Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 438]
| |
Godsdienstige kroniek
| |
I. - Memorabilia JesuZelf heeft Socrates, de meest serene figuur der Griekse oudheid, zich gedurende zijn leven niet in geschriften, doch slechts in daden geopenbaard. Evenwel zo diep en intens dat het zijn leerlingen, nadat hij den giftdood gestorven was, volstond zich enkele woorden en gebaren van hem te herinneren, om zijn levend beeld voor zich op te roepen. Wat had het voor zin al de gebeurtenissen na te gaan die zijn leven gevuld hadden! Om een eervol beeld te schetsen van zijn als misdadiger geschandvlekten meester, is het Xenophoon genoeg piëteitvol enkele herinneringen op te tekenen: de Memorabilia Socratis, die wij nog met ontroering lezen. Iets gelijkaardigs deden vier eeuwen later enkele leerlingen van Jezus van Nazareth, 'die een profeet was, machtig in werk en in woord, voor God en voor het hele volk en dien onze opperpriesters en oversten ter dood hebben overgeleverd en gekruisigd' (Lc. 24, 19-20). Toen zij, op verzoek van de eerste christenen, de evangeliën schreven, stelden zij zich weliswaar rechtstreeks ten doel de leer van hun Meester vast te leggen, maar zozeer was hij daarmee vereenzelvigd, zijn leer was zozeer zijn leven, dat zij haar niet anders konden weergeven dan door het oproepen van zijn levensbeeld. De evangeliën zijn in zekeren zin Memorabilia Jesu: een verzameling van heuglijke woorden en daden die iemand tekenen en zijn geestelijke gestalte voor ons doen verrijzen. Maar het eigene van deze Memorabilia is hierin gelegen dat zij door God zelf gewaarborgd zijn. Als de evangelisten deze en geen andere gezegden en daden van Jezus uit den schat hunner herinneringen hebben opge- | |
[pagina 439]
| |
haald, dan is dit niet alleen omdat zij, overeenkomstig de wetten ener zuiver menselijke psychologie, er bijzonder diep door getroffen waren, het is vooral omdat een bijzondere goddelijke ingeving hen bij deze spontane schifting en bewuste keuze geleid heeft. Vóór Jezus Christus hadden zij gestaan als voor een overmacht van waarheid en goedheid, de levende waarheid en goedheid Gods, en zij konden zich Hem niet herinneren of de heilige Geest van waarheid en liefde viel op heel bijzondere wijze, als een levende overmacht, in hun verstand en gemoed. Veel meer dan zijzelf was Hij het die van binnenuit, in wonderbare harmonie met hun menselijke vermogens, het levensbeeld van hun vereerden Meester ontwierp. Deze hogere inspiratie kan men trouwens reeds enigszins vermoeden aan den vorm zelf der evangelies. Niet alleen leest men daar niets wat naar exaltatie zweemt, doch er is niet eens een woord van verdediging voor den zo diep miskenden Meester: ressentiment of ook maar eenvoudig menselijke rehabilitatie zijn perspectieven, die de inspiratie der evangelieverhalen verre beneden zich laat. | |
II. - Verwerking der evangelietekstenVanaf de eerste tijden zijn naast onze vier evangelieboeken, andere verhalen over Jezus in omloop gebracht, door de zogenaamde apocriefen. Dit zijn gewoon navolgingen of conterfeitsels van de evangelies, waarin wat onrechtstreeks op herinnering kan berusten niet meer te onderscheiden is van het werk der scheppende verbeelding. De aprocriefen bevatten vaak de meest fantastische verhalen en juist daarom zijn ze meestal vroeg als onbruikbaar van de hand gewezen. Toch ging niet veel tijd voorbij, vooraleer ook het gezonde geloofsleven der christenen behoefte bleek te hebben aan verwerkingen van onze evangelies. Reeds in de tweede eeuw toonde een Syrisch schrijver, Tatianus, de overeenstemming en eenheid onzer vier evangelieverhalen aan door alles tot een samenhangend geheel te herleiden. In