| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
H. PINARD DE LA BOULLAYE S.J., Exercices spirituels selon la méthode de Saint Ignace. Tome I: Les Exercices (3e édition); tome II: Retraites (4e édition). - Paris, Beauchesne, 1944, xxviii-314, viii-359 blz.
H. PINARD DE LA BOULLAYE S.J., Les étapes de rédaction des Exercices de Saint Ignace. - Paris, Beauchesne, 1945, 68 blz.
Wij bespreken hier slechts de eerste twee delen van een werk, dat volledig uit vier delen bestaat. Het derde bevat nog een retraite, waarbij triduums; het vierde 'réunit quelques conférences sur divers points de la vie spirituelle' (tome I, p. ix).
De titel legt de bedoeling bloot: geen commentaar op den tekst der Geestelijke Oefeningen; maar een verscheidenheid van opmerkingen, verwijzingen en toepassingen, die tegelijk de soepelheid en de nooit verminderte doelmatigheid der Ignatiaanse methode in het licht stellen. Bij alle gelegenheden en voor alle kringen dient ze aangepast; doch telkens trouw en sekuur, bijna angstvallig, aangewend, - en de auteur beklemtoont vooral haar structuur, haar steunpunten, haar diepe bezieling, haar onmisbaar doel, haar praktische middelen en doenwijzen.
In het eerste boekdeel, Études sur le livre de Saint Ignace, lezen we dan ook het meest. Na een eerste contact met Ignatius' tekst en een overzicht der noodzakelijke aanpassingen bij retraites, vinden we veelvuldige aantekeningen bij elke belangrijke overweging, die samen, als zoveel steentjes, één mozaïek vormen en één beeld. Daarop volgt een buitengewoon suggestieve voorstelling der Ignatiaanse directie en methode: ja, voor ieder volgeling staat hij daar scherp en levend, zonder dat één belangrijk aspect werd vergeten of geïgnoreerd.
Het tweede boekdeel, Retraites, bevat twee retraites van acht dagen, met drie oefeningen voor elken dag. Elke retraite ontwikkelt één thema: 'notre adoption divine; le disciple bien-aimé'; doch altijd volgt men, hoe vrij van beweging ook, Ignatius op den voet. Misschien gaat iets van de Ignatiaanse volheid van gemoed verloren, en vinden we, waar we meer verbeelding, spontane poëzie en treffende psychologie hadden verwacht, de logische lijnen te scherp getrokken, den oratorischen toon te uitsluitend plechtig gehouden.
Zulk werk is een levenswerk: van den vromen religieus, die altijd dieper doordrong in den geest van zijn stichter en orde; - van den geleerde, die strikt wetenschappelijk van ailes het fijne wist te achterhalen; - van den kanselredenaar en retraitegever, den beroemden Conférencier de Notre-Dame, die het beste van wat hij ooit te verkondigen wist ons gul hier mededeelt. Een levenswerk, onmiddellijk bruikbaar alleen voor priesters en religieuzen die de Geestelijke Oefeningen reeds kennen. Zij zullen de boeken niet ineens lezen; zij zullen door-bladeren en snuisteren, zoeken en vinden, - en gelijk veel levensjaren nodig waren om zoveel schatten te verzamelen, evenzo zullen veel jaren niet volstaan om ze alle te ontdekken, te gebruiken.
Het kleine bijvoegsel, Les étapes de rédaction, heeft ook zijn nut. Wij zien den tekst der Oefeningen te veel op één plan; hier leren wij hem zien in de diepte. Veel beter onderscheiden we het belangrijke en het bijkomstige, het onmisbare en hetgeen de praktijk er bij heeft doen voegen; veel duidelijker wordt ons de gehele tekst, het als vanzelf ontstane beeld van Ignatius' leven, apostolaat en heiligheid. Em. Janssen.
Dr J.H. WALGRAVE, Newman's verantwoording van het geloof in de Kerk. - 'De Steenrots', nr 3, 't Groeit, Antwerpen, 1946, 51 blz., Fr. 20.
Waarom gelooft een mens tenslotte in de katholieke Kerk? De genade terzijde gelaten, is het, aldus Newman, omdat hij luistert naar de stem van zijn geweten. Het geweten is niet alleen een bron van zedelijke, maar ook van godsdienstige kennis. Het zegt dat God bestaat en, daarenboven dat in ons concreet wereldbestel de katholieke Kerk de enige godsdienstige instelling is, door dewelke zijn alwijze voorzienigheid de mensen ter zaligheid roept. Maar het zegt dit in intieme bewoordingen en met een oorspronkelijke dialectiek, die de profane wetenschappelijke of philosophische dialectiek enerzijds en het zinnelijke levens-rhythme anoerzijds gemakkelijk overstemmen. Niet eender welke beschaving en cultuur, doch slechts een innerlijke
| |
| |
gewetens cultuur leidt naar menselijke aanvaarding van de katholieke Kerk.
Deze grondgedachte van Newman's apologetica wordt door den schrijver, wellicht voor het eerst, zo klaar en toch warm uiteengezet. Aan de intellectuelen kan deze brochure niet genoeg aanbevolen worden: daar spreekt zo'n manmoedige oprechtheid in, die elk rechtgeaard mens zal steunen in zijn geloof en aanhankelijkheid aan de Kerk.
E. Vandenbussche.
Dr P. VAN HULSE, Leergezag en vrijheid. - 'Steenrots', nr 2, 't Groeit, Antwerpen, 1946, 49 blz., Fr. 20.
Een klare en overzichtelijke uiteenzetting van het leerstuk der leermacht van de Kerk, waarin de schrijver bijzonder benadrukt dat het hier volstrekt niet om een vrijheidbeknellende macht gaat. Het leergezag eerbiedigt volledig den menselijken persoon. Katholieke leken, die zo dikwijls aanvallen in dezen zin moeten aanhoren, zullen dankbaar deze brochure ter hand nemen.
E.V.
Louis VERHEYLEZOON S.J., De devotie tot het Heilig Hart. Voorwerp, Doel, Beoefening, Beweegredenen. - Lannoo, Tielt, 1946, v-516 blz., gen. Fr. 180, geb. Fr. 210.
We aarzelen niet dit boek op zijn gebied ten standaardwerk te noemen, dat andere eaalgemeenschappen ons kunnen benijden. In een uiterst verzorgde, steeds bevattelijke taal, heeft schrijver hier samengevat alles wat betrekking heeft op de geschiedenis, het wezen en de beoefening dezer grote moderne devotie, die hij als volgt omschrijft: 'De devotie tot het H. Hart is niets anders dan een bijzondere vorm van de devotie tot den aanbiddenswaardigen persoon van Jezus. Zij beschouwt Hem in zijn Hart, en in zijn Hart ziet en vereert zij zijn gevoelens, zijn deugden, vooral zijn liefde jegens ons, waarmede Het in nauw verband Staat en waarvan Het het levend en sprekend zinnebeeld is' (p. 92). Hoe zeer ook uit elke bladzijde blijkt, dat schrijver de literatuur van zijn onderwerp volkomen beheerst, heeft hij toch het aanzienlijke materiaal persoonlijk verwerkt en tot een oorspronkelijk geheel uitgebouwd. Zeer nuttige Aanhangsels bieden de pauselijke oorkonden, de liturgische gebeden, enz, in Nederlandse vertaling. Een uitvoerig namen- en zaakregister vergemakkelijkt het gebruik. We kunnen niet beter besluiten dan met deze woorden uit het Voorwoord: 'Een boek voor priesters, kloosterlingen en ontwikkelde leeken, die een beredeneerde en diepgaande kennis verlangen te verwerven van de groote devotie der moderne tijden, waarin 'het kort begrip van heel den godsdienst en zelfs het riohtsnoer van een volmaakter leven bevat is' (Encycliek Miserentissimus van Paus Pius XI).
Eug. Druwé.
K. BERQUIN, pr., Apologie van den deemoed. - Reeks 'Levensbeschouwing', nr 2, Beyaert, Brugge, 1946, 94 blz., Fr. 50.
Een verhandeling over de deemoed naar het klassieke schema van de thomistische quaestio: opwerpingen - uiteenzetting - antwoord op de opwerpingen. Een actueel onderwerp dat rijke mogelijkheden biedt en dat aangevat werd met een vrij overvloedige documentatie, waarbij vooral het enquête-materiaal interessant is. We betreuren dan ook dat de schrijver zich de tijd niet gegund heeft om zijn verhandeling rustig uit te werken, maar zich beperkt heeft tot een reeks haastige schema's in slordige studiekring-stijl. Is het wellicht ook daaraan te wijten dat de deemoed niet voldoende gesitueerd wordt in het geheel van den morelen groei en de religieuze beleving, zodat het hele perspectief op de kwestie eenigszins verwrongen wordt door een zekere eenzijdigheid, die tot uiting komt in de samenvattende definitie van de deemoed als 'zichzelf geringschattende zelfvernedering', en in de door den schrijver spontaan gevoelde behoefte om door een aanhangsel over de grootmoedigheid het evenwicht te herstellen. Ondanks deze tekorten biedt de brochure veel bruikbaars, en zal ze nuttig zijn voor wie persoonlijk het gebodene kan verwerken en aanvullen.
L. Monden.
G. HOORNAERT S.J., De strijd om de kuischheid. Nederlandsch van Bert Brugman. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 288 blz., Fr. 75.
Voor de tweede maal verschijnt Le combat de la pureté van P. Hoornaert in Nederlandse vertaling. De vertaler heeft zijn werk van meet af opnieuw aangevat, en het resultaat bewijst dat deze methode de beste was. Het werd een vlot leesbare, in feilloos keurig Nederlands gestelde verhandeling.
Het boek zelf zal wel het meest gewaardeerd en gebruikt worden door priesters, als inspiratiebron bij predikatie en geestelijke leiding. Slechts langs hen zal het de jongens kunnen in handen gegeven worden. Niet aan te jonge lezers omwille van de openhartige voorlichting die het geeft. Ook niet aan de zo talrijke overgevoelige, angstvallige of door het probleem van de zuiverheid geobsedeerde naturen, voor wie, afgezien van den inhoud, alleen reeds het feit van 300 blad- | |
| |
zijden lectuur over dit onderwerp een ramp kan betekenen. Maar aan al degenen die zich vrijwillig laten gaan, en die opgeschrikt moeten worden uit schuldige laksheid, uit halfslachtigheid en vrijwillig onderhouden illusies; die daarom zelf uit eigen initiatief zulk een boek niet ter hand zullen nemen, maar voor wie, als een ander het hun geeft, het door zijn mannelijke, besliste taal redding brengen kan, en wellicht een laatste kans op een sterk en rijk leven.
L.M.
K.L. CLAUS S.J., Verliefden en verloofden. - 'Volksfilms over het huwelijk', nr I, Goede Pers, Averbode, 1946, 147 blz., Fr. 40.
Door al te velen worden thans verliefdheid en verloving lichtzinnig en gevaarlijk dicht bij elkaar gebracht. P. Claus probeert tussen beiden de afstand te leggen van een rustige bezinning, opdat verliefdheid mogelijkheid tot echte liefdegroei zou openbaren eer men zich aan een verloving waagt, en opdat verloving groei naar die liefde zou zijn en niet slechts spel van verliefdheid. Gezonde en degelijke lectuur voor trouwlustige volksjongens en -meisjes.
L.M.
D.A. LINNEBANK, Het huwelijk in voorbereiding en beleving. Een boek voor volwassenen. - Tweede verbeterde bewerking, 6e druk, Romen en Zonen, Maaseik, 1946, 248 blz.
Dit reeds vroeger gunstig onthaalde boek van Pater Linnebank, waarvan wij hier de tweede verbeterde uitgave begroeten, mag wel onder het beste gerekend worden van wat wij in het Nederlands bezitten aan literatuur over het huwelijk. Geen enkel aspect van de zaak laat schrijver onaangeroerd, en sereen, eenvoudig en tevens diep behandelt hij de meest kiese vragen. Graag hadden wij in het vierde hoofdstuk nog wat uitvoeriger het bewijs gezien van de centrale Stelling: 'Het huwelijk onder christenen is als zodanig een sacrament'. Het laatste, totaal nieuw hoofdstuk 'Het tweede huwelijk', zal voor velen een welgekomen lectuur zijn. We wensen aan dit boek de ruimste verspreiding, maar onder volwassenen natuurlijk.
A. Darquennes.
E.H.J. WYNANTS, Het huwelijk een apostolaat. - 'Gezinsproblemen', nr 7, 't Groeit, Antwerpen, z.j., 152 blz., Fr. 45.
Voor wie beleeft wat in dit mooie boek staat wordt het huwelijk een zegen, het zal den jongen en het meisje, ieder naar zijn aard, ontwikkelen tot volledige persoonlijkheden, tot blije veroverende apostelen. Het boekje behandelt achtereenvolgens drie problemen, het apostolaat in de voorbereiding tot het familieleven, het apostolaat in het christelijk gezin zelf en het apostolaat van het christelijk gezin op de samenleving.
Zeer vlot geschreven getuigt dit werkje van een ruime belezenheid en bevat zeer veel mooie citaten uit Nederlandse auteurs.
Het is geschreven voor mensen die, als God, van het leven houden en het willen veroveren in liefde.
W.T.
Leo ROELS, De eenige oplossing. - 'Gezinsproblemen', nr 6, 't Groeit, Antwerpen, z.j., 165 blz.
