Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |
Kroniek over Frankrijk
| |
Het intellectueel levenOok tijdens de bezetting - de eigenlijke oorlog was te kort van duur om er rekening mee te moeten houden - stond het intellectueel leven in Frankrijk geen ogenblik stil. Dit geldt op de eerste plaats voor het literair leven, dat in die jaren twee verschillende richtingen uitging: een richting die zich aan de censuur onderwierp, en een andere die ondergronds werkte. | |
[pagina 308]
| |
De eerste, de literaire productie van Vichy, inspireerde zich op het programma der toenmalige Regering: Gemeenschap, Arbeid, Huisgezin, Vaderland, Landbouw, Economische aangelegenheden. Onder al de Vichy-publicaties is er niets, dat den naam 'standaardwerk' verdient. Daarvoor was trouwens de vrijheid, ook voor die auteurs, al te zeer aan banden gelegd. De Duitsers verboden bepaalde onderwerpen te behandelen. Somtijds werden zelfs gecensureerde werken, waarvan ze eerst achteraf de toespelingen door-hadden, onverbiddelijk uit den handel geweerd en op de fameuze lijst 'Otto' geplaatst. Zo ging het o.a. met Histoire Sainte van Daniël-Rops en Pilote de Guerre van de Saint-Exupéry, welke werken slechts twee of drie dagen in de Parijse boekhandels voor het raam te zien waren. Daartegenover namen de clandestiene geschriften steeds toe. Dagbladen, als Les Cahiers du Témoignage chrétien dat eerst te Lyon en later te Parijs werd gedrukt, en La France intérieure onder de bezielende leiding van G. Oudart, verstrekten objectieve inlichtingen, publiceerden sociale en politieke beschouwingen, en gaven tevens positieve leiding inzake oorlogsproblemen. Met dit alles wisten ze de vrije gedachte en de vrijheid van geweten te handhaven. De literaire werken - klein in aantal en klein van omvang (novellen, verzen) - verschenen in de bekende 'Éditions de Minuit', waarin o.a. François Mauriac, Louis Aragon, Elsa Triolet, Jean Cassou, Paul Éluard hun clandestiene werken publiceerden. De verzen van Pierre Emmanuel vooral sloegen sterk in en droegen alleen al door hun eigen geslotenheid een ondergronds cachet. Paul Valéry publiceerde slechts Mauvaises Pensées et autres. Duhamel werd niet met rust gelaten en zette daarom zijn medewerking aan de Revue des deux Mondes, orgaan van Vichy dat toentertijd zijn toevlucht gezocht had te Royat, niet voort.
Aanstonds na de bevrijding kwamen de communistische en katholieke schrijvers uit de schuilhoeken van het 'maquis' te voorschijn en togen, evenzeer als de tijdschrift-directeuren, onmiddellijk weer aan het werk. Maar er waren nog maanden nodig om aan het nodige papier en vooral om aan de 'preventieve goedkeuring' te geraken - een hatelijke oorlogsmaatregel, die door de Voorlopige Regering gehandhaafd werd. Ook was er de 'epuratie' der auteurs, die tot in den schoot der Franse Akademie werd doorgedreven. In elk geval zijn sinds 1945 de verschillend-georiënteerde groepen weer volop aan den slag. Onder de laatste pogingen om op cultureel gebied een houvast te geven kan hier worden vernoemd de wetenschappelijk-marxistische 'Université de la Renaissance française'. Zij wil met haar cursussen | |
[pagina 309]
| |
en 'Encyclopédie' aan 'l'Union des Jeunesses républicaines de France' geven waaraan zij op intellectueel gebied behoefte heeft. Deze Universiteit staat onder de bescherming van professor Langevin, en heeft de medewerking van verscheidene communistische schrijvers, als Teyssier, Aragon, Garaudy, Leduc, Pierre Hervé. Ze stelt zich tot doel aan de jonge intellectuele partijgenoten philosophie, politieke economie, physica en biologie te onderwijzen in een historisch-materialistischen geest. De inaugurele plechtigheden in het 'Palais de Chaillot' waren schitterend, maar het lijkt er toch naar, of de beweging zelf al op een mislukking is uitgelopen. De cursussen hebben haast