| |
| |
| |
Sociologische kroniek
Loon en maatschap
door H. van Overbeke
proost van het Algemeen Christelijk Verbond van Werkgevers.
Wanneer wij loon en maatschap hier naast elkaar stellen dan bedoelen wij beide begrippen te beschonwen in verband met een vorm van vergoeding voor den arbeid verricht onder leiding van een ander: de ondernemer.
Loon in dit verband is de forfaitaire vergoeding waarover de ondernemer met zijn medearbeiders overeenkomt, om den arbeid dien zij onder zijn leiding verrichten.
We menen dat het niet nodig is er op te wijzen dat 'loon' niet alleen de vaste som geld omvat die per uur, per dag, per maand of per jaar wordt uitbetaald - doch daarbij nog alle vergoedingen in natura, kost, kleding, onderhoud, woning, ontspanning alsook bepaalde rechten zoals recht op pensioen, recht op kindervergoeding, vergoeding bij ziekte, invaliditeit, verlof enz., en bovendien zelfs de voordelen die in de algemene arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld. Dit alles te zamen immers is te beschouwen als de tegenwaarde voor den gepresteerden arbeid.
Maatschap in den vollen zin van het woord stelt de 'maten' op gelijken voet naast elkander in de gemeenschap, en waar het een onderneming geldt, zouden zij gezamenlijk recht hebben op het gezag en het beheer, gezamenlijk instaan voor de te dragen risico's en gezamenlijk het eventueel verlies dragen of de eventuele winst genieten. Aangezien wij echter maatschap hier beschouwen in verband met de vergoeding voor den arbeid, waarvan het loon de basis vormt, zullen wij hier maatschap niet in die volle betekenis kunnen nemen doch in zijn breder betekenis, nl. iedere ook onvolmaakte vorm van mede-ondernemen, mede-deelname aan gezag en beheer, mede-dragen van verantwoordelijkheid met evenredig deelnemen in de vrucht der onderneming: de ondernemingswinst. De encycliek Quadragesimo Anno noemt het: 'elementen uit het maatschapscontract waardoor de werklieden en het overige personeel aandeel krijgen in den eigendom of het beheer, of enigermate delen in de behaalde winst'.
| |
Het zuiver looncontract is rechtvaardig
Een eerste stelling die wij in heel deze kwestie niet mogen uit het oog verliezen is dat het loonstelsel, d.i. de forfaitaire vergoeding voor den arbeid, in zichzelf niet onrechtvaardig is.
| |
| |
De mens is meester van zichzelf en van zijn arbeid. Hij heeft het recht te arbeiden alleen voor zichzelf of te zamen met een ander. Hij heeft het recht te zamen met een ander voor eigen rekening de risico's te aanvaarden die met dien arbeid verbonden zijn, en te delen in de eventuele vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid van zijn arbeid, doch heeft even goed het recht die risico's aan dien ander over te laten mits een vaste forfaitaire vergoeding die men loon noemt. Dat is de grondslag van het loonstelsel en het bevat dus in zichzelf niets dat onrechtvaardig is.
Dit werd ten andere steeds bevestigd in de sociale leer der H. Kerk, en in het bijzonder door de Encyclieken Rerum Novarum van Paus Leo XIII en Quadragesimo Anno van Pius XI. Samenvattend schrijft Quadragesimo Anno uitdrukkelijk: 'Vooreerst dan is het zeker een dwaasheid te beweren, dat de arbeidsovereenkomst in zich reeds onrechtvaardig is, en dat het 'contract van maatschap' daarvoor moet in de plaats komen. Wie dat beweren, doen Onzen Voorganger schandelijk onrecht aan, daar Zijn Encycliek het loonstelsel niet alleen aanvaardt, maar ook uitvoerig handelt over het regelen van dit systeem, overeenkomstig de eisen der rechtvaardigheid'. Hieruit mogen wij besluiten: het is een dwaasheid te beweren dat het 'contract van maatschap' moet in de plaats komen van het loonstelsel, omdat dit niet aan de vereisten der rechtvaardigheid zou kunnen voldoen.
| |
Oorzaken van gebeurlijke onrechtvaardigheid in het looncontract
Een forfaitaire vergoeding zonder meer kan dus rechtvaardig zijn - doch evenais alle andere vormen van contract kan zij op velerlei wijzen tot onrechtvaardigheden aanleiding geven.
Evenzo is het verkopen en aankopen van brood en vlees niet onrechtvaardig, doch men kan misschien gebruik maken van den nood waarin iemand zich bevindt om prijzen te bedingen die niet met de rechtvaardigheid stroken. Dat zulks veelvuldig gebeurde b.v. gedurende den oorlog is geen reden om het koop- en verkoopcontract in zichzelf als onrechtvaardig te veroordelen.