Indien schrijver zich vergist in zijn verantwoording, wanneer hij betreurt voor den lezer (blz. 7) dat namelijk de uiteenzetting werd uitgelengd en wellicht dorrer werd, is hij helemaal in de waarheid waar hij zegt dat thuis rustig schrijven wat anders is dan spreken voor een zaal. En het is te betreuren voor schrijver en voor lezer dat de overschakeling van het een naar het andere niet beter werd verwezenlijkt. Men kan bepaalde dingen 'zeggen', b.v. 'dat men de tentoonstelling van den Mensch, van enkele jaren terug, evengoed de tentoonstelling van het varken mocht noemen', - schrijven doet men dit niet. Aanhalingen, die van een meer dan gewone belezenheid getuigen, overladen deze brochure: van Léon Bloy (wat misprijzend 'would-be kerkvader' genoemd), van Undset, De Man, Nicholls, Samuel, Payot, Lichtenberger, en van nog ongeveer een vijftigtal andere schrijvers, van 'diverse pluimage' trouwens, wordt een uittreksel ten beste gegeven. Het wordt wat veel.
Maar er straalt uit deze brochure niet alleen een overtuiging, die het gesproken woord van L. Roels zeker bezielend maakt, maar tevens een klaar inzicht in het probleem der geslachtelijke verhouding met de enige oplossing: het christelijk huwelijk. - In de ter recensie gezonden brochure ontbreken de blz. 49-64 en blz. 33-48, komen tweemaal voor.
A. Darquennes.
J. ALZIN, Elken dag, zon. - Beyaert, Brugge, 1946, 135 blz.
Uit het Frans vertaald brengt dit boekje van den fijnbesnaarden priester Alzin ons een reeks korte, vrome meditaties, vol teerheid en begrijpen, sterkend en troostend en stevig gefundeerd. Het is een boodschap van echte levensvreugde, gevonden in bezinning over God, over onszelf en over de duizende dingen die ons omgeven en naar God brengen moeten. Hoe druk men het ook moge hebben, tijd om elken dag even een bladzijde uit
| |
| |
dit boekje te lezen vindt iedereen. En verloren is die tijd nooit, daar hij telkens weer heel den dag in een juist en vreugdevol perspectief stelt.
J. Burvenich.
Jean-François LÉONARD, De cel werd mijn parochie! De spiritualiteit van het gevangenisleven. Naar het Frans door H.-J. Werps. - Beyaert, Brugge, 1946, 95 blz.
Een boekje dat zo heel anders klinkt in de reeks van de geschriften over gevangenisleven en concentratiekampen. De meer hortende stijl, men ging haast zeggen van zijn moderne verzen of rhythmisch proza, geeft iets weer van het brekende van een verblijf in een cel. Hoe zo'n cel een parochie werd - in den zeer breden zin van het woord - laat schrijver ons hier medeleven. Hij bedoelt het bewust worden van den diepst religieuzen zin bij hem, en dit bij gelegenheid van de kleine gebeurtenissen of de grote feesten van de Kerk, of een drang naar devotie. De gemeenschapszin, de ware parochiegeest werden tot in een grote mate doorgevoerd en mooie resultaten werden er bereikt. De vertaling is verzorgd.
A. Darquennes.
E.P. TAVERNIER O.P., Anderen helpen. - De Pijl, Brussel, 1946, 124 blz.
In het eerste deel van dit boekje probeert de schrijver het vage verlangen van den adolescent naar zelfovergave en liefde te louteren tot een in genade veroverde en bewust beleefde christelijke caritas, vrij van gemakkelijke illusies en daadloos gedroom. Het tweede deel omschrijft dan in detail de wisselende gestalte van die liefde in haar ontmoeting met allerlei mensen en toestanden en in de oneindig geschakeerde veelheid van haar uitingen. Een boekje dat echt jongensachtig blijft, zonder in oppervlakkig gepraat of opgeschroefde slogan-stijl te vervallen. Aanbevolen. Waarom worden in de bibliographie noch Lippert's Vom guten Menschen noch Faber's Mildheid vermeld?
L.M.
A. VAN MIJLBEKE, De hinde van den Heer. - Lannoo, Tielt, 1946, 180 blz., Fr. 64.
Onder de talrijke geromanceerde levensverhalen, die thans verschijnen, munt dit werk over de H. Lutgardis uit door zijn historische voorstudie, zijn kennis van de Middelnederlandse geestelijke literatuur, zijn taalvaardigheid, en zijn lyrisme, doch dit alles aangewend zonder goeden smaak. Dikwijls bereikt de schrijver daardoor komische effekten, waar hij ze blijkbaar allerminst wenst. Setela's illustraties verhogen nog dezen indruk.
A. Deblaere.
Judith BOOSMAN, Een contemplatieve, Zuster Denise van Jezus, Carmelites (1893-1929). - 'Zielen-reeks', nr 4, Beyaert, Brugge, 1946, 219 blz., Fr. 58.
Het blijft voor vele vrome mensen, wien het leven van de Kerk ter harte ligt, dikwijls een onontsluierd geheim wat er toch zoal in die kloosters zou mogen omgaan. Bijzonder in de kloosters waar de zusters 'achter traliën' leven. En het ontgaat veelal wat al offerliefde en hoge gebedsvormen zich daar ontwikkelen en wat schone zielen daar openbloeien voor den goddelijken Bruidegom. Het wel en het wee van zo'n kloosterzuster en haar opgang in de volmaaktheid zal de lezer van dit boekje hier vinden. En het zal hem zeker niet afstoten. Integendeel.
A. Darquennes.
Robert CLAUDE S.J., Le rayonnement de Pier-Giorgo Frassati. D'après les 'testimonianze' de Don Cojazzi. - 'Le Christ dans ses témoins', témoignages publiés sous la direction de J. Delcuve S.J., - Casterman, Doornik, 1946, 180 blz., geill., Fr. 48.
Eens te meer heeft P. Claude met dit boek het bewijs geleverd van zijn diep doorzicht in het zo complex gemoed van den rijpenden jongen. Het lijdt geen twijfel dat langs dit werk, Pietro Frassati ook hier in ons land zijn weidoenden invloed zal uitstralen en dat bij zijn contact het smeulend vuur der godsdienstige overtuiging in de ziel van vele jongeren weer zal oplaaien.
Niettegenstaande al de moeite om Pietro Frassati zo menselijk mogelijk voor te stellen, blijft er toch een indruk van moeilijke genaakbaarheid, die lokkend moet inwerken, evenals de met eeuwige sneeuw bedekte bergen. Rijpende jongens en ook Universiteitsstudenten zullen door het lezen van dit boek beseffen, hoe zij de echte naastenliefde - het steeds nieuw gebod van Christus, - kunnen en moeten beoefenen.
A. Darquennes.
H. D'HELLENCOURT, Op weg. Een padvinder zoekt en vindt zijn pad naar God. Naar het Frans. Vertaald door M.B. Van Brugghe. - Beyaert, Brugge, 1946, 198 blz.
Dit boekje bevat ruime en belangwekkende uittreksels uit het dagboek van een Frans Voortrekker. Het zal voor hen die het ter hand nemen een prachtles zijn van wat men wel eens iets hoogdravend 'Scouts-spiritualiteit' noemt. Een bewijs hoe de diepe geest van Scouting den opgang heeft gedragen tot bereidwilligheid, soberheid en heldhaftige vreugde, bij een echten jongen kerel die
| |
| |
heiligheid door alle mensen betreden kan worden; wie te herhaaldelijk en uitsluitend dàt herhaalt, neemt den diepsten glans weg en de innigste bewogenheid. De lucht wordt kouder en de horizon vernauwt.
Toch verdient dit boek, bij priesters, religieuzen en leken, een heel bijzondere, heel warme aanbeveling.
Em. Janssen.
Le diocèse de Tournai sous l'occupation allemande, par les professeurs du séminaire de Tournai. - Casterman, Doornik, 1946, 394 blz.
Dit boek geeft er ons een duidelijk beeld van hoe het kerkelijk leven gefunctionneerd heeft in het bisdom Doornik tijdens de bezetting. Hoe zij een gunstige en tevens ongunstige inwerking had op het godsdienstig leven van de bevolking, hoe de christelijke leer over de waardigheid van persoon, familie en vaderland werd hoog gehouden tegenover de nazis, hoe onderwijs- en caritatieve instellingen hun werkingen voortzetten en aanpasten. Bij al deze onderdelen gaat een inleiding vooraf omtrent de leer en het geheel is doorweven met boeiende voorvallen en anekdoten. Het meest treffende zijn nog de biografische notas over de priesters en leken die hun leven lieten in de gevangenissen of concentratiekampen.
B. Boeyckens.
A.J. NUYENS O.P., Het brood dat leven geeft. - Beyaert, Brugge, 1946, 112 blz., Fr. 36.
Dit boekje bevat zeven zeer dogmatisch gefundeerde onderrichtingen over de H. Eucharistie. Er wordt nogal eens gevraagd naar minder devotieuze en meer levenskrachtige uiteenzettingen van onze grote geloofsgeheimen. Mochten velen die met zielzorg gelast zijn in deze onderrichtingen een voorbeeld vinden om aan dezen wens te voldoen.
E.V.
P. DE JAEGHER, S. J., Een met Jezus. - Zonnewende, Kortrijk, 1946, 95 blz., Fr. 25.
Een bewerking van het Franse La vie d'identification au Christ, uitgegeven in 1927. P. De Jaegher heeft hier een zeer lofwaardige poging gedaan om de dikwijls zo abstract voorgestelde leer der heiligmakende genade in levenstermen weer te geven; er is wel geen leerstuk waarop men zijn geestelijk leven solieder kan grondvesten. P. De Jaegher heeft een zacht innemende wijze van voorstellen, die deze vloeiend Nederlandse vertaling geheel tot haar waarde doet komen.
E.V.
Dr Gunnar TRÖNNBERG, De Weg naar Rome. Vertaling uit het Zweedsch door Fr. Andreas (Nic) Metz (Ord. Cisterc), pr. - Sint-Franciscus-Drukkerij, Mechelen, 1946, 73 blz., gen. Fr. 20.
Gunnar Trönnberg is een Zweeds geneesheer, die in Maart 1936 de Rooms-Katholieke geloofsbelijdenis aflegde en zijn eerste Heilige Communie deed. Zijn bekeringsverhaal verscheen in 1943.
'De weg naar Rome' liep voor hem, vanuit de Zweedse (Lutherse) Staatskerk, doorheen het ongeloof en het vrije Protestantisme. Christus en zijn Kerk werden gevonden door een man, absoluut van karakter, die eerst het beperkte christendom moest verliezen om zijn beperking; die zich daarna slechts met den gehelen Christus kon bevredigen, de voldoening van den gehelen mens.
Het meest treffen ons de wonderbare feiten wel niet, al zien we duidelijk dat God dezen bevoorrechte als bij plotselinge intuïties geleidde. Maar het onontkoombaar hongeren en dorsten naar de volkomen gerechtigheid, de inzet van het gehele wezen en het geleidelijk vinden als werd de dageraad een dag, het religieuze temperament dat bijna feilloos Gods inwerken aanvoelt..., andere hoedanigheden en inzichten nog zullen ieder oprecht lezer treffen en ontroeren.
Em. Janssen.
Henri HAAG, Rien ne vaut l'honneur. - Éditions universitaires, Brussel, 1946, 210 blz., Fr. 69.
In den hem eigen vlotten en directen verhaaltrant en met voorbeelden uit alle hoeken van het land (dus niet zo eenzijdig georiënteerd als men bij een eersten aanblik van de hoofdzakelijk in het Frans gestelde documentatie zou vermoeden) toont de auteur hoe clerus en gelovigen trouw, niet zelden tot het heldhaftige toe, hun plichten jegens land en volk zijn nagekomen tijdens de voorbije oorlogsjaren. Een eerste deel handelt over het kordate optreden van den Kardinaal en van de geestelijkheid tegenover nazileer en -regime; verder deelt het een schat van bijzonderheden mee over de actieve deelname van priesters en kloosterlingen aan den weerstand, waaronder gegevens van zulken aard dat men zich zelfs de vraag zou stellen of sommigen onder hen hun geestelijke zending niet wat te buiten gingen. In het tweede deel komt de bescheidener, maar zoveel te onzelfzuchtiger toewijding te sprake, waarmee clerus en gelovigen in een wijdvertakt dienstbetoon lijden en nood zochten te lenigen. Tenslotte behandelt het derde deel het delikate probleem van het godsdienstig leven onder de bevolking - waar cijfers en statistieken ons wei-den aangroei van de katholieke organisaties belichten, maar geen beeld
| |
| |
geven van de godsvrucht en de zielehouding - bij krijgsgevangenen, weggevoerde arbeiders en maquisards, in de gevangenissen en concentratiekampen.
De grote verdienste van den auteur ligt in het samenbundelen van het overvloedige materiaal tot een eerste en voorlopige synthese, die later op verderen afstand wanneer andere waardevolle documenten toegankelijk zullen zijn, zal kunnen worden uitgebouwd en vervolledigd, doch die nu reeds de hoofdtrekken duidelijk naar voren brengt. Zegevierend heeft de Kerk den aanval tegen haar leer en invloed weten af te slaan en ten gevolge van de abnormale omstandigheden heeft ze zich in haar essentiële verschijning kunnen openbaren aan lieden met wie ze anders nooit in aanraking kwam: in haar toewijding, dienstbetoon, belangloosheid en heiligheid, in haar liefde als diepste kern... Heerlijke voorbeelden van die oprechte zelfvergetende liefde voor vriend en vijand stralen er ons tegen, eenvoudig en treffend.