geen studenten meer en zijn meestal door hun propaganda-toon erg middelmatig en vervelend. Ook 'Tourisme et Travail' en 'Travail et Culture' zijn culturele bewegingen van na den bevrijdingstijd. Beide, eveneens links-georiënteerd, willen echter van geen marxistische slaafse volgzaamheid weten. De eerste actie bedoelt, zoals de naam 'Tourisme et Travail' reeds zegt, bij te dragen tot de culturele verheffing der arbeidersklasse door het organiseren van reizen onder leiding. Zo leert zij haar leden de kunstschatten van ons nationaal erfgoed kennen en smaken: architectuur, oudheidkunde, schilderkunst. - De andere beweging 'Travail et Culture' bevordert de volksopvoeding door vakkundige uiteenzettingen en toelichtingen over de meesterwerken op het gebied van de schilderkunst, toneel, muziek en literatuur. Zo gaf in den loop van dezen winter abbé Morel in het grote tot de nok toegevulde amphitheater der Sorbonne een merkwaardige voordracht over Picasso. De katholiek kan deze verrijking en ontplooiing van de volksziel door dit contact met onze grote mannen slechts toejuichen, maar hij mag toch zijn ogen niet sluiten voor het gevaar. Een dergelijke voorlichting zo zij niet uitgesproken tendentieus is, kan toch de ware zedelijke beginselen aantasten. Nu de maand-en weekbladen en andere tijdschriften weer verschijnen weten we welk standpunt de redacties innemen. De halfmaandelijkse tijdschriften zijn niet meer verschenen, om reden der papierschaarste en der te hoge abonnementsprijzen. Wel echter de meeste maandbladen van vóór den oorlog, met uitzondering van de Revue des deux Mondes, spreekbuis van Vichy, en de Nouvelle Revue française, die onder Drieu de la Rochelle zonder meer openlijk collaboreerde. Naast de oude tijdschriften Revue de Paris, La Nef, Études, Fontaine, Confluences, Esprit, La Vie intellectuelle, - om slechts culturele publicaties van algemeen belang te noemen, - zagen we verschillende nieuwe periodieken verschijnen, o.a. Dieu vivant, dat de godsdienstig-wijsgerige vraagstukken meer in een oecumenisch en eschatologisch licht beschouwt; Renaissance, een politiek en literair tijdschrift, te Algiers | |
[pagina 310]
| |
gesticht en zeer goed geredigeerd; Paru dat uitvoerige inlichtingen verschaft over wat in de afgelopen maand geplubiceerd werd; Choix dienstig voor verdere opsporingen; Digest, door den British Council te Londen uitgegeven, dat de beste artikelen in den loop der maand in de Engelse taal verschenen verzamelt; de Cahiers du Monde Nouveau een lijvige publicatie over internationale rechtskundige, economische en culturele aangelegenheden; en tenslotte Les Temps modernes, dat in existentialistische kleuren onder de leiding van Jean Paul Sartre en Simone de Beauvoir het snobisme voortzet van de Nouvelle Revue française. Dit zijn natuurlijk slechts de voornaamste tijdschriften, want er zijn er nog heel wat andere, meer dan vóór den oorlog, op dit ogenblik althans. Ook de weekbladen rijzen als paddestoelen uit den grond. Sedert twee jaar stijgt hun aantal met den dag. Carrefour, Temps présent en Le Témoignage chrétien zijn uitgesproken katholiek. Om haar leer uitvoeriger uiteen te zetten geeft elke krant al gauw haar weekblad uit. Zo heeft Le Figaro als weekend-blad Le Littéraire; Le Monde: Une Semaine dans le Monde; L'Humanité: Action; Combat: La Bataille. De kranten en weekbladen van vandaag bijhouden is onmogelijk. Het is paradoxaal, dat pers en uitgevers moord en brand schreeuwen over papiergebrek, maar intussen toch meer publiceren dan ooit! Want nimmer zag men zoveel nieuwe uitgeversmaatschappijen uit den grond oprijzen, nimmer zagen zoveel boeken het licht. De behandelde thema's komen meestal op hetzelfde neer: oorlogsschetsen (veel te veel eigenlijk in verhouding tot onzen korten oorlog van 1940); verhalen uit de gevangenschap, gerijpt in de kampen