Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Internationale kroniek
| |
I. - De grondslagen der Britse hegemonie in de XIXe eeuw'Thans zijn de vijf werelddelen onze vrijwillige schatplichtigen. De vlakten van Noord-Amerika en Rusland zijn onze tarwevelden; Chicago en Odessa onze graanzolders; Canada, de Baltische staten onze wouden. In Australië weiden onze schapen, in Amerika onze ossenkudden; Peru stuurt ons zijn zilver, Californië en Australië hun goud. De Chinezen bouwen thee voor ons en vanuit Oost-Indië komen ons koffie, suiker en specerijen toe. In Frankrijk en Spanje hebben wij onze wijngaarden; | |
[pagina 159]
| |
langsheen de Middellandse Zee bloeit onze boomgaard; ons katoen betrekken wij uit de Verenigde Staten en uit vele andere werelddelen...' Aldus Stanley Jevons in 1866. Van dien tijd dateren ook de woorden van Charles Dilke: 'Waar ik in de wereld ook kwam, overal ontmoette ik mensen die Engels spraken en vond ik streken door Engeland beheerst. De gedachte die mij op al mijn reizen begeleidde was het bewustzijn van de grootheid van ons ras'. De Britse macht ging toen haar hoogtepunt bereiken. Niets is zo ontzagwekkend als de snelle opgang van dit wilskrachtig en begaafd volk tot een langen tijd onbetwiste wereldheerschappij. Die wereldheerschappij is niet een zuiver resultaat: zij is wél het wezenlijke kenmerk van het 'Britse systeem'. De welvaart van het Empire wortelt in zijn wereldomvattendheid. De glorierijke historie van Albion kan in enkele slagwoorden samengevat worden: industrial revolution, free trade, financial leadership, splendid isolation, balance of power, two Power naval standard. De ruime beschikking over de voornaamste grondstoffen - kolen, wol, ijzererts - benevens een techniek die zich schitterend van de grote wetenschappelijke uitvindingen der xixe eeuw bediende, plaatste Engeland aan de spits der industrielanden met een geweldigen voorsprong op mogelijke mededingers. Het is de grote verdienste der Britse staatslieden op zeker ogenblik te hebben begrepen dat de macht van Engeland buiten zijn grenzen lag. Hun stout beleid bestond er in 's lands inwendig evenwicht vóór zijn internationale functie te doen wijken. Ten bate der industriële revolutie-werd van den landbouw, althans gedeeltelijk, afgezien. Groot-Brittannië werd in weinige jaren tijd omgetoverd in 's werelds hoofdbevoorrader van nijverheids- en gemanufactureerde producten. In ruil ontving het ruimschoots voedingswaren, aanvullende grondstoffen en luxe-artikelen. Weldra groeide deze nationale formule uit tot een wereldsysteem gesteund op vrijhandel en internationale arbeidsverdeling. Een machtige handelsvloot leende daartoe haar kostbare medewerking. Als vanzelf ontwikkelde zich Londen - de City - tot het sterkste financieel centrum der wereld. Politiek beantwoordde aan dit economisch systeem het fiere beginsel der isolering waartoe een gunstige eilandspositie zich uitstekend leende. Engeland vergenoegde zich tegenover Europa, het toenmalig centrum der politieke machtsverhoudingen, de handige en beproefde evenwichtspolitiek toe te passen: '... to keep Europe at arm's lenghf but at the same time to prevent Europe from coming under the effective control of a single Power'. Daartoe volstond het af en toe, het oude 'Cui adhaereo praeest' indachtig, een gedeelte van zijn macht, of slechts zijn prestige in de schaal te werpen. Het geheel kon veilig gedijen onder de hoede van de Britse oorlogsvloot, uitgebreid genoeg om het 'two Power naval standard' toe te passen, met andere woorden, sterk genoeg om tegen de twee grootste zeemachten op te wegen. | |
[pagina 160]
| |
Het klinkt als een sprookje. Onkwetsbaar was het systeem echter niet. Het stelde enkele voorwaarden voorop waarvan de bestendigheid niet voorhanden is gebleken. | |