Vele gegevens uit dit boek spreken ook van de sterke verbondenheid die mensen van verschillende strekking tegen het éne gevaar samenbracht... Zouden dan in de toekomst die onderlinge eerbied en elkaar toegestoken hand niet mogelijk blijven? Die vraag te doen oprijzen moet den auteur de schoonste vrucht van zijn boek wezen.
J. Andriessen.
Joseph de GHELLINCK S.J., L'essor de la littérature latine au XIIe siecle. - Coll. 'Museum Lessianum', section historique, nr 4-5, 2 vol., Brussel, L'Édition Universelle, 1946, in-80, VIII-232 en 356 blz., Fr. 350.
Schrijver die in 1914 met zijn Mouvement théologique du XIIe sicle debuteerde, verloor onder zijn patristische studies, nooit de middeleeuwen uit het oog. In 1939 kon hij de twee eerste delen laten verschijnen van zijn Littérature latine au moyen âge, die respectievelijk tot aan de carolingische tijd en tot Sint Anselmus gaan. Het derde deel, dat in voorbereiding is, zal tot aan de Renaissance leiden. Intussen is de stof voor de XIIe eeuw verzameld zo omvangrijk gebleken, dat een afzonderlijke behandeling wenselijk leek. De productie van die tot nog toe weinig gekende periode is zeer omvangrijk en gevarieerd. Schrijver behandelt na een algemeen overzicht, in afzonderlijke hoofdstukken de schoolgroepen (theologie, philosophie, recht), de afzonderlijk staanden, de kloostermiddens (waarbij spiritualiteit en predicatie vooral naar voren komen), de didactische groepen (grammatici, classici, enz.), de geschiedschrijvers (inzonderheid hagiographen), de dichtkunst. Dit laatste hoofdstuk is met het oog op het ontstaan der Europese literaturen in de volkstaal bijzonder interessant: we zien er reeds de verschillende genres in wording, die onze middeleeuwse letterkunde vertoont. Alwie aangaande die periode nauwkeurige, anders slechts in moeilijk toegankelijk specialistenwerk te vinden inlichtingen verlangt, zal ze hier dank zij een uitvoerig register (t. II, pp. 322-352) gemakkelijk, samen met de kritische beoordeling van een bevoegd kenner vinden.
Eug. Druwé.
| |
Wijsbegeerte
Henri de LUBAC, De la Connaissance de Dieu. - Éditions du Témoignage Chrétien, Parijs (Éditions universitaires, Brussel), z.j. (1946), 92 blz.
In enkele korte hoofdstukken heeft de schrijver een reeks gedachten verzamelt over den oorsprong van de Godsidee, de affirmatie en de bewijzen van het Godsbestaan, de kennis van en het zoeken naar God. Sterk wordt de ontoereikendheid van het redenerend verstand beklemtoond om tot het bestaan en het wezen van God door te dringen. Alle rationele argumenten, hoe noodzakelijk ook, veronderstellen een dieper contact met het goddelijk geheim. 'Avant toute conscience, en dehors de tout concept, sortant des racines mêmes de l'être et de la pensée, surgit l'affirmation nécessaire de Dieu' (blz. 57): dit lijkt me het leitmotiv te zijn van deze suggestieve bladzijden. Voor min of meer philosophisch gevormde lezers zullen zij hun bescheiden doel bereiken: 'provoquer quelque lecteur à réfléchir'.
F. De Raedemaeker.
J. LEGRAND, L'univers et l'homme dans la philosophie de saint Thomas. - Twee delen, L'Édition universelle, Brussel, 1946, 280 en 306 blz.
In dit belangrijk werk heeft de schrijver een synthese gewaagd van de philosofie van den H. Thomas over de orde van het geschapen heelal (eerste deel) en over den mens als voornaamste deel van dit heelal (tweede deel). Wat hierover in de vele werken van den Aquinaat ligt verspreid werd zorgvuldig bijeengebracht en geconfronteerd. De vele verzamelde teksten worden ingeweven in een synthetisch geheel dat bewondering afdwingt door zijn
| |
| |
grootsen samenhang en door het metaphysisch inzicht dat het geeft in het wezen van het heelal en van den mens. Het is een echt philosophisch poëem, of, om de geliefkoosde vergelijking van den schrijver te gebruiken, die ook een musicus is, een symphonie. Ze begint met een breed accoord dat door heel het werk zal doorklinken: de theorie van het deel en van het geheel en haar toepassing op het heelal. Alle wezens, van af de materiële elementen tot de engelen inbegrepen behoren tot een geheel, het heelal, als delen van een universele orde; ze kunnen niet verklaard worden dan door hun bestaan in deze orde, den invloed die er van op hen inwerkt, en den invloed dien zij er op uitoefenen. Als eerste thema wordt dan behandeld hoe het heelal, als geheel, immanent aanwezig is in de geschapen geestelijke kennis door de dubbele pulsatie van de kennis en van de begeerte of de liefde. Maar niet alleen de geestelijke wezens, ook alle stoffelijke dingen dragen den stempel van de universele orde als reële voorwaarde van hun werkdadigheid. Dit tweede thema wordt uitgewerkt in twee van de best geslaagde hoofdstukken, nl. over de werkende oorzaak en de doeloorzaak.
Dit alles is echter slechts een voorbereiding tot het probleem van den mens dat in het volgend deel wordt behandeld. Hoe het heelal inwerkt op den mens en welken invloed de mens op zijn beurt op het heelal uitoefent wordt hier behandeld. Langs de zinnelijke kennis en het voortbrengen van het intelligibele kenbeeld verschaft het heelal aan het menselijk verstand de nodige voorwaarden om den actuelen kenakt te voltrekken; langs de zinnelijke streefvermogens noopt het den wil om zijn vrije daad te stellen. Afhankelijk van het universum om zijn geestelijke activiteit te kunnen uitoefenen, is de mens zelf een werkende oorzaak niet alleen ten opzichte van de stoffelijke wereld, maar ook van zijn evenmens door de mededeling van de gedachte en door de gave van de liefde.
Met een waar meesterschap leidt de schrijver ops langs de grote problemen van het thomisme, eerst analytisch, steunend op de teksten zelf van den Aquinaat, dan weer synthetisch, zodat we een duidelijk inzicht krijgen in de machtige structuur van het geheel. De vele Latijnse teksten die worden aangehaald en gecommenteerd - soms worden belangrijke delen of hele artikelen geciteerd - vertragen wel ietwat den gang van de uiteenzetting, maar leveren tevens het voordeel op ons in onmiddellijk contact te brengen met de gedachte van den H. Thomas. Ze zullen niet weinige lezers er toe aanzetten diens voornaamste werken zelf ter hand te nemen.
Zoals het hier wordt geschetst, naar zijn authentieken inhoud, verschijnt het thomisme als een harmonisch en ondeelbaar geheel, waaruit geen enkel onderdeel kan weggenomen worden, zonder den helen bouw te doen wankelen. Het draagt zijn rechtvaardiging in zijn eigen rationele consequentie. Moles stat per se. Het slaat met bewondering als een middeleeuwse kathedraal, - het thomisme roept als vanzelf het beeld op van grote kunstwerken. Zodoende komt de eigen volmaaktheid van het systeem krachtig naar voren, maar tevens rijst in een modern gevormden geest het probleem van de actualiteit ervan. Want in dit systeem zijn twee grote denkbeelden ingepast die in het moderne denken geen plaats meer schijnen te kunnen vinden: een kwalitatieve natuur-philosophie en een theorie over de activiteit van de engelen in het natuurlijk kennisproces. Vooral dit laatste, door het neo-thomisme meestal in de schaduw gelaten, komt hier tot zijn volle recht. De schrijver ziet in welke moeilijkheden dit oplevert voor een moderne interpretatie van het thomisme. Terecht merkt hij op hoe het thomistisch systeem vervlakt wordt in vele moderne uiteenzettingen die deze specifiek aristotelisch-middel-eeuwse inzichten eenvoudig van kant laten en het thomistisch idealisme of spiritualisme-tot een dor rationalisme herleiden. Maar een proeve om dit spiritualisme - deze theorie over de 'geesten' - in een moderne aanvaardbare interpretatie om te zetten heeft hij bewust niet willen leveren. We mogen van een schrijver niet meer eisen dan hijzelf wil geven, maar we hopen dat, nu het probleem zo duidelijk gesteld werd, er van ene of andere zijde een poging zal gedaan worden om het op te lossen.
F. De Raedemaeker.
Lydie ADOLPHE, La philosophie religieuse de Bergson. - Presses Universitaires de France, Parijs, 1946, 236 blz.
De titel van dit boek beantwoordt niet geheel aan den inhoud. De schrijfster geeft ons een commentaar op al de werken van Bergson, en wijdt slechts enkele bladzijden aan het godsdienstphilosophisch gedeelte van Les deux sources de la morale et de la religion. Zo komt natuurlijk veel beter de samenhang uit van dit laatste grote werk van Bergson met de vorige, maar dat belet een diepgaande studie van de godsdienstphilosofie zelf, zoals men die b.v. vindt bij T.L. Penido, in Dieu dans le bergsonisme. We hebben hier dus tenslotte een samenvatting van het berg- | |
| |
sonisme, en ook enigszins een interpretatie. De schrijfster heeft getracht dit systeem toegankelijker en aanvaardbaarder te maken door het te toetsen aan en te vergelijken met de jongste resultaten van de natuurwetenschappen, de metaphysiek van Plotinos en de Hindoese mystiek. Hierdoor wordt de lezing van dit boek bijzonder interessant en dikwijls worden we getroffen door onverwachte vergelijkingen en parallelismen. We vrezen echter dat hier soms het spreekwoord bewaarheid wordt: 'comparaison n'est pas raison' en dat de schrijfster een vergelijking aandient als een verklaring. We kregen sterk dien indruk waar zij in de hedendaagse microphysica een bevestiging wil zien van den geestelijken 'duur': een van de fundamentele Bergsoniaanse begrippen. De lezer oordele zelf: 'De même que la forme individuelle de l'âme déterminée en Pensée qui secrète les pensées (comme la Lumière émet la lumière) est un quantum d'action, de même le fluide psychique lui-même est quantifié. Nous avons vu les photons des rayons lumineux, dont la grosseur ne dépend que de la longueur d'onde de leur source, augmenter en nombre suivant l'intensité; les quanta psychiques se multiplient également quand l'intelligence se concentre' (blz. 94).
Deze poging om de metaphysiek van Bergson met de gegevens van de wetenschap te verduidelijken is moeilijk overeen te brengen met hetgeen de schrijfster zelf, na Bergson, schrijft: '...Quand la métaphysique... emboîte le pas à la physique, 'avec le chimérique espoir d'aller plus loin dans la même direction', elle fait fausse route' (blz. 189). Met voorzichtigheid gelezen geeft dit boek nochtans een goed inzicht in de essentiële trekken van het metaphysisch systeem van Bergson.
F. De Raedemaeker.
Leopold LEVAUX, Quand Dieu parle. - Éditions universitaires, Brussel, z.j. (1946), 282 blz.
Leopold Levaux, een van de voornaamste figuren van de Franssprekende katholieke intellectuelen in ons land, verhaalt in dit boek - eigenlijk de tweede uitgave - zijn bekeringsgeschiedenis. Katholiek van huis uit verloor hij, als zovele anderen, het geloof aan een neutrale universiteit waar hij in contact kwam met de philosophische stromingen die ca 1900 in de mode waren. Kant, Renan, Nietzsche vooral hebben hem helemaal van de wijs gebracht. In het eerste deel krijgen we dan ook den haast hopelozen strijd te aanschouwen tussen het tot verwarring gebracht intellect en het idealistisch gemoed van den jongen dagboekschrijver. Het zal hem heel wat moeite kosten om aan den chaos van het goddeloos denken te ontsnappen. Zijn eerlijk zoeken naar de waarheid, zijn drang naar een positief levensideaal werden geholpen door een briefwisseling en een persoonlijk contact met Léon Bloy. Het uitbreken van den eersten wereldoorlog is als een laatste schot die de beslissing brengt. Hij verdiept zich in de lectuur van de Maistre, Hello en andere katholieke schrijvers en, samen met zijn vrouw, keert hij, na een smartelijke omweg, terug tot het geloof van zijn eerste jeugd. Samen ook vluchten zij onder de Duitse bezetting uit Luik en de laatste en mooiste bladzijden van het dagboek zijn gedateerd van uit de loopgraven van den Yzer. Zij tekenen den opgang van de ziel van den bekeerling tot een zuivere liefde tot God in de liefde voor het kruis.
Deze oprechte en interessante bekeringsgeschiedenis, dit zo menselijk geestelijk avontuur zal, hopen we met den schrijver, vele zoekers op den weg van de waarheid en van de ware vrede brengen.
