Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Geschiedkundige kroniek
| |
[pagina 344]
| |
en Henegouwen was de eerste keizer van het Latijns Keizerrijk van Constantinopel. De Boergondische hertogen stichtten in de Lage Landen 'le premier État moderne en Europe' (blz. 44), en keizer Karel V, de grootste zoon van Gent, richtte een wereldrijk op, zoals nooit meer zou bestaan: 'un destin unique, le plus grand après Charlemagne, attend ce petit garçon, né à Gand le 24 février 1500' (blz. 50). In deze 'Grote Eeuw' (1384-1555) waren de Lage Landen 'la contrée la plus riche de l'Europe' (Pirenne) en was Leuven 'le premier foyer de la philologie et de l'humanisme chrétien en Europe' (blz. 54). De Vlaamse primitieven hadden de leiding van de schilderkunst, Europa kwam bij onze beroemde polyphonisten in de leer, de Vlaamse mystiek met de hele beweging van de 'Moderne Devotie' (jammer wordt Ruusbroec vergeten) oefent een vérstrekkenden invloed uit, en de bouwmeesters begiftigen ons met juwelen van kerkelijke en burgerlijke architectuur, zoals men elders tevergeefs zal zoeken. 'Il nous paraît donc que toutes les conditions politiques, économiques et culturelles ont été réunies à l'époque de Philippe le Bon et de Charles-Quint pour pouvoir qualifier de 'Grand Siècle' cette étape extraordinaire de notre histoire où des chefs éminents ont entrainé leur peuple dans les voies de la grandeur chrétienne et humaine' (blz. 55)Ga naar voetnoot1.. Dan zijn sinds Philips II de rampen over onze gewesten gekomen. De gewelddadige scheuring midden door het 'ghemeyne vaderlandt'; de economische teleurgang van handel en industrie, de bijna voortdurende oorlogen gedurende anderhalve eeuw, de onderschikking van onze gewesten aan de politiek der grote naburige naties: dat is een treurig bilan, terwijl men aan de kredietzijde slechts de integrale katholicisering van ons volk in deze eeuwen, vooral sinds Albrecht en Isabella, kan schrijven. Het 'l'ancien régime' wegvagende en onze gewesten eenmakende Frans Bewind, de verkeken kans van het Verenigd-Koninkrijk der Nederlanden houden de auteurs slechts luttel tijd bezig; maar opvallend uitvoerig weiden zij uit over de prestaties en verwezenlijkingen van het Koninkrijk België, waaraan we, mits een zeker voorbehoud, onze bewondering niet kunnen onthouden. Met recht wijzen de auteurs op een tweede kenmerk: de gehechtheid van de bewoners der Lage Landen aan hun gewoonten, privileges en vrijheden. Karel V, die zo goed het eigen temperament der Nederlanders kende, sprak de beroemd gebleven woorden: 'Er is geen volk ter wereld, dat gewilliger is om zich aan den wil van zijn vorsten te onderwerpen, als het vaderlijk bestuurd wordt, dan dat der Nederlanden, maar er is ook geen enkel dat meer de slavernij haat dan dit. Door vrees kan men zijn eerbied niet afdwingen, want het is hardnekkig om aan het geweld te weerstaan en gevoelig voor de zachtheid'. Heftig protesteren de schrijvers dan ook tegen de mythe van 'des siècles d'esclavage', waarvan de Franse Revolutie ons in 1792 zou hebben bevrijd; want van de 346 jaar, | |
[pagina 345]
| |
die verliepen sinds Philips de Goede in 1446 deze streken tot één staat verenigde, werden onze grondwet en vrijheden slechts gedurende dertien jaar en drie maanden door tirannieke vorsten geschorst. De zin voor onafhankelijkheid, de gehechtheid aan de vrijheid is in dit land der poorters, der vrije burgers, der geboren democraten, een typische trek van het volkskarakter, welke geen regering ooit ongestraft over het hoofd heeft kunnen zien. Dit alles wisten wij sedert lang; 'Deux mille ans d'histoire' heeft nochtans de verdienste het in een duídelijker taal en op een meer overtuigde manier uiteen te zetten. Het uitzonderlijk belang van het werk ligt elders. Het is vooreerst en uitgesproken gericht tegen de separatisten, die de grote les van het verleden