Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
[Nummer 5]Een belangrijk jaarfeest
| |
[pagina 386]
| |
jean en was weliswaar Engels opgevoed maar van Frans-Zwitserse afkomst. Marie's moeder was een Schotse; zij was het die aan Gilbert zijn tweede en Schotse naam 'Keith' gaf evenals die druppel Schots bloed welke, om Chesterton's eigen woorden te gebruiken, 'een sterk beroep deed op mijn aandoeningen en een soort Schotse romance van mijn jeugd maakteGa naar voetnoot1.'. Later zou hij in het huwelijk treden met Frances, een beminde en toegewijde vrouw, wier oorspronkelijke familienaam, de Blogue, herinnerde aan haar Franse afkomst maar die veranderd was in het niet erg muzikale Blogg. Chesterton's ontwikkeling begon niet bijzonder vroeg. Hij begon pas te praten toen hij drie en te leren toen hij al acht jaar oud was, maar volgens zijn broer Cecil, haalde hij die schade ruimschoots in want... later kon hij niet meer ophouden met praten en hij werd een hartstochtelijke lezer. Hij ging naar school op de St-Paul'sGa naar voetnoot2., een bekende Public Day School in Kensington. Op school viel hij meer op door zijn grootte (hij was bijzonder lang en vierkant) en door de energie welke hij tentoonspreidde bij het uitgeven van een School-magazine alsmede bij de leiding van een debating-society, dan wel door een onderscheiding op eigenlijk studieterrein. Hij presteerde nooit het allerbeste en sommige van zijn schoolrapporten, die Miss Ward in haar biographie opneemt, zijn bijzonder onderhoude [...] was echter één ding waarvoor hij een opvallende belangstelling toonde: literatuur en wel in het bijzonder Engelse literatuur, want evenals Shakespeare, kende hij slechts 'little Latin and less Greek'. Toen het einde van zijn schooltijd naderde raadpleegde zijn moeder het schoolhoofd van St-Paul's omtrent zijn toekomstige loopbaan. Het antwoord bewees, dat er althans één onderwijzer was, die een juiste kijk had op de talenten van Gilbert: 'Zes voet genie. Zorg goed voor hem, Mrs Chesterton, zorg goed voor hemGa naar voetnoot3.'. Nadat hij de St-Paul's in 1892 had verlaten ging Chesterton naar | |
[pagina 387]
| |
het University College te Londen, waar hij kunst studeerde op de aan het College verbonden Slade School, terwijl hij literatuur studeerde op het College zelf. Hij verbleef daar drie jaar. Deze jaren werkten enerzijds vormend maar in zekeren zin toch ook deformerend. Hij maakte een periode door van scepticisme en pessimisme - deze laatste gemoedsstemming was eigenlijk in strijd met zijn natuurlijk temperament. Zijn godsdienst, voor zover hij die nog bezat, had hij blijkbaar over boord gegooid. Bij het schrijven van zijn Orthodoxy in 1908 plaatste hij dit verval naar een vroeger tijdstip: 'Ik was een heiden op den leeftijd van twaalf en een complete agnosticus toen ik zestien was... Alles wat ik totnogtoe van christelijke theologie had gehoord verwijderde mij er vanGa naar voetnoot1.'. Hij was grootgebracht in de liberaal christelijke atmospheer, die zo typerend is voor de vroegere Victoriaanse middenstand. Het kwam neer op een Christendom dat meer in de breedte dan in de diepte was uitgegroeid en meer op een gewoonte van fatsoen en eerzaamheid dan op een geloofshouding. Op de Universiteit begon Chesterton te luisteren naar nieuwe meesters, naar de overtuigde, zelfs ietwat lawaaierige profeten van de wetenschappelijke periode. In hun ogen was het christendom een aftands geloof; 's mensen toekomst lag in zijn ontwikkeling door opvoeding, wetenschap en rationalisme. Gedurende de eerste jaren nadat hij University College had verlaten, volgde Chesterton de gewone sleur van een aankomend schrijver. Hij las manuscripten voor uitgevers, waarmee hij maar weinig geld verdiende, hij schreef enkele recensies voor de Bookman en voorts begon hij ook artikelen en gedichten te schrijven. In 1896 introduceerde zijn vriend Oldershaw hem bij de familie Blogg en Chesterton reciproceerde de vriendelijkheid door verliefd te worden op Frances, de dochter des huizes. Volgens den gewonen gang van zaken verloofden zij zich. De verloving was nogal lang en zijn trouwden pas op 28 Juni 1901. Miss Ward nam in haar biographie voor het eerst uittreksels op uit Chesterton's Notebook, een schrift waarin Chesterton tussen 1894 en 1898 de gedachten die hem nuttig voorkwamen voor een levensbeschouwing aantekende. Die uittreksels ademen geen christelijken geest maar toch tonen zij aan hoe Chesterton verwijdert van het materialisme van den geleerde en hoe zijn hang naar romantiek - waarvan hij reeds gedurende zijn schooljaren blijk gaf - uitliep op een gevoel van bewondering en verrukking voor de geschapen dingen. Ik leg den nadruk op deze typische geestesrichting omdat die zo naar voren komt in het eerste van zijn grote christelijk-apologetische werken, namelijk in Orthodoxy. Hij is dankbaar voor 'whatever | |
[pagina 388]
| |
gods may be' voor alle soorten van menselijke activiteit, zoals bijvoorbeeld in deze aanhef:
You say grace before meals.
