Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |||||||||||
Geschiedkundige kroniek
| |||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||
Dat de Reynold, zeer belezen en onderlegd, zich nochtans door abstracte bespiegelingen of droombeelden niet liet begoochelen, maar nuchter de hem omringende werkelijkheid aanvoelde, blijkt reeds uit het korte commentaar waarmee hij bij den aanvang den gekozen titel verduidelijkt. Om een duurzamen vrede (d.w.z. een vrede die grote conflicten uitschakelt en de wereld zal toelaten van de verschrikkelijke ramp te bekomen) - een eeuwige vrede behoort immers tot het rijk der vrome wensen en hersenschimmen! - om een duurzamen vrede op te bouwen, volstaan rechtstheorieën, akkoorden en conferenties alleen niet; zij, les conditions politiques, kunnen het kader scheppen, het terrein voorbereiden; maar diepere krachten, les conditions historiques, zullen er hun werking moeten uitoefenen: de structuur van de verschillende staten en hun onderlinge verhouding, zoals zij door de traditionele lijn van het wereldgebeuren en door de huidige constellatie hun als het ware worden opgedrongen, - bovenal de idee, die onze tijdgenoten zich zullen vormen betreffende den mens en zijn bestemming. En met dien begrijpenden kijk op den toestand gaat toch een zeer ideéle opvatting gepaard over het wereldverloop, een volkomen op het geestelijke afgestemde en van geloof doordrongen levensbeschouwing, die den schrijver, verre van troost en sterkte te zoeken in een geloof aan een telkens hoger opstijgend beschavingspeil of te verzinken in een somber uitzichtloos pessimisme, rustig en sereen in de gebeurtenissen den langzamen opgang doet waarnemen van de wereld doorheen conflicten, strijdgewoel en pijn naar het haar van alle eeuwigheid door God aangewezen doel. Ook het zo algemene leed dat de mensheid thans te torsen heeft, krijgt daarin zijn plaats, want door dat lijden zullen de aardse gemeenschappen de vergrijpen uitboeten waaraan ze zich als gemeenschap schuldig hebben gemaakt. In dat groots en weids perspectief zal men pas ten volle de betekenis van onzen tijd kunnen vatten en met enige kans op welslagen naar de voorwaarden van herstel en hernieuwing mogen peilen.
Beslist tegenstander derhalve van het naïeve vooruitgangsoptimisme ziet Gonzague de Reynold, zoals menig ander vóór hem - hier zij slechts terloops gewezen op de nog recente en meest bekenae poging van Oswald SpenglerGa naar voetnoot1. -, het verloop van de geschiedenis als een op- en neergaand rhythme van culturen: een beschaving komt op, bloeit open en verdwijnt, opgenomen of verdrongen door een andere, welke echter op haar beurt voor een nieuwe zal moeten plaats maken, waar deze beter en vollediger aan de nieuwe noden en Verlangens beantwoordt. Zes dergelijke beschavingstijdperken kende Europa, - want de Reynold's voorstelling beperkt zich inderdaad tot Europa, en mist dus met het beeld van een biologisch levensproces, ook het monumentale kader van Spengler's visie - zes époques, waarvan elk door een reeks belang- | |||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||
rijke gebeurtenissen veroorzaakt en ingeluidGa naar voetnoot1., een eigen beschavingstype vertolkt en belichaamt, met eigen opvatting over mens, leven en eindbestemming. Niets belet dat er binnen deze tijdperken omheen het kernelement nog allerlei schakeringen en verschillen van ondergeschikten aard kunnen worden waargenomen, welke tot een verdere indeling in périodes voeren. Doch meer aandacht verdienen de périodes creuses, de inzinkingen, tussen de grote tijdperken: zij vertonen immers zulk bewogen beeld van wanorde en woeling, van botsing tussen oud en-jong, tussen tegengestelde waarden en krachten, van gevaar voor volkomen ondergang in dreigende barbaarsheid, maar ook van mogelijke beloften voor de toekomst, zulke typische overgangsstemming tenslotte met haar twijfels en risico als we ook in onzen tijd aanvoelen. Nooit rust zwaarder verantwoordelijkheid op hen die de mensheid te leiden en te richten hebben: de denkers en de staatslieden.
Aldus vertrouwd geraakt met de Reynold's terminologie kunnen we hem volgen bij de toepassing van zijn schema;. niet zozeer de indeling zelf zal belang inboezemen (daar het een voor de. hand liggende en gebruikelijke is), als wel de manier waarop ieder tijdperk wordt gekenschetst.