F. De Raedemaeker.
R. TROISFONTAINES, Existentialisme et pensée chrétienne. - E. Nauwelaerts, Leuven, 1946, 94 blz.
In deze brochure geeft de schrijver, in een eerste deel na enkele voorbemerkingen over het karakter en de philosophie en over de subjectiviteit, een zeer bondige schets over de 'chefs de file' van het existentialisme: Kierkegaard, Heidegger, Jaspers, Gabriel Marcel, J.P. Sartre, A. Camus, en besluit dit overzicht met een definitie van de nieuwe en fel besproken stroming: 'l'existentialisme est un retour passionné de l'individu sur sa liberté afin de dégager dans le déploiement de sa démarche la signification de son être' (blz. 44).
In het tweede deel wordt het existentialisme geconfronteerd met het 'christelijk denken'. Noch als concrete methode, noch als theorie van de prioriteit van de existentie t.o.v. de essentie, meent de schrijver, komen ze met elkaar in conflict. 'Il n'y a aucun conflit de fond entre les deux philosophies. La priorité de l'existence sur l'essence n'est qu'une nouvelle affirmation de la liberté humaine' (blz. 67). We menen dat bij diepere bezinning op deze essentiële thesis van het existentialisme de schrijver zijn zienswijze zal moeten wijzigen, of tenminste schakeren. Bij een Sartre b.v. wordt voorzeker de menselijke vrijheid geaffirmeerd, maar op een wijze die reële menselijke vrijheid vernietigt door ze van alle transcendente normen totaal onafhankelijk te maken.
| |
| |
Alvorens het existentialisme - dat een philosophie is - te vergelijken met het christelijk denken, moeten we het toetsen aan zijn eigen philosophische waarde, en dan zal men meen ik, het niet hoog genoeg mogen aanslaan om het als philosophie te kunnen aanvaarden. Een verdere vergelijking met het christelijk denken, dat een natuurlijk-waar denken veronderstelt, wordt dan overbodig. Hetgeen niet uitsluit dat we, als loutere phenomenologische bezinning, wel iets uit het existentialisme kunnen leren. Maar dit lijkt me, alhoewel niet onbelangrijk, geheel accidenteel.
F. De Raedemaeker.
Désiré ROUSTAN, La raison et Ia yie. Introduction par Armand Cuvillier. - 'Bibliothèque de philosophie contemporaine. Histoire de la philosophie et philosophie générale', Presses universitaires de France, Parijs, 1946, 201 blz., Fr. Fr. 200.
D. Roustan (1873-1941), professor van philosophie in verschillende lycea en generaal inspecteur van het philosophisch onderwijs in Frankrijk en leerling van Bergson, publiceerde in 1911 zijn klassiek geworden Lecons de Psychologie benevens een zeker aantal artikelen in wijsgerige tijdschriften. Zeven van deze artikelen worden in dit boek gepubliceerd door A. Cuvillier, samen met een inleidende studie over de philosophische inzichten van den schrijver. Ze hebben als titel: L'évolution du rationalisme, La science comme instrument vital, Déduction et Induction, Bergson a-t-il fait le procès de l'intelligence? La morale de Kant, Le drame de la métaphysique chrétienne, Le 'Traité de l'Amour de Dieu' de Malebranche et la Querelle du Quiélisme. Deze knappe studiën geven een duidelijk inzicht in het rationalisme zoals D. Roustan dit verstond. Even gekant tegen het starre en a prioristisch rationalisme van Kant en Hegel, als tegen het empiristisch en pragmatistisch rationalisme van Hume en James tracht hij een middenweg te vinden die aan de rede tevens de nodige soepelheid en de transcendentie t.o.v. de loutere empirie waarborgt. Het verstand beschouwt hij als een zoekend en tastend vermogen dat, steeds op beperkte wijze, de intelligibiliteit van het reële ontdekt. De successen van de wetenschap bewijzen dat ze niet onmachtig is om de geheimen van de realiteit enigszins te ontsluieren. Hoever de rede overigens haar werk doorzet, steeds zal er plaats overblijven voor andere dan strict-wetenschappelijke onderzoekingen. Het rationalisme van D. Roustan benadert dan ook met eerbied de morele en godsdienstige problemen waarmee zijn studie van Malebranche hem hebben vertrouwd gemaakt. Een metaphysiek en een diepgaande kritiek van de rede heeft hij niet geleverd maar hij heeft met takt haar rechten in de speculatieve, de morele en de godsdienstige kennis van den
mens verdedigd.
F. De Raedemaeker.
| |
Taal- en letterkunde
Anton VAN DUINKERKEN, Tobias met den engel. - Het Spectrum, Utrecht, 1946, 125 blz.
Met nooit falende technische vaardigheid en kruimig woordvermogen heeft Van Duinkerken deze enigszins heterogene bundel geschreven waarin Tobias met den engel den bekoorden Antonius gezelschap houdt, en specifiek poëtische beschrijvingen en bezinningsverzen als Mist en September de schampere luidheid van de verzetpoëzie tegen de Duitse bezetting ternauwernood zouden vermoeden laten, indien we niet vooraf het veelzijdige en veelzielige van de welbekende en temperamentvolle persoonlijkheid hadden vermoed. Even waardig vertaalt de dichter vooral Franse verzen, speelt een superieur spel met archaïsche wendingen en den taaiklank der gouden eeuw, en jaagt het minder dichterlijke en het echtschone in een vaart en adem van vlotte volzinen strofenbouw door het luisterend lezen heen met een onverstoorbare zelfzekerheid waarop een kieskeurige wel afdingen, maar waar niemand toch aan voorbijkan. In den trant van den op helder en dagelijks katholicisme ingestelde beschrijver zijn de drie gedichten van Rui Ribeiro Conto gesteld, terwijl het Angelus: de Drievuldige begroeting, kwatrijnen van een verrukte helderheid laat opglanzen, en het einde van den bundel Onder de bloeiende jasmijn het ingetogene van stille huwelijksliefde en huiskring sober en ontroerd verwoordt. Ziehier een der mooiste sonnetten van een verstilden Van Duinkerken:
| |
Mist
De mist heeft alle grachten ingesloten
Achter een wade van vergankelijkheid.
Er wordt gezwegen, leder voertuig rijdt
Geluidloos langs de stil gelegde booten.
| |
| |
Dit is een avond om van eens genoten
Feesten te droomen, die wij vreugdbereid
Vinden met jonge vrienden, toen de nijd
Ons nog niet uit elkander had gestooten.
Wat eens geweest is, vindt geen wederkeer.
Zooals met ons, zoo gaat het met de meesten:
Elk zoekt zichzelf in vruchteloos verweer.
Vergelen raken dan voorbije feesten.
Tusschen ons hangt, gelijk een mist de tijd,
Die ons uiteendrijft, elk in eenzaamheid.
(Blz. 24.)
M. Brauns.
J. VAN MIERLO S.J., Karel de Goede. Historisch treurspel in vijf tafereelen. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1946, 140 blz.
Pater Van Mierlo haalt, uit de laatste twee jaren van Karel den Goede's regering over Vlaanderen (1125-1127), de belangrijke momenten op van de tragische samenzwering tegen zijn leven. Hij doet het heel handig. Personen, karakters en feiten houdt hij zoveel mogelijk historisch; slechts eenmaal versmelt hij twee personen tot een, en tweemaal brengt hij in een korter verloop samen hetgeen over meerdere uren of dagen lag verspreid. Zo bekomt hij een spannende intrigue: hoe de bozen de goeden belagen en uiteindelijk hun eigen ondergang voorbereiden; - alles in de gevoelige sfeer van een romantische gehechtheid aan Vlaanderen 'dat woest foreest', en van een innige bewondering voor Christus' Kerk, haar deugden en haar heiligen.
Alleen een verzorgde opvoering zou ons over de artistieke gaafheid en qualiteiten bevoegd laten oordelen.
Em. Janssen.
Marcel VERHEECKE, Consideraties. - Hernieuwen-uitgaven, Roeselare, 1946, 164 blz., Fr. 65.
Men kan er nog zowel poëtisch, als dieper-katholiek op afdingen, maar deze 'consideraties' over moderne gedichten, werden geschreven door een overtuigde en ietwat onhandig-zelfzekere pen, die met een lofwaardige hardnekkigheid de levenskern en het levensgehalte van het gedicht tracht te treffen. En dit is altijd prettig. En voor minder ingewijden in de poëzie, of lezers die minder afgestemd zijn om de mensenkundige achtergrond van een gedicht te begrijpen, ook uiterst leerzaam. Een grondige bespreking van deze Consideraties geeft het 'Woord vooraf' door Emiel Janssen S.J., waaruit we dezen zin lichten: '...de Heer Verheecke, met zijn ononderbroken beroep op oprechtheid, levensrijkdom en levensadel, zuivert het bloed, jaagt de vitaliteit op en dient de schoonheid. Zoo verheft hij de kunst en verdient ook vanwege de kunstenaars, waardeering en dankbaarheid'. Dit boekje getuigt ervoor: het is de moeite overwaard poëzie aandachtig te lezen.
M. Brauns.
Jos. VAN REUSEL, Jan Hammenecker. - Eigen beheer (Tiense vest, 27, Leuven), Van In, Lier, 172 blz., gen. Fr. 150, geb. Fr. 180.
De auteur heeft 'een protest' willen schrijven 'dat buiten en boven alle onnoodige en steriele polemiek staat' (blz. 11). Dan hadden we ook graag vernomen tegen wie en waarover; in de plaats daarvan ontvangen we een beeld van den dichter Hammenecker, in het kader gesteld van zijn streek en tijd, - en we betreuren den iets te polemischen toon, de al te breedvoerige uitweidingen, de soms overdreven beweringen (die over dat Vlaams Hellenisme b.v., op blz. 85-89; die over 'Regina Sacerdotum', op blz. 107). Soberder, rustiger, meer kritisch doordacht en geschreven, had de studie ons verder gebracht!
Vooraan staat het milieu geschetst, waarin de dichter opgroeide en leefde: de Schelde, het Vlaamse idealisme van de eerste twintig jaar dezer eeuw; - dan ziet men hem groeien, en men groet in het voorbijgaan de mensen die hem beînvloedden; - volgt de opgang van den jongen priester, zijn eerste poëzie en het eerste proza; na den eersten wereldoorlog, rond 1920, vangt de volle bloei aan, die doorgaat tot aan den dood in 1927. En in een vrij korte 'Finale' wordt de persoonlijkheid van den dichter naar voren gehaald.
Het is jammer dat de auteur, door bijgedachten en bijbedoelingen gedurig afgeleid, het beeld van zijn held niet scherper tekende. Maar wie de vele aanhalingen leest, leert Hammenecker, niettegenstaande zijn onbeheerste mateloosheid, begrijpen, waarderen en genieten. En zelden wordt, over een dichterlijke persoonlijkheid, bij ons zo penetrerend geschreven, als Eerwaarde Heer Van Reusel het vermocht te doen in zijn 'Finale'. Om die enkele bladzijden vooral, naast de talrijke mooie verzen van den dichter, verdient het gehele werk aanbeveling.
Em. Janssen.
Pearl BUCK, Ballingschap. - Uit het Amerikaansch vertaald door J. Leclée - De Sleutel, Antwerpen, 1946, 254 blz., 50 fr., ingeb., mooie band (eerste aflevering van de nieuwe 'Juweelen'-serie).
Deze nieuwe vertaling van Pearl Buck's in 1936 verschenen Exile mag, over
| |
| |
't algemeen, geslaagd heten: ze is gewoonlijk vlot en aangenaam; soms wat zwaar en ingewikkeld.
Eigenlijk is dit boek minder een roman dan een 'biographie in verhaaltrant'. De schrijfster vertelt het leven van haar moeder, Carie, die, als jonge vrouw, huwt met een protestantsen zendeling, meer uit godsdienstig idealisme dan uit hartedrang. Heel haar leven zullen haar weelderig begaafde hart en geest strijd voeren met haar te enggeestig-protestantse geloofsovertuiging. Want al eist het ongezonde leven in China, het missieterrein van haar man, vier van haar zeven kinderen op, al doet zij afstand van Amerika, haar geboorteland, dat voor haar schoonheidslievende ziel de incarnatie is van alle schoonheid en goedheid, toch geeft God haar niet het zo vurig verlangde teken van zijn alles omvattende liefde.
Maar hoe minder deze heerlijk-onrustige ziel, God in God zelf vindt, hoe onstuimiger ze zich keert tot de lijdende mensheid. Jammer dat noch de schrijfster noch haar moeder Christus' woord indachtig lijken: 'Wat ge aan één van de allergeringsten onder mijn broeders hebt gedaan, ge hebt het aan Mij gedaan!'
Daarmee hebben we ook het enig voorbehoud aangegeven: met al te veel behagen doet schrijfster de tegenstelling uitkomen tussen Carie's karakter, en haar bovennatuurlijke overtuiging en verlangens; schoonmenselijkheid lijkt Buck sympathieker dan Godgelatenheid. Niettegenstaande dit éne, lichte voorbehoud, mag het boek gelezen door elk gevormd lezer.
M. Huybens.
Albert SETOLA, De dijker van Termuiden. - Romanreeks 'Korenaren', De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 162 blz., gen. Fr. 80, geb. Fr. 110.
Het boek vertelt van een zeeman die landman wordt, om het land tegen de zee te verdedigen. Hij slaagt; maar een van zijn zonen wordt weer zeeman. Zo gaat het leven 'heen en weer, heen en weer' (blz. 162).