Nochtans moeten wij goed inzien dat inzake het looncontract de rechtvaardigheidsverhoudingen van veel gevoeliger aard zijn, daar arbeid niet als een gewone koopwaar mag beschouwd worden. Die teergevoeligheid zal dan ook slaan niet alleen op de betrekkingen der strikte ruilrechtvaardigheid, doch in 't bizonder ook op het gebied der sociale rechtvaardigheid.
| |
Beperking van het aantal ondernemers door concentratie
Er zijn bovendien omstandigheden waardoor die teergevoeligheid nog verhoogd wordt. De juiste rechtvaardigheidsverhouding zal gemakkelijker bewaard worden indien de arbeider even goed gelegenheid en keus heeft voor zichzelf te arbeiden, of te arbeiden in dienst van een ander. Dan kan
| |
| |
hij kiezen of hij zelf het risico van zijn arbeid zal dragen of dat risico zal overlaten aan den ondernemer mits een eventuele forfaitaire vergoeding, waardoor hij ook aan den ondernemer alle verdere aanspraak op het product overlaat. Doch dat is nu juist niet meer het geval in den graad van ontwikkeling die onze economie heeft bereikt.
De productie vooral is van dien aard geworden dat zo grote kapitalen nodig zijn dat zij niet in het bezit van iedereen zijn, en daardoor alleen wordt het ondernemen reeds een privilege dat aan een betrekkelijk klein aantal burgers wordt voorbehouden, terwijl een steeds groter percent in feite tot arbeid in dienstbaarheid worden gedwongen.
Die beperking van het aantal ondernemers brengt ook de ondernemerswinst in de handen van weinigen - en die winsten groeien natuurlijk naarmate de onderneming uitgebreider is, waardoor een onevenwich-tigheid tot stand komt tussen de klas van hen die kunnen ondernemen en van hen die forfaitair vergoed worden. Onder dezen zijn er vele bekwamen die betreuren ook niet de gelegenheid te krijgen hun bekwaamheid en initiatief aan te wenden tot het overwinnen van risico's, en aldus te ondernemen - anderen en vooral de minder bekwamen zien hoofdzakelijk hoe een klein aantal in buitengewone maat profiteert van den gemeenschappelijken arbeid en verlangt mede te profiteren onder vorm van deelzaamheid in de winst.
De moeilijkheid is niet gemakkelijk op te lossen, en toch menen wij dat een gezonde sociale politiek veel zou kunnen verhelpen, zo niet onmid-dellijk, dan toch door een gestadige en vaste evolutie.
| |
Decentralisatie der ondernemingen, als sociale politiek
Die sociale politiek begint niet eerst bij de arbeiders, doch wel hoger: door beslist het economisch leven te dwingen dienstbaar te zijn aan de gemeenschap: dat is meer dan een kwestie van lonen.
Men heeft b.v. in de laatste decenniën een concentratie gezien van kapitalen, en van economische bedrijvigheid. Voor sommige ondernemingen is zulks een absolute noodzakelijkheid, doch wij menen dat de politiek die de decentralisatie der ondernemingen bevoordeligt van groot sociaal belang zou zijn.
Laten wij door een voorbeeld deze gedachte klaar maken. In de textielnijverheid is er een streving tot concentratie en rationalisatie. Men brengt in een onderneming te zamen een spinnerij, een weverij, opdoen en verwerij, confectie, en zelfs de organisatie van den kleinhandel. Dergelijke concentratie heeft als zodanig zeker voordelen, doch wordt bovendien bevoordeligd, b.v. door de mogelijkheid aldus sommige overdrachttaksen te ontgaan.
En nochtans hoeveel sociaal-gezonder, sociaal-rijker zou een gemeente zijn, waar 200 zelfstandige kleine ondernemingen dienzelfden arbeid verdelen, ieder met vijf tot vijftig arbeiders - boven diezelfde gemeente waar alles in één financiële onderneming met drie tot vierduizend arbeiders wordt ondergebracht.
| |
| |
Sociaal gezonder omdat aan meer medeburgers gelegenheid tot onder-nemen wordt geboden, - omdat alles met persoonlijk kapitaal in plaats van met naamloos kapitaal gebeurt, - omdat de bedrijfswinst over een groter aantal, normaler en matiger verdeeld wordt, - omdat kapitaal en leiding en patroonschap in één hand gebracht worden, waardoor de verhoudingen met de arbeiders een meer menselijken kant krijgen, - omdat het ook aan een gewonen arbeider die bekwaamheid heeft meer gelegenheid biedt om ook eens zelfstandig ondernemer te worden.