Tussen die époques liggen de inzinkingen, door den auteur om de reeds vermelde reden enigszins uitvoeriger behandeld. Vooral bij de jaren tussen het derde en vierde tijdperk blijft hij langer stilstaan, waar hij in het vorsen naar en het uiteenzetten van de oorzaken die tot den ondergang van het Romeinse rijk leidden en het rampzalig verval inzetten, een treffende parallel trekt tussen de verschijnselen van ontbinding en van her- | |||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||
nieuwing toen en thans. Dat wij ons nu inderdaad in een période creuse bevinden, Vraagt geen betoog. Waar en wanneer zij evenwel precies begonnen is, valt moeilijker uit te maken: het ganse vijfde tijdperk was zo dynamisch van rhythme en vaart, zo gevuld met krijg en revoluties, zo heftig en verward dat het haast reeds het uitzicht van een inzinking had. In elk geval was het een verre voorbereiding en inzet op wat we nu beleven: de huidige techniek, haar uitvindingen en prestaties gaan terug op den opbloei der experimentele wetenschap in de XIVe eeuw; het individualisme van de Renaissance dat de mensen los maakte van alle gebondenheid, leverde hen weerloos over aan de thans oppermachtige collectiviteiten als Klas, Natie, Ras of Staat; in het uitzwermen naar andere werelddelen vond Europa zijn glorie en welvaart, maar van lieverlede ook zijn eigen verarming en uitputting, tot het op onze dagen overvleugeld zou worden door Oost en West. 6. Reeds sedert de XVIIIe eeuw vertoonde dit anthropocentrisch tijdperk de onmiskenbare sporen van ouderdom en uitputting, en van de nakende ontbinding; definitief afgesloten werd het door de Franse Revolutie. Wat daarop volgde, kan samengevat worden als één grote inzinking, een verlengstuk van het voorbije en toch ook het begin van het nieuwe. Troebelen naar binnen, en naar buiten grootscheeps gevoerde oorlogen die weldra de hele wereld meeslepen; het nationaliteitsprincipe, de machine, de opkomst van het arbeidersproletariaat, overproductie en crisis, de voortschrijdende ontkerstening, het geloof in den vooruitgang vermengd met een sterke dosis pessimisme, scepticisme of agnosticisme, het optreden van ondergangsprofeten, - elk van de leden dezer opsomming zou door sprekende voorbeelden en passend commentaar kunnen toegelicht... Samen voeren al die verschijnselen ons naar het nieuwe tijdperk, het nog anonieme, 'I'époque-qui-ne-sait-pas-encore-son-nom', maar dat ons reeds sommige van zijn kenmerken laat vermoeden, negatieve hoofdzakelijk: een breken met wat voorafging: Europa's hégémonie, het overwicht van de burgerij..., maar ook positieve: de sterke beklemtoning van het gemeenschapselement. Of we reeds opnieuw aan het stijgen zijn, of nog steeds aan het dalen, weten we zelf niet. We weten alleen dat we de grootste katastroof die Europa ooit beleefde en waarin het ten onder is gegaan, juist achter den rug hebben. Aan de hand van enkele quasi-officiële statistieken somt de Reynold hier de ontzettende verliezen op, die deze wereldoorlog aan Europa toebracht: financiële schulden, materiële en culturele schade, en het vreselijk leed om doden en vermisten, van geteisterden en verweesden... Kan dit alles nog enigszins in cijfers worden vastgelegd, met den enormen achteruitgang op moreel gebied, hoe onberekenbaar dan ook, is het nog veel treuriger gesteld. 'Il y faudra des générations certainement, des siècles peut-être' (blz. 23) om terug op peil te komen, luidt zijn besluit.