van weggevoerden en krijgsgevangenen, waaronder slechts twee of drie verdienstelijke, o.a. Les grandes Vacances van Ambière, dat den Goncourt-prijs verwierf, Le Sacrifice du Matin van Bénouville, Éducation européenne van Gary, en vooral de vertaalde roman van Koestier Le Zéro et l'Infini, die het grootste succes is van den huidigen boekhandel in Frankrijk. Het is onbegonnen werk een opsomming te geven van wat verschijnt op het gebied van de geschiedenis, de politiek en de economie: de boekenmarkt wordt er waarlijk door overstroomd! Trouwens, behalve de mémoires van nog levende politici die hun zaak bepleiten, behelzen deze boeken puur-wetenschappelijke studies. Alleen bovenvernoemde poëzie-werken geven een trouw en blijvend beeld van den oorlog en het verzet. Wij voegen er nog aan toe het oeuvre van Patrice de la Tour du Pin. Ons nageslacht zal op de eerste plaats naar de poëzie uit deze jaren moeten teruggrijpen om te verstaan wat een onzer clandestiene dichters 'Le Temps de la Colère' noemde, en een ander 'Aux Jours de notre Apocalypse'. Het tijdschrift Poésie 1946, dat voor de meesten dezer dichters een tribune | |
[pagina 311]
| |
was, verdient in zijn genre allen lof. Dat dit ophefmakend blad reeds nu stilaan zijn verval tegemoet gaat, bewijst wel, dat de tijden snel veranderen en dat het proza weer het doelmatige getuigenismiddel wordt. Buitengewone tijden vragen een exceptionele expressie.
Met dezen terugkeer tot de normale en meer-nuchtere wijze van uitdrukking werd tevens de literatuur der ideeën, de philosophische literatuur, in ere hersteld. De spiritualistische philosophen Lavelle, Le Senne, en later nog Nédoncelle met zijn La Réciprocité des Consciences, Jean Lacroix met Le Sens du Dialogue zien hun ster tanen voor het goddeloze existentialisme van Jean Paul Sartre met zijn roman- en toneelwerk en zijn L'Être et le Néant; en het christelijke existentialisme van Gabriël Marcel, de dialecticus van de hoop, met zijn Homo Viator. Het schijnt wel, dat de zijnsphilosophie en het spiritualistisch idealisme tijdelijk in de schaduw zullen komen te staan totdat zij zich het erfgoed van de Duitse phaenomenologen, de karakteriologische en psycho-analytische studies zullen eigen gemaakt hebben. Zij zullen de philosophische gedachte moeten verrijken met de aanwinsten dezer laatste jaren op wetenschappelijk gebied over de gedragingen der mensen, dank zij de vooruitgang van de pathologie en de geschiedenis. Daardoor zal de philosophie concreter worden, zonder nochtans haar metaphysieke visie te verloochenen. Kortom, wij gaan een nieuwe 'Weltanschauung' tegemoet, maar zij is nog in haar beginstadium van onderzoek en ordening der gegevens. In de werken der meest vooruitstrevende existentialisten, zoals bij Gabriël Marcel, die zo openstaat voor elke philosophische acquisitie en zo zoekt naar een concrete philosophie, vinden we slechts schone fragmenten, uiterst subtiele ontledingen, waarin men voelt dat er zeker heel wat degelijks achter schuilt, maar waarvan de leer toch min of meer vaag blijft en zonder vaste lijn, zelfs voor den auteur. Deze zelfde strekkingen vinden we terug in de romans, het toneel en de schone kunsten. Daar hebben we bij voorbeeld een spiritualistisch roman uit den bezettingstijd Michel, die als het ware een broer is van Jean Malègue's Augustin, en de uitgesproken existentialistische romans, als Sang des Autres van Simone de Beauvoir en Chemins de la Liberté van Sartre. De toneelstukken zijn veelal existentialistisch: Huis-Clos en Les Mouches van Sartre, Bouches inutües van Simone de Beauvoir. Jean Anouilh, een der beste toneelschrijvers slaagt er in zijn drama's een meer persoonlijke en tragische tint te geven. In zijn stukken voelen we het drama van de zuiverheid van het geweten en het godsdienstig probleem. Toch geven we gaarne toe, dat het Franse toneel totnogtoe | |
