Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
De psychologie der waarneming op nieuwe wegen
| |
[pagina 330]
| |
aangewezen worden. Een eerste ommekeer kwam tot stand, toen de Gestalt-psychologie (sedert omstreeks 1912) aantoonde, dat onze waarneming van vormen en objecten niet wordt opgebouwd uit een mozaïek van sensaties; en dat daarbij onze waarnemingswereld niet ontstaat als een punt-voor-punt afdruksel van de wereld der physische prikkels die op ons inwerken. Dit inzicht is thans verworven goed in de psychologie en wij hoeven er hier niet verder op in te gaan. Een tweede belangrijke stap in de ontwikkeling der waarnemingspsychologie danken wij aan een pas verschenen werk van professor Michotte van de Leuvense UniversiteitGa naar voetnoot1.. Dit werk heeft omwille van zijn talrijke nieuwe inzichten zoveel te bieden wat ieder intellectueel kan interesseren, dat wij de algemene betekenis er van, met uitsluiting van de technisch-psychologische problemen, even willen belichten. De studie der waarneming had zich tot op heden hoofdzakelijk bezig gehouden met de perceptie van statische voorwerpen of van afzonderlijke bewegingen. Wanneer wij echter de waarneming nagaan in de rol die zij te vervullen heeft in het gewone psychisch leven, dan zien wij dat zij in de eerste plaats beschouwd moet worden in het kader van onze gedragingen. De mens leeft te midden van een wereld in actie, waarin hij eveneens handelend en zich aanpassend optreedt. Mensen en voorwerpen rondom hem ziet hij niet als statische gegevens of als afzonderlijk zich bewegende voorwerpen. Doch het ene voorwerp werkt in op het andere, het ene handelt in verhouding tot het andere; en wat ik in de wereld rondom mij vooral zie, zijn mensen en dingen in een actueel of in een virtueel handelingsverband tegenover mekaar of tegenover mijzelf. Zoo zie ik b.v. dat de hand van mijn buurman mijn glas vooruitstoot, dat deze auto op mij afkomt, dat de hamer de nagel inklopt, enz. De wederzijdse en onderlinge inwerking van mensen en voorwerpen, d.i. de actie zelf of de causale beïnvloeding van een gegeven op een ander, dàt is dus het belangrijkste object van onze waarneming zoals deze als leidster en voorlichtster van onze gedraging in het werkelijk psychisch leven tot uiting komt. Het inzicht, dat de waarneming gezien moet worden als component der gedraging, is wel reeds theoretisch in de huidige psychologie doorgedrongen. Doch de experimentele studie had zich door dit theoretisch inzicht totnogtoe te weinig laten inspireren. Het was dan ook reeds een grote verdienste van professor Michotte, | |
[pagina 331]
| |
dat hij met dit inzicht in de noodzakelijkheid van een nieuwe oriëntatie in de waarnemingspsychologie sedert lang vooruit was gekomen. Reeds in 1929, inderdaad, had de Leuvense psycholoog op het Internationaal psychologisch Congres te Yale er uitdrukkelijk op gewezen, dat het experimenteel onderzoek op dit gebied naar de perceptie der handeling, d.i. de waarneming van de causale inwerking van een gegeven op een ander, moest gericht. De realisatie van de gestelde opdracht bleek echter niet gemakkelijk en het opzet zelf was stoutmoedig. Om dit in te zien moet men er rekening mede houden, dat in het kader van de moderne wijsbegeerte het probleem in kwestie reeds was ter hand genomen en dat het dààr in een andere zin was opgelost. De Engelse philosoof Hume was van oordeel - en zijn opvatting op dit punt bleek algemeen aanvaard - dat de causale inwerking van een voorwerp op een ander niet