Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 541]
| |
Internationale kroniek
| |
I. - Het historisch momentSlechts vijf maal in den loop van een ongemeen rijke, vier duizend-jarige geschiedenis hebben Chinese staatshoofden zich waardig geacht om op den top van den Tai-chan, den hoogsten berg van het oostelijk landsgedeelte, het plechtige 'fong-offer' te brengen ten einde de Godheid aan te kondigen dat het Rijk rust en welvaart kende. De laatste maal gebeurde dit in het jaar 1008 van onze tijdrekening, toen de Sung-dynastie, met de éénheid van het land, de 'Pax Sinica' hersteld had. Sindsdien heeft China voorzeker nog bloeitijdperken gekend. In de achttiende eeuw mocht het nog steeds, onder de leiding der Mantsjoedynastie, als een der best geregeerde staten van de wereld doorgaan. Toch wees alleen reeds de manier waarop in 1622 bewuste dynastie, haast zonder tegenstand vanwege het eigenlijke China, aan de macht was gekomen op een zeker verflauwing van het here en snelle reactievermogen van weleer. Het dragen van de vlecht symboliseerde de vernedering. Toen echter in het begin der XIXe eeuw de Mantsjoe-dynastie zelf in diep verval geraakte en de wanorde in het land uitbreiding nam, bleek het moment daarvoor uiterst weinig geschikt. Terwijl China aan inwendige verscheurdheid ten prooi viel, voltrok zich inderdaad de snelle technische ontwikkeling van het Westen. Wanneer de Westmogendheden nauwer contact zochten en - aanvankelijk met zuiver handelspolitieke doeleinden - drukking begonnen uit te oefenen, bleek China nagenoeg hulpeloos. Zo hulpeloos dat het zich langen tijd geen rekenschap gaf van de ware verhoudingen. Geen volk was inderdaad | |
[pagina 542]
| |
meer dan het Chinese tot dan toe van de rest van de wereld, zowel door aardrijkskundige factoren als door den eigen aard van een ongemeen zuivere en zeer hoogstaande cultuur, gescheiden gebleven. Het besefte geenszins zijn technische achterlijkheid en behandelde de 'barbaren' die het aandurfden zich met zijn aangelegenheden te bemoeien met hooghartig misprijzen. Tekenend daarvoor is het antwoord van keizer Ch'ien Lung aan Koning George III van Engeland in verband met de ontwikkeling van het handelsverkeer tussen beide landen: 'Ons Hemelse Rijk beschikt binnen zijn grenzen over alle dingen in rijken overvloed; het lijdt geen gebrek aan wat ook. Er bestaat bijgevolg geen behoefte om de producten van vreemde barbaarse landen in ruil van onze waren te importeren. Maar de thee en het porcelein door het Hemelse Rijk voortgebracht zijn de Europese natiën en U zelf onontbeerlijk'. Doch de harde werkelijkheid drong geleidelijk door: het bleef niet bij woorden en voor de materiële overmacht kon China niet anders dan wijken. Tegen wil en dank werd het meegesleurd in den maalstroom der internationale spanningen. Naarmate het besef van den werkelijken voorsprong van de buitenwereld, althans in zekere opzichten, aan duidelijkheid won, verdiepte zich ook de inwendige verscheurdheid. Geleidelijk nam deze den vorm aan van een epischen strijd tussen de traditionele nationale orde en de noodzakelijke aanpassing aan de 'moderne' dynamische - het Oosten zo vreemde - Westerse beschaving. Later bleek zelfs een keuze tussen bepaalde buitenlandse 'waarden' zich op te dringen, wat de verwarring nog verhoogde. Sedert een eeuw schijnt China steeds dieper te verzinken in een crisis die de hevigste geworden is van heel zijn geschiedenis. De grootmachten begrepen al te goed de kansen die de zieke man van het Oosten bood: politieke zwakte, rijke mogelijkheden. China werd de arena bij uitstek waar vreemde belangen en invloeden een taaien strijd voerden. De tweede wereldoorlog vormt in die pijnlijke geschiedenis slechts een episode. Het einde der vijandelijkheden betekende in het Oosten, minder dan elders, de oplossing van al de hangende vraagstukken. Wel werden de machtsverhoudingen gewijzigd. Van een definitieve regeling dezer verhoudingen in het raam van een vredesverdrag is vooralsnog geen sprake. Ondanks alles schijnt het Hemelse Rijk noch aan zichzelf, noch aan zijn lotsbestemming te twijfelen. Het historisch rhythme dat lange periodes van anarchie met tijdperken van welvaart en stabiliteit laat afwisselen, is China allerminst vreemd. Het meent - wellicht niet ten onrechte - dat het tenslotte ook de huidige crisis zal te boven komen; het meent zelfs - hoe paradoxaal ook - dat het den sleutel vasthoudt van den wereldvredeGa naar voetnoot1.. Hoe het ook zij, of China als machtsinstrument in handen van een grote mogendheid zal worden gebruikt, of het opnieuw als zelfstandige | |
[pagina 543]
| |
macht zijn eigen bestemming zal bepalen, zijn rechtstreekse of onrecht-streekse invloed op de ontwikkeling der wereldgebeurtenissen kan niet anders dan gewichtig zijn. Dit moge verder blijken. | |
II. - Het ontbindingsprocesDe gebeurtenissen in China zijn zonder een zekere kennis van hun historischen achtergrond onverklaarbaar. Daarom weze hier in het kort herinnerd aan de voornaamste gebeurtenissen der jongste eeuw, de eeuw van de ontmoeting met het Westen.