Wij beschouwen Albert Setola als een van onze mooiste beloften. Een schilder die schrijft, en schilder- en schrijfwerk gulpen uit één gemoed: ogen die evenzeer den mens als de natuur beschouwen; een hart dat hunkert naar de eindeloze ruimte en naar de nooit gepeilde ziel. Een kosmisch ziener en dichter, die in de natuur de menselijke tragedies overbrengt, en in den mens het leven der natuur zich laat voltrekken.
Van den schouwer in de natuur dan: de gedrongen sfeer, de stille eenzaamheid van Zeeuws Vlaanderen, de altijd latente en soms losbarstende strijd tussen zee en land. Van den peiler in mensenzielen: de norse boeren, de geheimzinnig gevoelige vrouwen, de strijdbare man. En schouwer en peiler bereiken, samen, een mythische grootheid, die nochtans op de meest spontane natuurpoëzie berust en op de meest eenvoudige menselijke gevoelens.
Albert Setola kan een zuiverder taal schrijven. De schrijver staat ook nog te dicht bij den schilder; zodat de persoonlijk-eigenaardige verhaaltrant en compositie niet volgroeid en gaaf mogen heten. Kón het, bij een eersteling, ook anders? Maar de schilder-en-schrijver doet, niettegenstaande zoveel verschil, aan niemand minder denken dan aan den debuterenden Streuvels, den Streuvels van Lente en De oogst. Wat mogen we dus nog verwachten!
Hoeven we de bandversiering en de illustraties te loven, door den schrijver zelf naar beste kunnen verzorgd?
Em. Janssen.
E. VAN HEMELDONCK, Agnes. - 'Volksreeks', nr 338, Davidsfonds, Leuven, 1946, 247 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 44.
De verteller - het boek werd in ik-vorm geschreven - is een simpele boerenjongen uit de hei. Zijn heer haalt hem daar weg, naar de stad. Hij vormt hem tot uit den knaap van den buiten de vertrouwensman groeit die hem bijstaat in zijn zaken. Er is ook Agnes, de dochter van den heer. Tussen den jongen man en het meisje groeit onuitgesproken een genegenheid die liefde wordt. De heer schijnt dit te verlangen, ook de gebrekkige jonker. Maar Spitsmuis heeft haar eigen neef opgedrongen. In de zaken en in de verovering van Agnes een duchtige, weldra overwinnende tegenstander. Een misdaad is het einde. En de terugkeer van den op het uiterste gedreven buitenmens naar de hei.
Het boek is fijn, met zijn wondere personages: de tuinman, José, Postuurke, Spitsmuis. De intrigue is vrij knap opgebouwd. Toch schreef de romancier boeken die heel wat hoger reiken dan Agnes. Het doet te gewild aan, te cerebraal opgevat en opgelost. Slechts daar waar het de hei raakt krijgt het een breden, menselijken ondertoon. Toch blijft het een mooi en lezenswaardig werk.
J. Burvenich.
Louis SOURIE, Het hart van mijn stad. - 'Volksreeks', nr 333, Davidsfonds, Leuven, 1945, 110 blz., gen. Fr. 20, geb. Fr. 32.
In sober gehouden ik-stijl verhaalt Van Laethem, hulprekenplichtige aan de
| |
| |
Brugse instelling voor weldadigheid zijn leven en dat van zijn gezin. Rimpelloos haast als de stijl van den schrijver, verglijdt het, met als enige storm het pijnlijke avontuur met Fabry, den zwendelaar. De schrijver slaagt er zeer fijn in de kleinestadssfeer weer te geven, met haar gekonkel, maar ook met de rijke pracht van haar vaste traditie.
Op dat gebied vooral mag het boek geslaagd heten.
J. Burvenich.
J. BIJDEKERKE, Du bist mijn. - 'Volksreeks', nr 336, Davidsfonds, Leuven, 1945, 281 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 44.
Het verhaal van een roeping in den wonderen tijd van Ruusbroec. Aert van der Elst wordt door zijn oom en voogd aan een jeugd van studie en ingetogen opgaan naar God onttrokken en tegen zijn zin in het weelderige leven en in den politieken strijd tussen Vlaanderen en Brabant geworpen. Daar leert hij Margareta kennen. Maar ook die liefde wordt hem ontzegd door de vete tussen haar geslacht en dat der van der Elst's. Hij trotseert alles, maar Margareta sterft. Hij keert terug. Ruusbroec geeft hem niet alleen berusting maar ook de liefde voor zijn jeugdroeping weer.
Het boek is op vele plaatsen mooi. Jammer genoeg mist het, én om zijn vlijtige stijl én om zijn gebrek aan besnoeiing, de vaart die bij zulk een historisch onderwerp past.
J. Burvenich.
Alois BLOMMAERT, Wroeters. Roman. - 'Volksreeks', nr 334, Davidsfonds, Leuven, 1947, 231 blz., gen. Fr. 30, geb. Fr. 42.
Tooje en Koob uit onze Kempen. Twee echte mensen van bij ons: wroeters vol eenvoudig plichtsbesef, recht door zee, en die het geheim van het geluk gevonden hebben waar weinigen het durven zoeken. De roman is een simpel verhaal van hun leven. Maar wellicht is dit een van de beste boeken die het Davidsfonds zijn lezers van de 'Volksreeks' schonk. Het boeit onweerstaanbaar en grijpt naar het hart. Nergens pathos of gezochtheid in taal noch gebeuren, maar een rustige rechte groei naar de heldhaftigheid in het gewone. Figuren als Maarten, Tooje, Koob en Gustje vergeet men niet.
Meer hoeft niet gezegd te worden. Dat wie een simpel, mooi en veredelend boek wil hebben waar hij het leven beter in leert benaderen, Wroeters ter hand neme. Het is, op zijn manier, een meesterwerk waar de schrijver diepen dank om verdient.
J. Burvenich.
Jan BOSCHMANS, De zeven flesschen van den kanunnik. Uit de oorlogskroniek van een Westvlaamsche familie. - 'Volksreeks', nr 337, Davidsfonds, Leuven.. 1945, 305 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 44.
Een los en vlot relaas over de ervaringen van een gezin in de eerste oorlogsjaren, met als symbool en punctuatie voor blijde en droevige gebeurtenissen, het ontkurken en leegdrinken van de zeven flessen, allen verschillend, door oom kanunnik aan elk der zeven familieleden met fijn onderscheidingsvermogen geschonken.
Humor, levenswijsheid en hier en daar een vlug weggeknipt stofje heimwee.
J. Burvenich.
J.D. POLDERSEN (J. DIERCKX en), De heilige ridder. - 'Jeugdreeks', nr 47, Davidsfonds, Leuven, 1945, 192 blz., Fr. 16.
G. VANDEN MAELDERE, Het groote avontuur. Een Vlaamsche Samson op het Indianenpad. - 'Jeudreeks', nr 48, Davidsfonds, Leuven, 1945, 215 blz., Fr. 16.
J. VAN OVERSTRAETEN, Dat wondere Pimpeltje. - 'Jeugdreeks', nr 49, Davidsfonds, Leuven, 1946, 179 blz., Fr. 16.
Uitmaken wat al goeds het Davidsfonds met zijn uitgaven; en niet het minst met zijn 'Jeugdreeks', in onze jeugd heeft gesticht ware onmogelijk. Maar toch mag hier eens in allen eenvoud de bewondering worden uitgedrukt en de dankbaarheid voor hen die, jaar in jaar uit, een bepaald aantal gezonde, bezielende Vlaamse boeken uit weten te zoeken waar onze jeugd werkelijk iets aan heeft om haar fantasie te voeden, en geest en gemoed op te voeren naar een echt ideaal.
Dat de gekozen boeken steeds meesterwerken zijn zal niemand beweren, al zijn de parels kwistig gezaaid: maar altijd kunnen zij met voldoening ontvangen en warm aanbevolen worden.
De drie boeken die hier ter lezing geboden werden geven weer getuigenis van fijnen zin voor evenwicht en alzijdigheid. Naast de sterk historisch gehouden maar boeiend vertelde levensstrijd van onzen heiligen Graaf Karel, met zijn les van eerlijke trouw en diepe volksliefde, gaat het meer geïdealiseerde, maar betrouwbare avontuur van onzen volksjongen, Pater Jan De Smet, dat op zeer vele bladzijden doet zinderen van geestdrift en de jeugd aangrijpt in haar hogen zin voor tocht en wagenis. En dan, vol speelse fantasie, iets onevenwichtig maar fris verteld, het avontuur van Pimpeltje, de kleine jongen die vaders lessen en moeders voorbeeld indachtig, zijn ver- | |
| |
bond sluit met de dieren en zijn wonder-macht gebruikt om kwistig goed te doen en de bozen te bestraffen. Drie zeer verscheidene maar goede, vormende jeugdboeken, waar schrijvers en uitgevers eer van halen.
J. Burvenich.
Guy de LARIGAUDIE, Joeg. Vertaling en bewerking naar het Frans door L. Lavki. - De Pijl, Brussel, 1946, 98 blz.
De zwerftocht van een knaap, duizenden jaren geleden, midden gevaren van wilde dieren; zijn strijd om het vuur... Elke jongen leest met spanning Lavki's keurige bewerking van dit werk van de Larigaudie.
J.V.
John FLANDERS, De zilveren kaap. Avonturenroman voor de jeugd. - De Pijl, Brussel, 1946, 143 blz.
Een griezelig verhaal van geesten en spoken. De spanning stijgt als het blijkt dat er alleen mensen achter zitten... De Oud-Engelse toestanden blijven ons vreemd, spijt de inleiding.
J.V.
Dokter Wilfried BROECKAERT, Pumpernickel en humor-vitaminen. - Boekuil en Karveel, 1946, 190 blz., gen. Fr. 45, geb. Fr. 63.
Enkele schetsen vol volkse humor, soms wat plat, waar de sympathieke geneesheer gebruik van maakt om veel onzin recht te zetten en veel echte, christelijke dokterswaarheden aan den man te brengen. Voor 't bedoelde lezerspubliek aan te bevelen.
J.B.
J. EGGERMONT, Poppenspelrepertorium. - 'Mijlpaalserie', nr 39, De Pijl, Brussel, 1946, 79 blz.
Voor de amateurs van poppenspel ligt hier, van de hand van den schrijver van het technisch 'Mijlpaaltje' over de poppenkast, een repertorium voor dat zeker een aanwinst en een fijne hulp betekent. De stukken zijn zeer bruikbaar gekozen en laten veel ruimte over aan jonge fantasie.
J.B.
L. STERKENS, Poësis. - Reeks 'Stroomlijnen', De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 219 blz., Fr. 48.
Poësis, het verhaal van Karel Reynders, Will van Ravels, zijn zuster, de klasgenoten en de vijanden van beide jongens, kan aanvankelijk een reeks van verbazende avonturen gelijken, sterk geïdealiseerd, tot overdrijvens toe. Maar aanstonds houdt men van dat forse boek, waar de wind der heldhaftigheid doorheen waait, en waaruit men tenslotte onweerlegbaar ophaalt hoe zelfs de liefde van een jongen tot een meisje louteren kan, verruimen, verheffen.
Zoek hier geen literatuur; te duidelijk vaart Pater Sterkens in het zog van Pater Finn. Geen slaafs navolger echter; veeleer een apostel die zijn ziel heeft afgestemd op die van zijn onvergetelijk voorbeeld. En even levenslustig, even optimistisch, even aanhalig voor elke menselijke lente en inspanning, even meewarig bij elke pijn of beproeving, doet hij alles opgaan in een onuitputtelijke goedheid en liefde: een glanzende zon die het leven bont, avontuurlijk, triomfant gelukkig maakt.
De aankomende jeugd zal dit boek geestdriftig lezen; even geestdriftig zal ze daarna goed handelen.
Em. Janssen.
Magda SOMERS, Greta Leune. Studente. - De Pauw, Leuven, 1946, 250 blz., geb. Fr. 90.
Misschien maakt dit dagboek - de ervaringen van een katholiek meisje aan de Leuvense Universiteit, in de jaren 1933-1936 - bij een eerste contact wel een gemengden indruk. Men vindt er allerhande opmerkingen, gedachten en aanhalingen, groen en rijp door mekaar; een bloemlezing en een panopticum; maar wie bladzijde na bladzijde ondergaan wil, ziet voor zich een beeld getekent, en hij hoort een getuigenis.
Het beeld van een veelvuldig tasten en zoeken, hopen en wachten, begoocheld vastgrijpen en ontgoocheld loslaten van mensen en beloften. Het beeld van de onzekerheid en het verlangen in ons katholiek leven der laatste decennia. Van onzen nood en zwakheid, behoeften en begeren; terwijl, ook vanwege de besten, al te weinig 'woorden van eeuwig leven' worden gesproken. Het beeld van een begaafd meisje, oprecht en edel, dat slechts moeilijk veel zwarigheid overwint en vordert op haar hogen weg.
En het getuigenis: dat men houden moet van den evenmens; dan pas kent men hem, geeft men, en wordt men gelukkig. Dat men heel oprecht het licht; dient te volgen, waar de ster ook verschijnt. Men kan zich vergissen en dolen, maar aan de naastenliefde herkent men Christus' volgelingen, en wie voor de anderen veel over heeft, ontvangt van Christus nog méér.
Wie, doorheen dit dagboek, de stem van de schrijfster beluisteren kan, wordt in haar lichte avontuurlijkheid wel eens meegesleurd; altijd met een edeler oprechtheid en een verruimd hart.
