| |
| |
| |
Sociologische kroniek
Het vraagstuk onzer grensarbeiders in Noord-Frankrijk
door J. Declercq
De gebeurtenissen die zich gedurende de eerste maanden van dit jaar voordeden tengevolge van de Franse devaluatie, de daaruit voortvloeiende staking der Belgische grensarbeiders en de toekenning van een premie op het loon dezer werklieden, hebben opnieuw de moeilijkheden der grenskwestie in haar meest scherpe vormen op het voorplan gebracht. Zij brengen ons de vóóroorlogse sociale conflicten en financiële moeilijkheden in het geheugen die zoveel kwaad berokkenden aan duizenden onzer medeburgers.
Als men weet dat het huidig aantal grensarbeiders in Frankrijk terug de 50.000 bereikt (vóór den oorlog benaderden zij de 100.000) en Noord-Frankrijk in het textielbedrijf alleen, vóór enorme tekorten aan werkkrachten staat, wordt het duidelijk dat de oplossing van dit vraagstuk van het grootste belang is. De noodzakelijkheid ener gezonde reglementering wordt dan ook meer en meer aangevoeld in de arbeiders- en werkgeversmiddens zowel van Franse als van Belgische zijde. Anderzijds stelt de maatschappelijke zekerheid dezer categorie loontrekkenden bepaalde vraagstukken die moeilijk een oplossing schijnen te vinden.
Het is niet mijn bedoeling een volledige ontleding te geven van dit ogenschijnlijk complex vraagstuk. Ik wil er mij toe beperken een zo bondig mogelijk doch klaar beeld te verschaffen van allerhande moeilijkheden, met aanduiding der mogelijkheden om die wanorde te doen ophouden. Tevens zou ik graag enigen uitleg willen verstrekken over een statuut van den grensarbeider, dat zich met steeds dwingender kracht opdringt. Na een overzicht der bizonderste moeilijkheden zullen we trachten enkele middelen voor te stellen, die o.i., den toestand kunnen verhelpen.
| |
I Moeilijkheden
| |
1. Economische moeilijkheden.
Het is een feit, dat de Belgische grensarbeiders altijd zeer wisselvallig hun diensten hebben aangeboden zowel aan de Franse als aan de Belgische
| |
| |
industrie. Alles wordt beïnvloed door de faktor loon die, naargelang de toestand gunstiger is in het een of ander land, zijn onmiddellijke weerslag heeft op de arbeiders. Deze laatsten, over het algemeen kortzichtig, vragen zich niet af of zij den werkgever zullen schaden door hun heengaan. Zij zullen er ook niet over na denken of het nieuw werk dat zij aanvatten, voldoende waarborgen biedt voor de toekomst. Sedert de bevrijding is dit opnieuw zeer duidelijk gebleken. Daar de Ionen in Frankrijk bizonder gunstig waren, zagen veel Belgische werklieden er niet tegen op, om een vaste, doch minder betaalde werkgelegenheid, te laten varen om een soms vrij lastig werk in het naburig land te gaan verrichten. De burgerlijke mobilisatie en de devaluatie van December 1945 hebben deze exode gelukkig voor een groot deel tegengehouden, doch de schade, die aldus berokkend werd aan de Belgische economie, was zeker zeer belangrijk. Op dit ogenblik bestaat er weinig aantrekking om in Frankrijk te gaan werken, doch die toestand kan van voorbijgaanden aard zijn en het is zeker dat, bij gebrek aan bepaalde overeenkomsten, de uitwijking in ongebreidelde mate mogelijk blijft.
Het is nuttig aan te stippen dat de industrie van Noord-Frankrijk voor enorme tekorten aan arbeidskrachten zal staan. Er is sprake van dat in de tak textiel alleen reeds 900.000 arbeiders zullen nodig zijn en dat er totnogtoe slechts 300.000 worden te werk gesteld. Daarvan zijn ± 25.000 Beigen en men merke wel op dat geen Franse arbeiders meer werkloos zijn. Het cijfer 900.000 is zeker overdreven, doch het volstaat om aan te tonen dat, bij gunstige werkgelegenheid in dit land, onze werklieden in groten getale zouden uitwijken om tijdelijk van de hogere lonen te profiteren.
Het ware voor ons land rampspoedig opnieuw de toestanden te zien herleven van de jaren 1926 tot 1939. In den loop van 1926, 1927, 1928, werden de Belgische arbeidskrachten in zeer groot aantal naar Frankrijk gelokt. De Franse werkgevers kwamen ze halen met autobussen, niet alleen in het onmiddellijk grensgebied, doch ook verder op, in de streek van Brugge en Gent. De grenskaarten werden in onbeperkte mate afgeleverd. Weliswaar werd tussen Frankrijk en België een akkoord afgesloten in datum van 9 Mei 1935, dat de modaliteiten van het afleveren ener grenskaart voorziet en een bepaalde grenszone vastlegt, doch het kwaad was geschied en weinig veranderde aan deze toestanden.