China's 'onbegrip' ten overstaan van de handelsbelangen van Groot-Brittannië leidt in 1839 tot den 'opium-oorlog'. Door het Nankingverdrag van 1842 verkrijgt Engeland de bases en voorrechten die het wenst. Althans officieel. In feite wordt de handel voortdurend bemoeilijkt en groeit de haat tegen den vreemde. In 1856 breekt opnieuw oorlog uit, ditmaal tegen Groot-Brittannië en Frankrijk. Het verdrag van Tien-Tsin dat daarop volgt, kent nieuwe voorrechten aan de vreemdelingen toe; het regime der extra-territorialiteit wordt ingericht. Ondertussen ontwikkelt zich de dynastieke crisis en nemen de binnenlandse troebelen verder uitbreiding. In 1885 neemt Frankrijk met geweld bezit van Annam. In 1886 legt Engeland de hand op Noord-Birma. In 1892 sticht Sun-Yat-Sen een beweging die later tot de Kuo-Min-Tang (Nationale Volkspartij) zal gereorganiseerd worden. De Chinees-Japanse oorlog, in 1894, leidt tot het tractaat van Shimonoseki: China staat Formosa aan Japan af en kent aan dit land dezelfde voorrechten toe als aan de andere grootmachten. Op dit onmiskenbaar teken van China's zwakte, neemt ieder zijn deel. Rusland verlengt den Transsiberiaansen spoorweg over Mantsjoerije naar Wladivostok. Frankrijk verbetert de Indo-Chinese grenzen en Engeland de Birma-grenzen. Duitsland bezet Tsingtao. Daarop volgt de rush naar de invloedsferen, gestuit door de Amerikaanse 'open deur' politiek. In 1900 wordt de opstand der 'Boxers', onder het motto 'het land redden, de vreemdelingen vernietigen', gesmoord. Rusland bezet Mantsjoerijë. In 1904 ontbrandt het Russisch-Japans conflict. Het verdrag van Portsmouth dat daarop volgt dwingt Rusland zijn positie in Mantsjoerije met Japan te delen. In 1912 slaagt de Chinese Revolutie. Sun-Yat-Sen neemt de leiding van de voorlopige republikeinse regering te Nanking, draagt echter zijn machten over op Yuan-Shi-Kai. In 1915 poogt deze laatste zich als keizer te doen erkennen. Dit wordt verhinderd door de Kuo-Min-Tang die een oppositie-regering vormt. Japan overhandigt aan China in 1915 een lijst van een en twintig | |
[pagina 544]
| |
eisen die een zware inbreuk op zijn souvereiniteit betekenen. Er worden slechts gedeeltelijke toegevingen gedaan. De conferentie van Washington in 1922 bevestigt de 'open deur' politiek. Aan Japan's expansie worden perken opgelegd. Het jaar 1924 luidt het begin in van een Chinees-Russische samen-werking. Rusland verzaakt aan zijn 'rechten' in China. De communisten worden ingeschakeld in de Kuo-Min-Tang. | |
III. - KenteringNa den dood van Sun-Yat-Sen in 1925, neemt Chiang-Kai-Shek het bevel van het Kuo-Min-Tang leger. Met de hulp der Sovjets slaagt hij er in nagenoeg heel China, met uitzondering van het Noord-Westen onder zijn gezag te brengen. Daarop breekt hij met de communisten en bindt onmiddellijk den strijd tegen hen aanGa naar voetnoot1.. In 1929 worden de diplomatieke betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en China verbroken in verband met de betwiste controle over den Oostersen spoorweg in China. Sovjet-krachten rukken Mantsjoerije binnen. China moet het herstel van den status quo ante aanvaarden. Voor een Westersen geest grenst de ontwikkeling der gebeurtenissen in China aan het onbegrijpelijke. De revolutie zelf is een wonder mengsei van hoge staatsmanskunst, persoonlijke heerszucht, verraad, strijd tussen 'clans', binnenlandse spanningen en buitenlandse invloeden. Zonder het 'buitenlandse China', zonder vooral de tussenkomst van vreemde mogendheden zou, naar alle waarschijnlijkheid, een nieuwe Chinese dynastie aan de macht gekomen zijn. Nu werd de stroom van China's geschiedenis van zijn gewonen loop afgewend. De prijs van het experiment was het verlies van de morele en politieke eenheid van het land. Tibet verklaarde zich onafhankelijk sedert den val der dynastie. Buiten-Mongolië onttrok zich eveneens aan het gezag van de Centrale Regering en ondervond daarbij den steun - eerst van den Tsaar, later van Sovjet-Rusland. Onder Japansen druk werd een nieuwe staat, Mantsjoekuo, opgericht, waaraan de provincie Jehol (Binnen-Mongolië) werd toegevoegd. De veroordeling van Japan's actie door den Volkenbond had alleen voor gevolg dat het zich uit die instelling terugtrok. Tien jaar lang voerde Chiang-Kai-Shek een vrijwel ononderbroken en bloedigen strijd tegen de communisten, soms in samenwerking met Duitse officieren, soms met behulp van Brits kapitaal. Het conflict vond zijn voorlopige ontknoping in het Sian-Fu incident: de generaal werd door zijn tegenstrevers opgelicht. Kort daarop vloog hij naar Nanking terug... samen met zijn ontvoerders. Een compromis - waaraan, naar het schijnt, | |
[pagina 545]
| |
