrijver, al beschouwen we zijn verbeelding als vrij 'utopisch'.
Em. Janssen.
Jozef VERSOU, Stemmen der vrijheid. - Artes, Brussel, 1947, 206 blz., Fr. 95.
Schrijver wil het aandeel der proletarische letterkunde aflijnen in onze Nederlandse literatuur. Onder proletarische letterkunde verstaat hij een 'woordkunst (waarin de kunstenaar) de proletarische philosophie openbaart' (blz. 18); zij begint nu pas, met de tijdsperiode zelf van het proletariaat: allerbelangrijkst dus voor de toekomst.
Vóór de negentiende eeuw waren er slechts voorlopers; in de 'eeuw van het kapitalisme' ontwikkelde zich sporadisch een proletarische letterkunde, die, met de opkomst der arbeidersbeweging vanaf 1880, een eersten bloei tegemoetging. Doch de tweede generatie, na die van Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst, was de eerste niet meer waard, al sterft sedert dien het geslacht der proletarische schrijvers niet meer uit.
De auteur behandelt zijn onderwerp sereen en nauwgezet. Zijn idealiserend inzicht en vreedzame mentaliteit waarderen we echter gemakkelijker dan het bekomen resultaat: voor een studie als deze mist hij stellig de wetenschappelijke en artistieke vorming, wellicht ook de envergure en penetratie.
Em. Janssen.
| |
Kunst
Prof. Dr August VERMEYLEN, Van de catacomben tot Greco. Geschiedenis der Europeesche plastiek en schilderkunst in de Middeleeuwen en de Renaissance. - Tweede druk der geheel herziene en uitgebreide uitgaaf, 500 afbeeldingen, Wereldbibliotheek, Amsterdam, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 502 bladzijde, (26,5 × 19 cm), geb. Fr. 350.
| |
| |
Een nieuwe uitgaaf van Vermeylen's Geschiedenis der Europeesche plastiek en schilderkunst onder een duidelijker omgrenzende titel. In plaats van afzonderlijke boekjes op klein formaat, verschijnt thans één groot volume, merkelijk handiger en aangenamer bij de lezing, daar Vermeylen's proza nu éénmaal geen lectuur is voor trein of bus. De talrijke illustraties - thans zijn er 500 - werden niet meer afzonderlijk gebundeld, doch staan in de tekst, zodat men het boek niet telkens achteraan moet opslaan. Die reproducties hebben overigens geen kunstpretentie, zij willen ons alleen het besproken werk te binnen roepen, niet de kwaliteiten laten zien waarvan de schrijver spreekt.
Men heeft er op gewezen, dat Vermeylen eigenlijk geen belangrijke nieuwe inzichten in de kunsthistorie heeft gebracht; hij moge ook geen bevoegdheid wezen in technisch-wetenschappelijke vragen, - meer dan eens laat hij zelf het antwoord op een omstreden vraag of een betwiste toeschrijving aan de 'wetenschap' over, - zijn Geschiedenis blijft de grootste en machtigste synthese van zestien eeuwen kunstgeschiedenis, die wij in Vlaanderen bezitten. Geen tweede schrijver bezat totnogtoe een dergelijke algemene eruditie, synthetisch inzicht en begrip, naast een even begenadigde uitdrukkingskracht, taalvaardigheid, wijsgerige cultuur en goede smaak. Zijn gezond evenwicht bewaart hem voor onwaarschijnlijke beweringen, hyperbolische uitlatingen, verliteraturiseerde beschrijvingen. De lof van dit werk werd reeds voldoende verkondigd, dan dat wij hem herhalen moeten. Maar het blijft een ongerept genot, de bladzijden weer eens te herlezen over de Gotische plastiek of Donatello, Van der Goes en Bosch, Leonardo en Michelangelo, Raffaël en Titiaan, Bruegel en Greco. Niet zonder glimlach herlezen wij die lapidaire veroordeling van alle akademisme: 'Er is geen volmaakte kunst. Elke kunst is samengesteld uit eeuwige en tijdelijke menschelijkheid, eft wie daar het eeuwige van het tijdelijke wil ontdoen, schendt het leven zelf van de kunst, behoudt alleen nog een abstractie die geen kunst is' (blz. 313). Wie kon het zeggen als Vermeylen?
Bij een eerste blik schijnt weinig in de tekst veranderd, al verklaart schrijver dat deze uitgaaf 'een diepgaande omwerking vereischt (heeft), om met de jongste navorsching en eigen nieuwe gezichtspunten rekening te houden'. Vooreerst heeft hij zijn best gedaan om in de A anteekeningen een reeks werken te vernoemen, waaraan hij meer dan louter feitenmateriaal te danken heeft. Wij begrijpen dat het hem onmogelijk was, een volledige literatuurlijst op te maken: men bedenke, dat zijn werk de vrucht is van veertig jaar arbeid, ontelbare colleges en onverdroten studie.
De Inleiding bleef volledig ongewijzigd: hij bewaart hetzelfde eclectisch standpunt, dat hij vroeger reeds innam. Wanneer hij echter beweert absoluut eclectisch te werk te gaan en uit alle cultuurphilosophieën het goede te gebruiken, is hij gelukkig niet consequent: want wij vragen ons af, waaraan iemand die zijn geest tot een tabula rasa maakt, dit 'goede' herkennen zal, naar welke maatstaf hij die philosophieën zal beoordelen en toetsen. Gelukkig is Vermeylen's oordelende geest, die beweert totaal 'vrij' te staan, in werkelijkheid gevormd door een gezonde, Grieks-christelijke wijsgerige traditie, wat hem toelaat de positivistische kunstphilosophie zeer critisch te behandelen en een hoge waarde toe te kennen aan de persoonlijkheid van de scheppende kunstenaar.