Wij kenden de crisisjaren en de dikwijls zeer spijtige gevallen van afdanking onzer grensarbeiders, nadat zij vele jaren hadden doorgebracht in Noord-Frankrijk. Aanvankelijk werd er van Belgische zijde niet aan gedacht, dat de werkloosheid grote afmetingen kon aannemen ten gevolge dezer afdankingen. Het is immers na de vaststelling der belangrijke werkloosheid in de grensstreek, dat naar middelen gezocht werd om dit euvel te bestrijden. Men herinnere zich de zorg der regering in deze aangelegenheid, toen zij in 1936 een regeringscommissaris aanstelde om de geschikte maatregelen tot werkverschaffing te bestuderen. Voor alwie met arbeidsaangelegenheden vertrouwd is, is het echter duidelijk dat niet zo gemakkelijk duizenden arbeiders van een bepaalde nijverheid naar een andere industrie en een ander milieu worden overgeschakeld.
| |
| |
| |
2. Sociale moeilijkheden.
Hierboven raakte ik reeds de kwestie aan van de arbeiders die, ten gevolge van economische depressie en van eigen kortzichtigheid, slachtoffer werden van de werkloosheid en dientengevolge aangewezen zijn op de Belgische instellingen voor maatschappelijke zekerheid. De bestaande overeenkomsten waarborgen ten andere geenszins de stabiliteit van het werk. De voorzorg in zake ziekte, invaliditeit, pensioen, werkloosheid, kindertoeslag, is niet rationeel uitgebouwd en de bestaande toestand is verre van degelijk.
Door de conventie van 23 Augustus 1930 tussen de twee landen werd weliswaar getracht, zo goed mogelijk de rechten van den arbeider in geval van ziekte, in eigen land te waarborgen, doch in het kader van de maatschappelijke zekerheid werd na de bevrijding ten zeerste aangevoeld dat elementaire dingen ontbreken. De grensarbeider wordt er dan ook toe genoopt zich gedeeltelijk als vrij mutualist te verzekeren, wil hij behandeld worden als zijn landgenoten werkzaam in België.
De grensarbeider is niet verzekerd tegen werkloosheidsrisico. Voorlopig geniet hij in België in geval van werkloosheid, hoewel hij geen bijdragen stort; doch objectief beschouwd is het onrechtvaardig in een systeem van verzekering zoals het onze. Uiteindelijk zullen toch bepaalde maatregelen dienen getroffen.
Het grootste deel onzer grensarbeiders ontvangt de kindertoeslagen. Toch zijn er nog die niet van dit voordeel genieten en wettelijk hebben ze geen verhaal, omdat de Franse wetgeving uitdrukkelijk voorziet dat de kinderen in Frankrijk moeten wonen om het recht op kindertoeslag te kunnen doen gelden.
Tenslotte worden de Belgische arbeiders over het algemeen nog steeds niet genoeg naar hun waarde geschat door hun eigen Franse werkmakkers en door de Franse administratie. Slechts de Franse werkgevers begrijpen van welke grote waarde onze werkkrachten zijn en ze zijn dan ook, in veel gevallen, de verdedigers van onze landgenoten.
| |
3. Administratieve moeilijkheden.
De bestaande administratie, zowel van Franse als van Belgische zijde, laat veel te wensen over. Om maar te gewagen van de aflevering der grensarbeiderskaarten, moet eerlijk worden bekend, dat zonder vaste richtlijnen wordt gewerkt en in veel gevallen met achterbakse middelen. De misbruiken zijn daarenboven nog vrij talrijk.
Het overmaken naar België van invaliditeits- en ouderdomspensioenen heeft reeds veel moeilijkheden berokkend aan de betrokken arbeiders en aan de organisaties, die het op zich nemen om hen te helpen. Gedurende de bezetting was de geldverzending dezer pensioenen bijzonder moeilijk en zelfs onmogelijk.
Daarbij is de administratie zo ingewikkeld en is de controle zo weinig doeltreffend, dat men werkelijk een verregaande routine moet hebbne
| |
| |
verworven om de min of meer juiste weg te vinden. Eveneens is het genoegzaam gekend dat een Frans werkgever of de Franse administratie, niet in alle gevallen kunnen verplicht worden zich naar onze eisen of wensen te voegen. De huidige regeling van de loonsclearing verwekt daarenboven moeilijkheden die niet te onderschatten zijn.
| |
II Middelen
Welke zijn nu de middelen die zouden dienen toegepast om deze moeilijkheden te verhelpen?
| |
1. Op administratief gebied.
Gebruik makend van artikel 10 van het arbeidsverdrag tussen Frankrijk en België dd. 24 December 1924, zou langs diplomatieke weg een overeenkomst dienen afgesloten, om met eenvoudige doch doelmatige middelen een administratief organisme in het leven te roepen.