All right.
But I say grace before the play and the opera,
And grace before the concert and the pantomine,
And grace before I open a book,
And grace before sketching, painting,
Swimming, fencing, boxing, walking, playing, dancing;
And grace before I dip the pen in the ink.
Of, in een tweede uittreksel:
I thank thee O Lord, for the stones in the street;
I thank thee for the hay-carts yonder
and for the houses built and half built,
That fly past me as I stride.
But most of all for the great great wind in my nostrile
As if thine own nostrils were closeGa naar voetnoot1..
Deze smaak voor de geschapen dingen maakt hem bewust van een grote kracht in en achter hem, van een kracht die zichzelf openbaart in wind, wolken en zonsondergang. Hierbij is nog geen sprake van een christelijke God; van een God in theologischen zin. Het is het menselijk instinct, dat hunkert naar iets buiten den beklemmenden cirkel van het materialisme. Chesterton komt er toe het mysterie van de geschapen wereld te ontdekken, namelijk dat deze geen zin heeft tenzij hij heen-wijst naar iets dat buiten hem ligt. 'We are not thy God; seek above us, seek above us' - Chesterton hoort het antwoord dat de geschapen | |
[pagina 389]
| |
natuur eens aan Sint Augustinus gaf. De wereld spreekt hem over 'God', zoals in de volgende passage van het Notebook:
The axe falls on the wood, in thuds, 'God, God'.
The cry of the rook, 'God', answers it,
The crack of the fire on the hearth,
the voice of the brook say the same name:
All things, dog, cat, fiddle, baby,
Wind, breaker, sea, thunderclap
Repeat in a thousand languages
Zo nu en dan zijn er ook echo's van het christendom, zoals in het volgende:
There was a man who dwelt in the East centuries ago,
And now I cannot look at a sheep or a sparrow,
A lily or a cornfield, a raven or a sunset,
A vinyard or a mountain, without thinking of him;
If this be not divine, what is itGa naar voetnoot2.?