In de tekst zijn geen grondige wijzigingen aangebracht, wel andere schikkingen: in plaats van een generatie uit één nationaal gebied, b.v. Donatello of Gerard David, helemaal af te handelen vooraleer naar een andere over te gaan, verkiest hij het sterk evoluerende werk van grote meesters in tweemaal te behandelen, om de geleidelijke ontwikkeling in héél West-Europa van dichterbij te volgen. Toch getuigen heel wat kleine veranderingen, soms met vérstrekkende betekenis, voor de zorgvuldige verantwoording van het geschrevene. Een enkel voorbeeld: van een meester te Reims heet het in de eerste uitgave, dat hij zich 'van Germaansche eigenaardigheden niet ontdaan' heeft (I, blz. 86); in de tweede: 'van zijn Germaansche eigenaardigheden' (blz. 62). - Ziehier de belangrijkste wijzigingen: de vroeg-christelijke kunst sluit thans dichter aan bij de Syrische. Na het Concilie van Nicea, 787, laat zich een dubbele stroming onderscheiden in de Oost-Europese kunst. Waar het gaat over de bijdrage van Oud-Keltische fantasie en Syrische invloeden in het tot stand komen der Westerse kunst, heeft schrijver wel zijn uiteenzetting bijgewerkt, doch niet hèrdacht, wat een verwarrende tweeslachtigheid in zijn synthese brengt. De Duitse prae-gotiek, en de Giottesken krijgen een groter plaats.
Enkele uitlatingen bevreemden toch bij een zo ernstig auteur als Vermeylen: in het pathetische van de Triomf van de Dood, uit het Campo Santo te Pisa, vindt hij iets Bruegeliaans-Vlaams realisme (blz. 116). Wij vernemen opnieuw, dat de mens 'met Wyclif en Hus zijn godsdienstige en zedelijke zelfstandigheid begon te veroveren' (sic uitgave Standaard,
| |
| |
blz. 123). Bernardus, Frans van Assisi en Jeanne d'Arc bezaten dus geen godsdienstige en morele zelfstandigheid? (Had Vermeylen het boek van Dobraczyński nog gekend, waarin Hus met Jeanne d'Arc vergeleken wordt, dan had hij zoiets zeker niet geschreven.)
Is het de tol, door grote geesten aan de ouderdom betaald, dat zij geliefkoosde hypothesen op de duur voor zekerheden gaan houden? In twee van de meest omstreden kwesties uit de kunstgeschiedenis van het Westen, die van de gebroeders van Eyck, en die van Flémalle-van der Weyden, getuigt Vermeylen van een specifieke onmacht, het probleem onbevangen te stellen, laat staan het opnieuw te denken. Hij houdt zich aan de rol van Hubrecht in het Turijns getijdenboek, en steunt daarbij op het feit, dat dit handschrift thans verbrand is, en dus geen verificatie toelaat: men moet dus maar de drie kunsthistorici (dit werd geschreven vóór Hulin de Loo's overlijden) geloven, die het gezien en er over geschreven hebben. De vraag is natuurlijk in hoever toenmalige opinies hen beïnvloedden, toen zij het bekeken. Hij blijft er ook bij, dat van Eyck met olieverf schilderde. Hubrecht en Jan krijgen elk hun deel toegewezen in de panelen van het Genter altaar; intussen verklaart hij, dat de twee handen niet te onderscheiden zijn. Waarop steunt dan de toeschrijving?
Terwijl hij voorgoed het Latijns karakter (invloed van Destrée) van Rogier's werk laat varen, blijft hij Flémalle met Campin identificeren, donec contrarium probetur, en deze van Rogier onderscheiden. Zelfs Friedländer herzag hierin, na Renders' betoog, in alle oprechtheid zijn mening.
Vermeylen verdedigt een verouderde, bijna onhoudbare positie: twee meesters, doch één ontwikkelingsgang; Flémalle's evolutie eindigt op een beginstadium, en Rogier begint te werken met de rijpheid waartoe zijn meester juist gekomen is, terwijl zij vóór als na belangrijke stukken uit elkanders panelen moeten hebben geschilderd. De bladzijden aan dit werk gewijd zijn dan ook op zijn minst verward te noemen, en zeker krijgt het de plaats niet die hem toekomt in de algemene ontwikkeling. Ook in het probleem Justus van Gent-Berruguete blijft Vermeylen erg confuus. Zijn geest bleek niet meer bij machte, die vragen helemaal te hèr-denken. Aldus wordt zijn Geschiedenis voor bepaalde vragen eerder zelf een kunsthistorisch document, dan een document over de geschiedenis der kunst.
A. Deblaere.
C. DE WIT, Oud-Egyptische Kunst, een inleiding. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 262 blz., en 149 buitentekstafbeeldingen, geb. Fr. 430.
Het ware onjuist, te beweren dat de Oud-Egyptische kunst niet op prijs wordt gesteld. Integendeel. Maar de 'leek' kent er zo goed als niets van, buiten de eeuwig weerkerende voorbeelden uit de algemene handboeken. Hij werd, trots alle belangstelling, totnogtoe eenvoudig afgeschrikt, van alle nadere kennismaking met een kunst die hem nochtans fascineert, door de indrukwekkende geleerdheid van de publicaties er aan gewijd. De geleerden schenen hun bevindingen alleen te reserveren voor een kleine groep ingewijden en specialisten, en die kunst een nog esoterischer karakter te willen geven, dan zij droeg in de wereld waarin zij ontstond. Wanneer de schrijver, in zijn Inleiding, meent, dat zijn werk beantwoordt aan een werkelijke behoefte, zal eenieder die ooit vruchteloos naar een bevattelijk Nederlands boek over de Egyptische kunst gezocht heeft, dit moeten beamen. Prof. de Wit hoeft zich niet te verontschuldigen, dat hij hier geen grote ontdekkingen of vernieuwingen komt aanbieden; dat hij het werk van zijn voorgangers gebruikt voor zijn synthese, vermindert in niets de hoge waarde van zijn werk op zijn eigen gebied. Hij noemt het vulgarisatie: daar het voor leken geschreven is, verdient het voorzeker die naam, maar dan als de beste wetenschappelijke vulgarisatie die wij in het Nederlands bezitten. Dat hij een discipel is van Prof. Capart en naar zijn eigen getuigenis zoveel te danken heeft aan deze grootmeester van de Egyptologie, kan voor ons de waarde van zijn werk alleen vermeerderen. Maar bij het lezen van zijn boeiende en aangenaam geschreven verhandelingen, constateren wij algauw dat hij meer is dan alleen een discipel, dat hij zich door uitgebreide en diepgaande studie een eigen inzicht heeft gebouwd.