Er moet bijgevolg o.i. betracht worden in die bedrijven waar zulks mogelijk is de concentratie tegen te gaan en de verdeling der specialiteiten aan te moedigen en te bevoordeligen.
| |
Drang tot maatschap bij de arbeiders
De drang om als mede-ondernemer te genieten van de schommelende ondernemers-winst of -verlies is in hoofdzaak niet gericht tegen de persoonlijke middelgrote of kleinere ondernemingen doch eerst en vooral tegen de eigenlijke financiële ondernemingen. In de eerste erkent de arbeider de patroon die medewerkt en leidt, in de tweede ziet hij geen patroon doch alleen een 'profiterende' beheerraad, en een massa 'koeponknippers' die het groot aandeel krijgen in de vrucht van zijn arbeid.
Daar voelt de arbeider zijn eigen verdienste als medewerker opwegen tegen de verdienste van sommige beheerders en aandeelhouders - en daar voelt hij ook beter aan de onmogelijkheid zijn eigen initiatief, bekwaamheid en groter inspanning beter te laten vergoeden.
Bij den kleinen ondernemer, en voornamelijk in het ambachtswezen is dat niet zo. Wanneer een meester-tirnmerman, of meester-kleermaker. of meester-smid, enz. met een tiental arbeiders werkt, daar kent hij de waarde van ieder van hen. Hij kan en zal op een of andere wijze diegenen belonen die blijk geven van een geest van maatschap, die zichzelf mede-ondernemer tonen door bizondere zorg voor hun werk, - die evenals de patroon bekommerd zijn om de kliënten te voldoen, - met één woord die werken alsof het voor hen zelf was. Een patroon zal niet licht zo een arbeider laten schieten doch zal hem gemakkelijker een hoger loon, of bijvergoeding betalen, of gunsten toestaan, die hij aan andere arbeiders niet geven zal.
| |
Geest van maatschap tegenover geest van zuiver looncontract
Wij menen hiermede aan een kernpunt gekomen te zijn in de kwestie van maatschap, namelijk tot den geest van maatschap waarin de arbeiders zouden dienen opgevoed te worden om te kunnen aanspraak maken op de rechten van maatschap.
Het gewoon arbeidscontract eist niet van den arbeider dat hij volledig zou werken alsof het voor zichzelf was. Het vraagt alleen normaal werk, een normale krachtinspanning, een normale zorg: dat alles gewoonlijk goed omschreven in welbepaalde reglementen. Voor die normale arbeid
| |
| |
en zorg wordt hij normaal vergoed. Indien hij echter meer bekwaam is, of vlijtiger dan de algemeenheid, of al eens uit eigen initiatief wat vroeger zou komen, of wat langer zou werken - of uit eigen initiatief de mindere bekwaamheid van een ander zou trachten aan te vullen buiten zijn reglementaire verplichtingen om - dat alles wordt niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van zijn loon: dat wordt van hem niet geëist, en hij wordt alleen vergoed voor de normale reglementaire zorg en inspanning en arbeid. De strikte ruilrechtvaardigheid eist niets meer van beide kanten.
Wij bemerken dat er aldus een marge ligt tussen den gewonen loonarbeid en den arbeid in geest van maatschap. Het lijdt geen twijfel dat de vertrouwensknecht van den timmerman meer menselijke voldoening vindt in zijn arbeid in geest van maatschap dan de normale correcte loonarbeider, vooral wanneer dat maatschap door een speciale bijvergoeding wordt beloond. Het lijdt geen twijfel ook dat de patroon met dergelijke medewerkers in aangenamer betrekking zal leven, en daarenboven beter zaken zal doen. Om het in meer wetenschappelijke termen te zeggen: de geest van maatschap verbetert de sociale verhoudingen en tevens het economisch rendement.
| |
Moeilijkheden voor den geest van maatschap in grotere ondernemingen
Doch waar een kleiner ondernemer gemakkelijker de graad van maatschap bij zijn medearbeiders kan onderscheiden, en eventueel vergoeden naar verdienste, daar zal dit niet zo gemakkelijk zijn in de grote kapitalistische onderneming.
En daar is het nochtans dat de arbeider van onzen tijd het meest de behoefte aan voelt, zoals wij boven opmerkten, deels wegens de vergelijking van zijn arbeidsbijdrage tegen den inbreng van het kapitaal dat alleen op ondernemersrecht en ondernemerswinst aanspraak maakt - deels ook uit dien natuurlijken drang bij de algemeenheid der bekwame arbeiders, om eigen initiatief te ontwikkelen boven normalen arbeid en het ook vrucht te zien dragen door een overeenkomstige ondernemerswinst.
Is dit niet de ondergrond van dien veel aangehaalden passus uit Quadragesimo Anno: 'Toch menen Wij, dat het beter overeenkomt met den tegenwoordigen toestand van de maatschappij, het looncontract zover dat mogelijk is, enigszins te temperen door het contract van maatschap...'.
Het looncontract blijft de normale vergoeding regelen voor een normalen arbeid.