II. - De Britse crisisHoe kon het anders? Weldra doken naast Engeland gevaarlijke mededingers op die zijn feitelijk monopolium in het gedrang brachten, voornamelijk de Verenigde Staten en Duitsland. Later gingen ook de 'jongere landen' geleidelijk den weg op der industrialisatie en der economische ontvoogding. Reeds vóór 1914 werden tekenen van vermoeienis merkbaar bij zover dat 'England felt an increasing powerful conviction that her vitality was less than that of certain other nations'. Den eersten gevoeligen schok bracht de oorlog 1914-18 die de constructie van den wereldvrijhandel, den grondslag der Britse welvaart, uit zijn voegen kwam rukken. De gevolgen bleven niet uit. Ondanks de overwinning had Engeland last om de situatie opnieuw meester te worden. Het ergste was nog dat de Britse staatslieden en bijzonder het Britse volk de nieuwe toestanden weigerden te beseffen en daardoor nalieten gepaste middelen aan te wenden om er het hoofd aan te bieden. Op zichzelf spraken de feiten nochtans voldoende duidelijke taal. En het mangelde niet aan gezagrijke vingerwijzingen. Na 1918 bleek immers al dadelijk dat het vermaarde 'two Power naval standard', het symbool en de waarborg der Britse macht, moest worden opgegeven. De oorlogslasten hadden Engeland's financiële macht eveneens reeds zó ondermijnd dat ze een tijd lang door het Amerikaanse geldwezen in de schaduw werd gesteld. Het 'onverstoorbaar Britse optimisme', bepaaldelijk het verwerpen der stelling als zou Groot-Brittannië niet langer meer haar xixe eeuwse positie van gemakkelijke suprematie bekleden, verklaart de stoute doch in vele opzichten minder gelukkige financiële prestige-politiek die, omwille van de stabiliteit van het pond-sterling, de productie aan den handel offerde. In een merkwaardig essay van André Siegfried, La crise britannique au XIXe siècleGa naar voetnoot1. - alleen reeds de titel is symptomatisch - worden de voornaamste oorzaken ontleed ener inzinking die voornamelijk tot uiting komt in het slinken van het exportvolume en het stijgen der werkloosheid. Schrijver stipt als voornaamste specifiek Engelse oorzaken aan: de schadelijke financiële politiek, het gebrek aan organisatie en aanpassing in de industrie, de geestesgesteldheid van het patronaat, 'too proud to fight', de hoge eisen van de werknemers, tuk op hun standard of living, de groeiende buitenlandse mededinging als 'unfair competition' gebrandmerkt. De meer verwijderde oorzaken ziet hij in de wijzigingen der productie- | |
[pagina 161]
| |
methodes (de kolen wijken voor benzine en mazout als drijfkrachtbronnen) en in de nieuwe oriëntering der consumptie (meer vraag naar luxe- dan wel naar basisartikelen). De rekeningenbalans wijst op een verzwakking der productie en op een relatieve stijging van den onzichtbaren - uiteraard minder stabielen - uitvoer (transport, krediet, investering)Ga naar voetnoot1.. Dan is daar tenslotte de morele faktor: 'On a l'impression que beaucoup de gens admettent l'idée d'un déclin inévitable de la puissance britannique'. Dr F. SomaryGa naar voetnoot2. vatte den toestand als volgt samen: 'Drie generaties lang beheerste de Britse marine de zeeën. Twee generaties lang regeerde de Bank of England over de kapitaalmarkt. Langen tijd stond Engeland aan de spits van den vooruitgang; de Engelsen waren de meest vooraanstaande techniekers. Heden blijken zijn economische methodes verouderd: het heeft behoefte aan reorganisatie. De betekenis hiervan kan niet worden overschat. Meer dan welk ander land is het prestige van het leiderschap in politiek en economie voor Engeland noodzakelijk. Het Britse Rijk is inderdaad geen moderne nationaalstaat: het is de laatste der feodale koloniaal-rijken'. De economische wereldcrisis trof Groot-Brittannië andermaal in zijn Achilleus-hiel: den vrijhandel. In een defensief reflex werd een terugtocht op de imperiale stellingen uitgevoerd. Ten einde het verloren terrein op de wereldmarkten in zekere mate te compenseren werd het intensifiëren der handelsbetrekkingen met de 'Dominions and Dependencies' nagestreefd. De Ottawa-conferentie in 1932 bevestigde deze nieuwe oriëntering naar de 'imperial preferences' die een inbreuk op het vrijhandelsbeginsel betekende. Maar deze politiek stuitte op een dubbele realiteit. Geïsoleerd is, vooreerst, het Empire niet leefbaarGa naar voetnoot3.: de buitenlandse handel - Engeland's levensader - wordt immers voor het grootste gedeelte met niet Britse landen gedreven. Vervolgens bestaat er geen economische eenheid in het Empire; de belangen der Dominions onderling zijn integendeel tot op zekere hoogte tegenstrijdig. 'II n'y a pas de domaine ou le passage de l'enthousiasme verbal à la réalité des faits soit plus réfrigérantGa naar voetnoot4..' | |
[pagina 162]
| |
Hier past een parenthesis in verband met de structuur en de cohaesie van het Britse Rijk. | |