Na aldus scherp en onverbloemd de diagnose van den huidigen tijd te hebben gemaakt moeten wij nochtans ook de toekomst durven tegenblikken... De chaos en eilende mogen niet blijven voortduren. Aan welke | |||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||
voorwaarden moet voldaan worden om den vrede die de moede wereld geschonken werd, te handhaven en duurzaam te grondvesten? Zowel politieke als 'historische' voorwaarden moeten vervuld: de eerste zullen net heden verzekeren, de tweede de toekomst. Wat overwinnaars en overwonnelingen thans inderdaad op de allereerste plaats nodig hebben: het voedsel, dat hen van hongersnood en hongerdood moet redden. Maar zonder arbeid, ook geen levensonderhoud. Het maximum rendement dat er vereist wordt, kan slechts in een geordende maatschappij bereikt; daarom moet de politiek haar oude wegen van wanorde, zelfzucht en eigenbelang verlaten, en zich weer haar dienende rol bewust worden. En dat zonder uitstel of tijdverlies! Aarzelen, discussiëren over verbeteringen en onvolmaaktheden kan zijn nut hebben voor de toekomst maar mag voor de hypothetische winst de reële, onmiddellijk te lenigen noden niet uit het oog verliezen. Dat zijn de vijf onderling zeer nauw samenhangende politieke voorwaarden welke dringend en onmisbaar moeten worden nagekomen: voeding, arbeid, orde, dienende politiek en spoed. Maar naast die onmiddellijk door een gezonde en op 's volks echte belangen bedachte politiek na te streven resultaten wachten andere factoren van diepgaander aard op een oplossing. Vooreerst de regeling van de Europese kwestie. Europa's eersterangsrol is uitgespeeld, zonder daarom evenwel, zeker op cultureel gebied, uitgeschakeld te zijn. In twee stukken uiteengescheurd komt het uit den oorlog, het Oosten onder den invloed van het vooruitgeschoven Aziatisch Rusland, het Westen als een Angelsaksisch bruggenhoofd, terwijl het geographisch centrum en cultureel raakpunt verdwenen is: Duitsland dat door zijn sterk overwicht de wereld verontrustte, levert nu gevaar op uit hoofde van zijn ineenstorting. Alleen in een federalistisch ingerichten staat kan de Duitse cultuur zich ontplooien, en vinden Europa en de wereld hun veiligheid. En volgens een zelfde federalistisch beginsel moet ook in Etxropa de eeuwenlange spanning tussen de nationale particularismen en de eenheidsbehoefte worden opgelost, zodat gans Europa een economisch blok gaat vormen met behoud van eigen cultureel karakter voor iedere natieGa naar voetnoot1.. Het initiatief daartoe zal moeten uitgaan van Frankrijk: zijn geographische ligging, zijn ethnische samenstelling, zijn traditie en zijn aard bestemmen het daarop voor. Dit Europese federalisme dringt zich des te sterker op daar ten gevolge bijzonder van den aanzienlijken vooruitgang op technisch en economisch gebied de mogendheden, de werelddelen zelfs meer en meer op elkaar aangewezen gerakenGa naar voetnoot2.. Kleine en middelmatige landen worden in het nauw gedreven en van grotere afhankelijk gemaakt. Een zelfde constatatie trad ook op militair gebied door het verloop van den laatsten wereldoorlog | |||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||
duidelijk aan het licht: omdat ze niet meer voldeden aan de vereisten van een modernen oorlog, vervielen steeds talrijker landen tot tweederangsstaten. Door die behoefte aan steun en macht wordt de drang naar eenmaking en concentratie begrijpelijk, drang naar het vormen van rijken, van werelden, waarvan de Britse Commonwealth ons een eerste voorbeeld gaf, doch waarvan Amerika en Rusland hechter en minder kwetsbare vormen zijn. Tegen zulke formaties vermag zelfs een tot eenheid gekomen Europa weinig of niets: een jongere natie, de oude Europese kolonie, Amerika, dat zich geleidelijk heeft weten te ontvoogden en zich naast en zelfs boven zijn vroeger moederland heeft kunnen opwerken, schijnt geroepen om de leidende positie over te nemen. Uit Germaanse en Romaanse elementen gegroeid wordt het thans de erfgenaam en voortzetter van de Westerse beschaving, zoals het gehelleniseerde Oosten dat voor Griekenland was, of de streek benoorden de Alpen voor Rome. Maar totnogtoe heeft Amerika een te eenzijdige ricbting. ingeslagen; wil het werkelijk erfgenaam zijn, dan moet