Wij verheugen er ons over, dat de schrijver een eigenschap bezit, die wij bij wetenschapsmensen, vooral bij Vlaamse! maar al te vaak missen: een taalbeheersing en uitdrukkingsvermogen om op gave en aantrekkelijke wijze, in een soepele vlotte stijl, zijn gedachten weer te geven. Wie ooit gepoogd heeft, over plastische kunst iets neer te schrijven, weet wat een superieur taalvermogen gevergd wordt, om niet in bombast of akademisch jargon te vervallen. Dit boek levert het bewijs, dat Vlaanderen thans ook geleerden bezit, die niet alleen wetenschap vermogen op te doen, maar ze ook in dienst kunnen stellen van hun volk en cultuur.
| |
| |
Voor wie één of andere kwestie nader bestuderen wil, wordt na ieder hoofdstuk een rijke bibliographie gegeven, wetenschappelijk bijgehouden en hoogst bruikbaar. Alleen de talrijke plattegrondtekeningen vallen niet altijd erg mee: meestal zijn ze niet georiënteerd, zonder schaalaanduiding, en uniform zwart, wat niet toelaat op de tekening de verschillende bouwperiodes te onderscheiden. Voor de meeste lezers zal dit echter nauwelijks enig bezwaar opleveren, en aan het gehalte van de inhoud doet het zéker geen afbreuk.
Van harte wensen wij dit boek de ruime belangstelling toe die het verdient.
A. Deblaere.
| |
Opvoedkunde
Jozef WIJNANTS, Gevaren die de jeugd bedreigen. - Reeks 'Familieleven', nr 45, 't Groeit, Antwerpen, 1946, 86 blz., Fr. 16.
Het probleem verdiende wel behandeld te worden in deze reeks, omdat ouders in onze dagen van zedenverwildering hun kinderen moeten waarschuwen tegen den stormloop naar ongezonde vermaken. Nu wordt de grote slag voor de ziel van het kind tijdens de vrije uren geleverd.
Achtereenvolgens worden de vier voornaamste gelegenheden tot ontspanning besproken: lectuur, mode, film en dansfurie. Schrijver wijst vooral op de gevaren die schuilen in sommige vermaken en hij weet ons van zijn zienswijze te overtuigen aan de hand van concrete en onweerlegbare feiten die hij uit zijn intiem contact met de jeugd putte.
Een geschikt boek om de ogen van naïeve en onbezonnen mensen te openen voor de menigvuldige en aantrekkelijke vormen van het moderne heidendom.
R. Caron.
Dr Paed. Joz. PYCK, Cultuurvorming in den huiskring. - Reeks 'Familieleven', nr 46, 't Groeit, Antwerpen, 1946, 78 blz., Fr. 16.
Deze brochuur heeft het over de intellectuele en aesthetische vorming die plichtbewuste ouders aan hun kinderen zullen geven. Hoewel het huisgezin meer op zedelijke opvoeding en de school op de verstandelijke vorming gericht is, moeten beide innig samenwerken omdat onderwijs en opvoeding door elkaar gestrengeld zijn.
Vooral worden de verschillende cultuurgebieden onderzocht die de familie kan bereiken. Door een opsomming van concrete gevallen en voorbeelden wordt aangetoond hoe de begrippen van het ware, het goede en het schone de kinderen langzaam aan kunnen bijgebracht worden. Zo b.v. om het aesthetisch gevoel bij jongeren aan te kweken moeten we de kinderen in een schoon milieu laten opgroeien, het mooie in de natuur en de kunst aanwijzen en eindelijk ze gelegenheid geven om zelf schoonheid te scheppen.
In plaats van die experimentele psychologie en die opstapeling van gevallen en wenken, zou men soms een steviger filosofischen ondergrond verwachten.
R. Caron.
Dr A. CHORUS, Paedagogische moeilijkheden bij gestichtskinderen. - 'Mededelingen van het opvoedkundig instituut der R.K. Universiteit, afdeling: Gestichtspaedagogiek', Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 1946, 23 blz., Fr. 16.
Uitwerking van een voordracht te Nijmegen gehouden voor het Katholiek Verbond voor Kinderbescherming in 1943. Terecht genieten gestichtskinderen meestal geen goeden naam. In dit boekje wordt op de noodzakelijke ongunstige kanten van het gestichtsleven gewezen: o.m. omdat daar vele kinderen samenkomen die uit min-volwaardige ouders stammen en zij er worden opgevoed buiten het gezinsverband dat bij een normaal kind van overwegend belang is.
Enige typische moeilijkheden worden besproken: gebrekkige zelfstandigheid, onvoldoende religieuze vorming en het sexuele probleem in dat artificieel milieu. Welke verbeteringen kunnen worden aangebracht? Er moet vooral naar meer karaktervorming gestreefd worden. Om de angst voor het leven en het gemis aan durf weg te nemen zal men aan de kinderen meer verantwoordelijkheid opdragen. Verder is zelfstandigheidsopvoeding door middel van het karaktervormende spel een belangrijke eis. Ligt niet in de spelcultuur meestal de grote kracht van de Angelsaksische opvoedingsmethoden?
Kortom een boekje rijk aan psychologische opmerkingen en nuttige wenken omtrent dat speciaal soort kinderen.
R. Caron.
Abbé R. KOTHEN, Religion et éducation. - 'Bâtir', reeks: 'La religion', nr 4, Casterman, Doornik, 1946, 65 blz., Fr. 18.
In dit boekje uit de vierde serie, uitsluitend aan verschillende aspecten van het religieuze probleem gewijd, wordt
| |
| |
het verband aangetoond dat er moet heersen tussen godsdienst en opvoeding.
Theoretici zoals H. De Man of Durkheim, die den godsdienst uit de opvoeding weren, verlagen de opleiding van den mens tot het dresseren van een dier, en bereiden hem helemaal niet voor op zijn grote sociale taak in de gemeenschap. De vormende kracht van den godsdienst en vooral van Christus en het Christendom, wordt uitvoerig, hoewel wat abstract, uitgewerkt. Godsdienst alleen brengt eenheid en harmonie in het eigen Zieleleven, snoert de mensen aan elkaar vast en vooral tilt het schepsel naar God op, Die de voornaamste oorzaak blijft van alle menselijke activiteit en vorming hier op aarde. Christus blijft voor ons de enige echte Meester die aan het mensdom de volle waarheid brengt. Met reden moet de godsdienst beschouwd worden als de bekroning van elke degelijke opvoeding die persoonlijkheden kneden wil.