Doch de tegenwoordige toestand van de maatschappij heeft aan het kapitaal een bevoorrechte positie verzekerd in zake ondernemersrecht en ondernemerswinst - en biedt aan de grote massa arbeiders geen gelegenheid tot eigen initiatieven boven het normale - en heeft aldus een algemenen en toch misschien onbewusten drang doen ontstaan om het evenwicht ten gunste der menselijke waarden te herstellen.
Quadragesimo Anno zonder den gebiedenden vorm 'het moet' te ge- | |
| |
bruiken die nochtans zeer veelvuldig voorkomt, meent heel voorzichtig dat die betrachting misschien zou kunnen voldaan worden door het looncontract - voor zover dat mogelijk is - enigszins te temperen - door elementen ontleend aan het contract van maatschap.
Al wie de voorzichtige formulering van dezen passus vat zal zich zeker onthouden van voortvarende oplossingen, die misschien heel de economie zouden overhoop gooien zonder de gewenste oplossing te geven. Die voorzichtigheid wijst op een vraagstuk dat door voortdurende studie en welwillende proefnemingen langzamerhand tot volle rijpheid moet gedijen.
De moeilijkheid van het vraagstuk ligt hierin dat de arbeiders terzelfder tijd een vaste forfaitaire vergoeding voor hun arbeid wensen en evenzo een aandeel als mede-ondernemer. De vaste forfaitaire vergoeding beantwoordt aan normale arbeid - doch maatschap veronderstelt deelname in de ondernemersverantwoordelijkheid en aanvaarden van risico in de ondernemerswinst.
| |
Ondernemingsraden
Alhoewel een formule die volledige voldoening zou schenken nog niet gevonden werd, toch hebben vele werkgevers reeds op een of andere manier getracht het vraagstuk op te lossen, en het loonstelsel te milderen door elementen van maatschap. De betrachting hierbij was de arbeiders meer en meer het bewustzijn te geven dat ook zij bij den goeden gang der onderneming betrokken zijn, en mede genieten van de vruchten die zij oplevert, zodat zij ook met overtuiging kunnen spreken van 'onze onderneming', 'onze fabriek'.
De instelling van ondernemingsraden, zelfs waar hun rol zuiver raadgevend is en beperkt blijft tot sociale aangelegenheden, geeft toch hierin zekere voldoening omdat de arbeiders hun menselijke waardigheid hierdoor kunnen beveiligen tegen de mogelijke aanmatiging van het ondernemersrecht van het dood kapitaal; doch wij laten ze buiten onze bespreking omdat zij niet zozeer op het economisch terrein treden.
| |
Sociale werken en sociale dienst
In vele werkhuizen heeft men door allerlei middelen gepoogd een goede atmosfeer te scheppen, waardoor de arbeiders geleidelijk meer van hun fabriek zouden gaan houden. Men liet de arbeiders aanvoelen dat zij in feite mede-genot hadden van de winsten die de onderneming maakte, door het inrichten van allerlei sociale werken mildelijk door de onderneming gesteund.
Wanneer een onderneming zorgt voor luchtige en gezonde werkplaatsen, voor gemakkelijk vervoer der arbeiders, voor een goedkope kantien met eetzaal, voor een patrimonium waaruit kan geleend worden tegen lagen intrest bij huwelijk of bij het bouwen van een eigen woning, wanneer een eigen sociale dienst met passende bezorgdheid en kiesheid de peirsoonlijke noodwendigheden van de arbeiders onderzoekt en verhelpt,
| |
| |
wanneer allerlei gelegenheden tot goed gebruik van den vrijen tijd worden geschapen of gesteund door sportverenigingen, bibliotheek, zang en muziek en toneel misschien, en nog door veel andere dingen meer, dan zijn dat zovele middelen waarlangs het bestuur aan de arbeiders wil laten aanvoelen hoe zij, deelgenoten in den arbeid, ook gemeenschappelijk delen in de vruchten van den goeden gang der onderneming.
Deze Sociale Werken en Sociale Dienst beantwoorden niet aan het begrip 'maatschap' dat recht geeft op een aandeel in de vrucht van den gemeenschappelijken arbeid, doch het is enigszins een maatschap in feite, dat zonder van recht te spreken, de arbeiders concreet laat aanvoelen dat zij medegenieten van den gemeenschappelijken arbeid. Dergelijk feitelijk maatschap kan er toe bijdragen om dien gewensten geest van maatschap: het bewustzijn van samenwerking tot een gemeenschappelijk doel, voor te bereiden of te versterken.