het ook in Europa's geestelijken rijkdom gaan putten en boven de materiële prestaties die het zo hoog heeft opgedreven, aan de spirituele waarden hun plaats toekennenGa naar voetnoot1.. Bond reeds de herkomst Amerika bijzonder aan zijn Engels moederland, de oorlog heeft dien band nog nauwer toegehaald... Zou het zo utopisch zijn de toekomst beheerst te zien door een Angelsaksische wereldhegemonie met Amerika als dominerend centrum tussen de twee Oceanen, Europa als zijn bruggenhoofd en Afrika als zijn kolonie? Gonzague de Reynold verduikt zijn hoop daarop niet, en zoekt er als het ware in het verleden bevestiging voor door vergelijking met Rome, dat eerst in het Westen Karthago, dan diens bondgenoten in het Oosten versloeg, de Middellandse Zee beheerste en stilaan naar Azië oprukte... Toch ligt de verwerkelijking van die hoop nog niet in zo'n nabij verschiet en zullen er heel wat moeilijkheden overwonnen moeten worden vooraleer het ooit zover kome. Het meest onzekere element in den huidigen toestand ligt ongetwijfeld in de houding van het uitgestrekte en geheimzinnige Rusland. De regels die de Reynold aan de aspiraties van de Russische ziel en de geschiedenis van het Russische volk wijdt, behoren tot de meest doordringende en suggererende van zijn uiteenzetting, en eindigen ten slotte op een vrij negatief besluit en een vraagtekenGa naar voetnoot2.. Een ander zorgwekkend probleem dat voor het ogenblik wegens dringender op te lossen moeilijkheden wel op den achtergrond werd geschoven, maar er niets van zijn scherpte bij verloor; de verhouding tussen blanken en kleurlingen. Had deze reeds vroeger een allesbehalve hartelijk karakter, de gebeurtenissen der laatste decennia hebben tot gevolg gehad dat met | |||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||
de liefde die ze de blanken nooit toedroegen, de kleurlingen hun nu ook de bewondering en den eerbied van weleer ontzeggen; zeker op geestelijk, maar zelfs op technisch of militair gebied voelen ze zich hun gelijken, zo niet hun meerderen. Ook na de door Japan opgelopen nederlaag blijft het Verre Oosten een factor van betekenis in de wereldpolitiek: demographisch en territoriaal reeds in overwicht, maar economisch nog in groeiperiode zal China, als kern van een groep satellietstaten, eerlang zijn plaats onder de vooraanstaande mogendheden opeisen. Dichter bij zijn verwezenlijking en zwaarder aan dreiging is die andere concentratie van krachten: Vóór-Azië dat met Egypte en Noord-Afrika als verlengstuk, onder stuwing van den Islam tot godsdienstige, sociale, culturele eenheid geworden, een kolossale machtspositie zou innemen aan den oever van de oude Middellandse wereldzee en dat met de voorname zeestraten, en gepaste uitvalspoorten, met de strategische punten en de grote luchtvaartbasissen ook de rijke petroleumgebieden bezitten zou. Wie zich kalm en-duidelijk den toestand aldus voor ogen stelt, beseft de noodzakelijkheid om over het onbegrip en de wederzijdse vooroordelen van Oost en West de wegen te effenen naar onderlinge verstandhouding, naar overeenstemming ook stilaan van wil en gedachte, van levensopvatting en levenswijze. Het Oosten, de verre bakermat van de Westerse beschaving, moet zich zijn affiniteiten met Europa, en aldus met Amerika en de Britse Commonwealth bewust worden, - essentiële voorwaarde voor een duurzamen vrede...
En dit punt brengt de Reynold ertoe tot de grondoorzaak zelf door te vorsen, die Oost en West scheidt: het verschil van opvattingen over mens, leven en bestemming, welke op hun verst doorgedreven in het uiterste materialisme en het uiterste spiritualisme worden belichaamd. Europa heeft zich inderdaad door het materialisme laten betoveren, en gaat zijn verderf tegemoet. De in het oog springende wanverhouding tussen stoffelijken en geestelijken vooruitgang schijnt een cultuurpessimisme te rechtvaardigen; het zakken van het morele peil niet minder. En vroeg of laat zal die geestelijke degradatie haar weerslag hebben op het physische. Waar men den mens in zijn diepste en schoonste waarden aantast, waar men hem uit zijn natuurlijk verband rukt of zijn menselijke waardigheid ondermijnt, daar ontaardt ook het physisch mensentype en vervalt dé mensheid over barbaarsheid heen