Omstreeks 1900 zette Chesterton zijn voet stevig op de eerste sport van de journalistieke ladder en hij maakte aanstalten ze snel te beklimmen. In genoemd jaar publiceerde hij twee bundels gedichten nl. Greybeards at Play en The Wild Knight and other poems. Daarop versoheen het volgend jaar The Defendant, een bundel essays en in 1902 en 1903 de eerste twee van zijn menigvuldige studies over kunst en literatuur, nl. over G.F. Watts en Robert Browning. Hij schreef voorts regelmatig voor de Daily News en in 1905 nam die lange verbintenis met de Illustrated London News een aanvang, die voortduurde | |
[pagina 390]
| |
tot aan zijn dood. Ook schreef hij romans. De eerste daarvan, die in 1904 verscheen, was The Napoleon of Notting Hill, waarop in den loop van de eerstvolgende tien jaar volgden The Club of Queer Trades (1905), The man Who was Thursday (1908), The Ball and the Cross (1910), Manalive (1911), The Flying Inn (1914), en het eerste van de 'Father Brown' verhalen. Het waren geen romans in den gewonen zin van het woord. Of beter gezegd, het zijn ook romans, want het zijn uiterst onderhoudende verhalen doch terzelfder tijd is er nog iets méér. Er schuilt philosophie achter het masker van phantasie en overdaad. In deze philosophie kunnen we enige der fundamentele ideeën ontdekken die meer uitvoerig zijn ontwikkeld in Orthodoxy, dat verscheen in 1908, halverwege deze periode van roman-schrijven. Daaronder vallen ook de verdediging van kleine tegenover grote zaken, van plaatselijke trouw tegen nationalisme en imperialisme, van den kleinen bezitter tegenover den kapitalist, van particulier bezit en onderneming tegen monopolie door Staat of persoon uitgeoefend. En een gevoel van blijdschap over het bestaan en over de ganse schepping, een geest van waardering voor de geschapen schoonheid en voor menselijke vriendschap en toch terzelfder tijd een onbewustheid van wat zondig en lelijk is op de wereld. Tenslotte het belang van ruime menselijke ervaring zoals b.v. in Manalive waar de centrale figuur Innocent Smith een inbreker wordt, maar... in zijn eigen huis teneinde de vreugde van het bezit opnieuw te ontdekken, of toen hij de 'misdaad' van bigamie beging, wel te verstaan door zijn eerste vrouw te hertrouwen om de frisheid en de gloed van zijn eerste liefde te heroveren. Dit brengt ons op Orthodoxy zelf. In 1905 had Chesterton een boek geschreven Heretics, dat een serie essays bevatte over moderne schrijvers zoals Shaw, Ibsen, H.G. Wells, George Moore en Rudyard Kipling. Hij betoogde dat hun philosophie gebrekkig was en zo er al enige waarheid in vervat mocht zijn, deze toch slechts een aspect vormde van een grotere waarheid welke zij door hun kortzichtigheid niet konden inzien. De critici vielen Chesterton aan en een hunner, G.S. Street, verklaarde dat hij over zijn wereldbeschouwing zou gaan piekeren zodra Chesterton hun de zijne zou geven. Orthodoxy vormde een antwoord op deze uitdaging. Mr Street, so schreef Chesterton, zal zien dat in die bladzijden 'ik heb getracht - vaag en op mijn manier - meer door middel van een combinatie van voorstellingen dan door een serie deducties - de philosophie vast te leggen waarin ik ben gaan geloven. Ik wil het niet mijn philosophie noemen, daar ik ze niet gemaakt heb. God en de mensheid maakten haar; en zij maakte mijGa naar voetnoot1.'. | |
[pagina 391]
| |
Orthodoxy is een der edelste werken der christelijke apologie want het is het verhaal hoe één begaafd man de oude christelijke waarheden en de werkelijkheid van de christelijke levensbeschouwing opnieuw ontdekte. Ik gebruik deze uitdrukking met opzet omdat Orthodoxy, hoewel het menige bekering tot de Kerk heeft gebracht, zijn eigen schrijver eerst veertien jaar na zijn verschijning katholiek zag worden. De sleutel van dit boek is die van de wederontdekking. De auteur ontdekt, voor zover hij voor het eerst er belang in stelde, wat inderdaad immer aanwezig was geweest. In zijn ondervinding werd de spanning van het avontuur gecombineerd met de zekerheid van het bezit, toen het einde van dat avontuur niet een vreemd veraf gelegen land bleek te zijn, maar integendeel het land van zijn eigen hartewens, dat hij reeds al dien tijd had menen te zien toen nevels het nog poogden te onttrekken aan zijn oog en die nu vaneengescheurd waren. Chesterton begint met te spreken over een verhaal, dat hij altijd van plan was te schrijven, het verhaal van een Engelsen jachteigenaar 'die zijn koers lichtelijk misrekende en Engeland ontdekte denkende, dat het een nieuw eiland in de Stille Zuid-zee was'. 