het object van een rechtstreekse waarneming kon zijn. Het enige wat in een dergelijk causaal gebeuren kan worden waargenomen (bijvoorbeeld wanneer een biljartbal een andere vooruitstoot), is de beweging van de bal A tot aan het punt waar de bal B ligt en, daarop volgend, de beweging van B. De causale inwerking, nl. het feit dat A de bal B vooruitstoot, is niet een onmiddellijk waarnemingsgegeven volgens Hume en volgens de gewone philosophische opvatting. De causale band die wij leggen tussen die opeenvolgende bewegingen van A en B zou een verklaring zijn die op de waargenomen feiten door hogere verrichtingen dan de waarnemingsfunctie wordt opgebouwd. Ook de Franse philosoof en psycholoog Maine de Biran was de mening toegedaan, dat de uiterlijke ervaring ons niet het materiaal van het causaliteitsbegrip kon bijbrengen. Doch hij was van mening dat de causale band wel in onze innerlijke beleving onmiddellijk werd ervaren. Wij ervaren immers, b.v. in onze vrije activiteit, de causale inwerking die wij zelf uitoefenen: wij ervaren ons 'ik' onmiddellijk als oorzaak van de beweging die wij uitvoeren. Wie nooit een dergelijke inspanning innerlijk zou hebben ervaren zou, volgens Maine de Biran, geen begrip van werkende oorzaak kunnen hebben. Deze algemeen verspreide philosophische opvattingen, die hierop neerkomen, dat wij in de uiterlijke ervaring niet een onmiddellijke indruk van causale inwerking of causaal verband beleven of zien, heeft professor Michotte juist in twijfel getrokken. Zijn uitgebreid experimenteel onderzoek heeft thans de strijdvraag definitief opgelost.
*** | |
[pagina 332]
| |
Na deze psychologische en philosophische situering van het probleem, kunnen wij enkele hoofdpunten uit het onderzoek naar voor brengen. Het werk is echter te technisch-wetenschappelijk van aard dan dat wij er hier in detail zouden kunnen op ingaan. Professor Michotte is er in geslaagd experimenteel aan te tonen, dat de indruk van causaliteit een onmiddellijk gegeven is der uiterlijke waarneming; en dat deze zich voordoet telkens als bepaalde voorwaarden zijn vervuld betreffende de organisatie van het waarnemingsveld. Juist zoals men in bepaalde voorwaarden van het waarnemingsveld een cirkel of een vierkant waarneemt - zelfs wanneer de physische prikkels niet aan de geometrische figuur van een cirkel of een vierkant beantwoorden - zo ook neemt men in bepaalde voorwaarden, even onmiddellijk, een causale inwerking waar, hoewel men in de physische wereld natuurlijk geen specifieke prikkels kan aanwijzen die aan het causale verband op zichzelf beantwoorden. (De physische prikkels geven ons alleen, zoals wij boven zeiden, de twee opeenvolgende bewegingen van A en B). Zeer nauwkeurig worden in het werk de verschillende vormen van causale indrukken bestudeerd, samen met de voorwaarden die telkens noodzakelijk zijn tot hun psychologisch ontstaan. Op deze wijze wordt duidelijk aangetoond, dat de causale indruk niet te verklaren is uit een secundaire interpretatie der onmiddellijke waarnemingsgegevens, interpretatie die dan o.a. op grond van de ervaring in de loop van het leven als het werk van hogere functies zou ontstaan. Immers op grond van de ontdekte wetten, die aan de basis liggen van de causaliteitswaarneming, is het mogelijk allerlei proeven op te stellen, waar een causaliteitsindruk ontstaat tegen de ervaring uit het leven in; terwijl anderzijds in bepaalde voorwaarden, die aan de waarnemingswetten niet voldoen, een causaliteitsindruk niet ontstaat, hoewel het