Em. Janssen.
| |
| |
A.J. WITTERYCK, Oude Westvlaamsche Volksvertelsels. Ingeleid en van nota's voorzien door Hervé Stalpaert. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 306 blz., ingen. Fr. 95, geb. Fr. 125.
De vijf-en-dertig hier gebundelde verhaaltjes en sprookjes, alle gegrepen uit de Westvlaamse folklore, waren voor een groot deel gemeengoed onder verscheidene volkeren; maar vergroeiden toch, naargelang gemoed en verbeeldingsleven, tot licht variërende gestalten.
Niet phonetisch weergegeven, bewaren ze nochtans de frisse klank die de volkstaal kenmerkt.
Hervé Stalpaert verrijkte ze met kostbare aantekeningen: typologische rangschikking, aanduiding van kontaktpunten met buitenlandse en Vlaamse varianten. Hij voegt er een bibliographie aan toe met, naast Vlaamse verzamelingen en studiën, de voornaamste en meest onmisbare werken uit het buitenland.
E.G.
Hendrik CONSCIENCE, De loteling. Herziene uitgave. - De Sikkel, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 122 blz., gen. Fr. 38, geb. Fr. 55 (bij intekening Fr. 34, Fr. 50).
Jaren geleden vroegen wij zelf naar een herziene uitgave, in verbeterden tekst, van de voornaamste werken van Conscience; met vreugde begroeten we deze onderneming, die in vijftien boekdelen drieen-twintig werken aan den man brengt. En bij het lezen van dit eerste deel valt op hoe delikaat en nauwgezet Dra Nellie Daman den oorspronkelijken tekst heeft geëerbiedigd en toch verbeterd, hoezeer De loteling blijft de onovertroffen Kempische idylle van onzen grootsten volksschrijver.
Em. Janssen.
Peter PANN, Teresa. - 'Mimosa'-reeks, Manteau, Brussel, 160 blz., Fr. 20.
Een stiefmoeder. dwarsboomt de liefde en het huwelijksplan van haar stiefzoon. Alle middelen zou ze aanwenden; zoveel schandelijker is haar nederlaag, - en de twee 'koningskinderen' hebben, over het diepe water heen, elkander gevonden.
Teresa is een vloeiend verteld romannetje, zonder veel diepte, psychologische ontwikkeling of stijl, in een niet geheel zuivere taal. Ontspanningslectuur voor volwassenen.
E.G.
Hermann SKOLASTER, De onzichtbare hand. Uit het Duitsch vertaald door P. Bernulf O.F.M. Cap. - Franciskaansche Standaard, Antwerpen, 1946, 123 blz.
Deze detectiveroman boeit ons van het begin tot het einde. Onmiddellijk wordt het probleem scherp gesteld; geleidelijk zal Broeder Justus, een gewezen detective, het uit elkaar nemen; tot hij een hele bende van terroristen ontdekt, met als chef den hoofdcommissaris zelf.
Toch is de compositie te eenvoudig, en helpt het toeval den speurder al te wonderbaar, opdat het boek, in zijn genre, meesterlijk zou heten. Als ontspanningslectuur aanbevolen.
G. Dooreman.
Alice BEHREND, Babette en haar bruidegoms. Geautoriseerde vertaling door Jozef Simons. - Tweede uitgave, Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1946, 207 blz., Fr. 50.
Een rijk geworden moeder heeft voor haar dochter Babette een goede partij op het oog; na veel vruchteloze pogingen moet zij inzien dat deze slechts gelukkig zal zijn met een sedert lang bekenden eenvoudigen jongen.
Hoge kunst wordt ons niet aangeboden; maar de vertaler bezorgde ons een aangenaam boeiend verhaal, fris, gezond, ontspannend, wat gehakt omdat het toneel gedurig wisselt, gevat in de voorstelling en met een gezond optimisme.
G. Dooreman.
A. BUCKINX-LUYKX, Het wonderbare sprookje. - Tweede uitgave, De Zonnewijzer, Turnhout, 1946, 39 blz.
De schrijfster vertelt heel mededeelzaam en gevoelig, te weinig beeldend en zonder zich door een bijzondere oorspronkelijkheid te imponeren. De vier sprookjes van dit bundeltje blijven wat schraal en als onduidelijk; terwijl de warme toon toch treft en ontroert.
E.J.
A. BUCKINX-LUYKX, De roman van een edelvrouwe. - De Zonnewijzer, Turnhout, z.j. (1946), 182 blz., gen. Fr. 50, geb. Fr. 65.
Wij menen niet dat de kracht van de schrijfster in den historischen roman ligt. Het overheerlijke gegeven, Johanna van Constantinopel, heeft zij niet weten te bezielen noch te herscheppen. Zij tekent haar gestalten niet uit, en kan de verwikkelingen noch samenknopen noch ontknopen. Misschien is dit tekort aan de geringe vakkennis te wijten; we menen nochtans, daar we de aandacht steeds op de conflicten en tragedies van het hart gevestigd zien, dat de auteur eerder blijk geeft van een lyrisch-bewogen dan van een epischbeeldend temperament.
Em. Janssen.
| |
| |
| |
Wetenschap
Dr J. LEBEER, Over Tweelingen. - Vlaamsche Drukkerij, Leuven, 1946, 140 blz., Fr. 85.
Vroeger met allerhande bijgeloof omringd, door de wetenschap als vrij onverschillig lang ter zijde gelaten, is het tweelingenvraagstuk plotseling door de moderne genetica in het middelpunt van de biologische belangstelling komen te staan. Immers het tweelingenonderzoek blijft nog steeds voor de studie van de menselijke erfelijkheid een van de voornaamste bronnen, zoniet de voornaamste, van inlichting en vergelijking.
In het Nederlands bestond nog geen samenvattende studie over dit onderwerp die enigszins in het bereik lag van den intellectueel die geen specialist is in geneeskunde of biologie. We kunnen daarom Dr Lebeer niet dankbaar genoeg zijn het te hebben aangedurfd een synthetisch overzicht te geven over dit vraagstuk. De wijze waarop deze boeiende stof wordt ingedeeld en verwerkt verdient allen lof. Toch menen we dat schrijver nog te veel gebonden blijft aan technische uiteenzettingen en discussies. Deze overladenheid wordt, jammer genoeg, nog in de hand gewerkt door een onvoldoende taalkennis. Het doet pijnlijk aan op bijna elke bladzijde een paar onhandige, ongelukkige of zelfs taalkundig verkeerde uitdrukkingen te ontmoeten die de lezing van dit overigens zeer verdienstelijke werk sterk bemoeilijken.
Alb. Raignier.
Dr J. LEBEER. Geneeskundige Marginalia. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 140 blz., gen. Fr. 120.
De vruchtbare pen van Dr Lebeer brengt ons dit jaar een tweede boek over een onderwerp dat zeker door het publiek gegeerd is. Zoals de titel het zegt is dit geen homogeen werk over een of ander medisch onderwerp, maar een reeks gebundelde voordrachten gehouden voor het Antwerpsch Genootschap voor Geneeskunde over 'Wat is Geneeskunde?', 'Hoogten en Laagten van de specificiteit in de Bacteriologie', 'Lof van de Empirie en het Scepticisme in de Geneeskunde' en ten slotte het reeds in Streven verschenen artikel over 'Claude Bernard'. Elk van deze bijdragen vormt dus een op zichzelf staand geheel met wisselend belang voor den lezer. Voor den niet-geneesheer zal de tweede wel de minst genietbare zijn; de eerste is o.i. veruit de mooiste. Dr Lebeer beschikt over een verbazende belezenheid die het boek ook voor den vakman zeer aantrekkelijk zal maken. We betreuren een beetje dat de tekst te veel een voordracht-tekst gebleven is. Een korte inleiding, enkele geringe wijzigingen en de vertaling of zelfs het achterwege laten van al te talrijke Franse citaten hadden hem zeker niet geschaad. Met genoegen onderstrepen we ook dat de taal aanmerkelijk beter verzorgd is dan in het boek Over Tu eelingen.
Alb. Raignier.
Paul DEBAISIEUX, Leçons familières de biologie. - Casterman, Doornik, 1946, 315 blz., Fr. 84.
In de serie 'Leçons familières' van Casterman verscheen als derde nummer van de reeks het boek van Prof. Debaisieux. Het doel ervan is den belangstellenden leek de gelegenheid ter hand te stellen zonder veel moeite en lange studie de nodige noties te verwerven over de zoölogie en de voornaamste problemen uit de biologie. De paedagogische klaarheid en overzichtelijkheid die het hoger onderwijs van Prof. Debaisieux kenmerken vinden we hier op eminente wijze terug. Zonder technische scholing zal elk oningewijde met voldoening en groot nut dit werk lezen. In een eerste deel worden de algemene kenmerken van het levend organisme uiteengezet: structuur, celleer en voortplanting. In het tweede deel defileert het hele dierenrijk in een beknopte, zeer leesbare en onderhoudende samenvatting. In het derde deel eindelijk worden enkele meer algemeen biologische problemen als geographische verspreiding, erfelijkheid en evolutie behandeld.
Alb. Raignier.
| |
Economie
Dr J.H. GILISSEN, Eigendomsrecht en eigendomsplichten. Een onderzoek naar de leer omtrent het eigendomsrecht en de eigendomsplichten volgens de Weensche richtingen en Quadragesimo Anno. - W. Bergmans, Tilburg, 1946, 281 blz., Fl. 6,90.
Deze studie is in hoofdzaak een beschrijving van het beroemd en historisch geworden debat, dat, na den anderen oorlog, in de Duitse landen, radikaal-christenen (Horvath, Ude, Lugmayer, Orel) en gematigden (vooral von Nell, Bruening en Biederlack) tegenover elkaar stelden. De
| |
| |
encycliek Quadragesimo Anno, beslechtte de discussie: de gematigde richting werd over het algemeen in het gelijk gesteld: toch werden bepaalde kwesties aan de vrije discussie overgelaten.
Schrijver geeft duidelijk en zakelijk het debat weer. Hoe het ontstond (de voorlopers: von Ketteler, Vogelsang, Weisz, tegenover Ratzinger en Pesch). Hoe de strijd verliep: omtrent eigendomsplichten en -begrip; omtrent de plichten van den overvloed; omtrent de leenrente; omtrent nationalisatie. Telkens worden de stellingen en hun argumenten scherp, klaar, duidelijk en breedvoerig bepaald. (Schrijver deinst niet terug voor herhalingen omwille van de klaarheid of de overzichtelijkheid.) Telkens wordt dan aangeduid in welken zin de pauselijke encycliek een besluit trok, en hoever dit besluit reikt.
Dit historisch werk heeft blijvende waarde: het krijgt in dezen naoorlogstijd een speciale actualiteit. Al de concepten, principes en opvattingen omtrent privaat eigendom, worden uiteengezet en beoordeeld. Als slot stelt schrijver een synthese voor, en haalt uit het debat de blijvende elementen naar voor: onderscheid tussen eigendomsrecht en eigendomsorde; wezenlijk-sociaal en theocentrisch karakter van den eigendom. Wat hem toelaat, om goede gronden, te besluiten dat het goed gebruik van den eigendom altijd een plicht is van sociale rechtvaardigheid.
L. Arts.
Dr Louis DELMOTTE, De Belgische koloniale holdings. - Sint-Pietersboek-handel, Leuven, 1946, 180 blz., Fr. 135.
De schrijver merkt terecht op dat in België over holdings heel weinig geschreven werd terwijl in menig ander land meerdere studies over dit onderwerp verschenen. Daarom moeten wij hem gelukwensen om zijn besluit, ondanks de moeilijkheid over onze financiële instellingen voldoende gegevens bijeen te brengen, het toch aan te durven een wetenschappelijk werk over de holdings te schrijven. Is hij in zijn voornemen geslaagd? Hij geeft ons voorwaar heel wat bijzonderheden over de holdings, en meer speciaal over de koloniale, waartoe hij zich beperkt. Wij betreuren het evenwel dat hij ons eerder een nomenclatuur aanbiedt van de bestaande holdings, met enkele bijzonderheden over de voornaamste, dan een synthese die ons aantoont wat de holdings in de Kongolese economie betekenen. Hoe hebben zij op de structuur van die economie ingewerkt? In welke maat hebben ze bijgedragen tot de bloei der gecontroleerde ondernemingen door leiding, door financiële steun, enz.? En daarbij: hebben zij niet, rechtstreeks of althans onrechtstreeks, het leven moeilijk gemaakt voor kleine, onafhankelijke ondernemingen, het opkomen van een inlandse landbouwersstand min of meer in de weg gestaan - bezwaren die wel eens geopperd worden! - Op die vragen wordt ons hier geen volledig antwoord gegeven. Kortom, Dr Delmotte heeft ons eerder talrijke gegevens verstrekt over de koloniale holdings dan een kenschetsend beeld van de koloniale holding.
K. du Bois.
Les conditions des placements étrangers privés. - Volkenbond, Genève, 1946, 55 blz., Zw. Fr. 4.