Te gemakkelijk wordt hier in ongunstigen zin het woord paternalisme gebruikt om alles dood te verven wat de goede betrekkingen tussen ondernemer en arbeiders kan verbeteren, terwijl het alleen zou dienen afgekeurd te worden waar de bedoeling der werkgevers is van deze toenadering misbruik te maken om htm onderhorigen tot ongunstige arbeidsvoorwaarden te verplichten. De toenadering op zichzelf is een goed dat eerder dient te worden nagestreefd, en noodzakelijk met den geest en de daad van maatschap verbonden is.
| |
Speciale vormen van deelname in de winst
Er zijn wel andere pogingen gedaan die meer uitdrukkelijk het maatschap richten naar een deelname in de ondernemerswinst.
De zuivere vorm: deelname in de winst, waarbij een zeker procent van de winst, of een hoeveelheid door den beheerraad bepaald, onder de arbeiders wordt verdeeld, kan medehelpen tot het scheppen van een goede atmosfeer zolang het een vrij initiatief blijft en niet een recht wordt. Arbeiders staan steeds gunstig gestemd tegenover een vrij initiatief dat nieuw is, en niet algemeen - doch wanneer het een gevestigd recht wordt, dan vergaat ook de gunstige gesteltenis. Dat aandeel in de winst heeft daarenboven het nadeel, niet voldoende in rechtstreeks verband te staan met de prestatie, daar het slechts op verren afstand bij het afsluiten van het boekjaar wordt vastgesteld. Daarbij wordt er totnogtoe geen rekening mee gehouden door de syndicaten die liever een hogere, vaste forfaitaire vergoeding afdwingen.
Wanneer echter deelname in de winst een wettelijke vorm van maat-schaps-vergoeding wordt, dan kan het allerlei moeilijkheden medebrengen voor de leiding, want recht op winstaandeel, betekent controle over de winst - vandaar controle over inkomsten en uitgaven - vandaar onderzoek, discussie en knibbeling over sommige posten van inkomsten en uitgaven die moeten leiden, vooral in jaren van tegenspoed, hetzij van heel het bedrijf, hetzij van die bepaalde onderneming, tot een toestand die het los en vrij beleid van eep onderneming onmogelijk maakt.
| |
| |
Copartnership. - Een bepaalde vorm die hierbij aansluit is het Copartnership, dat vooral in de Angelsaksische landen werd toegepast, en waarbij een deel van de bedrijfswinst werd omgezet in aandelen van de onderneming ten voordele van de arbeiders. Toen de crisis kwam in 1929 en de arbeiders eerst de opbrengst en daarna de waarde zelf van hun aandelen zagen vergaan, verdween ook alle belangstelling voor dien vorm van mede-eigendom.
Aandeel in natura. - Interessant is een vorm van maatschap die nog bestaat bij de visvangst en in het landbouwbedrijf, waar de vergoeding geheel of gedeeltelijk 'in natura' geschiedt, door een vast aandeel in de vangst of in de opbrengst van het product, doch deze vorm van maatschap moet noodzakelijk beperkt zijn tot enkele bepaalde ondernemingen.
Stukloon. - Men heeft gepoogd den arbeider meer te interesseren aan zijn productie, door hem te vergoeden volgens de hoeveelheid werk die hij verricht had, hetzij per gewicht hetzij per stuk. Alhoewel het soms individueel voldoening geeft, toch is het niet een oplossing voor het vraagstuk van maatschap. Nadelen hierbij zijn dat de basis van het loon per stuk gewoonlijk reeds berekend wordt volgens een grote voortbrengst, dat het de arbeiders ieder persoonlijk en individueel interesseert, dat er vele categorieën arbeiders noodzakelijk buiten vallen, nl. alle die niet rechtstreeks bij de voortbrengst betrokken zijn - en alzo den gemeenschapsgeest van de onderneming eerder nadeel doet.
Productieloon. - Doch dit systeem gaf misschien aanleiding tot een meer verdienstelijke poging nl. het productieloon. Het productieloor, werd het eerst door een Frans nijveraar E. Schueller toegepast en gepropageerd. Wij willen hier alleen aanhalen wat voor ons onderwerp te pas komt. Hij neemt een referentie-tijdperk, zo normaal als het kan, en onderzoekt hoeveel% loon begrepen is in het zakencijfer. Die verhouding verschilt van nijverheid tot nijverheid.
Veronderstel dat in een bepaalde onderneming wordt vastgesteld dat het loon regelmatig ongeveer 20% uitmaakt van het zakencijfer. De ondernemer komt met zijn personeel overeen in volgenden zin:
1o hij waarborgt hun vooraf het loon door de paritaire commissie van het bedrijf vastgesteld;
2o hij waarborgt ook dat indien het zakencijfer stijgt door hun zorg en medewerking, hij toch in het geheel 20% van dat zakencijfer, aan lonen zal uitbetalen.
Wanneer b.v. het maandelijks zakencijfer normaal 1.000.000 fr. was, werd 20% maandelijks (dat is 200.000 fr.) aan Ionen uitbetaald.