het hoge menselijke niveau van Chiang-Kai-Shek, zoals dat uit zijn dagboekje bleek, niet vreemd is geweest - was bereikt. Zes maand later brak de oorlog uit met Japan. Ondertussen had zich in China een kentering voltrokken. Sinds de oprichting van de Nationale Regering te Nanking in 1928, werd het beheer grondig gereorganiseerd en werd ook een begin gemaakt met een systematische economische ontwikkeling. De Japanse aanval had dan ook hoofdzakelijk een preventief karakter: het tot stand komen van een sterk zelfstandig China te verhinderen. Het was ook een daad van verzet vanwege een relatief zwak imperialisme tegenover het veel machtiger economisch-financieel imperialisme der Westmogendheden en tegenover de sociale infiltratie-politiek der Sovjet-Unie. Het lag in de lijn der Japanse politiek de Noorderlijke provincies - economisch de belangrijkste - van China te onthechten, er over te waken dat China's materiële ontwikkeling zou verlopen in harmonie met Japan's belangen en tenslotte een wig te drijven tussen China en RuslandGa naar voetnoot1.. Had Rusland van zijn kant de communistische actie voornamelijk in Zuid-China niet gesteund om door een omgekeerde omsingelingsbeweging het imperialisme der andere mogendheden, het Japanse in het Noorden, het Britse in het Yang-Tse-bekken, te ontzenuwen?Ga naar voetnoot2. Japan's troepen rukten aanvankelijk snel op. Uit de kustprovinciën verjaagd, verplaatste Chiang-Kai-Shek den zetel der Chinese Republiek naar Chungking. Terwijl deze door Engeland, de V.S.A. en ook de U.S.S.R. gesteund werd, vormde Wang-Chin-Wei (voorheen medewerker van Chiang-Kai-Shek) een 'Quisling-Regering' door Japan erkend. De atoombom steide, in den Zomer van 1945, een einde aan de imperialistische neigingen van Japan. | |
IV. - De jongste binnenlandse ontwikkelingNauwelijks had Japan gecapituleerd of de oude strijd tussen de Regering, gesteund door de Kuo-Min-Tang, eendeels en de communisten anderdeels, flakkerde weer op. Slechts na moeizame onderhandelingen werd een eerste akkoord bereikt om officieel een einde te stellen aan den burgeroorlog: de wapenstilstand werd vastgesteld op 10 Januari 1946. Een consultatief comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Kuo-Min-Tang, van de communisten en van de Democratische Liga alsook uit personaliteiten buiten de partijen gekozen, zouden beraadslagen over de middelen om een Centrale Regering op brede nationale basis te vormen. Ten grondslag der bespreking lagen de vier punten van Chiang-Kai-Shek: herstel der burgerlijke vrijheid, gelijkheid voor de wet, plaatselijke zelfstandige regeringen, | |
[pagina 546]
| |
amnestie voor politieke gevangenen. Einde Januari 1946 kwam het tot een overeenkomst. Chiang-Kai-Shek zou het hoofd vormen der Regering. Een staatsraad zou worden opgericht, bestaande uit 20 leden van de Kuo-Min-Tang en 20 leden gekozen in de andere partijen. Een nieuwe grondwet zou worden voorgelegd aan de Nationale vergadering die in Mei 1946 zou bijeenkomen. Later zouden algemene verkiezingen worden gehouden. Het bleek weldra dat het akkoord over den wapenstilstand door geen van beide hoofdpartijen werd geëerbiedigd. De strijd had bij zonder Noord-China en Mantsjoerije tot inzet. Ingevolge het verwerpen van het Russische voorstel aan China om de exploitatie der plaatselijke industrieën onder gezamenlijke controle te verzekeren, trokken de Sovjet-strijdkrachten zich daar eerst terug op 30 April 1946, nadat de industriële uitrusting grotendeels naar Rusland was overgebracht en nadat de strategische sleutelposities door Chinese communistische troepen waren bezet. De bijeenkomst der Nationale Vergadering, voorzien voor 7 Mei, werd daarop verdaagd. Toen alle verzoeningspogingen vruchteloos bleken, besliste tenslotte de Chinese Regering de Nationale Vergadering op 12 November 1946 te doen doorgaan, met of zonder de communisten, ten einde een 'basis van democratische wettelijkheid' uit te werken. Chiang-Kai-Shek beval den wapenstilstand op 11 November 1946. Zijn militaire actie was over het algemeen succesvol geweest. Hij controleerde het grootste gedeelte der Chinese gebieden met inbegrip van al de belangrijke Steden (Noord-Mantsjoerije uitgezonderd). Zijn Regering was nog steeds de enige door al de grootmogendheden - ook door de U.S.S.R. - erkend. De uitslag der Amerikaanse verkiezingen hadden zijn prestige nog verhoogd. Dit alles zette de Democratische Liga er toe aan, naast andere tweede rangs-groeperingen, aan de werkzaamheden van de Nationale Vergadering deel te nemen. Alleen de communisten bleven afzijdig. Zij beschouwden de Nationale Vergadering gewoon als een instrument om de dictatuur van de Kuo-Min-Tang wettelijk te bestendigen en verklaarden dat het bijeenroepen der Vergadering alle basis voor onderhandelingen wegnam. Het ontwerp van grondwet dat aan de Nationale Vergadering werd voorgelegd is - onder Amerikaanse drukking, ook ingevolge de persoonlijke tussenkomst van Chiang-Kai-Shek en niet het minst wegens de behoefte aan steun van de Chinese publieke opinie - 'vrij liberaal'. Het werd goedgekeurd op 25 December 1946 en op 31 December 1946 door Generaal Chiang-Kai-Shek ondertekend. De nieuwe grondwet zal echter eerst na één jaar, zegge op Kerstdag 1947, in werking treden. Zij voorziet algemene verkiezingen voor alle burgers, ten minste 20 jaar oud, voor het aanstellen der leden ener Nationale Vergadering. Deze zal ééns om de drie jaar vergaderen om over te gaan tot het verkiezen van een wetgevend lichaam (Yuan). Een uitvoerende 'Yuan' is tegen-over de wetgevende verantwoordelijk. De democratische controle wordt | |
[pagina 547]
| |
aldus verzekerd door een systeem van onrechtstreekse verkiezingen. Nu is, bijzonder in China, de geschreven grondwet niet van beslissende betekenis. Alles zal verder afhangen van de practische toepassing ervan en deze zal op haar beurt worden bepaald door de machtsverhoudingen der partijen. De communisten zijn minder dan ooit bereid de grondwet te aanvaarden.