vergeten en naar verdeeldheid streven in plaats van naar eenheid. Men staat opvallend tegemoetkomend tegenover de Vlamingen die in de negentiende en de beginnende twintigste eeuw stilaan enige essentiële rechten veroveren, 'mais ils se heurtent à la résistance de ceux qui, depuis 1831, profitent des abus du régime ancien' (blz. 122). In 1910 begint er echter een Waals tegenverweer: 'On invente un drapeau wallon à coq gaulois. L'aile marchante de ce mouvement réclame la République et parfois même le rattachement de la Wallonie à la France...' (blz. 122-123). Daarom staat er op het schutblad en het titelblad een grote 'Leo Belgicus' 'le symbole de notre unité, de notre autonomie et de notre magnifique destin'Ga naar voetnoot1.. De auteurs zijn niet alleen de voorvechters van een Belgische eenheid, met onbevangen blik staren zij het verleden in, om het in zijn echte en volle werkelijkheid te zien. Hun Inleiding vangen zij aan met de veelzeggende woorden: 'Et d'abord, il est devenu indispensable d'envisager au moins les seize premiers siècles de notre histoire dans le cadre élargi de l'ensemble des Pays-Bas, de la Somme à la Frise, ou tout au moins jusqu'au Waal. Loin d'être une vue de l'esprit, cette conception s'appuie non seulement sur des faits d'ordre politique mais encore sur l'existence d'une communauté plus profonde des habitants des XVII Provinces' (blz. 13). De grote Artevelde bewerkte in 1339 een economisch verbond tussen Vlaanderen, en Holland-Zeeland-Henegouwen, waarbij zich weldra Brabant-Limburg en in 1347 zelfs het prinsbisdom Luik aansloten (blz. 41 en 145). In de veertiende eeuw is er onder onze gewesten reeds een driedubbele eenheidsband: de ethnische, de economische en kulturele (blz. 42), | |
[pagina 346]
| |
waaraan de Boergondische hertogen slechts een politieke eenmaking moesten toevoegen, als de afsluiting van een natuurlijk groeiproces. Zei Pirenne niet reeds: 'Bref, si les Pays-Bas doivent encore attendre jusqu'au XVe siècle, pour être réunis sous une seule dynastie et former un État unique, il est clair pourtant que, dès le milieu du Moyen Age, ils s'acheminent vers ce résultat'Ga naar voetnoot1.. Onder de Boergondische hertogen echter wonen wij 'la naissance définitive d'une Nation' (blz. 44) bij, wat niet zo ten nadele van de Dietssprekende gewesten gebeurde, als Prof. Dr Geyl heeft betoogd, ofschoon men eveneens met een vleugje overdrijving spreekt van 'le destin néerlandais de la maison de Bourgogne' (blz. 46). De 'Grote Raad' van 1446 lijkt de auteurs de bezegeling van den énen politieken staat: 'le prince en ses conseils, le peuple en ses états', zoals markies La Tour du Pin het kernachtig uitdrukte, en zoals we, vlak voor dezen oorlog, nog menen in een ander verband gehoord te hebben. Die eenheid, welke het volk zich pas in de tweede helf der zestiende eeuw, in de oppositie tegen Philips II, ten volle bewust wordt, gaat definitief teloor in 1579, zo lezen wij: '1579. L'union d'Arras et l'Union d'Utrecht consomment la dislocation des XVII Provinces' (blz. 189 en 61). Deze datum lijkt ons veel te vroeg. Zei weer niet onze grote Pirenne, dien zijn epigonen te veel in klein-Belgicistischen zin hebben geïnterpreteerd; 'Cest durant le long repos de la Trève de Douze Ans que les Provinces-Unies et la Belgique catholique achevèrent de devenir deux nations distinctes et de prendre leur physionomie caractéristique'Ga naar voetnoot2.. Trouwens de uiterst interessante studie van Dr Alfred Van der Essen in de Annexe II: 'Quelles étaient les dix-sept Provinces des Pays-Bas? (blz. 149-158) is een onrechtstreekse weerlegging van de boven vermelde bevestiging. Een boek door verscheidene auteurs samengesteld heeft nu eenmaal dergelijke tegenstrijdigheden. Tot nog toe kon een Nederlands historicus, behalve enkele schakeringen en nuanceringen, nagenoeg akkoord gaan met de stelling van de auteurs. Op één punt echter zijn wij het volstrekt oneens. In de uitvoerige bibliographie over de nationale geschiedenis, die 27 bladzijden beslaat en 430 boeken telt, zijn er goed geteld... 