III. - Het imperium in de brandingNiemand betwijfelt de stevigheid der onstoffelijke banden die al de delen van het Britse Rijk in een machtig geheel verenigen. Daar is namelijk het ras en de taal, daar is in zekere mate de godsdienst en de cultuur, daar is de zin voor de sport, daar is bijzonder de gemeenschappelijke vrijheidslievende politieke traditie, dezelfde individualistische levensbeschouwing. Deze banden, waarvan er geen op zichzelf bindend genoeg zou zijn om de eenheid van het Empire te verzekeren, vormen samen een sterk gebintGa naar voetnoot1.. Zonder gevaar te lopen van historisch materialisme te worden verdacht, mag men nochtans aannemen dat, bij de vorming en de ontwikkeling van het Rijk, de economische faktoren doorslaggevend zijn geweest. Weinigen herinneren zich dat, oorspronkelijk, het Colonial Office, om Disraëli's uitdrukking te bezigen, de koloniën als een molensteen aan den hals der Regering beschouwde; langen tijd was alleen de Oost-Indische Maatschappij met de verdediging van het Britse bezit in Indië bekommerd. Het is zo ver gegaan dat men zocht naar het aanvaardbare voorwendsel om er zich van te ontdoen. Het moederland treedt eerst actief en met overtuiging op als de veiligheid van den civis britannicus (die overzee zuiver private belangen nastreeft) bedreigd wordtGa naar voetnoot2.. Stevige materiële banden hebben, ook naderhand, het Empire gesteund. Voor het grootste gedeelte van hun export bleven Britse bezittingen op Engeland aangewezen. Daar vonden zij ook ruimen financiëlen steun. De grondwettelijke ontvoogding der Britse gebieden volgde gewoonlijk slechts schoorvoetend hun economische ontwikkeling. Het vermaarde statuut van Westminster dat de zelfstandigheid en de vrijwillige samenwerking der Dominions bekrachtigdeGa naar voetnoot3. legde niet de basis van het Britse Commonwealth of Nations. Het registreerde veel meer bestaande verhoudingen en goot ze in een gepasten vormGa naar voetnoot4.. Een constitutie is toch, volgens het woord van Burke, slechts een kleed dat zich naar het lichaam plooit. Na den eersten wereldoorlog wisten sommige Dominions, voorheen totaal afhankelijk van het moederland, hun economische zelfstandigheid in ruime mate te bewerkstelligen en namelijk hun munt te saneren zonder daarbij de hulp van de Verenigde Staten te versmaden. De gevoeligste delen van het Empire werden sterk door de zuigkracht dezer opkomende | |
[pagina 163]
| |
mogendheid aangetrokken. Overdreef Ch. Bastide toen hij in 1935 schreef: 'beroofd van haar politieke en economische souvereiniteit en van haar industrieel monopolium dat ze een eeuw lang bewaarde, behoudt Engeland tegenover de Dominions nog slechts een soort financieel gezag dat overigens door de Verenigde Staten sterk betwist wordt'? In het licht van de zoëven geschetste ontwikkeling kan de volle betekenis gemeten worden van de materiële omvormingen die het tweede wereldconflict in den schoot van het Empire teweegbracht. In een synthetisch overzicht verschenen in het Aprilnummer van dit tijdschriftGa naar voetnoot1. onderlijnde Prof. L. Baudez twee belangrijke feiten: den reuzensprong in de industriële ontwikkeling en de financiële ontvoogding der Empire-landen. Hoe schitterend het Britse Rijk de krachtproef van het conflict ook mag doorstaan hebben en hoe versterkt zijn prestige er ook uit te voorschijn mag gekomen zijn, deze feiten kunnen vérdragende gevolgen hebben. In alle nuchterheid moet worden erkend dat, naar gelang zich de economische en militaire werkelijkheid ontwikkelde, de positie der Dominions zich ook wijzigde. Hun invloed en gezag in de leiding van het Empire is gaandeweg gestegen. Mensen als Smuts en Mackenzie King speien een rol die voor Dominion-leiders voorheen niet denkbaar was. Doch hoe kan het anders dan dat ze ook met de specifieke belangen van hun eigen land rekening houden? In dit verband slaakte Lord Halifax in een rede gehouden te Toronto in 1944 een waren alarmkreet: 'Engeland kan zich niet meten met de nieuwe titanen der wereldpolitiek tenzij het geruggesteund is door al de delen van het Empire. Het heeft er echter de schijn van alsof de liefde voor de geleidelijk en soms moeizaam verkregen onafhankelijkheid bij de Dominions alle andere overwegingen, ook de meest positieve, primeert'. Dit bevestigt hun neiging om het oude moederland meer en meer te bejegenen met de gevoelens die een gehuwde zoon tegenover zijn vader koestert, zoals A. Siegfried het eens uitdrukte. Het