verschijnsel in kwestie op grond van ervaring en kennis als een causale inwerking door ons allen in het gewone leven wordt opgevat. Wanneer b.v. een magneet een voorwerp naar zich toe trekt, dan wordt dit door ons als een causale inwerking, op grond van kennis en ervaring, opgevat. Het blijkt echter experimenteel, dat dit aantrekkingsverschijnsel geen onmiddellijke causaliteitsindruk vermag te geven. Dit ligt eenvoudig aan de eigenschappen van het waarnemingsveld, die in dit geval niet de voorwaarden vervullen die noodzakelijk zijn tot het verwekken van de causaliteitsindruk. De studie van deze structuurvoorwaarden van het waarnemingsveld eist echter een te uitgebreide kennis der waarnemingspsychologie dan dat wij deze verder zouden ontleden. Niet alleen de wetten die de waarneming der causale inwerking bepalen werden in dit werk vastgelegd, ook de theorie heeft professor | |
[pagina 333]
| |
Michotte vermogen op te stellen die ons een verklarend inzicht geeft in het 'waarom' van de noodzakelijkheid der ontdekte voorwaarden. Hier werd voor het eerst in de studie der waarneming een methode gebruikt - deze nl. der genetische analyse - die herinnert aan een werkwijze die in de vergelijkende wetenschappen (b.v. in de vergelijkende ontleedkunde en physiologie) tot zulke vruchtbare resultaten heeft geleid. Het procédé bestaat in ons geval hierin, dat men, eens de voorwaarden ontdekt die nodig zijn tot het verwekken van de causale indruk, deze complexe situatie in verschillende richtingen gaat vereenvoudigen, om na te gaan welke indrukken bij deze progressief vereenvoudigde omstandigheden ontstaan. Zo ziet men welke voorwaarde voor een bepaalde trek van de indruk noodzakelijk is, d.w.z. men ziet dat de indruk in deze of gene richting verandert wanneer deze bepaalde voorwaarde vereenvoudigd wordt. Zo slaagt men er in geleidelijk de gehele complexe opbouw van de causale indruk in zijn structuur te ontleden en in zijn wording bloot te leggen. Professor Michotte toont aan, hoe de causaliteitsindruk theoretisch moet worden opgevat als een phenomenale 'uitdeining' van de beweging van het object A in het object B. Het object B heeft geen eigen actieve beweging, doch zijn verplaatsing in de ruimte doet zich voor als een uitvloeisel of voortzetting van de beweging van het object A. Op die wijze wordt werkelijk rekenschap gegeven van het voortbrengingskarakter dat aan de causaliteitsindruk vastzit. Hier wordt immers op het phenomenale plan iets nieuws voortgebracht op een wijze, die analoog is aan deze waarop ook in de natuur iets ontstaat. Wanneer, inderdaad, het voorwerp A het voorwerp B wegstoot, komt een nieuw feit tot stand, nl. de verplaatsing van B. Dit nieuwe feit ontstaat, volgens de theorie, dank zij een 'uitdeinen' van de beweging van A. Deze beweging van A blijft op die wijze, ook na de stoot en de objectieve stilstand van A, phenomenaal voortbestaan in de verplaatsing van B. Immers, phenomenaal gezien, behoort de beweging van B, als actieve beweging, niet aan B zelf, doch wel aan A. Wij kunnen dus zeggen, dat een nieuw verschijnsel ontstaat en dat het eerste verschijnsel voortleeft in het nieuwe, zoals dit ook in een natuurlijke generatie het geval is. Wanneer dus het causale voortbrengen van een beweging een onmiddellijk phenomenaal gegeven is van de uiterlijke perceptie, dan dient de waarneming van de causale band tussen twee verschijnselen niet meer beschouwd te worden als een bijkomende constructie die aan de zintuigelijke ervaring wordt toegevoegd.