'Wat', zo licht hij toe 'zou verheffender kunnen zijn dan in hetzelfde ogenblik al die fascinerende spanning van het gaan naar den vreemde gecombineerd te zien met die echt-menselijke zekerheid die een thuiskomst geeft?' Het is nodig een aantal argumenten in Orthodoxy los te maken van het algemeen schema. Chesterton wijst er op, dat hij terug werd gebracht tot het christendom, niet door christelijke schrijvers van wie hij de boeken niet had gelezen, doch door de werken van atheïsten en agnostici met hun duidelijk bewijs van erbarmelijke inadequatie. 'Ik heb nimmer een regel van de christelijke apologie gelezen... Het waren Huxley en Herbert Spencer en Bradlaugh die mij terugbrachten naar de orthodoxe theologieGa naar voetnoot1..' Hij heeft het gebrek aan diepte bij deze moderne profeten ingezien. Hun begrip over 'vooruitgang' blijft zonder betekenis totdat zij het einddoel kennen waarop deze is gericht. 'Vooruitgang is een metaphoor van alléén-maar-wandelen langs een weg, die erg veel lijkt op den verkeerden wegGa naar voetnoot2..' Dubbel verwarrend wordt het wanneer men - zoals de moderne profeten - dit einddoel voortdurend verandert. De nieuwe denkers vleiden zich - zoals ook Chesterton, naar hij opbiecht, heeft gedaan - met het denkbeeld dat zij 'vooruitstrevend' waren, de waarheid vooruit. Zoals andere gewichtig doende jongens hield ik ervan om te proberen m'n leeftijd vooruit te zijn. Zoals zij trachtte ik minstens tien minuten | |
[pagina 392]
| |
op de waarheid vooruit te zijn. En ik zag, dat ik er achttienhonderd jaar bij ten achter was. Ik forceerde mijn stem met een pijnlijk jeugdige overdrijving om mijn waarheden te verkondigen. En ik werd gestraft op de meest geëigende en grappige wijze, want ik heb mijn waarheden behouden: maar ik ontdekte, niet dat het geen waarheden waren, maar alleen maar dat het niet de mijne waren. Toen ik mij inbeeldde, dat ik alleen stond verkeerde ik in werkelijkheid in de belachelijke positie geruggesteund te worden juist door het gehele christendomGa naar voetnoot1.. In tegenstelling met de geleerden van die periode legde Chesterton den nadruk op de gevaren die inhaerent zijn aan het uitsluitend 'rationele'. De materialisten verklaarden het universum op hun koele koude manier, maar zodoende sloten zij zichzelf op in een zuiveren doch zeer nauwen cirkel. En verder gaven zij geen uiteenzetting maar een wegzetting van het universum. Er was zoveel dat zij lieten wegvallen uit hetgeen voor Chesterton's conceptie onmisbaar was - de verrukking en bewondering voor het schone dat gewrocht is, het gevoel voor een alles bezielende en leven gevende Tegenwoordigheid. Chesterton's tijdgenoot, de katholieke dichter Francis Thompson had hetzelfde gezegd:
T's ye, t'is your estranged face,
That miss the many splendoured thingGa naar voetnoot2..
In afwijking drong hij ook aan op stevige en vaste principes ten overstaan van al hun relativiteit en evolutie-stromingen. Het hebben van een vaste mening sluit begrenzing in. We kunnen een ding pas begrijpen als het vorm en gestalte heeft. Vrijheid legt eveneens beperking op. 'Juist zoals iemand die één vrouw trouwt, verzaakt aan alle anderen, zo ook verzaakt men aan alle andere activiteiten wanneer men zich geheel aan één actie wil wijden.' Kunst is beperking; en het wezen van elke schilderij is de lijst. Als je een giraffe tekent, moet je ze tekenen met een langen hals. Als je, op je brutale scheppende manier, jezelf als vrij beschouwt om een giraffe te tekenen met een korten hals, zul je in werkelijkheid ontdekken, dat je niet vrij bent om een giraffe te tekenen. Op het ogenblik, dat je de wereld der feiten binnen stapt, stap je de wereld der grenzen binnen. Je kunt de dingen bevrijden van aan hun wezen vreemde of accidentele wetten, maar niet van de wetten van hun eigen aardGa naar voetnoot3..' Het Christendom, zo argumenteerde hij, is realistisch en objectief. Het gewent zich aan de feiten, aan de realiteiten van het bestaan en | |