De uiteenzetting die duidelijk is zou erbij winnen met concrete voorbeelden te worden gestaafd.
R. Caron.
Dr H.M.M. FORTMANN, De revolutie in het Engelse opvoedingssysteem. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 1946, 73 blz., Fr. 32.
Het wekt verbazing te zien hoe het Engelse volk midden in den oorlog den tijd en de energie vond om belangrijke beslissingen te treffen in zaken die met de militaire gebeurtenissen weinig verband hadden.
Op het gebied van het onderwijs, dat in Engeland achterlijk was gebleven, bracht het 'Education Act' van 1944 'n radicale verandering. In dit boek somt de auteur de voornaamste wetsbepalingen op: instellen van een ministerie van onderwijs, invoeren van drie stadia in de opleiding en verplichte 'past-time education'tot 18 jaar. Als overtuigde katholiek, die de feiten steeds in het licht van het geloof beoordeelt, geeft hij ons verder een overzicht over de katholieke jeugdorganisaties, de jeugdbeweging in den oorlog en de internationale paedagogische bemoeiingen.
Wie vlug wil ingelicht worden over de actuele stromingen in Engeland, neme ter hand die schets welke op bevoegde rapporten en eigen kennis berust.
R. Caron.
Dr M. VANHAEGENDOREN, Het verkennersleven. - Derde druk, uitgave V.S.P.C., Brussel, 1947, 520 blz., Fr. 200.
Dit is reeds de derde druk van het uitmuntend werk van Dr M. Vanhaegendoren, nadat de tweede uitgave reeds was uitverkocht voordat het boek op de markt kwam. Zie recensie in ons nummer van December 1946.
L.S.
M. VANHAEGENDOREN, Beschouwingen over jeugdwerk. - Jeugdvraagstukken, 'Brochurenreeks', nr 5, De Pijl, Brussel, 1946, 107 blz., Fr. 35.
Deze uiteenzettingen vormen geen wetenschappelijk-afgewerkte studie maar de coördinatie van enkele ervaringen van iemand die vijf en twintig jaar jeugdwerkleiding achter zich heeft.
De schrijver verdedigt o.a. de wenselijkheid het katholiek jeugdwerk te laten aanvangen op zeer jeugdigen leeftijd, b.v. acht jaar. Hij verzet zich tegen eiken vorm van verplichte aansluiting. De voornaamste struikelsteen in het jeugdprobleem is, zijns inziens, het probleem van de jeugdleiders. Nooit zullen zij talrijk en bekwaam genoeg zijn. Misschien zullen later, in andere cultuurstadia, school en jeugdwerk samengroeien; hic et nunc moeten zij afzonderlijk beschouwd worden. Jeugdwerk is niet hetzelfde als Katholieke Actie. Ten opzichte van het pluralisme in de jeugdwerken meent de schrijver dat dit het best aan de verschillende levensbeschouwingen toelaat zich op te voeden; binnen eenzelfde levensbeschouwing betekent het gemakkelijk verlies van krachten. Aan het principe der standsindeling worden enkele zeer interessante bladzijden gewijd. Aangaande oudere jeugd wordt de noodzakelijke scholing in functie van een kampvaardig ideaal tot het werkelijk leven erkend. De schrijver doet echter opmerken dat deze problematiek de jeugd slechts interesseert, wanneer ze door het werkelijk leven geheel gegrepen wordt, nl. vanaf 17-18 jaar.
Hoe waardevol deze beschouwingen ook zijn, de schrijver denkt nog te uitsluitend, naar het ons schijnt, in functie van het jeugdwerk, en te weinig in functie van het gesamt-probleem: familie-school-jeugdwerk. Het probleem van het jeugdwerk wordt slechts doelmatig opgelost, wanneer men het beschouwt, samen met de schoolhervorming, in functie van het herstel der familiale opvoeding.
W. Smet.
Dr V. D'ESPALLIER, Waarheen met de school. - 'Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding', Jg. XL, nr 3, Verhandeling 386, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 54 blz., Fr. 15.
In deze brochure wordt veel, zeer veel besproken met den nuchteren toon en het ruime standpunt van iemand, wiens competentie in schoolvraagstukken, te lande voldoende bekend is.
W.S.
| |
| |
| |
Recht
R. VAN LENNEP, Handleiding voor het scheidsgerecht in Fransch-Belgisch recht. - 'Vlaamsche rechtskundige bibliotheek', De Sikkel, Antwerpen, 1946, 182 blz., Fr. 90.
Deze studie behelst niets anders dan een commentaar op een door schrijver zelf opgesteld ontwerp tot regeling van het scheidsgerecht. Men weet dat er op dit gebied een gevoelige leemte in ons recht bestaat. Aan de hand van verschillende buitenlandse wetgevingen, en van rechtspraak en rechtsleer, heeft Mr Van Lennep een tekst opgesteld welke als wetsvoorstel zou kunnen ingediend worden, en welke door partijen immer als scheidsverdrag kan ondertekend worden en als zodanig reeds dikwijls aangenomen werd. In onderhavig werk worden dan de verschillende moeilijkheden onderzocht welke naar aanleiding van het scheidsverdrag kunnen oprijzen. Wij hadden in deze studie tevens een ontleding der bestaande wetgeving gewenst. De taal is niet steeds zuiver.
A. Hernould.
R. VAN LENNEP, De motiveering van de uitspraken der burgerlijke, strafrechterlijke, bestuurlijke en disciplinaire rechtsmachten en in zake wetgeving en landsbestuur. - 'Vlaamsche rechtskundige bibliotheek', tweede vermeerderde uitgave, De Sikkel, Antwerpen, 1946, 152 blz., Fr. 80.