Buitenlandse geldbeleggingen in hun verschillende vormen - deelneming aan vreemde ondernemingen, oprichting van eigen ondernemingen in het buitenland, verstrekken van kapitalen aan buitenlandse ondernemingen - zijn van groot belang voor een geordende internationale samenleving. Landen, mild bedeeld met natuurlijke rijkdommen maar onmachtig om ze behoorlijk uit te baten, worden er door geholpen om zich die schatten ten nutte te maken. Van hun kant kunnen dan landen rijk aan kapitalen en reeds economisch ontwikkeld hun teveel nuttig aanwenden. Dit deed België voor de laatste wereldoorlog, en nog meer voor de eerste, toen zulke beleggingen vlotter geschiedden en betrekkelijk veilig. Verschillende grootse ondernemingen, onder meer in China en in Egypte, staan op ons actief. Ook in Rusland was er Belgisch kapitaal belegd en werkten Belgische ingenieurs. Voor onze eigen nijverheid waren de Belgische ondernemingen in het buitenland gevestigd welkome kopers. Het gebeurde evenwel meer dan eens dat de beleggers grote verliezen leden. In Zuid-Amerika en in China geraakten vele beleggingen zoek; om niet te spreken van die in Rusland: de Bolschewiki eigenden zich de Belgische ondernemingen - niet uitsluitend de Belgische! - zonder vergoeding toe. Tegenwoordig hebben vele landen aan kapitalen behoefte en zou het in menig opzicht wenselijk zijn dat opnieuw met beleggingen in het buitenland begonnen werd. En wel door particulieren op eigen initiatief en niet enkel door staats- of parastatale organismen. Maar, vooraleer hiermee kan aangevangen worden zonder al te grote risico's te trotseren, moeten verschillende voorwaarden vervuld zijn. Welke? Les conditions des placements étrangers privés zegt het ons bondig en duidelijk. Wie de brochure leest mijmert wat weimoedig: akkoord maar... wanneer komt de internationale veiligheid hier terecht als onontbeerlijke voorwaarde vereist?
K. du Bois.
| |
| |
G. FESSARD, France prends garde de perdre ta liberté. - Éditions du Témoignage Chrétien, Parijs, z.j. (1946), 318 blz.
Frankrijk wordt in zijn vrijheid door het Communisme bedreigd en de schrijver waarschuwt hier zijn landgenoten op rake wijze en heel concreet, wijzende op de drijverijen der Communisten in Frankrijk. Zijn werk is een voorbeeld van grondige, principiële, en toch volledig aangepaste polemiek. Die hoedanigheid zelf brengt evenwel mee dat wij hier geen werktuig hebben aangepast aan Belgische toestanden. Wel echter een rijke schat inlichtingen over de actie van een listigen vijand.
B.V.
Dr H.W.J.A. VREDEGOOR, Monetaire vraagstukken tijdens en na den oorlog. - 'Elseviers economische bibliotheek', Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1945, 346 blz., Fl. 8.50.
'Dit boek is omstreeks het midden van den oorlog ontstaan, maar kon... eerst na den oorlog verschijnen', lezen wij in het Woord vooraf. De proef op de som bleef dus voor 'na den oorlog' achterwege. De schrijver tracht aan te tonen dat, indien de economie krachtdadig gebonden blijft én onder de oorlog, én daarbij er na zolang de goederenschaarste aanhoudt, de Staat het vermag te voorkomen dat daarna een belangrijke prijsstijging intreedt. Het kort na den oorlog ineens blokeren van een deel der in omloop zijnde geldmiddelen is niet geboden en zou slechts weinig baten. Men moet integendeel loonstijging beletten, hetgeen evenwel ondoenbaar is zonder het krachtdadig handhaven der rantsoenering tegen de vastgestelde prijzen en een bestrijding der zwarte markt ten einde 'een uitgebreide zwarte handel in de voor het levensonderhoud noodzakelijke goederen' te beletten.
De economisten zullen met belangstelling het methodisch betoog van den schrijver onderzoeken - oningewijden laten dit werk liefst ter zijde - nu de proef op de som kan gemaakt worden. Nederland handhaaft vrijwel zijn prijzen, maar de blokeringsmaatregelen waren er streng. In Frankrijk werd er niet geblokeerd en... de Frank staat er laag. Maar in Frankrijk werd niet geleid zoals Dr Vredegoor het eist.
K. du Bois.
Ludwig V. MISES, La bureaucratie. Traduit de l'anglais par R. Florin et P. Barbier. - Librairie de Médicis, Parijs (Éditions universitaires, Brussel), z.j. (1946), 138 blz., Fr. Fr. 90.
De openbare diensten zijn onvermijdelijk formalistisch en bureaucratisch, met alle nadelen die hieruit voortvloeien. Maar men bureaucratisere toch niet het economisch leven I Men late op economisch gebied vrij spel aan het streven naar winst! Die stelling wordt hier door een Amerikaan verdedigd. Hij laat de nadelen van de bureaucratie duidelijk uitkomen, maar schrijft aan de vrije mededinging enkel voordelen toe. Hij veronderstelt ook feitelijk dat elke staatsinmenging een radikaal bureaucratisch leiden is. Kortom een veel te absolute kritiek, die doet nadenken maar eenzijdig is en elke schakering mist.
K. du Bois.
Comité fiscal. Rapport sur les travaux de la dixième session du Comité tenue à Londres du 20 au 26 mars 1946. - Volkenbond, Genève, 1946, 80 olz., Zw. Fr. 2,50.
Het Comité hield zijn laatste vergadering... Het onderzocht vooral het netelig vraagstuk van het bestrijden, op internationaal gebied, van de dubbele belasting, met andere woorden van de belasting in twee landen op hetzelfde inkomen of dezelfde erflating geheven. Het stelde model-texten op voor internationale overeenkomsten hieromtrent. Het gaf ook enkele wenken voor het voortzetten van zijn werk door de organisatie der Verenigde Naties.
B.V.
Liberté et libertés. Compte rendu des cours et conférences. Semaines sociales du Canada, XXIIe session, Montréal, 1945. - École sociale populaire, Montréal, z.j., 351 blz., Can. $1,50.
Een in menig opzicht interessant verslagboek; voor ons heel bijzonder omdat het diep in de mentaliteit der Franse Canadezen doet binnendringen. Die mentaliteit is uitgesproken particularistisch; de Franse Canadees vreest voor verdringing door zijn Engelsen landgenoot en klaagt de houding aan die deze aanneemt waar hij de meerderheid uitmaakt, dat is in alle 'Provincies' - feitelijk federale staten - buiten de provincie Quebec.
De lessen en voordrachten geven ons over vrijheid en vrijheden een tikje te veel alles en nog wat; in de lessen over de principes beroepen de sprekers zich op Europese schrijvers zonder zich voldoende hun opvattingen eigen te hebben gemaakt. Wij leren meer uit de lessen die handelen over de wijze waarop de vrijheden in Quebec en in de overige provincies in feite bestaan of... vertrapt worden.
K. du Bois.
François PERROUX, Science de l'homme et science économique. - Librairie de Médicis, Parijs (Editions universitaires, Brussel), z.j. (1943), 40 blz.
| |
| |
Een leerrijke voordracht waarin de spreker terecht aan de economische wetenschap der vorige eeuw verwijt dat zij uitging van een denkbeeidigen, vereenvoudigden, a.h.w. geheel gemechaniseerden mens en daarna aantoont hoe ze moet opbouwen op de 'science de l'homme', m.a.w. op den mens zoals hij is en zoals hij zijn moet. Dan, en dan alleen, zal zij heilzaam werk leveren en tot een werkelijk menselijke inrichting van het economisch leven brengen, tot ene die een werkelijke verheffing van den mens, niet van enkele uitverkorenen maar van allen, zal bijdragen. Een voordracht die tot nadenken noopt.
K. du Bois.
R. KOTHEN, Problèmes sociaux actuels. - 'Bibliotheca Mechliniensis', nr 8, Desclée De Brouwer, Brugge, z.j. (1946), 173 blz., Fr. 000.
Een gevat overzicht en behandeling der meest actuele en brandende sociale vraagstukken als die van de deproletarisatie, van de structurele hervorming der groter ondernemingen en van de 'maatschappelijke veiligheid'. Het zeer overvloedig aanhalen van getuigenissen schaadt wel een weinig aan de eenheid en wij hadden wel eens wat minder getuigenissen uit Frankrijk of over Frankrijk en wat meer uit of over België gewenst. Zo b.v. waarom niet het standpunt onzer christelijke arbeidersorganisatie over nationalisatie aangehaald? Het is voorwaar gelukkiger dan dat der Franse. En waarom zo weinig vermeld over de plannen tot hervorming der ondernemingen door onze christelijke werkgevers- en werknemersorganisaties naar voren gebracht? Geven ze niet, meer dan de Franse plannen, getuigenis van nuchtere realiteitszin?
K. du Bois.
Roland MASPÉTIOL, L'ordre éternel des champs. Essai sur l'histoire, l'économie et les valeurs de la paysannerie. - 'Éditions politiques, économiques et sociales', Librairie de Médicis, Parijs (Éditions universitaires, Brussel), 1946, 587 blz., Fr. Fr. 300.
Een interessante studie waarvan de ondertitel ons de inhoud goed weergeeft. Men voege er echter bij: 'in Frankrijk'. De titel duidt ons de strekking aan: de onmisbaarheid laten uitkomen van een boerenstand om reden van 'l'inépuisable richesse de la vie paysanne', nl. voor het ganse land. En helaas 'les signes de détresse sont nombreux dans l'âme rurale, aussi nombreux que les villages délabrés'. Nu een nieuwe maatschappij in wording is 'le monde rural risque d'être négligé moins par hostilité que par oubli et par ignorance, parce que sa dispersion le rend faible et sans cohésion en face des masses urbaines'. Dat beeld van verval is gelukkig niet toepasselijk op onze Vlaamse landbouwers, taaie en noeste werkers niet alleen, maar ook ontwikkelde, die, onder de leiding van hun stevige organisatie, wisten voor de nodige 'cohésion' te zorgen en het hoofd te bieden aan de eisen der moderne landbouwtechniek. De komende jaren zullen hun nog hoger eisen stellen dan voorheen. De lezing van dit boek kan, vooral aan hun leiders, beter doen inzien welke de tekorten zijn waar de Franse landbouw aan geleden heeft en heden nog lijdt en ze tot krachtdadiger werk aanzetten.
K. du Bois.
J. COLPAERT, De middenstand als sociale klasse. - 'Sociale studiën', nr 6, Beyaert, Brugge, 1946, 112 blz.
Een studie die vooral het belang van de middenstand wil laten uitkomen. 'Middenstander' vat ze in een zeer brede zin op: nagenoeg alwie geen handenarbeiderloontrekker is, wordt onder de middenstanders gerekend. Maar dan zijn de sociale banden tussen al die 'middenstanders' zeer los! Om het maatschappelijk belang van den 'middenstand' te laten uitkomen, ware het wellicht beter geweest zich tot de zelfstandige handeldrijvenden en industriële middenstand te beperken, én omdat die als de eigenlijke middenstand aanzien wordt, én omdat hij met bijzondere moeilijkheden te strijden heeft terwijl hij toch sociaal een heerlijke rol te spelen heeft, als bindingselement.
K.B.
R. DEFRANCQ, Geestelijke vernieuwing van ons boerengezin. - Familiale actie van den B.J.B., Roeselaere, z.j. (1946), 52 blz.
Een wakkere wekroep tot familiale werking onder onze boerenbevolking. Vóór 1914 was ze voorbeeldig, door een intens familieleven geschraagd. Tegenwoordig zijn velen op zedelijk gebied diep gezonken. Daarom de 'gezinsactie voor landbouwers' van het 'Mannenverbond voor Katholieke Actie' gesteund!
B.V.
Fl. PRIMS, Het herfsttij van het corporatisme te Antwerpen. - 'Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, van België. Klasse der Letteren', jaargang VII, nr 4, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1945, 61 blz., Fr. 38.
Verging het corporatisme te Antwerpen omdat het onherstelbaar ontaard en verouderd was? De geleerde Antwerpse
| |
| |
archivaris toont ons hier aan hoe eenzijdig het zou wezen dezen ondergang uitsluitend aan innerlijke tekorten toe te schrijven. Er waren ook oorzaken vreemd aan het Antwerpse corporatisme, ja zelfs aan het land.
K.B.
Het Communisme. Verslagboek der academische sociale studiedagen, gehouden te Leuven van 26 tot 28 October 1945. - 't Groeit, Antwerpen, z.j., 228 blz., Fr. 70.
In een eerste deel werd, in vier lessen, de leer van het Communisme uiteengezet. In keurige lessen die ons heel duidelijk die leer naar haar ware gedaante leren kennen. Hierop volgen drie lessen over het Communisme in Rusland. De sprekers beschikten niet over voldoende tijd om hun onderwerp volledig te ontwikkelen, zodat de geschreven tekst niet geheel voldoet. Uit de twee lessen die het derde deel uitmaken vernemen wij hoe het Communisme zich in België voordoet, in de politiek en in de vakbeweging. In een slotwoord werden de toehoorders, katholieke intellectuelen, gewezen op hun taak.
B.V.
Dr M. CORDEMANS, Ons land in het nieuwe wereldbeeld. België's buitenlandsche politiek. - 'Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding', verhandeling 384-5, jaargang XI, nr 1-2, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 119 blz., Fr. 30.
Een degelijke inleiding die ons duidelijk maakt voor welke geweldige internationale problemen België staat; en ook welke gevaren ons bedreigen, en met ons gans Europa. Dr Cordemans stelt de nuchtere werkelijkheid bloot - inzonderheid in 'De Russische drang naar West en Oost' en in 'Het handvest van San-Francisco en de akkoorden van Bretton Woods'; - zonder het te wagen pasklare oplossingen voor te stellen, geeft hij evenwel duidelijke wenken - inzonderheid in 'Regionale verbonden buurschappen en verdragen', 'De verbondenheid der Lage Landen' en 'De Verenigde Staten van Europa'. - De algemene strekking er van is duidelijk 'steeds talrijker en gezaghebbender stemmen gaan op om de sinds lang gewenste samenbundeling van Europa's krachten tot een werkelijkheid te maken'.