Art. 10 bepaalt namelijk het volgende 'De bevoegde administraties van de twee landen zullen, in gemeenschappelijk akkoord, de bijzondereen ordemaatregelen vaststellen voor de uitvoering der schikkingen van dit verdrag, die de samenwerking van hun administratieve diensten vergen. Zij zullen eveneens de gevallen en de voorwaarden vaststellen in welke de diensten rechtstreeks overeenkomen.'
Op grond van dit artikel werd reeds een akkoord afgesloten betreffende de grensarbeiders, in datum van 9 Mei 1935. Zoals ik het boven reeds aantoonde, kan dit akkoord dat de maatregelen voorziet in zake aflevering en geldigheid der grensarbeiderskaarten, de grenszone en de gebeurlijke overtredingen, geen voldoening meer schenken. Van beide kanten is de administratie te ingewikkeld en soms onrechtvaardig, zodat zij niet langer kan behouden worden. Er moet dus uitgezien worden naar een eenvoudig systeem dat alle waarborgen biedt en in een minimum van tijd de toestanden regelt.
Daarenboven is in ons huidig sociaal-economisch stelsel een duidelijk overzicht van de arbeidsmarkt van zulkdanig belang, dat ook de werkgevers- en werknemersorganisaties bij de processus van de aflevering der grensarbeiderskaarten zouden moeten betrokken zijn.
Ik had reeds de gelegenheid gedetailleerde voorstellen in te dienen, om alle moeilijkheden te boven te komen en gebeurlijke misbruiken uit te schakelen. Deze voorstellen komen hier op neer, dat een centraliserend bureau, bestaande uit Franse en Belgische functionarissen, zich zou gelasten met de aflevering der grenskaarten op advies der respectieve plaatsingsbureau's in Frankrijk en in België. Het werk der gemeentebesturen en van de consulaten zou hierdoor vervallen, doch het bureau zou onder controle staan van een Consultatieve Commissie, paritair samengesteld uit werkgevers en werknemers van beide landen. De grenskaart zou afgeleverd worden voor een onbeperkte periode om zodoende, zoveel
| |
| |
mogelijk, de toekomst van den arbeider te waarborgen, en tevens alle buitensporigheden, die de economie en de stabiliteit van den arbeider bedreigen, tegen te gaan.
In elk geval zou er moeten gestreefd worden naar een eenvoudig, enkelvoudig systeem van classement, dat op ieder ogenblik den toestand in net grensgebied kan weergeven, en dat soepel genoeg zou moeten zijn om desgevallend bepaalde afwijkingen op de stabiliteit van het werk toe te laten.
Dit bureau zou daarenboven de basis moeten zijn van gans de sociale wetgeving. Benevens dit zou het op gebied van politie en verkeer der grensarbeiders van het allergrootste belang zijn. Het spreekt vanzelf dat de grenszone zou dienen herzien te worden, en in bepaalde omstandigheden ware het misschien wel wenselijk, een tweede zogenaamde reservezone uit te stippelen. Wil men echter tot deze gezonde maatregelen overgaan, dan zou hoogst dringend het akkoord van 9 Mei 1935 dienen gewijzigd.
| |
2. Op sociaal gebied.
De eerste eis van een gezond systeem van maatschappelijke zekerheid is de vastheid der bediening. Welnu het mag in de toekomst niet meer gebeuren, dat een arbeider of bediende der grens, zonder verwittiging zijn grenskaart niet meer vernieuwd ziet, tengevolge van een in veel gevallen niet goed te keuren administratieve tussenkomst. Dus als eerste principe geldt het verlenen der grenskaart voor het leven. Indien het werkelijk nodig blijkt, ingevolge de economische conjunctuur, kan desgevallend een beperkte duur worden toegestaan, op voorwaarde de belanghebbende uitdrukkelijk te verwittigen. Ik meen nochtans dat dergelijke afwijkingen niet zullen nodig zijn. Gaat het om iemand die geen grensarbeider is, dan is het verkieslijker hem desgevallend gedwongen aan het werk te houden in zijn eigen land.
Individueel, onmiddellijk belang mag niet primeren tegenover het algemeen belang van het land waar de arbeider woonachtig is. Daarom is het nodig dat het administratief organisme waarvan boven sprake was, deze toestanden regelt en controleert.