is een onbetwistbaar succes dat de Dominions, voor de tweede maal in 25 jaar, zich spontaan rond het moederland schaarden (met uitzondering van Ierland). Daarom zijn echter de banden van het Rijk niet verstevigd. De belangen liepen toch parallel en ook andere landen voegden zich bij Engeland in den strijd. Ten minste drie onder de Dominions, met name Canada, Australië en Nieuw-Zeeland zullen, wegens hun strategische belangen, geneigd te zijn de samenwerking met de V.S.A. te ontwikkelen. De financiële en economische faktoren wijzen de zelfde richting aanGa naar voetnoot2.. Hier tekent zich een evolutie af die reeds een kwart eeuw geleden merkbaar werd. Maar ook buiten het Empire is er heel wat veranderd. | |
[pagina 164]
| |
IV. - Groot-Brittannie na den 2en Wereldoorlog1o Gewijzigde toestanden.Met een onafwendbaarheid die in den tijdstroom zelf lag, werden de grondslagen der Britse macht door het tweede wereldconflict geschokt. Groot-Brittannië had immers noch het geheel van de rijkdommen der aarde, noch zelfs het aanzienlijkste deel ervan in zijn bezit; het had evenmin de technische bekwaamheid in pacht. Wat onvermijdelijk was, heeft de oorlog bespoedigd. Ziehier de feiten: Vooreerst blijkt de Britse nijverheid door machtige mededingers te zijn overvleugeld. Afgezjen van Duitsland, voorlopig buiten beschouwing, hebben de V.S.A. en de U.S.S.R. een industrieel apparaat weten te ontwikkelen aanzienlijk machtiger dan het Britse. Hun voorraden aan grondstoffen, hun technische mogelijkheden zijn merkelijk hoger en omvangrijker. De tijd van den integralen vrijhandel is voorbij. Planning en geleide economie zijn aan de orde. Zelfs indien alle belemmeringen die het internationaal handelsverkeer thans stremmen eens zouden wegvallen, dan nog zou de heropleving van den wereldhandel onder de overheersende leiding van Engeland uitgesloten zijn. De 'jongere' landen hebben hun industrie zodanig ontwikkeld dat hun afnemingspotentieel, althans voor consumptiegoederen, sterk geslonken is. De wereldleidende financiële positie van Londen werd door de geldmacht van Washington definitief in de schaduw gesteld. Engeland is verarmdGa naar voetnoot1.. Van krediteurland is het debiteurland geworden. Het behoeft den financiëlen steun van de V.S.A. om zijn geschokte economie te herstellen. In militair opzicht is Engeland's positie grondig gewijzigd. Het vliegwezen speelt thans een doorslaggevende rol in de oorlogsverrichtingen. Het water biedt geen afdoende bescherming meer. Zelfs een ontscheping op de kusten der Europese vesting is mogelijk gebleken. Wat gewordt er van het Britse veiligheidsgevoel nu enkele atoombommen, door de vernietiging der havens, de volstrekte isolering van het eiland kunnen teweeg brengen? De atoombom maakt van Engeland vrijwel het meest kwetsbaar land der wereld. Het Britse Rijk zelf, sterk verspreid, stelt moeilijke verdedigingsproblemen. Over de toepassing der machtsevenwichtpolitiek in Europa koestert men in Engeland geen illusies. Zij is gewoon denkbeeidig. | |
[pagina 165]
| |
Tenslotte blijkt de Britse vloot nauwelijks bij machte om zich op het peil der Amerikaanse te handhaven. Aan het herstel van den dubbelen machtstandaard valt niet meer te denken. Met in dergelijke mate verminderde middelen bevindt Engeland zich tegenover de zwaarste taak die het ooit te vervullen kreeg. Beveiliging der Britse belangen in Europa en der imperiale verbindingen, regeling der moeilijkheden die zich zowat overal in de door Groot-Brittannië beheerste gebieden ophopen, herziening van zijn positie op het plan der wereldpolitiek. Naar de woorden van Maarschalk Smuts, komt het Britse Rijk arm aan substantie uit den oorlog te voorschijn. De toestand kan vergeleken worden bij dien van Frankrijk in 1918: een overwinnaar die bezwaarlijk een nieuwe krachtproef zou kunnen doorstaanGa naar voetnoot1.. Er bestaat echter een grondig onderscheid tussen den psychologischen toestand van het Britse volk in 1919 en de huidige geestesgesteldheid. Toen wou men de werkelijkheid niet onder ogen nemen. Thans vindt men de meest objectieve en nuchtere beoordelingen over de nieuwe toestanden in Engeland zelf. Dit is alleszins een negatieve doch niettemin aktieve post in de Britse balans. Ondertussen is heel het wereldpolitieke systeem uit zijn voegen gerukt. Het centrum der politieke verhoudingen ligt niet meer in Europa. Thans zoekt een nieuw machtsevenwicht, ditmaal op een wereldplan, moeizaam zijn weg. Amerika, heden het machtigste wereldrijk, en Rusland, nu de sterkste mogendheid op het eurasiatische vasteland, zijn uit hun continentale isolering getreden en vormen de twee nieuwe zwaartepunten der wereldpolitiek. Groot-Brittannië ligt gepletterd - 'sandwiched' - tussen beide. 