***
Het spreekt vanzelf dat het voortduren van den binnenlandsen politieken chaos de economische heropleving van het land niet heeft bevorderd. Een paar symptomatische feiten mogen hier volstaan om den toestand in dit opzicht te kenschetsen: de levensduurte te Shanghaï steeg van i in 1936 tot 108 in 1945 en tot 2746 in Maart 1946Ga naar voetnoot1.. Thans bereikt ze 4.000 maal het niveau van 1936. 'Shanghaïlation' betekent in Amerika inflatie, speculatie en ont-reddering. De loonschalen worden prohibitief. Shanghaï concentreert 90% van het buitenlands handelsverkeer, maar de onkosten voor het behandelen der waren in de haven overtreffen de vervoerkosten over den Stillen Oceaan. De handelsbalans wijst op een verhouding export - import van 1 tot 9. De geldomloop bereikte in den loop van 1946: 1.031.900.000.000 Chinese dollars. De verhouding met den U.S.A.-dollar werd op 19 Augustus 1946 officieël vastgesteld op 1 U.S.A. $ = 3.350 Ch. $, zegge een devaluatiecoëfficiënt van 593. Doch het enige gevolg daarvan is geweest dat de prijzen bij den export onmiddellijk werden aangepast. Derhalve wordt een drastische beperking van den import opgelegdGa naar voetnoot2.. | |
V. - De huidige buitenlandse verhoudingenWegens de uitnemende diensten aan de geallieerde zaak bewezen, werd China sedert de conferentie te Kairo als een der 'Big Five' erkend. In feite worden de gebeurtenissen in dit land in ruime mate door buitenlandse factoren bepaald. De respectieve kracht der politieke partijen zelf staat in enge verhouding met den steun vanwege het buitenland genoten. Vergeleken bij andere grootmachten is China economisch, militair en politiek zeer zwak; het lijkt onbekwaam om met eigen middelen het materieel herstel en, tot op zekere hoogte zelfs, de inwendige orde te verzekeren. Wezenlijk kenschetsend in het Verre Oosten is derhalve juist het gebrek aan een werkelijk onafhankelijke macht. De ineenstorting van | |
[pagina 548]
| |
Japan heeft een soort van politiek vacuum verwekt dat alles behalve bevorderlijk is voor het tot stand komen van een nieuw machtsevenwicht. Japan fungeerde in zekere mate als buffer-staat tussen de Angelsaksische en Russische invloeden. Nu dit land als machtspolitieke factor wegvalt, komen deze invloeden rechtstreeks tegenover elkaar te staan. Daar Groot-Brittannië zich een politiek van 'self-effacement' schijnt op te leggen, beheersen sinds China's bevrijding de U.S.S.R. en de U.S.A. het toneel in het Verre Oosten. Hun respectieve politiek kwam in de volgende feiten tot uiting.
***
In de mening dat het centrum der politieke krachten van China meer naar links was verschoven en - naar het schijnt - door tussenkomst van den Amerikaansen gezant Hurley, werd in Augustus 1945 een Chinees-Russisch vriendschapsverdrag afgesloten. Dit was geheel in overeenstemming met de tijdens den oorlog gevolgde Sovjet-politiek die de Centrale Chinese Regering erkende en haar rechtstreekse hulp had verstrekt. De Kuo-Min-Tang scheen opnieuw aan te sluiten bij de primitieve vriendschapspolitiek van Sun-Yat-Sen ten overstaan der Sovjet-Unie. Het verdrag, afgesloten voor 30 jaar, voorziet onderlinge militaire en economische hulpverlening, de gezamenlijke exploitatie van de spoorwegen, in het Noord-Oosten, het gebruik door de Sovjet-Unie van Port Arthur als maritieme basis en van Dairen als vrije haven. China behoudt de volstrekte souvereiniteit over Mantsjoerije. De onafhankelijkheid wordt beloofd aan Korea; ook aan Tibet indien uit een volksraadpleging de wens daartoe zou blijken. De rassengelijkheid wordt met het 00g op Sinkiang en Mongolië eveneens gewaarborgd. Het verdrag herinnert aan dit van 1924 - het eerste op voet van gelijkheid door China en een grote mogendheid - de Sovjet-Unie namelijk - ondertekend. Het zou den weg open stellen voor een grote toekomst en aan China een gunstig vertrekpunt bieden voor zijn economischen wederopbouw: het industrieel sterk ontwikkelde MantsjoekuoGa naar voetnoot1.. Het was allemaal veelbelovend. Doch als een donderslag in een blauwen hemel viel op 11 Februari 1946 de publicatie van het geheime Yalta-akkoord over het in oorlog treden van de U.S.S.R. tegen Japan. Daaruit bleek de belofte aan Stalin gedaan om de 'vroegere rechten' van Rusland in het Chinese Mantsjoegebied te herstellen, mits goedkeuring van Generalissimus Chiang-Kai-Shek, waarvoor President Roosevelt zich overigens borg Steide. De leiders van de drie Grote Mogendheden gingen er over akkoord dat deze eisen van Rusland onvoorwaardelijk zouden vervuld worden na de nederlaag van Japan. Dit was grootmacht-diplomatie in zijn ergsten vorm. De transactie | |
[pagina 549]
| |
- want dat was het - gebeurde ten koste, niet van een onbeduidende kleine natie, maar van een staat van 500 millioen inwoners die zeven jaar lang weerstand had geboden aan de Japanese aggressieGa naar voetnoot1.. Er bestonden wellicht grondige geopolitische redenen die bepaalde toegevingen aan Rusland in Noord-Mantsjoerije konden wettigen. Hier werden echter Russische rechten erkend wat (hoewel er geen inbreuk gemaakt werd op China's formele souvereiniteit over Mantsjoerije) toch zeer pijnlijk moest worden aangevoeld door een land dat er bij zonder prijs op stelt den schijn te redden. Dit alles zou nog draaglijk geweest zijn indien het Chinees-Russisch akkoord van Augustus 1945 in alle opzichten nageleefd werd. China bekwam immers de belofte dat de Nationale Regering der Chinese Republiek zou erkend worden als het wettelijk gezag, ook in Mantsjoerije. In feite verleende Rusland verder zijn steun aan de Chinees-communistische strijdkrachten. Hoger werd uiteengezet