[pagina 393]
| |
van het menselijk leven; het strookt met de menselijke natuur, wat met de moderne wetenschap en psychologie niet het geval is. Midden in het wetenschappelijk optimisme van de Edward-periode, dat vreselijk aan het wankelen zou gebracht worden in den oorlog van 1914-1918, legde Chesterton den nadruk op de realiteit van de zonde - een onbehoorlijk woord in Edwardiaanse oren - en hij was ervan overtuigd dat ook het christendom daar den klemtoon op legde. Het christendom nam het voor een uitgemaakte zaak aan, dat de mens zonde kon bedrijven en begeerde verlost te worden. De wetenschap ontkende het bestaan van de zonde en liet den zondaar aan zichzelf over zonder dat deze verlost kon worden. Toch was het christendom niet pessimistisch zoals zoveel moderne gedachten het waren. Het mocht dan de wereld ook als een somber tranendal beschouwen, het richtte het hoofd omhoog naar het licht; het mocht den mens dan ook al als een ernstigen zondaar beoordelen, het wanhoopte nimmer aan zijn bekering en nooit hield het op pogingen aan te wenden om hem te bekeren. Bij het vergelijken van grote christelijke heiligen met bekende moderne profeten ontdekte Chesterton dat de eersten uitgesproken geestelijker en realistischer waren dan zijn tijdgenoten. Hij heeft een vergelijking gemaakt tussen Tolstoi en Nietzsche enerzijds en Sint Jeanne d'Arc anderzijds. 'Toen ik over haar nadacht vond ik dat Jeanne alles bezat wat echt was én in Tolstoi én in Nietzsche, alles wat zelfs alleen maar dragelijk in elk van hen beide was.' Tolstoi had bewondering voor de boeren en voor de armoede. Jeanne was een boerin en ze was arm. Nietzsche kwam in opstand tegen de leegheid van de moderne beschaving en verlangde naar den stormloop van paarden, de opwinding van den strijd. Jeanne loofde den strijd niet; zij vocht. 'Wij weten dat zij niet bang was voor een leger; terwijl Nietzsche, voor zover ons bekend, bang was voor een koe': Tolstoi prees alleen maar de boer; zij wàs de boerin. Nietzsche prees alleen maar den krijgsman; zij wàs een krijgsman. Zij stak hen beide den loef af ten aanzien van hun antagonistische idealen; zij was zachtmoediger dan de een, heviger dan de ander. Toch was zij een echt practische persoon die iets deed, terwijl de anderen onstuimige bespiegelaars waren die niets uitrichtten. Het was onmogelijk dat de gedachte niet bij mij op zou komen, dat zij en haar geloof misschien wel het een of ander geheim bezat van morele eenheid en nut, een geheim dat verloren is gegaan. En met die gedachte rees nog een grotere bij me op en de geweldige figuur van haar Meester kruiste ook het toneel van mijn gedachtenGa naar voetnoot1.. | |
[pagina 394]
| |
Deze zelfde contrast-methode is gebruikt in heel zijn hoofdstuk van 'The Paradoxes of Christianity'. Chesterton's argument is, dat de centrale waarheid en positie van het christendom kan verdedigd worden door het feit, dat de daartegen ingebrachte beschuldigingen in laatste instantie tegenstrijdig zijn, waardoor zij elkaar wederkerig opheffen. Het evenwichtige van de christelijke positie komt helder uit door de eenzijdige aanvallen van de verschillende ketterijen. Zo hebben critici b.v. naar voren gebracht, dat het christendom te pessimistisch is, anderen vonden het te optimistisch. 