'Met zijn koloniaal rijk en met zijn vrij los geassocieerde Dominions vormt Engeland nog slechts de grootste en sterkste der tweede-rangsmachten. Het kan zich evenmin als gelijk welke andere tweede-rangsmacht tegen een Russischen of Amerikaansen aanval verdedigen. In geval van oorlog tussen deze beide mogendheden zou het, of het er aan deel neemt of niet, ongetwijfeld vernietigd worden. De zuivere waarheid is dat het, voor zijn bescherming in de toekomst, alleen op een wereldgezag of, bij gebrek daaraan, op een goede nabuurschap met de V.S.A. en tevens met de U.S.S.R. kan rekenen. Indien de V.S.A. hun gezag tot Canada zouden wensen uit te breiden of indien de U.S.S.R. moest beslissen Indië in te lijven, dan zou Groot-Brittannië niet bij machte zijn zich daartegen gewapenderhand te verzettenGa naar voetnoot2.'. Quantum mutatus ab illo! | |
2o Economisch herstel.Met bewonderenswaardige nuchterheid trekt Engeland de les uit de feiten. | |
[pagina 166]
| |
De eerste, de dringendste vereiste, de voorwaarde van elke politieke macht is het materiële herstel. Dit te bewerkstelligen is het doel van een niets ontziende en uiterst realistische economische politiek. Aan de grote noodzakelijkheid: exporteren of sterven, worden comfort en hogere levensstandaard, ja zelfs traditionele principes, geofferd. In een reeks artikelen verschenen einde Januari 1944 legde 'The Times' den nadruk op de diepe omvormingen sedert de xixe eeuw inzake buitenlandse handel ingetreden. Natuurlijke voordelen, buitengewone 'chance', initiatief hadden het land een belangrijken voorsprong op andere nijverheidslanden verzekerd. Thans is Groot-Brittannië nog slechts een nijverheidsland onder vele andere waarvan sommige minder, ander echter meer bevoordeeld zijn. De buitenlandse handelspolitiek der vorige eeuw is verouderd. Nieuwe opvattingen dringen zich op. Vroeger als hinderlijk beschouwd zijn beperkingen en richtlijnen van overheidswege voortaan geboden. Er wordt aldus inbreuk gepleegd op het beginsel van den vrijhandel en van het onafhankelijk privaat initiatief. Het blijft overigens niet bij woorden. De actie der officiële organen, rechtstreeks of onrechtstreeks bij den buitenlandsen handel betrokken wordt versterkt. Wij noemen: Het Department of Overseas Trade, het Board of Trade, het Export Credit Guarantee Department. Een British Export Trade Research Organisation werd opgericht. Zelfs werd er tot nationalisering van sleutelbedrijven overgegaan. Minder scherpe vormen van staatsinmenging zagen het licht. Een der meest markante is wel die waarvan Sir Stafford Cripps de vader is, met name de 'Working Parties'. Deze laatste werden gesticht om de actie van werkgevers en werknemers samen met die der afgevaardigden van openbare besturen te bundelen. Hun taak bestaat er in diverse plannen en voorstellen te onderzoeken in verband met het bevorderen der organisatie, der productie en der distributie in de nijverheid. Thans nauw verbnnden, werken al de krachten der privaat-ondernemingen en der publieke instellingen in de zelfde richting. De resultaten lieten niet op zich wachten. Het deficit der handelsbalans werd in 1945 op de helft terug gebracht van dit van vorig jaar (voor het 4e trimester, 120 millioen £ tegenover 250 millioen £). De stijging van den export is sprekend: 393 millioen £ in 1945 tegenover 265 millioen £ in 1944. Beschouwd men het volume, dan bereikt de Britse export in 1945 evenwel slechts 45% van die van 1938. Een grote inspanning blijft nog te doen om het vooropgestelde doel met name de 150% te benaderen. Er wordt daarvoor geen moeite gespaard. Zware financiële lasten en scherpe buitenlandse mededinging belemmeren echter de taak. | |
3o Politieke oriëntering.Hoe zal Engeland zich schikken naar de nieuwe politieke werkelijkheid en wat zal namelijk zijn houding zijn tegenover Europa, tegenover Rusland en tegenover Amerika? | |
[pagina 167]
| |