hoe de machtsovername in Mantsjoerije door Rusland werd opgevat. Deze houding was gedeeltelijk ingegeven door het 'onvoldoende democratische karakter' van de Kuo-Min-Tang. Ondertussen steide zij de Regering voor zeer grote moeilijkheden. Zonder den steun van de V.S.A., ware Chiang-Kai-Shek er waarschijnlijk niet in geslaagd zijn gezag in Noord-China te vestigen. Sinds de rede van President Truman op 19 December 1946 is het bekend geworden dat de Amerikaanse strijdkrachten in China op zeker ogenblik 113.000 man sterk waren. Dit cijfer zou thans op 12.000 gedaald zijn. De V.S.A. lieten verder de oorlogs-stocks van den Stillen Oceaan voor een waarde van 800 millioen $, aan de Chinese Regering over. De bitse aanvallen van Rood China tegen de 'Amerikaanse reactie' zijn dus niet van allen grond ontbloot. Doch dit betekent niet dat de V.S.A. de Regering van Chiang-Kai-Shek zonder voorbehoud steunen. Integendeel schijnen de V.S.A. er bijzonder veel prijs op te stellen dat die Regering op bredere basis zou worden hervormd en de trouwe weergave zou zijn van de werkelijke strevingen van het Chinese volk, dat ze met ander woorden - in zover het in China denkbaar is - tot een democratische regering in de gezonde betekenis van het woord zou uitgroeien. Hoe ernstig dit gemeend wordt bewijst de aarzeling van Amerika om de 500 millioen dollar-lening toe te kennen die de Chinese economie moet overeind helpen. Aan den anderen kant blijkt het groot belang dat Amerika aan China nog steeds hecht uit de aanstelling van een eerste-rangs-personaliteit als Generaal Marshall, voormalig hoofd van den Amerikaansen legerstaf, als opvolger van Generaal Hurley, Amerikaans gezant in China, na diens spectaculair ontslag in November 1945. Dit ontslag werd ingediend omdat, volgens Hurley, de V.S.A. de Regering van Chiang-Kai-Shek niet voldoende steunde. De complexiteit van het Amerikaanse spel komt | |
[pagina 550]
| |
hierbij aan het licht. Kort nadien - op 17 December 1945 - bevestigde President Truman den wil der V.S.A. de Nationale Regering van Chiang-Kai-Shek te blijven erkennen als de enige wettige regering en als het aangewezen instrument om de eenheid van China te bewerken. Evenmin als zijn voorgangers is Generaal Marshall er echter in geslaagd de partijen in China te verzoenen. In zijn blijkbaar oprechte en onzachte verklaringen aan de pers bij zijn vertrek - einde 1946 - werpt hij de schuld van deze mislukking op de extremistische elementen aan beide zijden. In den schoot der Regering rekenen de reactionnairen, onder de leiding van militairen, die bij het bestendigen van hun feodale voorrechten in China belang hebben, op een aanzienlijke Amerikaanse hulp, welke ook hun gedragslijn moge wezen. Van hun kant weigeren de communisten een vergelijk dat het algemeen belang zou dienen en rekenen op een economische ineenstorting om den val der Regering uit te lokkenGa naar voetnoot1.. Met het vertrek van Marshall verzwindt voorlopig de hoop de Amerikaanse lening te bekomen die hij op zak had. Het is een zware slag voor de Chinese Regering. Niet alleen werd de schijn alweer niet gered, maar de binnenlandse wanorde kan daardoor slechts toenemen.
***
Enigszins buiten de politieke ontwikkeling staat het Chinees-Ameri-kaans handelsverdrag op 4 November 1946 te Nanking ondertekend. Dit verdrag voorziet wederkerige behandeling op basis der meest begunstigde natie zowel voor enkelingen als voor vennootschappen. Voor China, bevestigt het zijn rang van grote mogendheid op voet van gelijkheid door de mede-contracterende partij behandeld. Voor de V.S.A. stelt het een einde aan het wettelijk vacuum dat sinds het afschaffen van het regime der exterritorialiteit in 1943 bestond. Het staat in het teken der 'open deur' politiek. Daarom brandmerkt het groot Chinees blad Ta Kung Pao het tractaat als het meest ongelijke van alle tijden: het zou een zwakke staat aan de willekeur van een economisch sterkeren overleveren. De gezant van de V.S.A. heeft gemeend deze mening te moeten rechtzetten door te verklaren dat de clausule der meestbegunstiging tussen twee grote staten algemeen is. Voorlopig dreigt het gevaar van economische infeodatie overigens niet onmiddellijk. Het Amerikaans kapitaal aarzelt meer en meer alvorens zich ernstig in het Chinees avontuur te wagen. Het vertoont zelfs neigingen om tijdelijk van het ontredderde China af te zien om zich te richten naar Japan dat, sterk gecontroleerd en op moderne basis ingericht, momenteel meer rendabel schijnt. | |
[pagina 551]
| |
VI. - DieptestromingenDe feiten en gebeurtenissen boven beschreven liggen meestal aan de oppervlakte. Zij maskeren machtige dieptestromingen. De rivaliteit der grote mogendheden in het Verre Oosten is oudGa naar voetnoot1.. Nieuw, sinds de V.S.A. en de U.S.S.R. de onbetwiste leidende machten zijn geworden, is het dringend - wij gingen zeggen het dreigend - karakter van het Aziatisch probleem. Azië wordt door twee imperialismen, of liever door twee levensbeschouwingen betwist. Tot nog toe is het nog niet tot een 'modus vivendi' tussen beide gekomen, nog minder werd een stabiele oplossing bereikt. Moest een van beide het Oosten voor zich weten te winnen dan wordt een wereldpolitiek even wicht vrijwel problematisch. Azië - het grote mensenreservoir en een der laatste rijke economisch te ontsluiten gebieden - kan de balans in een of andere richting doen overhellen. | |