het begin der vierde eeuw ondernam de Spaanse dichter Juvencus iets dergelijks in zijn Historia evangelica, en zo hebben, de middeleeuwen door, vrome dichters steeds opnieuw hun talent besteed, aan het berijmen van onze evangelieverhalen, waarbij zij hun verbeelding soms enige vrijheid gunden. In het Oudnederlandse dichtwerk uit de XIIe eeuw, Vanden Levene ons Heren bezitten wij daar een heerlijk voorbeeld van. Ondertussen bezorgden de Kerkvaders, de Schriftkenners en theologen van lateren datum talloze, zeer ongelijke commentaren en verklaringen van de evangelieteksten en het is met behulp van dit alles dat, tegen het einde der Middeleeuwen (rond 1330), Ludolf van Saksen zijn omvangrijke Vita Christi samenstelde, die tot in de xviie eeuw een ongemeen hoog aanzien is blijven genieten. Maar ook zijn werk blijft met de ganse middeleeuwse traditie dit kenmerk behouden, dat het er alles samengenomen op gericht is om de evangelieverhalen als zodanig meer toegankelijk en genietbaar te maken. In dezen zin zeggen wij dat wij hier nog altijd | |
[pagina 440]
| |
slechts met verwerkingen van de evangelieteksten te doen hebben. Geen van deze schrijvers denkt eraan, dat hij zich van de evangelische gegevens zou kunnen bedienen om op een of andere manier voor eigen rekening een leven van Jezus samen te stellen. Met andere woorden de thans zo gemeenzame opvatting, dat ook de evangelies tot op zekere hoogte als historische bronnen zouden benut worden om een objectieve en toch persoonlijke, synthetische voorstelling uit te werken, was hun eigenlijk vreemd. | |
III. - De levens van JezusDeze opvatting is het die ten grondslag ligt aan de levens van Jezus, waaraan wij thans gewoon zijn geworden. Het is niet te verwonderen dat ongelovigen en vrijzinnige christenen de eersten zijn geweest om levensbeschrijvingen van Jezus in dezen zin te ondernemen. Zo zij aan de evangelies nog enige waarde konden hechten, zou het natuurlijk slechts zijn als aan historische documenten, en hun erkenning van Jezus zou er eenvoudig van afhangen of Hij in deze documenten een historisch en psychologisch cohaerente persoonlijkheid bleek te zijn. Tegen deze zuiver historisch-critische werkwijze, die trouwens te rationalistisch was om ook maar de eigenheid, laat staan het bovennatuurlijk karakter van de godsdienstige werkelijkheid te beseffen, is al wat gelovig was spoedig in verweer gegaan. Zowel van protestanse als van katholieke zijde, zijn een aantal levens van Jezus tot stand gekomen die, hoezeer ze ook van elkaar verschillen, alle gelijkelijk kunnen gekenmerkt worden als door het geloof omvangene evocaties van Jezus van Nazareth, zijnde een godsdienstige persoonlijkheid die tegelijk in de geschiedenis staat en er boven uitgaat. Juist omdat Hij meer is dan een louter historische figuur, plaatst men zich op een verkeerd standpunt, wanneer men de bronnen die over hem berichten, gewoon gaat gebruiken om een historisch en psychologisch cohaerente persoonlijkheid daarmede te reconstitueren. Voorzeker de bronnen voor een leven van Jezus moeten door den geschiedschrijver streng en geheel onbevangen aan de historische critiek getoetst worden, daarbij mag hij echter nooit vergeten dat de mens 'non de solo pane vivit, sed in omni verbo, quod procedit de ore Dei': zijn geest leeft niet alleen van de geschiedkundige werkelijkheid, maar tevens van de onmiddellijke openbaring der goddelijke werkelijkheid in het geloof. Alleen dan staat hij in het juiste perspectief, wanneer hij bereid is in de evangelies, de brieven van Paulus, van Joannes enz. niet alleen historische doch daarenboven goddelijke, d.w.z. historisch niet geheel te ondervangen werkelijkheid te ontdekken en te aanvaarden. Met andere woorden, hij moet zijn bronnen niet alleen historisch-critisch, doch ook religieus-gelovig benaderen om daaruit een zowel door de wetenschap als door de geloofskennis gewaarborgd beeld van Jezus te ontwerpenGa naar voetnoot1.. | |