*** | |
[pagina 334]
| |
Het grootste deel van het werk van professor Michotte is gewijd aan de studie van de mechanische causaliteit, d.i. de verschillende vormen van veroorzaking van een beweging (hoofdzakelijk het wegstoten en het voortduwen). Op de ontledingen van deze vormen en hun varianten zullen wij niet verder ingaan. Wij willen er eenvoudig nog op wijzen, hoe b.v. heel de kwestie van het hanteren van werktuigen (het slaan met een hamer, het werpen van een pijl, enz.) met deze vormen van mechanische causaliteit verband houden. We hebben steeds met een wegstoten of een wegduwen te doen, ofwel met een combinatie van beide. Ook de kwestie van de intermediaire causaliteit van het werktuig, op het gebied van de waarneming, staat hiermede in betrekking. In een minder uitgebreid deel van het werk wordt verder de waarneming van het qualitatief causaal gebeuren onderzocht. Hieronder wordt verstaan alle causaal verschijnsel dat bestaat in het doen te voorschijn komen of verdwijnen van een eigenschap, ofwel in het wijzigen van deze eigenschap. Wanneer b.v. een rode vloeistof in een glas water wordt gegoten, staan wij voor een verschijnsel van qualitatieve veroorzaking, nl. het rood worden van het water. Experimenteel wordt aangetoond, dat een zuiver qualitatieve causaliteitsindruk als onmiddellijk phenomenaal gegeven niet bestaat. De theorie van professor Michotte over de aard van de causaliteitsindruk (de uitdeining der beweging) laat ons begrijpen waarom de proeven hier tot een negatief resultaat hebben geleid. Dikwijls echter hebben wij in het gewone leven te doen met de integratie van een qualitatief gebeuren in een mechanische causaliteitsindruk. Phenomenale bewegingen immers kunnen een qualitatief verschijnsel begeleiden. Op deze wijze worden dan zeer gunstige voorwaarden geschapen tot het ontstaan van een causaliteitsindruk ook op qualitatief gebied, wat de spontaneïteit van onze causale opvattingen ook voor qualitatieve verschijnselen begrijpelijk maakt. Een groot deel van de waarde van het werk van professor Michotte ligt in de fijne ontleding van al deze verschijnselen, in de rijkdom der suggesties die hierbij naar voor komen en in de nieuwe horizonten die er uit oprijzen. Van dit alles komt in deze algemene uiteenzetting natuurlijk niets tot zijn recht. Noteren we echter dat, voor wie niet zozeer in de technisch-psychologische uitwerking der problemen belangstelt doch alleen voor de algemene kwestie interesse voelt, schrijver een viertal theoretische samenvattingen, tussen de hoofdstukken van zijn boek in, heeft gelast. Uit die samenvattingen krijgt men een kijk op de essentiële inhoud en samenhang der problemen. | |
[pagina 335]
| |
***
Wat de philosophische draagwijdte van dit werk betreft, zegt professor Michotte uitdrukkelijk dat hij dit aspect van de kwestie in dit boek niet wenst uit te werken. Dit wordt voor een verdere publicatie voorbehouden. Wij willen hier echter op een belangrijk punt van algemene aard even de aandacht vestigen. Vroeger bestond de tendenz om alles, wat in de inhoud van ons psychisch leven boven het domein der elementaire sensaties uitreikt, te verklaren als verdere elaborates van de onmiddellijk phenomenale gegevens, nl. door de werking van hogere psychische functies op grond van de ervaring. Deze richting blijkt hoe langer hoe meer onjuist. Op het niveau van het waarnemingsleven vinden wij de onmiddellijk-ge geven vormen van kennisinhouden, die dan verder op het nivean van het intellectuele leven als de meest metaphysische noties tot hun volle recht komen. Dit hebben we hier voor de kennisinhoud van de causaliteit kunnen vaststellen. In de ervaring zelf wordt het materiaal gegeven, en is dus ook de materiële oorsprong te vinden, van het causaliteitsbegrip; daar waar men vroeger, juist omgekeerd, de causale indruk als een inferentie uit de intellectuele verklaring der gebeurtenissen opvatte. De studie van de onmiddellijke inhoud der waarneming blijkt ons nog heelwat verrassingen van dien aard te beloven. De perceptie bevat oneindig veel meer dan men geneigd was er vroeger in te zoeken. Wij vergeten hierbij helemaal niet dat onze waarneming ook met geest en intellect is doordrongen, Doch dit doet niets af aan het belangrijke feit van de onmiddellijkheid der besproken waarnemingen en van de vraag naar het bestaan, op het niveau der perceptie, van deze essentiële kennisinhouden. Thans is de weg geopend om de waarnemingsbasis na te gaan van heelwat andere denkverrichtingen en denkinhouden uit ons psychisch leven. Dit laatste punt, samen met de boven vermelde oriëntering van het onderzoek naar de functie die de waarneming uitoefent in het reële leven, lijken ons twee belangrijke nieuwe wegen in de psychologische studie van de waarneming. |
|