[pagina 312]
| |
maar weinig origineel werk voortbracht en zich meer bepaalt tot uit het Engels vertaalde stukken, zoals het verdienstelijk spel Fleuve étincelant van Charles Morgan en het klassieke Antoine et Cléopâtre van Shakespeare, vertaald door Gide. Ook worden er - naast onze films - heel wat toneelspelen uit Amerika geïmporteerd, o.a. Notre petite Vitte, Des Souris et des Hommes van Steinbeck, en Arsenic et vieilles Dentelles. Deze laatste werken willen door concretere vondsten tegemoet komen aan een zoeken naar meer psychologie, en tevens trachten ze in het toneel de verschillende genres, vroeger streng gescheiden, weer samen te brengen. Het uit het Spaans vertaalde La Maison de Bernardo, voerde ons, samen met La Reine morte van de Montherlant, terug naar de tijd en de sfeer van Calderon en Le Cid van Corneille. De schilders Matisse, Rouault, Braque en Picasso hebben zo goed ze konden den weg van het surrealisme of de representatieve schilderkunst verlaten, en gaan nu meer de richting in van de metaphysische suggestie met haar talrijke symbolische voorstellingen. De schilderkunst, die in Frankrijk al zoveel jaren haar weg zoekt is er slechts in geslaagd een kleinen kring van ingewijden te voldoen. De huidige beweging schijnt nog niet terug te keren tot een schilderkunst die onmiddellijk begrepen en aangevoeld kan worden, wat toch de eindbekroning zal moeten zijn van al de pogingen, al het tasten en al het zoeken dezer laatste jaren. Zelfs de muziek tracht zich, gelijk de plastische kunsten, te bewegen op een terrein, dat tot op heden niet als het hare beschouwd werd. Olivier Messiaen bij voorbeeld zoekt in diepzinnige composities de toestanden van den mystieken staat uit te drukken. Zo zien we, hoe de philosophische gedachte, de letteren en de kunst in Frankrijk nieuwe wegen opgaan. Met den dood van Paul Valéry in Juli 1945, en Paul Claudel en Gide die zich schijnen terug te trekken, - de 'Drie Groten' van vóór den oorlog - wordt een nieuw tijdperk voor de Franse cultuur ingeluid. | |
Het godsdienstig levenUit wat boven werd uiteengezet hebben we al enigszins kunnen begrijpen in welke ideologische sfeer het katholiek leven in Frankrijk zich sinds de bevrijding moest ontwikkelen. In den weerstand hadden katholieken en communisten elkaar gevonden, maar weldra waren ze wederom vinnig verdeeld, en dit vooral aangaande de schoolkwestie. Vichy had subsidies verleend aan de vrije scholen. De Voorlopige Regering, niettegenstaande het protest | |
[pagina 313]
| |
der bisschoppen, schrapte ze voor het schooljaar 1946. Door een flinke propaganda-actie onder geloofsgenoten kon het zo ontstane tekort op de schoolbegroting door de katholieken ten dele worden gedekt. De kwestie van het vrij onderwijs is heden ten dage het meest-nijpende vraagstuk voor de katholieken. Ondanks de pogingen van de M.R.P. werd de vrijheid van onderwijs niet opgenomen in de Grondwet, die door het referendum van Mei 1946 verworpen werd. De grondwet door het referendum van den 14 October 1946 aanvaard, gewaagt evenmin van de vrijheid van onderwijs. Hieruit blijkt voldoende, dat de katholieken na de bevrijding niet meer zouden profiteren van de tegemoetkoming die de Regering van Vichy hun had verleend, nadat deze door de kerkelijke Overheden als wettige Regering was erkend. Zo moest opnieuw de strijd worden aangebonden met twee uitgesproken oppositie-partijen die uitdrukkelijk het tekenonderwijs voorstonden: de communisten namelijk en de S.F.I.O. Deze partijen beschouwden de Kerk en haar school altijd als het bolwerk van de reactie en nu beschuldigden ze bovendien geheel den clerus van collaboratie, hoewel er feitelijk slechts heel weinig collaborateurs onder de priesters zijn geweest. Ook de bisschoppen hebben intussen meer dan eens hun standpunt in deze aangelegenheid bepaald.