Zich thans reeds verwachten aan een welbepaalde en systematische houding kan men niet. Dit ware in tegenstrijd met de traditioneel empirische Britse politiek. Bijzonder in een historische crisisperiode, die niet ten onrechte als de grootste revolutie der moderne tijden wordt bestempeld, zou dergelijk optreden gewoon dwaas zijn. Desondanks bestaan er verhoudingen, belangen, politieke constanten die allerminst kunnen worden miskend en die ongetwijfeld in aanzienlijke mate Engeland's gedragslijn zullen bepalen. Die willen wij pogen naar voren te brengen. | |
a) Betrekkingen met Europa:Wat Europa betreft, kan er om economische, militaire en politieke redenen voor Engeland geen sprake van zijn zich in een of anderen vorm van isolering terug te trekken en zich van het lot van het vasteland te desinteresseren. Zelfs het opnemen van Groot-Brittannië in een machtige groep van Engels sprekende volkeren laat aan deze hypothese geen kans op verwezenlijking. Het handhaven der Britse macht blijft onherroepelijk verbonden met het behoud der industriële productie die op haar beurt van het behoud der afzetgebieden afhangt. Europa vormt daarvan een der voornaamste. 'Het Verenigd Koninkrijk is zó sterk geïndustrialiseerd - wij eiteren Baldwin - dat ruime markten voor zijn producten levensbelangrijk zijn voor het physieke bestaan van zijn volk.' Bijzonder nu op de imperiale afzetgebieden (in verband met den steeds slinkenden export van consumptie-producten naar de steeds sterker industrieel uitgeruste dominions) een zware hypotheek weegt en nu de Amerikaanse mededinging op de markten van de nieuwe wereld meer dan ooit te duchten valt, kan Engeland onder geen voorwendsel van Europa als afzetgebied afzien. Militair is Engeland wegens zijn aardrijkskundige ligging en zijn kwetsbaarheid in verband met de nieuwste oorlogstechniek noodgedwongen bij de Europese aangelegenheden betrokken. Een poging om aan zijn verantwoordelijkheid te ontkomen zou het grootste deel van het vasteland tegenover hem opstellen. Een afzijdige houding zou Europa hulpeloos overleveren aan den morelen invloed en aan de materiële macht van de enige mogendheid van groot formaat die in de oude wereld nog overblijft. Dit kan Engeland om eenvoudige veiligheidsredenen niet aanvaarden. Politiek behoudt Groot-Brittannië vitale belangen op het vasteland. Hoe vérdragend de toegevingen ook mogen zijn die het zich totnogtoe getroost heeft, de bescherming der keizerlijke route naar Indië vergt alleszins waakzaamheid inzake de politiek der Zuid-Europese staten. De Middellandse Zee zal zolang mogelijk een Brits meer blijven. Zij zal ten allen prijze beveiligd worden. Steeds heeft Engeland met alle middelen belet, dat een machtige staat dezen vitalen verbindingsweg zou bedreigen. In West-Europa zoekt Engeland toenadering bij de zusternatiën verbonden door één zelfde cultuur en levensbeschouwing alsook door gemeenschappelijke belangen. Nu zijn macht sterk is afgenomen, is het hoogst wenselijk bij die natiën aanvullenden steun te vinden om | |
[pagina 168]
| |
met versterkt gezag een politiek te voeren die niet uitsluitend de weergave zou zijn van de verhouding tussen de twee titanen, misschien zelfs een bemiddelingspolitiek waarbij de geest en de matigheid van het Westen het zou halen op elken vorm van materialisme en extremisme. Dit is toch de uiteindelijke verklaring en rechtvaardiging van een Westers verbond van natiën op regionalistischen grondslag. | |
b) Betrekkingen met de U.S.S.R.:Tegenover de Sovjet-Unie, den groten overwinnaar op het vasteland wordt van conservatieve zijde weleens de voortzetting gepredikt van de oude evenwichtspolitiek. Rusland zou alleen de plaats ingenomen hebben van Duitsland als eventueel evenwichtstorende faktorGa naar voetnoot1.. Doch deze houding negeert twee zaken: vooreerst dat de evenwichtspolitiek in Europa tot het verleden behoort; vervolgens dat, afgezien daarvan, Groot-Brittannië, op eigen krachten aangewezen, niet meer bij machte is om de belangen van het Rijk om het even waar, tegen om het even wie, desnoods met geweld te vrijwaren. In meer vooruitstrevende kringen schijnt men niet geneigd te zijn, den Russischen beer te tarten. Men hoopt er veel meer op een comprehensieve buitenlandse Sovjet-politiek, waarbij de bekende tendens naar collectieve veiligheid die in bepaalde Russische middens schijnt te bestaan het zou halen op de orthodoxe principes die de wereldrevolutie op het oog hebben. Hun standpunt wortelt in de