[pagina 441]
| |
Van dit standpunt, waarin geloof en wetenschap verzoend worden zonder elkaar op te heffen, zijn dan ook van katholieke zijde zeer verscheidene levens van Jezus geschreven, al naar gelang het geestelijk perspectief, waarin de schrijvers zijn beeld ontwerpen. In de voortreffelijkste levens, die in de laatste jaren bij ons verspreid zijn geworden, kan men sterk uiteenlopende genre's onderkennen. Daar is De Christus van Papini, die hier een twintig jaar geleden terecht groten bijval heeft genoten. De beroemde Italiaanse bekeerling plaatst Jezus in algemeen menselijk en cultuurhistorisch perspectief. Christus is degene die alle boosheid ontmaskert, alle kleinheid aan het licht brengt, van alle verrotting bevrijdt om meteen uit den gereinigden bodem der menselijke ziel een wereldhernieuwend en mensherscheppend leven te laten opbloeien. Met ongewoon suggestieve kracht schetst hij het beeld van den Godmenselijken grondlegger der christelijke beschaving en den radicalen hernieuwer der mensheid. Een nog sterkeren litterairen inslag vertoont het Leven van Jezus van Verschaeve, dat men moet bestempelen als een lyrische evocatie. De persoon van Jezus verrijst hier heerlijk in het perspectief der aesthetische genieting: Hij is de groot-schone, de tot bewondering en navolging verheffende, de menselijke en toch weer bovenmenselijke, de Godmenselijke held. Maar wie voor aesthetische genieting van dit verheven en onstuimig, niet geheel beheerste lyrisme niet ontvankelijk is, doet beter het werk van Verschaeve niet ter hand te nemen. Met het in het Nederlands vertaalde Leven van Jezus van Mgr Goodier, Der Herr van Guardini enerzijds, en werken als Jésus-Christ van de Grandmaison, L'Évangile de Jésus-Christ van Lagrange anderzijds, komen wij weer in een geheel andere kategorie terecht. Door den titel of den bijgevoegden ondertitel alleen reeds geven deze schrijvers voldoende te kennen, dat zij geen eigenlijke levensbeschrijving op het oog hebbenGa naar voetnoot1.. Rechtstreeks of onrechtstreeks gaat het hier om een vrome evocatie van den inwendigen Jezus, met het oog op persoonlijke, volwaardige geloofsbeleving. In elk dezer werken komt de godsdienstpsychologische betekenis van den persoon Jezus telkens in een nieuw licht te staan. En juist daarin is hun waarde gelegen. | |
IV. - 'Jésus en son temps'De zo merkwaardige reeks der Franse levensbeschrijvingen van Jezus, komt de bekende romanschrijver Daniel-Rops nu nog aanvullen met | |
[pagina 442]
| |
zijn gedurende de oorlogsjaren geschreven Jésus en son temps. De lezer gaat hier spontaan denken aan een anderen Fransen romancier, die ons een tiental jaren geleden verraste met een Vie de Jésus, François Mauriac. En toch is bij Daniel-Rops niets wat daaraan herinnert; zijn werk heeft veel meer envergure en het was opzettelijk dat wij zoëven het woord 'aanvullen' neerschreven. Om zijn oorspronkelijk en eigen karakter te begrijpen, moet men wel voor ogen houden dat het deel uitmaakt van een trilogie, welke de schrijver uitgeeft in de Collection des grandes Études historiques van Arthème Fayard, te Parijs. Als eerste deel verscheen een bijbelse geschiedenis: Histoire sainte, le Peuple de la Bible, die overal zeer gunstig onthaald werdGa naar voetnoot1.; het tweede deel is Jésus en son temps, terwijl L'Église des Apôtres et des Martyrs nog moet volgen. Het eigene van Daniel-Rops is juist hierin