Sinds de overwinning der Verenigde Volken concentreerden de katholieken hun krachten op twee punten: eerstens, energieke en enthousiaste hergroepering der oude organisaties, zo nodig - heel dikwijls! - verjongd en vernieuwd; tegelijkertijd stelden ze ernstige pogingen in het werk om de christelijke praktijk in dezen nieuwen tijd door nieuwe methoden nieuwe bezieling te geven. Deze dubbele activiteit heeft een vloed van manifestaties, congressen en studiedagen meegebracht, gelijk Frankrijk zelden of nooit te zien kreeg. Uiteraard hadden de jeugdbewegingen hierin een groot aandeel. De J.O.C. bestudeerde in haar 22ste nationale bijeenkomst de economische problemen van Frankrijk. - Te Versailles sprak het Bondscongres van de A.C.J.F., 'Action catholique de la Jeunesse française', openlijk zijn jonge fierheid uit over het feit, dat het gedurende heel de bezetting den goeden weg had gevolgd - al zijn leden waren weerstanders! - terwijl zoveel anderen zich hadden vergist. Daarom eist het de verantwoordelijkheid en de leiding op voor alle belangen en aangelegenheden, die tot zijn burgerlijk en sociaal terrein behoren, in zover dit verenigbaar blijkt te zijn met de lekenleiding in katholieken geest. - In April '46 vergaderde de J.I.C.F., organisatie van jonge burgermeisjes, in het stadion Roland Garros. Ook zij willen hun levensmilieu herkerstenen. - Nog indrukwekkender was het kindercongres der 'Coeurs vaillants' van Mei 1946 in het Prinsenpark, waar 62.000 | |
[pagina 314]
| |
kleine congressisten de openluchtmis ter ere van Jeanne d'Arc bijwoonden. - Denzelfden dag hielden 25.000 Verkenners een nationalen Verkennersdag te Saint-Cloud. Ook verschillende organisaties voor volwassenen hervonden een ongekend jeugdig enthousiasme. Zo hervatten 'Les Semaines sociales' haar door den oorlog onderbroken cursussen; te Toulouse in 1945, te Straatsburg in 1946. Veel vroegere deelnemers en leiders dezer 'Weken', Bidault, Teitgen en Colin, zijn thans lid van de M.R.P., wat niet weinig bijdraagt tot het prestige van deze bijeenkomsten. Dit jaar zocht men op het congres naar een levensechte houding in het sociaal milieu. - Door nieuw bloed bezield hield ook de vroegere 'Fédération nationale catholique' (F.N.A.C.), gesticht door Generaal de Castelnau, in Juni haar nationaal congres, waarop 74 bisdommen vertegenwoordigd waren. Haar doel is, de instellingen te herkerstenen en de christelijke vrijheden te waarborgen. - Daarnaast dienen nog vermeld de 'Universitaire dagen', die bijna twee duizend Staatsprofessoren rondom de Kerk van de Cité Universitaire verzamelden. Onder de redenaars, die het over de vrijheden hadden, waren vele vooraanstaande Professoren der verscheidene Franse faculteiten. Tot op zekere hoogte zijn al deze manifestaties, vergaderingen, congressen, studiedagen, enz. nog slechts een werking van de elite onder het Franse volk. Maar ook de massa werd gevat in den greep dezer hernieuwde katholieke activiteit. Vooreerst door den bekenden en plechtigen Ommegang, 'Le grand Retour', waarbij onder de leiding van een groep ijverige priesters de parochies van heel het land werden bezocht, en een reveil werd verwekt, dat meerderen naar den godsdienst hunner kinderjaren terugvoerde. Hoewel de resultaten van deze grootse actie uit propagandistische motieven wel eens overdreven worden, toch mogen we ze geenszins onderschatten. - Een andere massabetoging had plaats in het stadion van Colombes in den nacht van 20 op 30 Juni, waar tweehonderd pastoors van Parijs met hun parochies aan deelnamen. In aanwezigheid