Mr Van Lennep brengt hier, in tweede uitgave, de, bij ons weten, enige studie over dit onderwerp in de Vlaamse rechts-literatuur. Het werkje is uitsluitend voor rechtsbeoefenaars bedoeld, en zal op dit gebied zeer dienstbaar zijn. Het is zeer systematisch en bevattelijk opgesteld, en behandelt in klare en eenvoudige taal de verschillende vragen welke zich in verband met de motiveringsverplichting stellen. Vooral belangrijk zijn de hoofdstukken over de verhouding van motieven en dispositief, van motieven en besluiten, van motieven en mogelijkheid tot cassatie. Het heeft niet de bedoeling nieuwe stellingen naar voren te brengen, maar wel een klare lijn te trekken doorheen de rechtspraak en de rechtsliteratuur in deze uiterst delicate problemen. Op enkele plaatsen wordt deze klaarheid niet volledig bereikt; een paar sprekende voorbeelden hadden het inzicht van schrijver dikwijls kunnen verduidelijken.
A. Hernould.
La Jurisprudence Militaire. De Militaire Rechtspraak. Driemaandelijksch tijdschrift, deel II. - Ferd. Larcier, Brussel, 1946, 191 blz.
Dit tijdschrift brengt een keuze van vonnissen en arresten, tijdens de afgelopen twee jaar door de Belgische krijgsraden en -hoven geveld. Het heeft deze gerangschikt onder vijf grote rubrieken: militaire, economische, politieke samenwerking (collaboratie), aangifte aan den vijand, rechtspleging en bevoegdheid. De belangrijkste beslissingen worden zonder commentaar overgedrukt, in de taal waarin zij werden geveld, voorafgegaan door een samenvatting in de twee talen. Een alphabetische woordenlijst helpt bij het raadplegen. Een dergelijke verzameling heeft haar nut voor de practizijnen der militaire rechtbanken; zij brengt tevens belangrijk materiaal tezamen, waardoor het mogelijk wordt een lijn doorheen de heersende rechtspraak te trekken, en draagt aldus bij tot het vormen van een eenvormige rechtspraak op dit omstreden gebied.
A. Hernould.
| |
Varia
G. DE DEYCKER, De Yzertoren. De Yzerbedevaarten. Een historisch overzicht. - N.V. Ontspanningslectuur, Jan van Lierstraat, 7, Antwerpen, 45 blz., Fr. 12.
Wij wensen dat dit heel sober relaas, aangrijpend en bewogen, in zijn kalme zelfbeheersing machtig en overtuigend, door velen moge gelezen worden. Aan de Yzertragedie zijn we allen veel te onverschillig, en een heilzaam nadenken daarover (met iets minder schamperheid dan in dit boekje) hoort bij onze morele, zelfs religieuze, gezondmaking.
Em. Janssen.
Hogeschool en volk. Algemeen wetenschappelijk maandblad, onder redactie van Prof. Dr J.G. Sleeswijk. - Eerste jaargang, Januari 1947, nr 1, Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 32 blz., abonnementsprijs Fr. 275 per jaar bij vooruitbetaling (voor Docenten en Oud-Docenten aan alle Universiteiten en Hogescholen Fr. 200 per jaar). Losse nummers Fr. 30.
Dit nieuwe tijdschrift beoogt een drievoudig doel. Het wil de uitkomsten der wetenschap in een brederen kring verspreiden; het wil de geleerden-specialisten dichter bij elkander brengen en een meer
| |
| |
universele bezinning bevorderen; daardoor wil het de Universiteit, meer dan vroeger, tot een levend orgaan maken van de samenleving.
Gezien de actieve deelname, in den Raad van advies, van vooraanstaande personen uit de meest belangrijke Instituten voor Hoger Onderwijs in Nederland en België; gezien de verscheidene bijdragen, niettegenstaande het wetenschappelijk gehalte telkens bevattelijk; gezien de serene en ruime geest, ernstig en praktisch, die de gehele onderneming lijkt te kenmerken, begroeten wij wellicht, in dit tijdschrift, een van de allerbelangrijkste factoren voor cultuur en humanisme.
Em. Janssen.
Tijdschrift der Franse Dominikanen, voorlopig: Cahier de l'Art Sacré. Speciaal nummer (6) over: Problèmes de musique sacrée. - Éditions du Cerf, Parijs, 1946, 46 blz.
Een philosophische bezinning over het wezen der religieuze muziek leidt dit nummer in en vormt er het hoofdmoment van.
Ten allen tijde is het moeilijk geweest om de juiste verhouding te vinden tussen het verstandelijke, louter abstraherende element en het beeldende, navolgende, pragmatische; of, zo men wil, tussen het creërende en het imiterende; of nog tussen het zuiver muzikale en het programmatische in de muziek. Dit probleem schijnt thans meer dan ooit de bekommernis der beoefenaars van religieuze muziek gaande te maken.
Er is een tweede antagonisme van vereisten: de tegenstrijdige aanspraken van het algemeen verstaanbare formuleren, dat streeft naar nivellering, naar conformisme in de uitdrukkingswijze van den componist, en zijn drang om op allerindividueelste wijze te zeggen datgene wat hij te zeggen heeft, en juist hij alleen.
In de huidige religieuze kerkmuziek is er een crisis ontstaan omdat men juist de oplossing, de harmonieuze oplossing van deze beide antagonismen niet gevonden heeft. Vandaar dat in de kerken zoveel muziek wordt gehoord die slechts een aaneenschakeling van banale zielloze formules is, terwijl om allerlei redenen wordt afgezien van het ten gehore brengen van enkele goede, maar voor de doorsneegelovigen zeer moeilijk te begrijpen werken. Met de religieuze concertmuziek is het iets beter gesteld: daar krijgen de eigentijdse werken ten minste een kans, doch ook hier zijn de volwaardige composities weinig talrijk.
Dit nummer van l'Art Sacré is een zeer sympathieke poging om in de heersende begripsverwarring enige klaarheid te brengen en om daadwerkelijke belangstelling te wekken voor de ware en waardevolle religieuze muziek van dezen tijd.
G. De Wolf.
Jezuïetenmissies. Maandschrift. - Nr 43 en 44 (Januari en Februari 1947), Minderbroedersstraat, 11, Leuven, 64 blz., abonnementsprijs: Fr. 50 per jaar.