in haar primitiefste stadium. Daarop moest het uitlopen, zodra de christelijke leer en de christelijke moraal op politiek gebied werden veronachtzaamd en prijsgegeven. Dan kon een onbegrensd staatsabsolutisme tot verknechting van den enkeling en tot imperialisme en internationale conflicten leiden; kon het liberalisme de banden, die den mens aan de gemeenschap hechtten, verbreken; kon ook de democratische stroming een nivellering teweegbrengen en onder het mom van een bestuur door de massa het bureaucratisch staatsapparaat in de handen van enkelen laten; dan konden ook in de wereld der ideeën het Hegeliaans idealisme en het wetenschappelijk materialisme een pantheïsme gaan voorhouden dat den persoon | |||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||
miskent ten bate van het heelal; en dan kon ook de economische ontwikkeling den mens als een louter element in de productie gaan beschouwen; dan kon tenslotte, om den hoofdschuldige te noemen, het totalitaristisch regime de essentiële en door de natuur gefundeerde rechten van den mens met de voeten treden... Tegen dien nog immer voortschrijdenden staatsimpuls moet de maatschappij, wil zij niet overweldigd en opgeslorpt worden en zelf ten gronde gaan ten gevolge van een door gedesillusioneerden op touw gezette revolutieGa naar voetnoot1., zich zonder uitstel te weer stellen. Meer dan een regime is het een levensbeschouwing die heil en redding moet brengen. De ideeën moeten de reddende uitkomst voorbereiden... En tenslotte zal er slechts éne levensbeschouwing in staat blijken de volkomen juiste oplossing en weg ter hernieuwing aan de mensheid aan te tonen: de christelijke... Omdat zij in haar wijsheid en traditie de algehele en ganse leer over den mens en zijn bestemming verdedigt, - en de overige slechts een gedeeltelijke, een fragmentaire... De mens, met lichaam en ziel op het raakpunt van twee werelden, de stoffelijke en de geestelijke, is tevens én individu én persoon. Als individu betekent hij een nummer in het mensengeslacht, in de collectiviteit van Staat en maatschappijen heeft als dusdanig voornamelijk verplichtingen tot het geheel waarvan hij deel uitmaakt. Als persoon is hij een geestelijk wezen dat enig en onvervangbaar, afgestemd op een hogere wereld en naar God gericht, zijn innerlijk streven in daden wil uitdrukken en rechten bezit welke hem niet kunnen ontnomen worden, omdat ze de vervolmaking van zijn diepste wezen mogelijk maken: het recht op familiale en op godsdienstige vaereniging, het recht op eigendom, het recht op groepering. In dat groeperingsrecht juist wortelt het federalisme. Met een verwijzing naar de etymologie (foedus, fidere) legt de Reynold in het woord een bijzonderen en hem eigen klank: geen louter systeem bedoelt hij er mee, want systeem zegt mensenwerk; maar de ordening zoals door de natuur, door den Schepper zelf gewenst en uitgewerkt is, de organisch gegroeide en gestructureerde groepering met levende elementen die, op elkaar afgestemd, een eigen zending hebben voor de gemeenschappelijke noden en belangen. Zoals in den mens de verschillende vermogens harmonisch samenwerken, zoals in de familie man, vrouw en kinderen elk hun eigen taak hebben, zo groepeert ook het land de elementen welke zich vrij en langs natuurlijken weg tot gemeenschappen hebben aaneengesloten: de families, de beroepsverenigingen, de godsdienstige genootschappen, de gemeenten, de gewesten, allen organische cellen voor de staatsgemeenschapGa naar voetnoot2.. Deze op haar beurt kan met andere Staten een federatie aangaan, | |||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||
een confederatie, waarin, de leden om des te beter hun onafhankelijkheid en welvaart te behartigen een deel van hun zelfstandigheid prijsgeven ten bate van een door hen gekozen centraal gezag. En deze confederatie van landen kan tenslotte op soortgelijke manier toetreden tot een universele volkerengemeenschap. De wereld, onze tijd, wijzelf staan vóór de keuze waar iedere middenweg uitgesloten is: tussen achteruitgang en vooruitgang, tussen het totalitarisme en het federalisme, tussen een nivellerende en een personalistische opvatting over den mens. In het teken van die keuze zal het nieuwe tijdperk staanGa naar voetnoot1..