hunner 70.000 parochianen, droegen al die priesters de heilige Mis op in open lucht, terwijl Kardinaal Suhard de plechtige heilige Mis celebreerde. Deze nachtwake werd gehouden om den vrede van den hemel af te smeken. - Van denzelfden aard was de traditionele bedevaart naar Chartres door de Parijse studenten, jongens en meisjes, waaraan ook vertegenwoordigers van tien vreemde naties deelnamen. Verder de bedevaart naar Vezelay, waar Sint Bernardus den tweeden Kruistocht begon te prediken, en dat thans vanwege de Franse provincies, katholiek Engeland en andere landen veertien massale kruisen mocht in ontvangst nemen, die tot een 'Kruisweg-ter-Herinnering' en tevens als een blij venden oproep tot gebed werden opgericht. - Van de nieuw ontstane volksbewegingen | |
[pagina 315]
| |
behoren we er minstens één te vermelden: 'Le Mouvement populaire des Families', dat zich richt tot alle huisgezinnen van het land en vooral den nadruk legt op den énen gezinsband. Daarom stelt het zich tot doel het gezinsleven en de gezinseenheid te verstevigen, gemakkelijker en aangenamer te maken, o.a. door aankoopdiensten, geldplaatsingen, hygiënische hulpverschaffing, vrijen tijd voor het gezin en gezinspers. Dat is werkelijk het apostolaat van de liefde onder eiken vorm.
Maar al die werken, verenigingen, bewegingen, demonstraties, hergroeperingen en vernieuwingen zijn op zich nog maar uiterlijkheden; of liever, het zijn de eerste bloesems, de eerste zichtbare sporen in de volkslagen, der wezenlijke verdieping van het katholiek leven. En dàt is op de eerste plaats het werk der Franse geestelijkheid. Want de priesters van Frankrijk hebben de oorlogsjaren benut om zich te bezinnen over hun eigen activiteit, hun soms povere resultaten en over de verdieping van hun priesterleven. Vandaar allerlei 'enquêtes' over het probleem, of en in hoever het christelijk geloof in de ziel van het volk was doorgedrongen, of en in hoever het apostolisch werk in de parochies werkelijke vruchten had gedragen. Tegelijkertijd werden de middelen voorgesteld en nieuwe pogingen aangewend om de apostolaatsmethoden der priesters te vernieuwen, en zo ook de veroveringen op godsdienstig gebied, die vroeger veelal zo wankel waren, solieder te maken en te verzekeren. - Boeken als France, Pays de Mission van den intussen overleden abbé Godin, of Problèms de l'Apostolat rural van abbé Boulard geven aan, hoe het in de steden en op het platteland staat met de godsdienstige praktijk, en doen tevens de reeds-beproefde methoden aan de hand om dezen feitelij ken staat van zaken te wijzigen. Vooral het pasverschenen werk Paroisse, Communauté missionnaire van abbé Michonneau is, niettegenstaande zijn bescheiden omvang een waar tractaat van moderne en doeltreffende zielezorg, gebaseerd op de ervaring van een parochie in de omgeving der grootstad. Deze auteur legt vooral den nadruk op de noodzaak van priestercommuniteiten om den diocesanen clerus op het gewenste intellectueel, geestelijk en zedelijk peil te handhaven en waarlijk met vrucht te doen werken. Dat is een grote gedachte, die in Frankrijk reeds door een groep volijverige priesters in praktijk werd gebracht, maar die nu steeds meer veld wint, niettegenstaande de offers, die zo'n communiteitsleven aan de geestelijkheid oplegt, vooral wat hun vrijheid betreft. Ook het verlangen naar priesterlijke volmaaktheid treedt met den dag meer naar voren. Onder de bescherming der 'Union des OEuvres' werd op 23 April te Besançon een congres gehouden, waarop meer dan duizend priesters aanwezig waren. Zij kwamen tot het practisch | |