K. du Bois.
| |
Varia
L.J.M. FEBER, Van Herren en Herrenkultur. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 160 blz., geb. Fr. 85.
De wel bekende L.J.M. Feber - niet de eerste de beste - geeft ons hier een scherpe, ongenadige, soms vlijmende, maar altijd ernstige, eerlijke, diepgaande kritiek van de Duitse 'Kultur': een soort psychanalyse van den Duitsen mens en van het Duitse volk. De lezing van dit werk doet aanvankelijk pijnlijk aan; (wij raden den lezer aan te beginnen met het laatste hoofdstuk Bevrijding en herstel). Toch moet men voortgaande erkennen dat de kritiek wél eenzijdig, maar eerlijk en verantwoord is. Zij moet o.i. voor die van de Reynold of Huizinga niet onderdoen, zij vult die evenwaardig aan.
Het Duitse volk (hierbij moeten wel schakeringen erkend tussen Pruisen en de andere Duitse stammen) is in zijn kerstening onvolgroeid gebleven. De oude barbaar, met zijn stamgebondenheid, zijn mythologie, zijn Bandeloos romantisme, leeft steeds voort in zijn dichters en denkers en daadmensen; in zijn pruisianisme, zijn racisme, zijn führerisme. Wat Chamberlain en Rosenberg ook beweren mogen, alleen het christendom is in staat de kostbare gaven van het Duitse volk te bevrijden, en voor de mensheid tot een zegen te maken.
Deze studie is zwaar van inhoud: zij getuigt van een merkwaardige vertrouwdheid zowel met de Duitse Kultur, als met de christelijke cultuur en met de cultuur in het algemeen. De vlotte, frisse, knappe stijl van Feber, maakt deze degelijke kost licht verteerbaar en appetijtelijk. In dit genre van hoge vulgarisatie, is het de beste weerlegging van Rosenberg en Chamberlain en zoveel anderen, die ons volk jaren lang hebben trachten te vergiftigen. - Voor intellektuelen en meer ontwikkelden, die zich wellicht een tijdlang door de Kultur lieten bedwelmen of impressioneren, een zeer aanbevolen lectuur.
L. Arts.
L. MESTDAGH S.J., Wat poolzoekers ons leren. - Bibliotheek van de 'Bode van het H. Hart', Van In, Lier, 1946, 116 blz., Fr. 35.
In dit boekje over de grote poolzoekers bundelt P. Mestdagh hoofdzakelijk zijn bijdragen uit de Bode van het H. Hart. Het zal iedereen die met de vorming van de jeugd begaan is verheugen dat hierdoor de schetsen van den fijnen jongenskenner een ruimer publiek zullen bereiken en zo bijdragen tot het smeden van trouwe, durvende Vlaamse kerels. Over de vlotte, incisieve taal, zo helemaal op het jongensgemoed afgestemd, moet niet meer gesproken worden.
Één wens. Dat elke jongen van bij ons
| |
| |
dit boek, dat hem daarenboven 'ver' zal leren kijken, in handen neme, het verslinde en dikwijls herleze.
J. Burvenich.
Pol HEYNS, Antieke kalenderprenten. - 'Keurreeks', nr 34, Davidsfonds, Leuven, 1945, 242 blz., Fr. 32.
Wie zoekt naar een schat van folkloristische gegevens over Driekoningen, Sint Antonius, Sinte Apollonia, Lentefeest, Sint Ivo, Sint Jan, Anna, Rochus, Guido, Crispijn, Cecilia en de grote kindervriend Sint Niklaas, moet bepaald dit boek ter hand nemen. Het staat niet alleen vol belangwekkende details over oorsprong en viering, doorspekt met olijke anecdoten, het is daarbij ook nog geschreven in een vlotte, fijne en levendige taal die van de leerrijke lectuur een echt festijn maakt.
J. Burvenich.
M. BOTTU et P. ERNST S.J., Pour une gymnastique de jeunes. - 'Bibliothèque des Estudiantines', nr 3, Casterman, Doornik, 1945, 126 blz., Fr. 36.
Prof. Bottu geeft hier ten behoeve der mannelijke rijpende jeugd een duidelijke, practische en overtuigende uiteenzetting van zijn terecht beroemde 'dynamische Scandinaafse methode'. Men moet geen specialist in het vak zijn om de superioriteit van deze methode boven de vroeger gebruikelijke in te zien; een paar oefeningen volstaan om ze aan den lijve te ervaren. Duidelijke foto's en zorgvuldig gedoseerde lessen verhogen de bruikbaarheid van het boekje. Voor jongens die in hun lichaamscultuur nog enige zin voor evenwicht en enige moed tot methodische en rationele training bewaard hebben, zal het een welkome gids zijn en een echte weldaad.
De inleiding van P. Ernst is een interessante brok paedagogische psychologie, maar én naar inhoud én naar terminologie te moeilijk, en daarom minder geschikt voor het specifieke door het boekje bedoelde studentenpubliek. Wanneer verschijnt een Nederlandse uitgave van dit werkje?
L.M.
Ph. TOSSIJN, Pleinspelen. - Het Spelen-handboek, deel I, 2e uitgave. De Pijl, Brussel, 1946, 242 blz., Fr. 45.
Ph. TOSSIJN, Heemspelen. - Het Spelenhandboek, deel II, 2e uitgave, De Pijl, Brussel, 1946, 252 blz., Fr. 45.
Ph. TOSSIJN, Stads- en boschavonturen. - Het Spelenhandboek, deel III, De Pijl, Brussel, 1946, 229 blz., Fr. 45.
Met deze drie delen waarvan het eerste en tweede reeds in tweede druk, is de reeks spelenhandboeken van Ph. Tossijn volledig.
Voor de jeugd en den jeugdleider vormen zij een prachtig geheel dat de hele spelruimte van heem, speelveld, stad en bos bestrijkt. Een op veel ervaring berustende inleiding over al wat het spel in het algemeen betreft, geeft den leider een grondig overzicht betreffende zijn taak. Dan komen, stelselmatig geordend, de spelen zelf in overzichtelijke, onuitputbare verscheidenheid.
Wat echter nog veel meer de hoge verdienste van dit werk uitmaakt is, dat het niet een louter 'repertorium' van alle denkbare spelen biedt. Elk spel werd getoetst, en overal waar nodig is wordt gewezen op voordelen en gevaren, op materiële en morele vereisten. Zo wordt elke dolle improvisatie geweerd, terwijl daarbij toch ruim de mogelijkheid wordt gelaten tot bonte fantasie in vorm en inkleding.
Dit alles maakt van deze drie boeken van jeugdleider Tossijn een werkelijk unicum in ons taalgebied. Het zal dan ook wellicht het klassiek handboek worden voor al wie met de opvoeding van de jeugd, langs het onmisbare spel om, begaan is.
J. Burvenich.
Dr W.R. HEERE, De studie der volksgroepen en der volken in hun verscheidenheid een dringende eis. - W. Bergmans, Tilburg, z.j. (1946), 25. blz.
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleeraar in de positieve- en in de beschrijvende sociologie aan de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg (23 Mei 1946). 'Is het niet bevreemdend, dat we mooie ethnologische beschrijvingen hebben van primitieve volken in het binnenland van Brazilië, in Oost-Afrika en nog geen sociologie van een Nederlandse schoolklas?' Deze zin licht den eis van den Professor toe terwijl een schets van het Franskarakter, behendig hinnengeleid, aan de studenten een voorsmaak geeft van én wetenschappelijke én aantrekkelijke colleges.
K.B.
| |
| |
| |
Boeken bij de redactie ingezonden van 26 Juni tot 25 Augustus 1946
Bespreking naar mogelijkheid
Ackere, Johann, Van -, Schubert, de Zwerver, de Zanger. Stemmingsbeelden uit zijn leven en zijn werk. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 88 blz., Fr. 45. |
Austen, Jane, Trots en vooroordeel. - Pro Arte, Diest, 1946, 396 blz. |
Bayart, Pierre, Pour une philosophie de la constitution. - Éditions sociales du Nord, Rijsel. |
Biebuyck, Jacques, Journal d'un chrétien. - Le Vidame, Brussel, z.j. (1946), 207 blz. |
Demedts, Gabriëlle, Verloren thuis. - Orion, Waregem, 1946, 43 blz., Fr. 40. |
Engelhard, Xavier, Sagesse de Violaine. Le drame de la raison et de l'amour vu à travers l'oeuvre de Paul Claudel. - Éditions de la Revue des Jeunes, Parijs. |
Hocedez, Edgar, S.J., L'évangile de la souffrance. - Casterman, Doornik, 1946, 273 blz., Fr. 48. |
Haag, Henri, Rien ne vaut l'honneur. - Éditions universitaires, 1946. |
Jacobsen, J.P., Niels-Lynke. Roman traduit du danois par Jean Couturier. - La Sixaine, Brussel, 1946, 231 blz. |
Janssens, Martinus W.S., O. Cist., Zeven eeuwen zonnegloed. Levensschets van de H. Juliana van Mont-Cornillon. - Sint-Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1946, 56 blz., Fr. 16. |
Labé, Louise, Het geschil tusschen dwaasheid en liefde. Vertaling Luc Indestege. - Nederlandsche Boekhandel, 1946. |
Lebeer, Dr J., Geneeskundige marginalia. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 140 blz., Fr. 120. |
Maele, Prosper Van de -, S.J., Jongens die een vlag kunnen dragen. Teekeningen van E. Herman. - Die Grael, Gent, 1946, 204 blz., Fr. 45. |
Melsen, Dr A.G.M. Van -, Natuurwetenschap en wijsbegeerte. Algemeene beschouwingen over de verhouding van wijsbegeerte en natuurwetenschap. De wijsgeerige consequenties der moderne physica. - 'Bibliotheek van thomistische wijsbegeerte', Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 204 blz. |
Milhaud, Edgar, La France et les affaires du monde. L'évolution du monde et des idées. - La Baconnière, Neuchatel, z.j. (1945), 399 blz., Zw. Fr. 7,50. |
Morot, Claude, L'Allemagne et la réorganisation de l'Europe (1940-1943). - 'Les Cahiers du Rhône', XII, La Baconnière, Neuchatel, 1944, 253 blz. |
Olbrechts, Prof. Dr Frans M., Plastiek van Kongo. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 165 blz. + 59 blz. platen, geb. Fr. 405. |
Ollé-Laprune, J., Sterker dan de dood! - Beyaert, Brugge, 1946, 196 blz., Fr. 40. |
Prims, Floris, Jan de Graverettes. Een figuur uit de katholieke Renaissance (1579-1645). - Mededeelingen van de Kon. VI. Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België. Klasse der Letteren. Jaargang VIII, nr 2. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 20 blz., Fr. 24. |
Saint-Foix, G. de -, Wolfgang Amédée Mozart. Sa vie musicale et son oeuvre. V. Les dernières aanées (1789-1791). - Desclée De Brouwer, Brugge, 1946, 369 blz. 180 fr. |
| |
| |
Schelfhout-Van der Meulen, Albertiné, Opbouw. - Reeks 'Meisje verdiep je!', - Romen en Zonen, Maaseik, z.j. (1946), 71 blz. |
Schepens, Jan, Johan Daisne. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 98 blz., Fr. 38. |
Setola, Albert, De dijker van Termuiden. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 168 blz., geb. Fr. 110, gen. Fr. 80. |
Smit, Gabriel, Spiegelbeeld. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 82 blz. |
Sterkens, L., Poësis. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 224 blz., Fr. 48. |
Storms, D. Arnoldus, O.S.B., Beschouwing en apostolaat. - Secretariaat missiewerken, Brugge, 95 blz., Fr. 25. |
Trönnberg, Dr Gunnar, De weg naar Rome. Vertaling Andreas (Nic.) Metz (Ord. Cist.), pr. - Sint-Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1946, 73 blz., Fr. 20. |
Vanhove, Julien, Doorheen onzen Kongo. - De Kinkhoren, Brugge, z.j. (1946), 164 blz., Fr. 75. |
Vlamynck, Joris, M.S.C., Vlaanderen verovert voor Christus! - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 240 blz., Fr. 73. |
Wachter, Richard De -, Het huis bij de Schoren. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 224 blz., geb. Fr. 108, gen. Fr. 83. |
Wambacq, Dr B.N., Ord. Praem., De boodschap van het Evangelie. - 'Tolle, lege!', reeks nr 2, Beyaert, Brugge, z.j., 190 blz., Fr. 68. |
Westerlinck, Albert, Het schoone 'geheim van de poëzie. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 374 blz., geb. Fr. 150, gen. Fr. 125. |
Ypes, J.M., Philosophie du panaméricanisme et organisation de la paix..L'évolution du monde et des idées.- - La Baconnière, Neuchatel, z.j. (1945), 348 blz., Zw. Fr. 7,50. |
Zusters der Christelijke Scholen, Vorselaer, Onderwijst en leert onderhouden. De catechese in den dienst van de Eucharistische Methode. - Goede Pers, Averbode, 1946, 191 blz., Fr. 100. |
|
|