overtuiging dat een conflict met de U.S.S.R. noch politiek, noch moreel, noch strategisch te verantwoorden is. Ondertussen blijken de kansen op een comprehensieve en open politiek tussen beide mogendheden gaandeweg te verminderen. De collabora-tionistische neigingen van Rusland met de Westmogendheden schijnen eveneens op den achtergrond te zijn gedrongen. Desondanks toonde Engeland ongemeen begrip voor de Russische eisen. Invloedzones werden afgebakend die hem zeer hard moeten vallen. Tegenover de niet altijd toegeeflijke houding van Rusland gevoelt Engeland 'meer leed dan wrok'. Het schijnt niettemin vastbesloten, hoe sterk ook zijn wens is een oplos- | |
[pagina 169]
| |
sing te bereiken en hoezeer het ook van zijn huidige zwakte bewust is, zekere grenzen inzake toegevingen niet te overschrijden. Hier moet worden vastgesteld dat, afgezien van de ideologische tegenstellingen, de belangen van de Sovjet-Unie en die van Engeland alles behalve overeenstemmen. De traditionele Russische expansiepolitiek, die het nieuwe regiem voor zijn rekening schijnt te hebben genomen, zoekt de warme zeeën te bereiken om aldus het land van zijn continentale opsluiting te bevrijden en het een weg naar de grote verkeersroutes te openen. Deze politiek stuit op de niet minder traditionele Britse zorg om zijn zeeverbindingen te beveiligen. De Britse bezittingen en invloedsferen omsnoeren als het ware den Russischen reus en beletten hem te ademen. Daar ligt de uiteindelijke verklaring van Rusland's houding tegenover Engeland. Bovendien staan op het Aziatisch vasteland de belangen van beide mogendheden scherp tegenover elkaar. Een machtig Rusland grenst thans aan Indië. In Noord-China is de invloed van Lenin's leer reeds zo sterk doorgedrongen dat het land in feite aan burgeroorlog is overgeleverd. 'Nooit zullen de Angelsaksers zich van hun leidende posities in de Chinese economie laten verjagen; Groot-Brittannië zal nooit dulden dat de Russische invloed zich tot het 'glacis' van Indië, Thibet, Afghanistan en Perzië zou uitbreiden.' Aldus Gregory Bienstock in La lutte four le Pacifique, (1936). Doch, alleen, kan Engeland deze fiere politiek niet meer voeren. Dit kan slechts in samenwerking met de V.S.A. gebeuren. Daarom is de verhouding met de States essentieel. | |
c) Betrekkingen met de V.S.A.:'Anglo-Saxon solidarity is a condition of future world peace.' Aldus Churchill in het Lagerhuis in November 1945. Men herinnert zich dat zijn voorstellen met het oog op intieme medewerking tussen beide mogendheden zeer ver gingen. Hierover bestaan echter tegenstrijdige meningen zowel in Engeland als in de V.S.A. De vraag is natuurlijk in hoever de aardrijkskundige, de strategische en de economische factoren bedoelde solidariteit mogelijk maken. Groot-Brittannië kan niet de zelfde militaire macht ontwikkelen als de V.S.A. Het beschikt nog slechts over relatief geringe materiële middelen en komt financieel uitgeput uit het conflict. Het is veel meer dan Amerika aan Europa gebonden. Het kan zich onmogelijk isoleren. Het kan, tegenover Europa, moeilijk zijn lot met dit van het kapitalistisch Amerika verbinden. Daarom is volgens zekere Britse mening alleen nog heil te zoeken in een buitenlandse politiek van volstrekte neutraliteit die sterke gelijkenis vertoont met de door België vóór 1940 gevolgde gedragslijn. Gezien de kansen op een aanval vanwege de V.S.A. practisch nul zijn zou men zelfs eerder naar de U.S.S.R. overhellen. Zonder zover te gaan is een aanzienlijk gedeelte der Britse opinie voor een zelfstandige politiek gewonnen. Zulks vindt zijn verklaring niet alleen in het Britse waardigheidsgevoel maar ook in het feit dat Engeland een | |
[pagina 170]
| |
tijd lang als 'junior partner' van de States een vrij ondankbare rol te vervullen kreeg en niet altijd bij zijn machtigen geallieerde voldoende begrip vond voor belangen die in laatste instantie ook Amerikaanse belangen waren. Men denke aan de Moskou-conferentie. Weliswaar heeft de nieuwste Byrnes-richting in de Amerikaanse politiek daarin verbetering gebracht. Voegen wij hieraan toe dat de geweidige machtsontwikkeling der V.S.A. niet noodzakelijk de politieke rijpheid met zich heeft gebracht die hun nieuwe positie en hun nieuwe verantwoordelijkheid veronderstellen. Britse voorlichting en leiding in komplexe politieke problemen wordt door Amerika soms wel op prijs gesteld. De