[pagina 316]
| |
besluit, dat het noodzakelijk was een 'Équipe sacerdotale' op te richten, welke één blok zou vormen met de gemeenschap van de parochie. Slechts zó zouden ze voor hun parochianen het levend getuigenis kunnen zijn van Christus' liefde. Het bloeiende priestergenootschap 'Mission de France', dat onder leiding van abbé Hollande zijn zetel te Lisieux heeft, wordt gedragen door ditzelfde ideaal: inwendige hernieuwing door een heilig leven, en herstel van het contact tussen priester en arbeidersmassa door moderne, van veel durf getuigende evangelische methoden. Om aan dezen vurigen wens tot vorming en voorlichting tegemoet te komen worden in verschillende diocesen of diocesane districten onder leiding van de bekwaamste en meest-onderlegde priesters gedurende de zomermaanden cursussen belegd van twee of drie weken, waar de jonge, nog onervaren confraters worden ingewijd in de moderne gedachtenstromingen, nieuwe apostolische methoden en culturele problemen. Ze vinden hier tevens de gelegenheid te werken aan de diepere godsdienstige vorming van hun persoonlijk priesterleven. Onder deze centra van priesterlijke vorming mogen we met ere vermelden Montauban, dat, dank zij het bezielend initiatief van Monseigneur Salièges, de beste theologen, professoren en ascetische leiders van den regulieren en diocesanen clerus binnen zijn muren mocht ontvangen om de jonge priesters van het bisdom voor te lichten en te vormen.
Na deze wat summiere opsomming is het niet moeilijk om de godsdienstige richtingen en gedachtenstromingen vast te stellen, waardoor al deze genoemde organisaties, betogingen en katholieke instellingen gedragen worden en de diepere physionomie te schetsen van het huidige katholicisme in Frankrijk. De katholieke elite streeft naar een vernieuwing en naar een verbreding van de gedachte, naar een meer gefundeerde kennis en dieper inzicht in hun geloof. De marxistische en communistische mystiek hebben ons een breder uitzicht op de wereld geopend, dat het christendom dient te evenaren en te overtreffen, wil het niet als achterlijk verworpen worden. De theologen trachten naar best vermogen de taak te vervullen, waartoe ze in onze dagen bijzonder geroepen zijn, namelijk den afstand te overbruggen tussen godsdienst en leven. De gelovigen op hun beurt beginnen hun geloof meer te beleven in. een diepere en zuiverder religiositeit: zij willen God kennen als den levenden God, en niet als een abstract iets dat in hun leven practisch niet veel te betekenen heeft. Om te voldoen aan die dubbele behoefte: God leeft in de wereld en de mens staat in contact met Hem en met al wat goddelijk is, keert men meer en meer terug naar de bronnen: de Heilige Schrift, de Kerk- | |
[pagina 317]
| |
vaders en de Liturgie. In dien drievoudigen schat van het verleden ontdekt men den zin van de historische ontwikkeling, van de gemeenschappelijke verlossing en van de verhouding van den mens tot het mysterie. De collecties Théologie en Sources chrétiennes, boeken als Le Mystère de Pâques van Bouyer of Catholicisme en Le Surnaturel van P. de Lubac zijn daarvan een uiting. De godsdienstige gedachte neemt meer en meer contact met de spiritualistische, evolutionistische en existentialistische philosophie. Ook de geschiedenis wordt meer in het licht gesteld van het christendom, dank zij het werk van P. Teilhard. Uit het nauwer contact tussen godsdienstige gedachte en leven ontstond ook sinds den oorlog een verdieping van de spiritualiteit en de theologische leer over het huwelijk. Daaraan