Zo getrouw en overzichtelijk mogelijk hebben we getracht de Reynold's uiteenzetting hier weer te geven; slechts ten dele zijn we er in geslaagd: zijn treffende vergelijkingen tussen feiten en toestanden van vroeger en nu, zijn rake zegging en zijn warme meeslepende overtuiging moeten in den oorspronkelijken tekst gelezen worden. Dat niet alles in den gedachtengang hem alleen eigen is, spreekt vanzelf; menige idee vinden we ook elders uitgedrukt en belicht; in vele boeken en artikelen wordt eenzelfde roep waargenomen; een paar maal zelfs achtten wij het wenselijk naar voor het Nederlandssprekend publiek min gekende tijdschriften te verwijzen. Niet alles van den inhoud zal ook door ieder zonder meer worden beaamd. De indeling van Europa's geschiedenis laat zich zeker rechtvaardigen, ofschoon ze als alle schema's die de kronkellijnen van het verleden in een vast kader willen vastleggen, niet gans vrij te pleiten is van iets subjectiefs in de interpretatie en iets gewrongens in de voorstelling. Ze biedt nochtans den kostbaren waarborg dat ze gegrond is op een uitgebreide historische eruditie en in de massa gebeurtenissen klaarheid schept. Hard en sober luidt het oorlogsbilan, en de enkele strenge beschouwingen die de Reynold er aan toevoegt, zouden wel enigszins door andere aspecten kunnen gemilderd, maar passen toch ten volle in het kader van de uiteenzetting. Zijn scherp inzicht en edel gemoed komen tot uiting in het uitstippelen van de vredesvoorwaarden, bijzonder in de dringende aansporing om de heersende ellende onverwijld en met alle kracht ter hulp te snellen. Meer voorbehoud zal de lezer maken voor wat het overzicht der historische voorwaarden betreft, waar enkele meningen zeker betwijfeld, misschien zelfs betwist kunnen worden. Gaat hij b.v. niet te ver waar hij Frankrijk de rol toekent de Europese eenheid tot stand te brengen? Mogen de aangehaalde argumenten veel waars behelzen, toch kan de vraag gesteld of dat alles uiteindelijk zal opwegen tegen het immer voortwoekerend bederf? De toekomst zal het uitwijzen. In dit verband dunkt ons een woord over onze 'lage landen' niet misplaatst: is hun wellicht niet een eigen zending toebedacht? Nog is ons volk, hoewel aangetast, vrij gaaf en levenskrachtig; nieuwe beloften kunnen ontkiemen en schone | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
mogelijkheden opengaan. Meer dan eens hebben we in het verleden, op het raakpunt van verschillende invloeden, mee aan het hoofd gestaan van de beschaving. Zou ons niet de taak te beurt kunnen vallen om aan een versplinterd en verdoold Europa tot richtbaak te dienen, om de rijke erfenis der Westerse cultuur midden de verdwazing trouw te blijven en den eerbied voor de menselijke persoonlijkheid hoog te houden? Ook voor andere punten uit de Reynold's overzicht blijven vraagtekens bestaan: over het wenselijke van een federalistisch Duitsland, over de noodzakelijkheid van een Europees blok, over de kansen op een Angelsaksische wereldhegemonie, over de mogelijke evolutie der Amerikaanse beschavingsidee, over de stevigheid van de Britse Commonwealth, over de houding van Rusland, van het Verre Oosten en van den Islam... Hier zij trouwens aangestipt dat de schrijver zelf zijn beschouwingen soms eer als wensen dan als zekerheden voorstelt. Met velen tenslotte heeft de Reynold het huidig cultuur-pessimisme gemeen. Ongetwijfeld zijn er voor zulk pessimisme redenen te over, doch zonder Walschap'sGa naar voetnoot1. opvatting bij te treden moeten we toch in onze tegenwoordige maatschappij het goede en schone durven erkennen. Ook de technische en materiële vooruitgang kan in ons cultuurbeeld ingeschakeld wordenGa naar voetnoot2., en troebelen en ontevredenheid wijzen tenslotte op den wezensdrang van den mens naar geluk en waarheid. Dat ons cultureel patrimonium door een niets ontziend materialiseringsproces wordt bedreigd, kan niet geloochend; doch tegenover dat risico staat toch ook de even onomstootbare mogelijkheid van grootse triomfen voor wie vertrouwen durft op Gods goedheid en 's mensen geest, wil en gemoed. In den grond is dat ook de Reynold's houding: uitdrukkelijk geeft hij dit te kennen, waar hij in het besluit van zijn uiteenzetting zich verweert tegen een verwijt van pessimisme: 'Je répondrai par ma maxime favorite: il faut être pessimiste dans la conception pour mieux être optimiste dans l'action' (blz. 54). Dat woord van vertrouwen vormt samen met zijn aansporing tot terugkeer naar de christelijke levensbeschouwing het heerlijke van zijn boodschap. Het zal voor een klein maar tevens noodzakelijk deel van ieder onzer afhangen of die boodschap gehoor vindt. |
|