Stijgt het zakencijfer tot 1.500.000 fr. dan zal 20% daarop, dat is 300.000 fr. aan Ionen worden uitbetaald. Wat overschiet na de uitbetaling der basis-lonen, wordt bijloon genoemd, en verdeeld volgens een regeling die door den ondernemingsraad bepaald wordt. Maand na maand wordt het zakencijfer vastgesteld evenals de daarop berekende Ionen, en verdeeld volgens overeenkomst. In bijna al de ondernemingen die dit stelsel toepassen, stelde men als eerste uitwerksel vast dat het zakencijfer aangroeide
| |
| |
en meteen de Ionen, terwijl het arbeidstempo niet zo een gejaagd uitzicht heeft als bij stukloon.
Een onderzoek naar de oorzaken van die meeropbrengst laat vooral uitkomen dat die arbeiders meer het gevoelen hebben voor zichzelf te werken en gezamenlijk voor zichzelf te werken. Het is niet alleen de individuele krachtinspanning zoals bij stukloon, doch vooral de gemeenschappelijke inspanning, waarbij ieder, zorgend voor zichzelf en ook voor zijn medearbeiders, door woord en voorbeeld tot vlijt en zorg aanzet, of traagheid en verspilling afkeurt - waar ieder bekommerd is om den goeden geest, den goeden gang en het goede resultaat, zowel de arbeider als de ondernemer. Hierbij schijnt dus werkelijk een geest van maatschap de gehele onderneming te bezielen, en patroon en arbeiders aan elkander te verbinden door rechtstreeks aangevoelde gemeenschapsbelangen.
| |
Vergoeding per afdeling
Een vorm van maatschap die veel gelijkenis hiermede biedt is de vergoeding per afdeling, ook soms BATA-stelsel genoemd, daar het in gebruik is bij de firma BATA. Iedere afdeling koopt haar grondstof aan een onderstaande afdeling aan een vaste prijs, en verkoopt haar gedeeltelijk product aan een afdeling die een nieuwe bewerking moet toepassen. ledere afdeling heeft er dus belang bij haar producten zoveel en zo goed mogelijk af te werken. Dit stelsel heeft den goeden kant de voordelen van het productieloon te bewaren bij toepassing aan ondernemingen van groteren omvang.
Het schijnt immers van belang dat de 'medewerkende' arbeiders het gemeenschappelijk arbeidsplan kunnen overzien, om hun persoonlijke bijdrage tot een beter resultaat voldoende te leren schatten. Wanneer de onderneming te groten omvang heeft, dan is de arbeid en evenzo de bizondere zorg, en het eigen initiatief van ieder arbeider afzonderlijk, een verloren druppel in de zee. Dit maakt dat hij niet zo goed den invloed ziet van zijn bizondere krachtinspanning, en dat daardoor het bewustzijn van zijn eigen maatschap als mede-ondernemer minder kan aangevoeld worden.
Het is ons inziens verkeerd bij deze nieuwe richting die de arbeidsvergoeding inslaat, het gehele maatschap vooral te verleggen naar een deelgenootschap in de winst der onderneming, zonder te wijzen op den GEEST van maatschap en de DAAD van maatschap, die ten gronde moet liggen aan die deelname in de winst.
Dat is ook ons oordeel over het Franse experiment dat aan de ondernemingsraden in het beheer der ondernemingen een macht toekent die er politiek functionarisme moet binnen brengen om er de plaats te nemen van het patronaal gezag.
In hoever zulks het algemeen welzijn ten goede komt kan men enigszins beoordelen naar het Russische voorbeeld.
In onze Belgische wetsvoorstellen over deze zelfde aangelegenheid, zijn er ook wel enige elementen die gevaarlijk zijn in die richting.
Ons oordeel blijft: maatschap is goed, doch niet zonder den geest
| |
| |
van maatschap die het patronaal gezag als ordenend element blijft eerbiedigen met de noodzakelijke vrijheid van beweging zonder welke geen verantwoordelijkheid kan worden genomen.
Indien het er alleen moet toe leiden de patroon van thans te vervangen door een of meer functionarissen die er langs een demagogische politiek gekomen zijn, een verantwoordelijkheid op zich te nemen in den zin van die onzer verantwoordelijke ministers, dan zullen de arbeiders noch de gemeenschap niet veel bijgewonnen hebben bij deze verwisseling.
| |
Uitspraken van het kerkelijk gezag
Wanneer wij na deze studie alles willen samenvatten, zullen wij terugkomen eerst en vooral naar den passus van Quadragesima Anno waarvan wij nu de voorzichtigheid in de formulering beter zullen begrijpen: 'Wij menen dat het beter overeenkomt met den tegenwoordigen toestand van de maatschappij, het looncontract, zover dat mogelijk is, enigszins te temperen door het contract van maatschap...'.