gelegen, dat hij den persoon en het leven van Jezus schetst in een groot godsdiensthistorisch perspectief. Het woord van Pascal, dat wij hierboven aanhaalden, was zijn leitmotiv: Jezus Christus is het midden- en hoogtepunt van de goddelijke openbaring en het godsdienstig leven der mensheid, zoals zij zich in de geschiedenis verwezenlijken. Het werk is gebouwd op wetenschap en geloof, het is vol ruimte en atmosfeer, het ademt vrede en sereniteit, met één woord het is voortreffelijk van menselijke evenwichtigheid. Vooreerst legt Daniel-Rops een diep begrip aan den dag voor het religieuze verschijnsel in het algemeen en bij het volk van Israël in het bijzonder. Dat stelt hem in staat een uiterst vruchtbaar gebruik te maken van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek omtrent het milieu, het leven en den persoon van Jezus. In dit opzicht ontsnapt hem vrijwel niets, van tegenstanders evenmin als van geloofsgenoten. Het meest merkwaardige is echter, naast zijn onbetwistbare objectiviteit, de trefzekerheid en gave des onderscheids, waarmede hij hier het bijkomstige van het essentiële, het gedegene van het klatergoud weet te onderkennen. Er is inderdaad enerzijds uit vooringenomenheid en haat, anderzijds uit rationalisme en tekort aan religieus besef, een verwarde problematiek ontstaan rond den persoon van Jezus, zijn leven en zijn mirakelen. Onze auteur is daarvan op de hoogte, doch hij laat er zich niet op sleeptouw door nemen: de apologetica schakelt den mens en den gelovige niet uit. Jésus en son temps is niet alleen door een wetenschappelijk onderlegde doch tevens door een gelovig mens geschreven. Zoals men van een kunstenaar verwachten kon, is de natuur met haar seizoenengang, de dagelijkse levenssfeer met haar verscheidenheid van gebruiken, de Joodse volkspsychologie met haar traag Oosters rhythme, fijn en sober beschreven. En daar verschijnt dan Jezus in, gekleed, gevoed, gehuisvest, arbeidend zoals zijn tijd- en landgenoten, doch met een emotiviteit, een bevattelijkheid, een levenshouding, die ongetwijfeld op wonderbare wijze beantwoorden aan het religieus genie van zijn volk, maar daar op even geheimzinnige wijze boven uitgaan. | |
[pagina 443]
| |
Om dit eminente in Jezus persoonlijkheid - dat geen van zijn oprechte tegenstanders thans nog waagt te ontkennen - vast te leggen, steunt Daniel-Rops op een diep geloof, dat zijn geest verrijkt met een nieuw licht en zijn hart met een nieuwe sympathie. Het brengt hem tot het positieve besef van Jezus' Godheid. Men voelt het overal als de scheppende kracht van dit boek, waardoor het geheel gedragen wordt: aan den eerbied voor de gewijde teksten, aan de perspectivering der gebeurtenissen, aan den eenvoud waarmede de mirakelen verhaald worden, aan de psychologische vastheid der figuren en afwezigheid van alle twijfelzuchtige problematiek, en bovenal aan die simpele bekentenis van onmacht om den persoon van Jezus te vatten, die den schrijver evenwel geen ogenblik zijn vertrouwen ontneemt of doet versagen bij het ontwerpen van zijn beeld. Vanaf de eerste bladzijde gewaagt hij van 'le mystère de Jésus' en niet van 'le problème de Jésus', en gans het boek door vergeet hij nooit dat hij bevrijdend werkt aan de onthulling van een geheimenis en niet moeizaam tobt aan de oplossing van een probleem, dat hij worstelend niet duisternis, maar licht trotseert. En dat maakt zijn werk tot iets groots. Mochten ook velen bij ons dit schone werk van Daniel-Rops lezen, zoals het geschreven werd: in een geest van wetenschappelijke eerlijkheid en menselijke oprechtheid, sereen en ingekeerd, en bovenal met den zo mannelijken moed van het geloof dat geheimen ontsluiert. |
|