1o De invloed van de U.S.S.R.Eens was het bijna zo ver gekomen. De revolutie in China werd in niet geringe mate met Russische hulp doorgevoerd. Sun-Yat-Sen, de vader der revolutie, schreef in 1925 aan het centraal uitvoerend comité der Sovjet-Unie: 'Ik heb de partij (Kuo-Min-Tang) aanbevolen steeds met U in contact te blijven. Ik hoop dat U verder zult gaan met mijn land diensten te bewijzen, zoals U dit tot nog toe gedaan hebt. Ik hoop dat weldra de dag zal komen waarop de U.S.S.R. China als een vrijen, machtigen, bevrienden staat zal begroeten en dat in den groten strijd voor de bevrijding der verdrukte volkeren der aarde beide bondgenoten samen de overwinning zullen behalen'. Dit stemde wonderwel overeen met den droom van Lenin: 'de vereniging en de samenwerking der natiën binnen een éénvormig economisch wereldsysteem, op basis van on-derling vertrouwen en broederlijke verstandhouding'. De koerswending van Chiang-Kai-Shek in 1927 heeft verhinderd dat die droom in vervulling zou gaan. Het zou overigens - ook zonder dat - niet zonder internationale verwikkelingen gebeurd zijn. Meer dan ooit wellicht is Rusland er zich thans van bewust dat zijn politiek zwaartepunt in Azië ligt en dat bij een eventueel dingen naar de wereldhegemonie het beheersen van Azië essentieel is. Het zal daarom verder trachten door het invoeren van een gemeenschappelijk politiek en economisch systeem in beide grote Aziatische Rijken de eenheid van Eur-azië onder zijn leiding tot stand te brengen. Voorlopig - ingevolge den oorlog - is het in zijn actiemiddelen beperkt doch het rust niet en zijn invloed in China is sterker en ligt dieper dan op eerst gezicht schijnt. Afgezien van de verworven posities in Mantsjoerije, in Buiten-Mongolië, in de Sinkiang-(Oost-Turkestan) en Tibet- | |
[pagina 552]
| |
provincies, is de communistische gedachte bij de Chinese landbouwbevolking in tamelijk brede lagen doorgedrongen. Zij werd zeer handig voorgesteld als een strijd tussen arme boeren eendeels en groot-grondbezitters en rijke boeren anderdeels. In de districten door de beweging beheerst werd het land niet gecollectiviseerd maar gekaveld. Zelfs in den geest van matige elementen werd de communistische landbouwhervorming als een succes beschouwd en Professor Hu Schih, lid van de Kuo-Min-Tang gaf in 1932 als zijn mening te kennen, dat er niet op terug te komen vielGa naar voetnoot1.. Boven alles is daar de grote aantrekkingskracht die de Sovjet-Unie op het Chinese volk uitoefent. In één generatie tijds heeft een groot, onwetend, bijgelovig en arm volk zich tot een wereldmacht weten op te werken en wel met eigen middelen. Dit precedent heeft in China, in meer dan één opzicht met Rusland te vergelijken, diepen indruk gemaakt. Die aantrekkingskracht wordt nog versterkt door het misprijzen dat de Aziaat onwillekeurig gevoelt ten overstaan van de Westerse instellingen en van den Westersen mens. Zij wordt tenslotte bevorderd door den algemenen drang naar ontvoogding der kleurvolkeren. De Sovjet-Unie laat geen gelegenheid voorbijgaan om die ontvoogding te prediken. De explosieve kracht van een volkerenbeweging die klassenstrijd met rassenstrijd zou verbinden zou voor heel het blanke ras, dat ook het bezittende ras is, onberekenbare en wellicht onherstelbare gevolgen kunnen hebben. | |
2o De belangen van de V.S.A.Tegenover deze sterke dieptestroming staat de Amerikaanse financiële, technische en organisatorische macht. Beweren - zoals herhaaldelijk gedaan werd - dat de V.S.A. uitsluitend wegens China in den oorlog getreden zijn, kan overdreven zijn. Dat Oost-Azië een der voornaamste beweegredenen vormde van de Amerikaanse oorlogsvoering lijdt geen twijfel. Ook de V.S.A. dromen sinds lang van China. Het was hun bedoeling China 'op te voeden' om er een groten modernen kapitalistischen staat van te maken die voor de Amerikaanse industrie een reusachtig afzetgebied zou vormen. Daarom kantte Amerika zich tegen de politiek der belangensferen die de Europese mogendheden op het einde der vorige eeuw hadden ingezet. Het gaf de voorkeur aan de vermaarde 'open deur' politiekGa naar voetnoot2.. China | |
[pagina 553]
| |
ontsnapte daardoor gedeeltelijk aan het gevaar als een hyper-kolonie (het woord is van Sun-Yat-Sen) verbrokkeld te worden. Voor de V.S.A. bracht ze het geenszins te onderschatten voordeel mee niet een beperkte belangensfeer maar heel het Chinees grondgebied als economisch penetratie-terrein open te stellen. Want ze moest fataal uitvallen ten gunste van het land dat over de sterkste financiële en technische middelen kon beschikken; - de 'deur' zou voornamelijk voor Amerika open staan. Deze politiek heeft haar vruchten afgeworpen in dien zin dat met de economische ontsluiting van China een belovend begin gemaakt werd. De redenen die de V.S.A. voorheen hebben aangezet om in China een 'open deur' politiek te voeren bestaan ook thans nog; ze zijn zelfs sterk in gewicht toegenomen. Zoals Rusland den drang naar Azië in zich voelt groeien, zo zien ook de V.S.A. in het Aziatisch afzetgebied een steeds dringender noodzakelijkheid om het evenwicht van hun economisch systeem te verzekeren en om hun sterk gestegen productiekracht, waarin ze dreigen te versmoren, te kanaliserenGa naar voetnoot1.. In een publicatie van 1943Ga naar voetnoot2. raakt Chiang-Kai-Shek de gevoelige snaar aan. Steunend op de besluiten van een verslag van de Vereniging der Chinese ingenieurs voorziet hij de levering aan China van 20 millioen ton staal, 300.000 spoorwagens, 30.000 wagens voor reizigers, 25.000 locomotieven, electrische centrales met een totaal potentieel van 20 millioen kilowatt, 80 millioen telefoonapparaten, 12 millioen mijlen telefoonkabels, een milioen woningen per jaar, 320.000 weefgetouwen voor katoen, 16.000 voor wol, 34.000 voor zijde, 90.000 werktuigen voor de nijverheid, 39 millioen ton petroleum per jaar, dit alles op vijf jaar. Welke Amerikaan zou daaraan ongevoelig blijven, te meer daar hij wordt gerustgesteld door de verzekering dat China hoofdzakelijk de oprichting van lichte industriën op het 00g heeft voor het produceren van consumptiewaren, wat een latere gevaarlijke mededinging uitsluit? Dit alles veronderstelt natuurlijk een tot rust gekomen China. De ontwikkeling der gebeurtenissen na de Japanse capitulatie zal wel menig enthousiasme hebben gekoeld. Doch heel zeker wordt China niet uit het 00g verlorenGa naar voetnoot3.. | |