Met vreugde begroeten wij dit keurig en degelijk missietijdschrift, dat na een onderbreking van ruim zes jaar wederom is verschenen, met in zijn eerste aflevering een eigenhandig door de Paus in het Vlaams geschreven Apostolische Zegen voor de medewerkers, lezers en weldoeners.
Het uiterlijk voorkomen is nog niet zo fijn als vroeger en de illustratie minder overvloedig, maar de twee reeds verschenen afleveringen zijn een waarborg dat de inhoud even prettig, even degelijk, even gevarieerd zal zijn als vóór de oorlog. Het grootste gedeelte van de tekst wordt begrijpelijker wijze gewijd aan de bloeiende missies der twee Belgische Provincies in Congo en Indië; maar elke aflevering brengt ook nieuws uit andere missielanden, die aan de zorg van de Sociëteit van Jezus zijn toevertrouwd. Zo bevat o.a. de Februari-aflevering een leerrijk verslag over het optreden der communisten tegen een der Jezuïeten-missies in China.
Het tijdschrift staat onder redactie van Pater L. Dumoulin S.J., oud-missionaris van Indië, die gedurende de laatste tien jaren als secretaris van de Orde in het Generalaat te Rome een uitgebreide kennis heeft kunnen opdoen van het werk onzer missionarissen in alle werelddelen. Ook dit is een waarborg voor de degelijkheid van dit missietijdschrift.
L.V.K.
HERMES, Hoe studeeren op de Universiteit? - Lannoo, Tielt, z.j. (1946), 98 blz., Fr. 22.
Dit boekje biedt werkelijk wat het voorgeeft: geen theorie over universitaire cultuur en humanistische bestrevingen, maar zeer concrete detailaanduidingen over de wijze om een cursus op te nemen en in te studeren, om zijn tijd te verdelen en een examen voor te bereiden, om een bibliotheek te gebruiken en een taal aan te leren.
Ieder schacht moét dit boekje lezen, al zal de student in de wetenschappen en vooral die van de speciale scholen er wellicht niet zoveel aan hebben als de candidaat in de Wijsbegeerte en Letteren. Als hij dan het gebodene niet als een reeks onfeilbare recepten beschouwt die hij slechts mechanisch hoeft over te nemen,
| |
| |
maar als suggesties, die hem helpen kunnen om een eigen, persoonlijke studiemethode te ontdekken, dan zal het hem onschatbare diensten bewijzen, en hem veel nutteloos tijdverlies besparen.
L.M.
Brian STONE, Gevangen in El Alamein. - Pro arte, Diest, 1946, 230 blz., geb. Fr. 75.
De geschiedenis van een jeugdig Engels officier, die op een mooien morgen den balorigen inval krijgt, niet te gaan ontbijten alvorens hij een onbeschadigd Duits antitank-kanon heeft bemachtigd. Het avontuur kost hem een been. Op het massieve wiel van het begeerde kanon, waartegen hij ligt dood te bloeden, schrijft hij de woorden: 'Als ik sterf, ik hield van Beethoven...' Doch hij sterft niet, en geraakt in gevangenschap, waarvan het boek dan heel het relaas geeft. Misschien is het verhaal een tikje langdradig, maar wat geeft het? Zo'n schrijver heeft maar blootweg neer te pennen, zonder zweem van jacht op sensatie, wat hem is overkomen, om den lezer van de eerste tot de laatste bladzijde te boeien.
L. Mestdagh.
Ph. TOSSIJN, Kun je tuimelen? - Tweede uitgave, 'Mijlpaal-serie', De Pijl, Brussel, 1946, 70 blz., Fr. 16,50.
E. IVENS, pr., Sterrenkunde. - Tweede uitgave, 'Mijlpaal-serie', nr 12, De Pijl, Brussel, 1946, 72 blz., Fr. 15.
H. CALLENS S.J., Geneeskrachtige planten. - 'Mijlpaal-serie', nr 43, De Pijl, Brussel, 1946, 58 blz., Fr. 15.
Drie boekjes uit de 'Mijlpaal-serie'. De twee eerste zijn aan hun tweede uitgave wat er wel op wijst dat ze bij de jeugd in den smaak vallen. Bedoeld als richtlijn voor onze jongens om op 'aangename en tevens nuttige manier hun vrije-tijds-bezigheden' in te richten mogen ze geslaagd heten. Levendige stijl en prettige illustratie vergemakkelijken het contact tussen den schrijver en zijn jeugdige lezers.
O.V.
P. VAN DE MAELE S.J., Jongens die een vlag kunnen dragen. Teekeningen van E. Herman. - Die Grael, Gent, 1946, 204 blz., Fr. 45.
De nalatigheid van Dratske is oorzaak dat de kampvlag van zijn K.S.A.-bond door den spelleider van het naburige gewest Jeugdstad gekaapt wordt. Na geduldige opzoekingen ontdekken jonge detectives den dader, en heel het gewest Heiderand waarvan de bond deel uitmaakt, zal, in een epische belegering en inname van Jeugdstad, waarbij natuurlijk Dratske schitterend zijn fout herstelt, de vlag heroveren.
Schijnbaar niets meer dan het verhaal van een groot vlaggespel. Maar die vlag is de Chiro, en het gebeuren wint daardoor een symbolische betekenis, die telkens weer in den loop van het verhaal - in het begin wat al té storend nadrukkelijk, later veel discreter - gesuggereerd wordt, en het spel van verbeelding en jonge vuistkracht projecteert op den achtergrond van levensavontuur en christelijke weerbaarheid.
Een spannend, op-en-top jongensachtig verhaal, dat een meer dan gewoon vertellerstalent openbaart en niet alleen de leden van de beweging, maar elken echten jongen onweerstaanbaar zal boeien.
L.M.
L. RYCKEBOER, Bevattelijk en Belgisch Treinboek. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1946, 140 blz., Fr. 75.
Enkele titels van hoofdstukken kunnen een beeld geven van den inhoud van dit boekje: Wachtzaligheden; Pickpock-, Tick-, Lok- en Winketten; De beste Plaats; Warm - Gematigd - Koud; De beeldschoone Vrouw; Verlieveloofden; Buitenkijken en indutten; De Nood en de Rem; Ontsporen en Botsen; de Trein in de Kunst. Drie vierden hadden evengoed kunnen geschreven worden naar aanleiding van het autobusverkeer.