Wij zullen dan ook de betekenis begrijpen van het herderlijk schrijven van Kardinaal Suhard, Primaat van Frankrijk, in het voorjaar 1945. Laten wij echter opmerken, dat dit schrijven bedoeld is voor Frankrijk waar de tegenwoordige 'toestand van de maatschappij' waarover Quadragesimo Anno spreekt werkelijk, verder geëvolueerd is dan bij ons (wij willen er niet over oordelen, of die evolutie beter is).
'L'inconvénient (de traiter un ouvrier comme une personne) est d'autant plus marqué, que l'entreprise est plus considérable. C'est pourquoi Pie XII reprend en l'accentuant, une suggestion de Pie XI. Il demande que, là où l'on ne peut obtenir avec de petites ou de moyennes exploitations réunies en coopératives, les mêmes avantages qu'avec la grande exploitation, on trouve le moyen de tempérer le contract de travail par un contract de société.'
Men trachte bijgevolg vooreerst door kleine, en middelgrote ondernemingen de deproletarisatie tegen te houden - en waar zulks niet mogelijk is, en toch grote kapitalistische ondernemingen noodzakelijk zijn, een verzachting te zoeken van het loon-contract, door het contract van maatschap.
'Il faut permettre à l'ouvrier d'apporter quelque chose de personnel au bien commun de l'entreprise et au bien général et faire en sorte qu'il ait conscience de son apport.'
Is dit niet in overeenstemming met den geest van maatschap dien wij in den loop dezer bijdrage hebben ontleed, en die verder ligt dan de grens van de normale inspanning waarvoor normaal loon wordt betaald?
'Cela peut revenir à organiser de quelque manière, la participation du travail aux profits et mlême à la gestion et à la propriété de l'entreprise. Que
| |
| |
la chose soit possible sans compromettre ni le principe de la propriété privée de l'entreprise, ni l'autorité du chef de l'entreprise, autorité indispensable à la bonne marche des affaires, le “Plan Commun” que nous citions tout à l'heure pense bien le montrer.'
Hier worden de grenzen vastgesteld die niet mogen worden overschreden door de elementen van maatschap: eerbied voor eigendomsrecht en voor het gezag der leiding. En het is met een voorzichtige reserve dat de Kardinaal zegt dat 'le Plan Commun' hoopt die grenzen te kunnen eerbiedigen.
'Nous n'ignorons pas les difficultés de ces réformes, difficultés d'ordre technique, difficultés d'ordre psychologique plus grandes encore. - Mais, ces réformes sont légitimes et l'enjeu en vaut la peine. Les ouvriers ont pu jusqu'ici, par contract de salaire pur et simple se désaisir d'une partie de leurs droits en échange d'une assurance tacite contre les risques. Ils veulent aujourd'hui, en France, retrouver ces droits pour sortir de leur état de dépendance; leur demande est normale. Le contract de salaire pur et simple était juste mais il était libre; nul n'a le droit de l'imposer à ceux qui n'en veulent plus. Qu'on cherche donc des solutions nouvelles, avec une généreuse et prudente hardiesse.'
De hervorming naar contract van maatschap is wettig zegt de Kardinaal: dat betekent: niet dat de arbeider recht heeft op maatschap, waaraan zou dienen te beantwoorden bij den ondernemer de plicht zulks toe te staan - doch het betekent dat de arbeider het recht heeft 'maatschap' als voorwaarde te stellen voor zijn arbeidsprestatie, wat voor den werkgever niet den plicht insluit die voorwaarde te aanvaarden tenzij die arbeidsvoorwaarde door de algemene wetgeving wordt opgelegd namens het algemeen welzijn.
De arbeiders wilden tot nog toe al hun risico's in het ondernemen laten vergelden door het loon. Zij hebben het recht een deel zelfstandigheid te willen bewaren, met enig risico daaraan verbonden; 'leur demande est normale, légitime'. Zoals het zuiver looncontract rechtvaardig was, zo zou het ook zijn wanneer het aangevuld was door elementen van maatschap.
Hier mogen wij ook wel bijvoegen de volgende alinea uit het herderlijk schrijven dat betrekking heeft op een kwestie die wij boven ook hebben aangeraakt: de decentralisatie der grote ondernemingen als middel tot verbetering der sociale toestanden.
'Nous voulons encourager de mlême tout ce qui pourra lêtre tenté pour rendre aux entreprises, ou du moins à leurs cellules de base, des dimensions humaines. Il y a une limite au delà de laquelle une entreprise cesse d'lêtre à la taille de l'homme. La direction et surtout le capital, ne peuvent plus y prendre conscience de la répercussion humaine de leurs actes. L'homme s'y trouve quasi nécessairement asservi aux exigences techniques et traité luimlême comme une machine.'
| |
| |
De verklaring afgelegd door de Vergadering der Kardinalen en Aartsbisschoppen van Frankrijk op 28 Febr. 1945, is eveneens te verstaan in dienzelfden zin, rekening houdende met den specialen toestand van Frankrijk, die een sterker prononceren in de bewoording wettigt. Wat het sociaal vraagstuk aangaat zegt de Verklaring nopens het onderwerp dat ons hier bezighoudt:
'2o Wij vragen de progressieve deelneming van de arbeiders aan de organisatie van het werk, de onderneming, het beroep, en de nationale gemeenschap.