In andere sociale aangelegenheden zoals verzekering tegen ziekte, invaliditeit, werkloosheid, pensioen, is de grensarbeider in zeer veel gevallen benadeligd en kan de bestaande toestand geen voldoening geven.
De meest radikale doch ook meest gezonde oplossing ware te vinden in de integrale toepassing der sociale wetgeving in het land van herkomst van den arbeider, d.w.z. dat een Belgische arbeider in Noord-Frankrijk zijn loon zou ontvangen in dit land, doch dat al de bijkomstige voordelen, als daar zijn kindertoeslag, pensioen, vergoedingen voor ziekte en werkloosheid, zouden uitbetaald worden in België. Het is duidelijk dat in dit geval de werkgever de afhoudingen voor sociale zekerheid zou overmaken naar België. Wat er ook gebeure, op deze wijze zou de verzekering op alle gebied gewaarborgd blijven en geen aanleiding kunnen worden tot verlies van rechten.
| |
| |
| |
3. Op economisch, gebied.
In de oplossing van de bestaande moeilijkheden komt gans het geval neer op een houding van 'fair-play' tussen de twee landen. Er mogen in geen geval arbeidskrachten worden onttrokken ten. nadele van het een of ander land. De paritaire commissie bestaande uit Franse en Belgische werkgevers en werknemers, zou alle waarborgen bieden om, samen met de bevoegde Franse en Belgische functionarissen, de rechtvaardige arbeidsbezetting te controleren.
Het zal soms nodig blijken, tegen den wil in van het individu, maatregelen te treffen, doch zij zullen gewettigd zijn als men ze beschouwt vanuit het algemeen belang en in het licht van openhartige samenwerking.
Het zou niet opgaan dat ongebreidelde wisseling van arbeidskrachten nogmaals aanleiding zou geven tot ongerijmde maatregelen, met als logisch gevolg sociale wantoestanden en economische onevenwichtigheden. In geen enkel geval zou het nog mogen gebeuren dat naar maatregelen dient uitgezien om de massale werkloosheid, tengevolge van ongelijke verdeling, op te slorpen.
Wij staan nu eenmaal voor het feit, dat in de Belgische grenszone geen voldoende werkgelegenheid is en dat de natuurlijke drang bestaat om te gaan werken in Noord-Frankrijk. Een grensarbeider wil of kan er tevens niet toe besluiten zich in Frankrijk te vestigen. Ten alle tijde was die toestand zo en wij moeten hem dan ook als zodanig aanvaarden.
Slechts nauwe samenwerking kan de toekomst van onze nijverheid in België en deze van Frankrijk verzekeren. Lijdelijk toezien kan niet anders dan die toekomst compromitteren, wat dan ook onvermijdelijk de bestaanszekerheid van duizenden arbeiders in het gedrang brengt.
| |
III Het Statuut van den Grensarbeider
Als besluit wil ik nog enkele beschouwingen geven welke als leidende beginselen zouden moeten dienen om het gewenste evenwicht te bereiken. De toepassing zal leiden tot het statuut - of hoe men het ook noemen wil - van den grensarbeider.
Gelet op artikelen 1 en 10 van het arbeidsverdrag van 24 December 1924 tussen Frankrijk en België, zou in vervanging van de akkoorden van 4 Juli 1928, 23 Augustus 1930 en 9 Mei 1935, ten spoedigste een nieuw akkoord dienen afgesloten. Deze nieuwe overeenkomst zou voorzien:
1. | een definitie van den grensarbeider, zoals reeds in 1935 aangenomen, en een aanduiding der grenszone, |
2. | een model van de grenskaart, naargelang het gaat om een toekenning voor het leven of tijdelijke toelating, met een procedure der aflevering en der controle, |
3. | de duur der geldigheid van de grenskaart voor sommige bizondere categorieën, |
| |
| |
4. | de inrichting van een paritair comité bestaande uit vertegenwoordigers van Belgische en Franse werkgevers en werknemers, |
5. | de inrichting van een gemengd Frans-Belgisch bureau, gelast met de aflevering en de controle der grenskaarten, |
6. | de plaats van het bureau en de aanduiding der bevoegdheden van beide verantwoordelijke functionarissen, |
7. | de wijze van beteugeling der misbruiken, |
8. | een regeling der maatschappelijke zekerheid, |
9. | de te volgen procedure in geval van moeilijkheden in zake loon, wissel, grensoverschrijding (langs het Paritair Gemengd Comité). |
10. | overgangsmaatregelen voor de afbakening der grenszone (de oude grenskaarten als verworven recht aanzien) en voor de sociale veiligheid (likwidatie der vroeger verworven rechten). |
|
|