15 Nederlandse! Namen als die van Blok, Huizinga (met o.a. zijn grandioos Herfsttij der Middeleeuwen), Geyl, de voorvechter der Groot-Nederlandse gecshiedschrijving, Brugmans, Post, enz. zijn onbekend; de Noord-Nederlandse historiographie ignoreert men totaal; en voor ons land is aan de Nederlands-schrijvende historici geen beter lot beschoren: Kan. Prims moet het stellen met de vermelding van één vlugschrift, Erens, Valvekens, Blockmans, Rogghé, de Nederlandse publicaties van D'Hondt, Van Werveke en zovele anderen zijn evenmin vermeld. Hoe kan men de zo belangrijke en zo betwiste figuur van een Willem van Oranje begrijpen, wanneer enkel Avermaete's Guillaume le Taciturne wordt aangegeven en de zeer uitgebreide Noord-Nederlandse literatuur niet wordt aangeraakt? Hoe kan men het Verenigd-Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) en de Belgische Opstand | |
[pagina 347]
| |
juist beoordelen, wanneer men enkel Belgisch-Franstalige boeken citeert? Niet alleen zal elke Nederlandse lezer en historicus hierdoor pijnlijk getroffen zijn, zoals wij reeds verscheidene malen persoonlijk hebben ervaren, maar ook moet een dergelijke eenzijdige boekenopgave bij den Franstaligen lezer een totaal verkeerden indruk wekken. Wat nog erger is, wij zijn ervan overtuigd, dat men, met een zulkdanige documentatie, de historische waarheid niet kan achterhalen, die toch het doel is van elk geschiedkundig onderzoek. Tenslotte is er een element, dat de auteurs niet voldoende in het licht hebben gesteld: ons land is essentieel doorgangsgebied, het kruispunt van alle grote Europese stromingen op welk kultureel domein ook. Wij, met onze twee talen en dubbele kuituur, wortelen in Germaansen en Romaansen grond, wij zijn ontvankelijker dan welke grote natie ook om vreemde invloeden in ons op te nemen en te verwerken, wij zijn de natuurlijke bemiddelaar tussen Frankrijk, Engeland en Duitsland, de drie grote naties van West-Europa. Zolang men geen genoegen neemt met het historisch feit, dat wij in onze gewesten twee talen en twee kuituren hebben, zolang men er ene gewelddadig wil uitdrijven, of zelfs maar ignoreren, heeft men de eigen zending, de roeping van deze streken niet begrepen. De auteurs spreken ergens over onze 'cantons' (blz. 36). Misschien is dit woord aan de pen ontsnapt en neergeschreven zonder diepe bijbedoelingen. Toch ware het interessant op te merken, dat heel de eeuwenlange geschiedenis door, van de Vroege Middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie, Nederlands- en Franssprekenden in deze Lage Landen naast elkaar in peis en vrede samen hebben geleefd, omdat juist de voorrechten en vrijheden van elke provincie vreemde inmenging en een aanslag op de eigen taal of kuituur zeer moeilijk en soms onmogelijk maakten. Landen als Zwitserland of als de Verenigde Staten die ook verscheidene talen of zeer van elkaar afwijkende sociale groeperingen kennen, hebben onze politieke structurering van het 'Ancien Régime' behouden tot groter voorspoed van het land en tot groter geluk van alle volksgroepen. Zo blijkt, dat een bezinning op onze nationale geschiedenis tevens een bezinning is op onzen tijd en op de toekomst van ons volk. 'Voor Europa is geen heil te verwachten, zolang zijn lot niet is toevertrouwd aan mensen die waarachtig van dezen tijd zijn, en die tevens in zich de roerselen van het ganse verleden gevoelen', zo schreef de Spaanse denker Ortega y Gasset vijftien jaar terugGa naar voetnoot1.; ook van de leiders van ons volk is niet veel goeds te verhopen, indien zij niet gedragen worden door de levende traditie en niet de grote verlangens van de bewoners dezer gewesten in werkelijkheid willen omzetten. |
|