'Nauwelijks had de ene rationalist het christendom een nachtmerrie genoemd of de andere begon het voor een luilekkerland uit te maken.' Sommigen beschreven het als timide en monnikachtig waarop zij het aanklaagden omdat het de wereld met bloed heeft overstroomd. De Kerk wordt aangevallen omdat zij het gezinsleven verstoort door haar religieuze orden en tegelijkertijd omdat zij zo aandringt op het gezinsleven en de instandhouding daarvan door het huwelijkssacrament. Op het ene ogenblik wordt zij wereldvreemd genoemd en dan weer te werelds, al te zeer in beslag genomen door wereldse zaken; te nederig en te trots; meedogenloos omdat er teveel kinderen zijn maar ook meedogenloos omdat er wegens het celibaat géén kinderen zijn. Chesterton dringt hier aan op een delicate balans in orthodoxie, die alleen maar met grote moeite, bijna door een mirakel, kon worden behouden maar die op zichzelf een garantie is voor de waarde en de waarheid van orthodoxie. Toch was er geen 'fusie en confusie'. Er werd niet geduld, dat de frisse kleuren van het christendom zouden uitlopen in een saai en geesteloos grijs. De historische Kerk, schreef Chesterton 'heeft altijd een gezonde afkeer van rose gehad. Zij haat die combinatie van twee kleuren die de slappe uitweg van de philosophen is. Zij haat die evolutie van zwart in wit wat neerkomt op vuilgrijsGa naar voetnoot1.'. Tenslotte komen we aan dat prachtige beeld, waarmee hij dit hoofdstuk besluit - een voorstelling die ons voor ogen brengt wat Chesterton noemt de 'thrilling romance of Orthodoxy', dat deze haar smal en gevaarlijk pad had afgelegd met vermijding van de gevaren aan weerszijden: Vervallen te zijn in een van de stokpaardjes van Gnosticisme of Christian Science zou inderdaad voor de hand liggend tam zijn geweest. Maar ze allen te hebben vermeden, dat is één meeslepend avontuur geweest. En voor mijn geestesoog rijst op het beeld van den hemelsen triomfwagen die donderend door de eeuwen vliegt, terwijl de duffe ketterijen terneergeslagen zich ootmoedig in het stof buigen en de onstuimige waarheid waggelend, maar rechtopGa naar voetnoot2.. | |
[pagina 395]
| |
Ik heb zo hier en daar door Orthodoxy gezworven omdat het was en inderdaad is een merkwaardig werk van christelijke apologie, dat aanzienlijken invloed heeft gehad op menigen Engelsen geest. Het is dikwijls vergeleken met Newman's Apologia pro vita sua dat, hoewel het een geheel anderen stijl bezit, toch hetzelfde doel heeft, namelijk een persoonlijke aantekening omtrent het onderzoek naar religieuze waarheid of, om Chesterton's eigen beschrijving van zijn werk te geven, zijn 'olifantachtige avonturen bij de jacht op het klaarblijkelijke'. Maar Newman's Apologia is geschreven nadat hij in de Katholieke Kerk is opgenomen. De schrijver van Orthodoxy moest veertien jaar wachten alvorens zich tenslotte te onderwerpen. 'Alle wegen leiden naar Rome', schreef hij, 'wat een der redenen is waarom velen er nooit aankomen.' Wat weerhield hem? Wij weten het antwoord niet. Waarschijnlijk heeft Chesterton zelf het nooit geweten. Zijn toegewijde vrouw, Frances, was een fervent lid van de Anglicaanse Kerk. Mogelijk heeft dit hem enigen tijd er van afgehouden. Maar ook zij zou later katholiek worden. Tenslotte trad hij den waren schaapstal binnen, om daar - zoals zijn latere werken in zo overvloedige mate aantonen - een groten vrede voor geest en hart te vinden. Hij werd in de Kerk opgenomen in een loods, met een dak van gegolfd plaatijzer en met houten wanden, te Beaconsfield, een klein stadje waar hij toen woonde en waar hij ook zou sterven. Dat was in 1922. Maar laten we nu weer wat teruggaan. In de jaren na Orthodoxy schreef Chesterton snel en hevig. Hij had naam gemaakt en verdiende dat ook. Met Hilaire Belloc, dien hij voor het eerst ontmoette in 1900, stond hij ten aanzien van meer ouderwetse zaken tegenover nieuwlichters als Bernard Shaw en H.G. Wells. Hij kruiste het pad van Shaw voor het eerst in het atelier van Rodin te Parijs, waar de Franse beeldhouwer bezig was met het maken van een buste van den Iersen toneelschrijver. Chesterton schreef voor de dag- en weekbladen; hij hielp zijn broer Cecil bij de samenstelling van The Eye Witness, een weekblad dat in moeilijkheden kwam en dat nog meer van zich deed spreken met het beroemde 'geval Marconi' van 1911 - een politiek incident dat Gilbert Chesterton zijn vroeger 'liberalisme' den rug deed toekeren. Behalve de romans die reeds werden genoemd publiceerde hij essays zoals Tremendous Trifles (1909) en Alarmsand Discurions (1910), literaire studies zoals William Blake (1910), gedichten zoals The Ballad of the white Horse (1911). Toen kwam de Eerste Wereldoorlog en een langdurige ziekte die aanhield van 1914 tot in den loop van 1915. Hij herstelde langzamerhand en overwoog dat, hoewel hij tegen den Boerenoorlog gekant was geweest, hij nu den oorlog tegen Duitsland moest aanvaarden | |