[pagina 554]
| |
3o Het 'self-effacement' van Groot-BrittanniëGroot-Brittannië volgt dit alles met een bescheiden, daarom niet minder levendige, belangstelling. Zoals rond 1930 is het ook thans van mening dat de consolidatie van China langen tijd zal vergen. Ondanks zijn rela-tief verminderde middelen is het overtuigd dat zijn lange ondervinding en zijn kennis van het Oosten - een eeuw lang bekleedde het daar een vooraanstaande positie - nog vruchten zal dragen. In China is er plaats voor meer dan één natie. Een commerciële zending heeft zich onlangs naar China begeven om het terrein te verkennen. Ze werd zeer goed ontvangen. Engeland blijft echter zeer nuchter: geen sprake van fabuleuze kredieten. Alleen het hervatten van normale handelsbetrekkingen wordt in overweging genomen. Daarmee is reeds begonnen: Britse waren bereiken China in steeds groter mate. Naargelang het Amerikaanse prestige vermindert - ingevolge het uitblijven der lening en ook in verband met het onhandig optreden der troepen in China - verhoogt het oude prestige der Britten wegens hun zakelijke manier van handelen. | |
4o De politiek van Chiang-Kai-ShekWat gewordt er echter van China zelf? Zal het zich passief door den geweidigen maalstroom der buitenlandse spanningen laten meeslepen? Het tegenovergestelde is waarschijnlijk. De personaliteit van Chiang-Kai-Shek ontpopt zich meer en meer als die van een staatsman van zeer groot formaat. Het is zijn taak het oorspronkelijk plan van Sun-Yat-Sen uit te voeren, met name, de conflicten onder de grote mogendheden uit te buiten om, met behulp van hun financiële, technische en organisatorische middelen, China terug op te voeren tot een grootmacht. Een ongemeen moeilijke en kiese opdracht. Doch hij heeft meer dan eens reeds bewijzen geleverd van zijn uitzonderlijke gaven. Hij paart een Aziatische soepelheid en een uiterst realistischen kijk op de dingen met de hoogste politieke en morele idealen. De omstandigheden zijn hem niet bepaald ongunstig geweest. Reeds kon hij de rivaliteit tussen de twee groten op meesterlijke wijze valoriseren. Met de hulp der Sovjets voltooide hij de revolutie en veroverde hij de macht. Na de Japanse capitulatie onderwierp hij China grotendeels opnieuw aan zijn gezag, ditmaal met Amerikaanse hulp. De Britten bestempelen hem als 'subtle, patient, persistent and implacable'Ga naar voetnoot1.. Momenteel speelt hij de Ameri- | |
[pagina 555]
| |
kaanse kaart, als de meest renderende en voor China de minst gevaarlijke. Hij neemt al wat Amerika geeft, maar laat zich niet door Amerika leiden. Hij vertrouwt er op dat Amerika hem niet kan laten vallen. Want hoewel hij wordt verdacht meer gemeens te hebben met Richelieu dan met Lincoln (hoe kan het anders in een land waar zelfs geen juiste be-volkingsstatistieken bestaan, gezwegen van kiezerslijsten, waar vooral politiekers en partijorganisaties bestaan en dan een enorme vormeloze massa die alleen vraagt om geregeerd te worden), is zijn partij de enige macht die de communistische invloeden kan stuitenGa naar voetnoot1.. De toegevingen zelve die hij zich in een of andere richting - communistische of democratische - getroost, illustreren de diepte van zijn inzicht en het verreikend karakter van zijn politiek, op decennia, op eeuwen wellicht, berekend. In China's lang leven is het verschijnsel van de desintegratie der randgebieden geen nieuwigheid. Hoofdzaak is de vorming van een sterken centralen staat. Het oude Chinees empirisme zijpelt door in de politiek van Chiang-Kai-Shek. Hij is de man van klein China en voor het bereiken van zijn doel tot de uiterste toegevingen bereid. Hij is er van overtuigd dat de tijd zal tonen wie de werkelijke meester is van het Oosten. De grootheid van deze politiek boezemt ontzag in. Zij is niet onverantwoord. In China sluimeren nog steeds geweidige krachten. | |
VII. - Het herwordingspotentieelMen kan niet anders dan getroffen zijn door het nagenoeg éénparig oordeel van al wie China grondig kent over de grote toekomst voor dit land weggelegd. Zelfs de Britse gezant in China verklaart zich optimist op langen termijnGa naar voetnoot2.. China heeft nooit zijn zelfvertrouwen verloren. Het vier duizendjarige Rijk is niet aan de eerste crisis bezweken. Geen taal is rijker dan de Chinese aan woorden die het begrip wederopbouw, reorganisatie en heraanpassing weergeven. China weet zijn levenskrachten onaangetast, het kent zijn materiële mogelijkheden, het is zich bijzonder bewust van zijn geestelijke superioriteit: een drievoudige waarborg van zijn heropstanding. | |
[pagina 556]
| |