De rake opmerkingsgave en de psychologische gevatheid van den schrijver kunnen opwegen tegen de eentonigheid van het aangewende procédé, dat bijna uitsluitend bestaat in het droog-komisch (met veelal een te groot procent aan droogte!) en laconisch constateren van allerhande koddige toestanden en wederwaardigheden aan het spoorwegverkeer verbonden.
Het boekje zou als leerrijk kunnen bestempeld worden, indien men overal zeker was dat de schrijver meent wat hij schrijft: nu kan men moeilijk de grens trekken tussen de (soms geestige) overdrijving en het ware.
M. Huybens.
Paul MAHIEU, De organisatie van den intellectueelen arbeid. - Universum, Brussel, 1945, 66 blz.
De auteur geeft aan studenten en, meer in het algemeen, aan hen, die intellectuelen arbeid verrichten, nuttige wenken om hun werk, zoals het opstellen van rapporten, van bijdragen voor tijdschriften en dagbladen, het maken van eindverhandelingen door studenten, en het studeren zelf, wetenschappelijk te organiseren. Hij gaat uit van de concrete vaststellingen die hij deed bij het corrigeren der verhandelingen van hoogstudenten.
W.S.
| |
| |
| |
Boeker bij de redactie ingezonden van 26 Februari tot 25 Maart 1947 Bespreking naar mogelijkheid
Aubert, Roger, Le Saint-Siège et l'union des Églises. - Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1947, 160 blz. |
Bedoyère, Michaël de Ia -, Le Christianisme sur la place publique (Christianity on the market-place). Traduction d'Eugène Dethise. - 'Chrétienté nouvelle', Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1947, 163 blz. |
Bijser, Valeer De -, Vioolbouwers, van Amati tot Stradivarius. Met tekeningen van van Tjienke Dagnelie. - Lannoo, Tielt, 1947, 170 blz., Fr. 70. |
Bruyn, Dr P. De-, Economie, een geestwetenschap. - 'Berchmanianumserie', Romen en Zonen Roermond-Maaseik, 1946, 242 blz., geb. Fr. 65. |
Cantens, Lode, De Kathedraalbouwers. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 255 blz., gen. Fr. 75, geb. Fr. 95. |
Cerfaux, Chanoine L., La voix vivante de l'Évangile au début de l'Église. - Coll. 'Lovanium', Casterman, Doornik, 1946, 198 blz., Fr. 50. |
Delooz, Eugenius, O.F.M., De sociale ideeën van Pius XII. - 'Sociale Studiën', nr 7, Beyaert, Brugge, 1947, 185 blz., Fr. 43. |
Eliot; Thomas Stearns, Sommes-nous encore en chrétienté? (The idea of a Christian Society). Traduction et notes d'Albert Frédérik. - 'Chrétienté nouvelle', Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1946, 152 blz. |
Espalier, V. d'-. Opvoeden is afstand doen. - 'Familieleven', nr 47, 't Groeit, Antwerpen, z.j., 30 blz., Fr. 11. |
Francotte, R.A., Het uur van Spanje. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 175 blz., gen. Fr. 70, geb. Fr. 100. |
Gerven, P. Raphaël Van -, O.F.M., De wereldlijke macht van den Paus volgens Augustinus Triumphus. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 1947, 163 blz., Fr. 150. |
Geerebaert, V., C. SS.R., De Litanie van Onze-Lieve-Vrouw. - Derde uitgave. De Kinkhoren, Brugge, 1946, 536 blz., Fr. 67,50. |
Govers, C. SS.R., Conferenties over de heiliging van het huisgezin. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 588 blz., geb. Fr. 120. |
Gratien, P., O.F.M. Cap., Franciscus van Assisi, zijn persoonlijkheid, zijn spiritualiteit. Naar de Fransche uitgave bewerkt door P. Franciscus van Breda, O.F.M. Gap. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, 160 blz., gen. Fr. 46, geb. Fr. 60. |
Gunnarson, Gunnar, Oiseaux noirs. Traduit par J. Dorende. - La Sixaine, Brussel, 1947, 261 blz. |
Hayen, A., S.J., Le désintéressement de l'Action Catholique. Extrait de la' Nouvelle Revue Théologique', mai-juin, 1945. - Centre international d'Études de la Formation Religieuse, Spastraat, 27, Brussel, 1947. 26 blz., Fr. 3,50 per tiental. |
Hoorenbeeck, C. Van -, C. SS.R., Onderwijs en opvoeding. - Van Haver, Sint-Niklaas-Waas, 1946, 156 blz., Fr. 45. |
Huddleston Slater, Ja, ik wil! Levensgeluk in huwelijk en liefde. - Zesde druk, Lannoo, Tielt, 1947, 334 blz., gen. Fr. 92, geb. Fr. 118. |
Huxley, Julian, Essai d'un biologiste. Traduction de Jules Castier. - Stock, Parijs, 1946, 272 blz., Fr. Fr. 125. |
Koestler, Arthur, Nacht in den middag. - 'De Bezige Bij', Amsterdam, 1946, 312 blz., geb. Fl. 4,90. |
| |
| |
Leibowitz, René, Schoenberg et son école. L'étape contemporaine du language musical. - 'La Flûte de Pan', Janin, Parijs, 1947, 303 blz. |
Liguori, H. Alfonsus-Maria de -, De zeven smarten van Maria. Uit het Italiaansch vertaald door Jozef Boon, C. SS. R. - De Kinkhoren, Brugge, 1946, 168 blz., Fr. 31,50. |
Meer de Walcheren, Pieter van der -, Menschen en God, II'deel, 1929-1935. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 343 blz. |
Meulemeester, Maur. De -, C. SS. R., Heilig-Uurwake in aansluiting met den liturgischen jaar- en feestcyclus, I. Tijdeigen, II. Feesteigen. - De Kinkhoren, Brugge, 1946, 375 en 245 blz., Fr. 60. |