[pagina 396]
| |
en ondersteunen en wel om dezelfde reden namelijk voor de verdediging van menselijke en in werkelijkheid christelijke waarden tegen een aggressief imperialisme. Toen de oorlog voorbij was ging hij reizen: naar het Heilig Land, waar alle sluimerende twijfels verdwenen schijnen te zijn en uit welke reis The new Jerusalem is ontstaan; naar Ierland; naar de Ver. Staten. Hij zou nog andere bezoeken aan de Nieuwe Wereld brengen en hij gaf uiting aan zijn waardering voor Amerikaanse eigenschappen terwijl hij anderzijds openhartig critiek leverde op het dollar-imperialisme en op den cultus voor het grote als zodanig. Na zijn overgang naar het katholicisme zette Chesterton zijn literaire activiteit voort. Maar er kwam een diepere noot in. Het was geen nieuwe toon maar wel kon de weerklank van een ernstiger ondertoon worden beluisterd. Zijn proza was even leesbaar als voorheen, maar het was minder gemakkelijk dan zulks het geval was geweest. Zijn poëzie was vastberaden en welsprekend. Hij schreef nog veel - sommigen van zijn vrienden meenden zelfs te veel - in weekbladen, in het bijzonder in de weer oplevende uitgave van Cecil's oude blad - Cecil was in 1918 in Frankrijk gestorven en was eveneens katholiek geworden - dat oorspronkelijk bekend stond als The New Witness en later als G.K.'s Weekly. Zijn voornaamste thema's in zijn katholieke jaren waren o.a.: de verdediging van de kleinere zaken tegenover de grote en sterke; van de kleine naties tegenover de grote en aggressieve machten; het beklemtonen van de natuurlijke waardigheid van den mens welke naar zijn mening alleen kon behouden worden door een nieuwe verdeling van den eigendom, die nu Distributie wordt genoemd; het leggen van groten nadruk op het Natuurrecht en op de morele principes van het christendom als de enige manier ter verkrijging van de sociologische sanering van nationale gezondheid en tenslotte op de realiteit van Christus en de Kerk, van de christelijke waarheid en traditie en van de noodzaak van christelijke heiligheid. Herhaaldelijk vinden we in zijn boeken, met name die betreffende Ierland en in de kolommen van G.K.'s Weekly prachtige passages over onvervalste vrijheid en echte vaderlandsliefde en over de liefde tot iemands land en landgenoten. Polen zag hij helder schijnen als de schittering op het lemmet van het christelijke zwaard tussen een atheïstisch Rusland en het Pruisisch heidendom. Indien hij het tijdvak na 1944-1945 had overleefd dan zou zelfs de zachte Chesterton bittere dingen hebben gezegd. In zijn ogen was Ierland een land waar practisch kon worden vastgesteld in hoever het christelijk ideaal in daden kon worden omgezet. Hij was een apostel van den individuelen mens tegen den druk van macht, geld en bureaucratie. Belloc had in 1912 een werk geschreven, | |
[pagina 397]
| |
The Servile State genaamd, dat zelfs toen een merkwaardige voorspelling vervatte van hetgeen zou komen. Chesterton, met zijn christelijke conceptie van de waarde van eiken mens en zijn echt democratische opvatting: dat hetgeen alle mensen te samen verheugde veel belangrijker was dan wat weinige enkelingen verheugde door geboorte of talent of het-zich-eigen-maken, bleef er bij dat de sleutel tot het behoud van deze waardigheid in een ver doorgevoerde verdeling van den eigendom lag. Belloc had hem geleerd waardering te hebben voor de positie van den Fransen boer, met zijn levensvreugde en met zijn onafhankelijkheid - waarop de Engelse arbeidersklasse geen aanspraak kon maken; beide waren te danken aan eigendom. Zo wel aan deze als