eveneens is het verlangen der christelijke eliten te danken naar meer inzicht in de betekenis van alle tijdelijke activiteit vooral op politiek gebied. In dat opzicht is de invloed der cursussen en geschriften van P. de Montcheuil zeer groot geweest. Eindelijk heeft het contact met andere beschavingen, die het christendom tot verrijking van zichzelf moet kunnen begrijpen en doorschouwen, aan de katholieken een cosmisch begrip gegeven en bij hen wereld-wijde verlangens gewekt, waaraan ze twintig jaar geleden helemaal niet dachten. Willen we ons thans, op het einde van deze kroniek, enigszins een beeld vormen van het katholicisme in Frankrijk met al zijn nieuwe, opkomende bewegingen, strekkingen, moderne verschijnselen en eisen, dan zouden we dit aldus kunnen samenvatten. Vóór 1940 was - onder invloed van Péguy, Teilhard en Claudel - de oriëntatie der katholieken hoofdzakelijk gericht op een inleven, een doordringen van het wereldgebeuren. Hun bekommernis was toen haast uitsluitend een continuïteit te ontdekken tussen het katholicisme en de gegevens van het natuurlijke leven. Die strekking vinden wij in het tijdschrift Esprit en in het boek L'Affrontement chrétien van Ém. Mounier. Men heeft ze wel eens als 'socialistisch humanisme' of 'personalisme' betiteldGa naar voetnoot1.. - Maar sinds den oorlog is er een eschatologische of profetische, ja, zelfs een apocalyptische strekking, die zeker niet nieuw is, want wij vinden haar reeds in de heilige Schrift en de werken der Kerkvaders en Mystieken, doch die nu, onder den schok der jongste ontreddering, scherper naar voren treedt. Deze strekking wijst, in tegenstelling met de eerste, op een breuk met de phenomenele wereld, om meer den blik te vestigen op 's werelds voleinding. Volgens haar vertegenwoordigers en hun | |
[pagina 318]
| |
tijdschrift Dieu vivant leeft de 'apocalyptische' christen 'sous le coup d'une rupture du temps historique'. De vroegere gedachte legde den nadruk op het succes, de uiterlijke verwezenlijking, de vooruitgang, de continuïteit ener evolutie waarin Christus haast het normale eindpunt werd der ontplooiing van den mens. - De nieuwe houding steunt meer op het mislukken, het offer, de zonde, beschouwd als werkelijkheden, waarin het existentialisme het absurde ziet, maar die de christen volkomen in het leven wil integreren niettegenstaande het onwankelbaar optimisme van een onsterfelijke hoop. - Ongetwijfeld zal de godsdienstige wijsbegeerte opstijgen tot een synthetische spanning van deze twee typen van christelijk denken, wanneer al de aspecten ervan zullen doordacht zijn en er eenmaal een geest zal opstaan, machtig genoeg om deze synthese in gaafheid te voltrekken. Dan zullen we misschien opnieuw mogen spreken van een 'integraal humanisme', doch niet meer in den zin van Jacques Maritain, wiens al te conceptualistische philosophic wel tamelijk bloedloos zou kunnen lijken na de opkomst van het existentialisme van Sartre en Marcel en de phaenomenologie van een Husserl, Jaspers en Dilthey.
Dit is zowat in grote lijnen de ontwikkelingsgang op intellectueel en godsdienstig gebied in het Frankrijk van na den oorlog. Is het een overdrijving wanneer we zeggen, dat dit intellectueel en godsdienstig leven in geen enkel ander land zijn weerga heeft, wat betreft den omvang en de verscheidenheid der problemen, die hier worden verwerkt? Haast aanstonds buiten gevecht gesteld, heeft Frankrijk zijn geestelijk zoeken kunnen voortzetten, terwijl de oorlogsvoering de gedachte van haast al de andere naties in beslag nam. |
|