Montaigne, Over de vriendschap, over de eenzaamheid. Vertaald door Jan Vercammen. - Tweede druk, 'Oude Munten', De Kinkhoren, Brugge, 1947, 53 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23. |
Muls, Prof. Dr Jozef, Hippolyte Daye. - Heideland, Hasselt; W. Bergmans, Tilburg, z.j., 40 blz. en 58 reproducties, geb. Fr. 250. |
Newman, J.H., De droom van Gerontius. - 'Oude Munten', De Kinkhoren, Brugge, 1947, 54 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23. |
Newman, J.H., Zelfkennis, II, vertaald door Dr R.M.S. van den Raevenbusch. - 'Oude Munten', De Kinkhoren, Brugge, 1947, 73 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23. |
Paillou, Paul-Henri, Arthur Rimbaud, père de l'existentialisme. - Librairie académique Perrin, Parijs, 1947, 90 blz. |
Pascal, Blaise, Gedachten over den mansch en zijn leven. Vertaald en ingeleid door Dr Jan Vercammen. - 'Oude Munten', De Kinkhoren, Brugge, 1947, gen. Fr. 15, geb. Fr. 23. |
Piret, René, L'évolution de la législation belge sur les sociétés anonymes. - Collection 'Lovanium', Casterman, Doornik, 1946, 224 blz. |
Plus, Raoul, Zo is Christus. Vertaald door C.J. - Beyaert, Brugge, 1946, 142 blz., Fr. 40. |
Ramuz, C.F., Souvenirs sur Igor Stravinsky. - Éditions Mermod-Julliard, Parijs, 1946, 162 blz. |
Ryck, Paul De -, Bloei en belofte. 'Vlaamsche gedichten uit de kwarteeuw tusschen twee vuren. Bijeengebracht en ingeleid door P. De Ryck. - |
Sachot, J., O.M. L, Eindeloze jachtvelden. Vrij vertaald naar het Frans door Albert Detremmerie, O.M.I. - Lannoo, Tielt, 1947, 262 blz., gen. Fr. 72, geb. Fr. 98. |
Sevensma, Dr T.P., Nederlandsche helden der wetenschap. Levensschetsen van negen Nobelprijswinnaars. - Kosmos, Amsterdam, De Sikkel, Antwerpen, 1946, 351 blz., geb. Fr. 175. |
Smulders, J.N.J. en J.G.H. Holt, Periodieke onthouding in het huwelijk volgens Ogino Smulders. - Negende druk door J.G.H. Holt, Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, Romen en Zonen, Maaseik, 1946, 166 blz., Fr. 65. |
Southey, Robert, Wij schreven 1815... Dagboek van een rondreis in de Nederlanden in den herfst van 1815. Ingeleid en bezorgd door Dr M. Cordemans. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 136 blz., geb. Fr. 185. |
Terheiden, M. Van -, De tweede toren. - 'Familieleven', nr 48, 't Groeit, Antwerpen, z.j., 39 blz., Fr. 13. |
Thibaut, Dom R., L'idée maîtresse de la doctrine de Dom Marmion. - Éditions de Maredsous, 1947, 215 blz. |
Toth Tihamer, Mgr Dr, Sermoenen over de tien geboden. Twee deelen. Vertaald naar de tweede uitgaaf van Budapest, 1928. - Goede Pers, Averbode, 1947, 406 en 450 blz., Fr. 190. |
Versou, Jozef, Stemmen der vrijheid. - Uitgeversbedrijf 'Artes', Brussel, 1947, 206 blz., Fr. 95. |
Versou, Jozef, Nieuwe reis naar Utopia. Fantastisch verhaal. - Uitgeversbedrijf 'Artes', Brussel, z.j., 119 blz. |
Visscher, Paul de -, Les nouvelles tendances de la démocratie anglaise. L'expérience des pouvoirs spéciaux et des pleins pouvoirs. - Casterman, Doornik, 1947, 212 blz. |
Volcout, In memoriam voor Eerw. Pater Van Opdenbosch S.J. - Lannoo, Tielt, 1946, 30 blz., Fr. 12. |
Wieman, Henry N., The source of the human good. - The University of Chicago Press, Chicago, 1946, 312 blz., $3,50. |
Zwart, Dr Alb., O.S. Cr., Heidensche en christelijke mysteriën. De Theologische grondslagen der Mysteriënliturgie. - 'Catholica', nr 6, De Kinkhoren, Brugge, 1947, 184 blz., gen. Fr. 100, geb. Fr. 135. |
Zweig, Frederike, Stephan Zweig. Translated by Erna Mc Arthur. - Th.Y. Crowell Cy., New-York, 277 blz., $3. Bijbelsck woordenboek, III, door de bijbelprofessoren van de Nederlandsche en Vlaamsche groot-seminaries. - Brepols, Turnhout, 1947, 191 blz., gen. Fr. 150 (met inbegrip van een leder-linnenband na de verschijning der vierde en laatste aflevering). |
| |
| |
Young Germany today. A Report of the Delegation from the Standing Conference of National Voluntary Youth Organisations on their visit to the British Zone of Germany, October 1946. - National Council of Social Service, 26, Bedford Square, Londen W.C. 1, 1947. 32 blz., s. 1. |
Liven en Regel van den Heiligen Vader Benedictus. Uit het latijn vertaald door de Monniken van Sint-Paulusabdij van Oosterhout. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 245 blz., gen. Fr. 72, geb. Fr. go. |
Montly Bulletin of Statistics. Bulletin mensuel de statistique, nr 1. Januari 1947. - - Statistische Dienst der Vereenigde naties. Lake Succes, New-York, 1947, 83 blz., jaarabonnement $5. |
Naar een hetere gezinsopleiding onzer hinderen. -Verslagen, besprekingen, besluiten van het nationale congres voor gezinsopvoeding, gehouden te Brussel op 22-23-24 Juli 1946. - Bond voor gezinsopvoeding, Brussel (1946), 200 blz., Fr. 80 (Fr. 60 voor abonnenten op l'Éducation familiale en leden van den Bond der kroostrijke gezinnen). |
Onze Alma Mater, orgaan van de 'Vlaamsche leergangen te Leuven'. Jaargang I (1947), aflevering nr 1. |
Politieke Ethiek. Verslagboek der IIIe Academische Sociale Studiedagen gehouden te Leuven van 12 tot 15 September 1946. - 'Die Skald', Brussel, 1946, 191 blz. |
|
|