De arbeider wil zich in de onderneming werkelijk thuis gevoelen, om menswaardiger werk te verrichten, waaraan zijn verantwoordelijkheid als mens te pas kan worden gebracht, en waaraan hij moedig, oplettend en nauwgezet gans zijn activiteit kan wijden.'
Is dat niet juist nog eens de geest van maatschap zoals wij dien boven hebben ontleed, en die dan ook voor natuurlijk gevolg heeft: 'hij verlangt zijn aandeel te hebben in het sociaal en economisch leven der onderneming, alsook in de opbrengst der productie.'
Zulks kan niet bereikt worden zonder structuurhervormingen, die het werk zijn van het Staatsbestuur, en waarmede de Kerk zich niet positief bemoeit, doch de Verklaring wijst: 1. op de noodzakelijkheid de éénheid van leiding der onderneming niet in gevaar te brengen en het gezag van den leider der onderneming, berustend op bevoegdheid en zedelijke eigenschappen, volledig te erkennen; 2. dat ieder aanslag op rechtvaardig verworven bezit zou achterwege blijven; 3. dat in alle voorzichtigheid rekening zou worden gehouden met de draagkracht der nationale economie; 4. dat de geest van gewelddadigheid zou worden geweerd.
Daarmede hebben de Kardinalen en Aartsbisschoppen ook een opsomming gegeven van de vele gevaren die een voortvarende oplossing kan meebrengen om tenslotte de formulering van haar richtlijnen zeer voorzichtig samen te vatten in volgende bewoording: 'Zij (de Kerk) herinnert eenvoudig, maar krachtdadig aan het principe ener zich steeds scherper aftekenende oriëntatie in de richting van het contract van maatschap'.
| |
Besluit
De evolutie in onze economie, de evolutie in de gedachtenstromingen, eist een herziening der arbeidsvoorwaarden, gesteund op het principe van maatschap, als aanvulling of in vervanging van het principe der forfaitaire vergoeding voor alle risico's.
Het vraagstuk is zeer veelzijdig en moet noodzakelijk structuurhervormingen met zich voeren, die niet lichtzinnig mogen worden aangepakt wat nochtans geen reden mag zijn tot afwijzing of afwachten en nietsdoen.
Het is de plicht onzer katholieke Staatslieden, dien naam waardig, te zamen met de katholieke werkgevers die al de takken der economische bedrijvigheid vertegenwoordigen, te zoeken naar concrete oplossingen van het vraagstuk.
Wanneer wij zeggen dat al de takken der economische bedrijvigheid
| |
| |
dienen vertegenwoordigd te worden, dan willen wij er vooral nadruk op leggen dat men de middelgrote zelfstandige familiale ondernemingen niet over het hoofd mag zien. Want al te dikwijls worden wegens grieven die bestaan tegenover de grote financiële kapitalistische onderneming, sociale beschouwingen gemaakt en maatregelen geëist, die dan tegenover alle ondernemingen veralgemeend worden, niettegenstaande het essentieel verschil van sociaal standpunt.
Wij mogen ons nochtans niet laten gaan tot die 'harde en koppige gehechtheid aan bestaande vormen, noch de door luiheid en ikzucht ingegeven weigering om de problemen en vraagstukken in te studeren, die de veranderde tijdsomstandigheden en de opeenvolging der geslachten met hun behoeften en vooruitgang tot rijpheid brengen en ons als een dringende noodzakelijkheid van het ogenblik opleggen. Neen, voor een christen mens die zich van zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van de kleinsten zijner broeders bewust is, bestaat noch gemakzuchtige luiheid, noch ontvluchting. Hem is het te doen om strijd, om actie tegen alle passiviteit, tegen alle verzaking in dit grote geestelijk gevecht, met als inzet de oprichting, ja de eigen ziel van de toekomstige samenleving'.
Zo sprak Pius XII in zijn heerlijke 'Kerstboodschap van 1942'. Mochten de werkgevers die hun plicht begrijpen, die woorden verstaan en tevens zullen zij inzien dat die plicht hun ook hun plaats aanwijst in het 'Algemeen Christelijk Verbond van Werkgevers' dat in ons land, met die geprezen 'edelmoedige en voorzichtige stoutheid' den weg volgt, aangewezen door de rechtvaardigheid, het algemeen welzijn en de Kerk.
|
|