Britse bezonkenheid en ondervinding kunnen het jonge vasteland niet anders dan ten goede komenGa naar voetnoot1.. Tenslotte is daar de specifieke functie van Groot-Brittannië, die als vertegenwoordiger der kleinere en middelgrote natiën, een eigen zending te vervullen heeft. Al deze beschouwingen worden door één grote realiteit overkoepeld: sterke banden verbinden het lot van het Britse Rijk met dit van de V.S.A. Stoffelijke banden: zonder Amerikaanse hulp kan de Britse economie niet worden hersteld. De belangrijke lening aan Engeland toegestaan is in dit opzicht symptomatisch. De handelsbetrekkingen tussen de twee staten komen beide partijen ten goede. Morele banden: hierover uitweiden is overbodig. De zelfde taal, de zelfde levensbeschouwing snoeren, bijzonder ten overstaan van tegenstrijdige ideologieën, beide machten aaneen. Strategische en militaire banden: in dit opzicht zijn de belangen zo intiem doorstrengeld dat nauwe samenwerking wezenlijk geboden is. Groot-Brittannië's bezittingen bevinden zich gedeeltelijk binnen de verdedigingszone van de V.S.A. Verspreid over den gehelen aardbol kan Engeland ze onmogelijk met eigen middelen verdedigen. Van hun kant hebben de V.S.A. ze nodig als bases voor hun eigen veiligheidsysteem. Het geval van Canada en Australië is bijzonder typisch. Tijdens het afgelopen conflict bewees daarenboven de Britse vloot onvergetelijke diensten aan Amerika zowel in den Atlantischen als in den Stillen Oceaan. 'De Britse en Amerikaanse levensbelangen zijn niet te scheiden en vullen elkaar aanGa naar voetnoot2..' Noch de tegenstrijdige handelsbelangen, noch de 'onaangename herinneringen', noch de maatschappelijke moeilijkheden, noch zelfs de verklaringen van een, zij het dan gezagrijke, politieke persoonlijkheid kunnen iets aan die doorslaggevende faktoren wijzigen. Daarom wijst | |
[pagina 171]
| |
alles er op dat het Britse Gemenebest, zonder daarom zijn politieke zelfstandigheid op te geven, steeds bij de V.S.A. aanleuning zal zoeken. Slechts één faktor kan daaraan iets veranderen, een zeer belangrijke weliswaar: de sociale. Minder dan welk land óok schijnt Engeland echter rijp voor de extreme vormen der sociale revolutie. Alleen een materiële katastroof, bepaaldelijk de volledige mislukking der Britse economische politiek, zou daartoe kunnen aanleiding geven.
***
Vatten we samen: de Britse buitenlandse politiek zoekt nog steeds haar weg. Vermoedelijk zal ze zich door volgende beginselen laten leiden: actieve tussenkomst in West- en Zuid-Europa, verzoenende houding tegenover Rusland tenzij vitale belangen in het gedrang komen, aanleuning bij de V.S.A. zonder afstand te doen van een zelfstandige politiek, bemiddelingsrol ten overstaan van de twee machtigen in verstandhouding met de West-Europese mogendheden. | |
NabeschouwingenEr ligt tragiek en grootheid tevens in den levensstrijd van het Britse volk. Begonnen vóór het wereldconflict, is die strijd met het einde der vijandelijkheden ver van uitgestreden. Fel verzwakt, gaat Groot-Brittannië thans den lastigen weg op naar een materieel herstel dat het alleszins nooit meer - daarover bestaan nergens illusies - tot zijn vroegere wereldhegemonie zal terugvoeren. De oude wereld van individualisme, van privaat-kapitalisme en van vrijhandel, die vóór alles de Britse wereld was, is dood. De heerschappij over de golven wordt thans door verscheidene mogendheden gedeeld. De banden die het Empire aaneensnoeren, zonder te begeven, worden losser. Economisch en politiek is het Britse rijk door jongere machten voorbijgestreefd. Strategisch en militair-technisch is het kwetsbaar geworden. Heel het tijdsgebeuren werkt als het ware aan zijn ontbinding. Des te hoger is de inspanning die het zich, met onversaagden moed en met bewonderenswaardige tucht, om het behoud der verworven Stellingen, op alle gebied oplegt. Het moreel, de geest bleven nagenoeg ongedeerd. Zal het de nodige kracht vinden om, ondanks alles, de crisis te boven te komen en door een wonder van aanpassingsvermogen in de wereld die nu geboren wordt opnieuw een plaats veroveren het verleden waardig?... Mocht het alleszins het beste van het Britse wezen: vrijheidsliefde en verdraagzaamheid, werkkracht en uithoudingsvermogen, moed en wilskracht, eerbied ten slotte voor den mens en voor de hogere geestelijke waarden ongeschonden aan de wereld van morgen overmaken. |
|