aan gene zijde van den Oceaan zette Chesterton deze campagne voort. Zij heeft een belangrijken invloed op het denken in Canada en Australië gehad en tenslotte realiseren in Gr. Brittannië velen dat beider opvatting het enige tegengift vormt tegen socialisatie en nationalisatie. Toen de Londense Observer in zijn nummer van 26 October een recente redevoering van Mr Eden besprak deed zij dat met de volgende bewoordingen: De redevoering van Mr Eden te Plymouth is een nieuw bewijs dat het boek van Hilaire Belloc, The Servile State, nu vier en dertig jaar geleden verschenen, thans tot hen doorgedrongen is. De politiek van 'meer eigenaars' en de philosophie van 'geen vrijheid zonder eigendom' was toentertijd in meerdere boeken van de Chestertons en Mr Belloc uiteengezet. Het schijnt dat Chesterton's kruistocht nu invloed in zijn eigen land begint te krijgen. Onder de andere werken moet ook worden genoemd The Everlasting Man, zonder twijfel zijn grootste boek, dat tracht het licht te doen vallen op de geschiedenis der mensheid en op de religieuze ervaring in den persoon van Jezus-Christus. Het is een werk van uitgebreide kennis, van subtiele ontleding en van helder en brandend geloof. Het is Orthodoxy met een rijkere weelde aan details, wederopgenomen en verder geleid langs den weg die voert naar de volle waarheid en naar een meer verfijnde waardering voor datgene wat de Incarnatie aan het mensdom heeft gebracht. En hiermee zou ik willen combineren een verzameling essays, die zoals Hilaire Belloc het uitdrukte, het fijnste van alle werken van G.K. vormt, namelijk The Thing. Bovendien waren er bundels essays, die de katholieke positie ten aanzien van sociale en morele vraagstukken omlijnden en verdedigden, afgezien nog van de vervolgdelen op de 'Father Brown' Stories en van de literaire studies, zoals William Cobbet (1925) en Robert Louis Stevenson (1927). Met deze literaire studies moeten twee buitengewone heiligen- | |
[pagina 398]
| |
levens in verband gebracht worden: Francis of Assisi en Thomas Aquinas die respectievelijk in 1923 en 1933 het licht zagen. Daarin openbaarde Chesterton die gave van inzicht en intuïtie welke zo karakteristiek was geweest bij zijn studies van literaire figuren. Professor Étienne Gilson, de erkende autoriteit op het gebied van middeleeuwse wijsbegeerte, wiens verkiezing tot lid van de Franse Academie zo juist werd bekend gemaakt, schreef in de volgende bewoordingen omtrent Chesterton's boek over Thomas van Aquino: 'Chesterton brengt iemand tot wanhoop. Ik heb mijn gehele leven gewijd aan de studie van Sint Thomas en nooit had ik zulk een boek kunnen schrijven'. Na den dood van G.K. schreef Gilson 'Ik beschouw het (d.i. Chesterton's boek over Sint Thomas) als het beste boek dat ooit over Sint Thomas werd geschreven omdat geen enkel ander er ook maar mee vergeleken kan worden...' Chesterton leidde een vol en gelukkig leven. En het grote geheim van zijn energie en geluk was zijn nederigheid. Hij was een man met grote talenten, misschien wel een genie, hij was rondborstig, eerlijk, onzelfzuchtig - door en door goed. Toen hij wat ouder was kwamen er graag kinderen in zijn huis in Beaconsfield om er 's Zaterdags morgens leven in de brouwerij te brengen en te spelen met deze lange brede gestalte; en de lange brede figuur voelde zich erg op z'n gemak als hij met hen speelde. Hij was een groot man, vooral omdat hij een goed man was-een man die de waarheid beminde en die hield van oprechtheid en goede kameraadschap, die had geleerd dóór te dringen door de huichelarij en de mode van zijn tijd tot in de kern van de werkelijkheid die er achter lag. Tegenover dwazen toonde hij een groot, ja opgeruimd geduld. Katholieken gedenken hem voor alles wat hij heeft geschreven en ook voor alles wat hij is geweest. Het was zeer passend dat het telegram dat door den Heiligen Vader aan Kardinaal Hinsley is gezonden bij het overlijden van G.K. de volgende woorden schijnt te hebben bevat: 'begaafde verdediger van het Katholieke Geloof' - want dàt was hij zonder enigen twijfel. |
|