1o Demo graphischDe levenskracht van het Chinese volk is spreekwoordelijk. Met zijn ± 500.000.000 zielen vertegenwoordigt het thans ongeveer de helft van de bevolking van Azië en een vierde van het mensdom. Dergelijk blok door één taal en cultuur gesmeed is een alleenstaand feit. Kan de kindersterfte verder worden verholpen dan zal de bevolking op het einde der XXe eeuw verdubbeld zijn. De hoedanigheden van het ras zijn uitzonderlijk: werkzaamheid, ondernemingsgeest, uithoudingskracht, lichamelijk en geestelijk aanpassingsvermogen. Keizer Kan-si omschreef reeds in de XVIIIe eeuw het grote nationale probleem als volgt: Het grondgebied groeit niet, terwijl de bevolking voortdurend toeneemt. Daarom zijn de Chinezen letterlijk over heel Oost-Azië en tot in de eilanden van den Stillen Oceaan uitgezwermd: in Mantsjoerije, in Indië, in Formosa, in Indo-China, in Siam, in Java, in de Philippijnen, in de Indische Archipel. Zij plukten de vruchten van de kolonisatie van andere mogendheden. De economische en sociale structuur van Zuid-Oost-Azië werd totaal omgevormd door den ondernemingsgeest van Chinese self-made kapitalisten en door den taaien arbeid van den Chinesen koolie. Te Singapore zijn mede van de grootste fortuinen in Chinese handenGa naar voetnoot1.. Wie geeft zich geen rekenschap van wat dergelijk volk naar Westerse méthodes georganiseerd in de wereld zou betekenen? 'Het zou het lot der planeet in handen hebbenGa naar voetnoot2..' | |
2o EconomischWant men vergete het niet, China is lang niet arm. Het is waar dat de zestig millioen ton rijst, jaarlijks voortgebracht, niet volstaan om de bevolking te voeden. Maar het land stond aan de spits als producent van wolfram en antimonium. Het produceert verder kolen, ijzer, tin, goud, koper, kwikzilver, mangaan, katoen, tabak, sojabonen, arachideolie, wood-oil, thee, eieren, zijde, enz... De kolenreserves worden geschat op 900.000 millioen ton, de ijzerertsreserves op 400.000 millioen ton. De economische ontsluiting, vooral der rijke noordelijke provinciën, is echter ondergeschikt aan de ontwikkeling van het verkeersnet en aan het verstrekken van buitenlandse technische en financiële hulp. (Zie boven.) | |
3o GeestelijkDoch daar is vooral het geestelijk potentieel. China is een der zeldzame landen die in een geestelijk ontredderde wereld zijn morele gaaf- | |
[pagina 557]
| |
heid behouden heeft. Niet één die met China's cultuur contact neemt, ontsnapt aan de charme die haar verheven eenvoud uitstraalt. Dit moreel zelfbehoud dankt het aan zijn eeuwenlange isolering en aan den sterken eigenaard van een cultuur, de duurzaamste van alle, die in oorsprong en ontwikkeling vrijwel uitsluitend Chinees isGa naar voetnoot1.. Het bezigen der jongste snufjes van de Westerse techniek beletten den Chinees niet zijn regelmatige bedevaart te doen en aan de voor-vaderen te offerenGa naar voetnoot2.. Hij kan niet anders dan misprijzen gevoelen voor de zoveel jongere en reeds overbeschaafde materialistische Volkeren. Zij blijven voor hem nog steeds de barbaren. Die geestesgesteldheid behoedt het oude China voor gevaarlijke af-glijdingen. De Nieuw-Leven-beweging in 1934 georganiseerd sluit hoofd-zakelijk aan bij de wijze levensregels van Confucius en Mo-tseuGa naar voetnoot3.. Er werd wel eens gevreesd voor een China dat communistisch zijn zou. De Amerikanen zouden zelfs erg ontgoocheld geweest zijn toen zij het ware communistisch karakter der rode strijdkrachten en hun betrekkingen met Moscou ontdektenGa naar voetnoot4.. Maar er bestaan redenen om te geloven dat hoe anti-imperialistisch en hoe anti-feodaal, hoe marxistisch zelfs Noord-China mag getind zijn, dit nog niet een slaafse geestelijke onderwerping verondersteltGa naar voetnoot5.. Blijkbaar zijn de rode leiders oprecht wanneer zij beweren niet te strijden voor een sociaal en politiek communisme zoals in RuslandGa naar voetnoot6., echter wel lessen wensen te trekken uit het Russisch experimentGa naar voetnoot7.. Nog minder waarschijnlijk is het dat China's cultuur zal wijken voor de verzwakte Westerse beschaving. De resultaten van lange en taaie inspanningen tonen aan dat zelfs de hoogste uitdrukking van die beschaving, het christendom, met zijn Romeinsen achtergrond en haar Westerse vormen nooit den Oosterling zal eigen wordenGa naar voetnoot8.. Doch dit sluit | |
[pagina 558]
| |
niet uit dat het christendom - aan de Oosterse ziel aangepast - wellicht eens de oude nationale cultuur van China verdiepen en verjongen zouGa naar voetnoot1.. Reeds hebben velen - ook Sun-Yat-Sen en Chiang-Kai-Shek - aan die bron geput.
***
Dit alles wettigt een grote hoop. De hoop dat China uit de diepte van de crisis waarin het thans verzonken ligt zal oprijzen, verrijkt en versterkt met wat het bij de 'bar-baren' als bruikbaar materiaal zal hebben gevonden, dat het zich hoog boven den maalstroom der spanningen, waarvan het zolang het slacht-offer was, zal weten te verheffen om, in plaats van een twistappel, een ordescheppende factor te worden in de wereldpolitieke verhoudingen. Toevallig bevinden zich heden de dragers der verhevenste menselijke waarden - Europa, de bakermat der Christelijke beschaving, en China, de vertegenwoordiger der hoogste Aziatische gedachte - in diep mate-rieel en politiek verval. Bij de pijnlijke geboorte van een nieuwe 'betere wereld' schijnt voor Europa in het Westen nog een belangrijke rol te zijn weggelegd. Waarom zou China in het Oosten niet een gelijkaardige functie kunnen vervullen? Het heeft er voorzeker, meer dan Europa, de middelen toe. Misschien is het er ook beter voor geschikt. Geen volk is meer vredelievend dan het Chinese: het lijdt niet aan veroveringszucht door geweld, het zocht steeds zijn heil, zowel bij den aanval als bij de verdediging, in de weer-galoze kracht van zijn cultuur; zijn expansie was steeds vreedzaam en gesteund op arbeid en ondernemingsgeest. Leerde Confucius niet dat de wereld den vrede te schenken de meest verheven taak is van den staatsman? Met hoeveel meer reden dan ooit te voren zou dàn den Tai-chan, voor de zesde maal, door een Chinees staatshoofd bestegen worden! |
|