Zoo openbaart zich zijn werk aan ons als de schoone droom van een ziel die dronken van de glanzen der aarde, toch steeds in alle schoonheid den Schepper terugvindt en Hem dankend huldigt.
Aldus bereikte hij dat wonderlijke evenwicht tusschen aardschheid en hemelschheid, de harmonische ineenstrengeling van het geestelijk ideaal der Middeleeuwen en de Renaissance-liefde voor de stoffelijke werkelijkheid en rijst hij voor ons op als de bekroner der middeleeuwsche miniatuurkunst, maar tevens als de profeet eener nieuwe levensvisie: de heraut der moderne schilderkunst.
Wanneer Jan van Eyck leeft en werkt, schuiven reeds traag en onrustig de schaduwen van de Renaissance over het land en leven we in het herfstgetij der Middeleeuwen.
Een donkere tijd.
Nog galmen belforten en verrijzen kathedralen, maar de religieuze geestdrift zal weldra dooven...
Vlaanderen kan zijn eigen weelde niet dragen en onvoldaan zucht het naar ongebondenheid. Geloofsovertuiging vervlakt, rijkdom der aarde kluistert. Doch bitter kwelt het vruchteloos tasten naar verloren geluk...
Dan voelt men zich schuld-bewust en gaat met heimwee verlangen naar voorbije eeuwen, toen men nog in voortdurend kontakt leefde met God, toen men droomde van den hemel en in deemoed opzag naar boven, welbewust van een behoefte aan hulp en bovenaardsche ontferming.
Dan herleeft weer het schoone visioen van middeleeuwsche vroomheid, dat voor een laatste maal zich stralend zal openbaren in het wonderbare Lam Gods.
Jubelde Jan van Eyck om de menigvuldige schoonheid der aarde, nog intenser zal hij jubelen om de heerlijke gave der Verlossing en met hemelsche innigheid z'n beroemde Aanbidding schilderen.
Het werd een grootsch opgevatte synthese van de katholieke Verlossingsleer; een fier en machtig Credo, waarin hij zijn stralend geloof en zijn vrome eerbied voor het heilsgeheim in een sublieme adoratie heeft uitgezongen; de blijde, steeds weergolvende Alleluia-zang van heel het verloste menschdom, dat van alle kanten naar deze bloemenweide samenstroomt, waar de fontein des levens ontspruit: het door Christus herwonnen Paradijs!
Talloos bloeien de bloemen. Heel de aarde bloeit mee in prille schoonheid en lentebetoovering...
Jong leven, doortinteld van frissche levenskracht; subliemer omlijsting ware niet denkbaar! Want verlossing beteekent immers een dagelijksche levensvernieuwing, 'n herrijzen uit den dood der zonde... En het Bloed van het Lam is als het morgenrood dat de wereld uit den nacht der zonde bevrijdt en zaligend zuivert.
Fiere ridders, eenzame kluizenaars, pelgrims vermoeid door het lange zoeken... heel het menschdom stroomt samen naar dit wondere paradijs om er het Lam te aanbidden en z'n dankbaarheid in stille zaligheid uit te jubelen. Want Christus is de weg naar het geluk. Het paradijs, het land van hun droomen waarnaar ze zoozeer verlangen: 't paradijs, de bekroning van het heil en de rust voor het rustelooze streven...
Daarboven troont Hij, onze Koning, verheerlijkt in zijn bloed, met het zegekruis gekroond. Zijn zachte, goede oogen schouwen mysterieuze stilte in... eeuwen strekken zich voor Hem uit. En dankbaar ziet de Koning het golvend optrekken van d'eindelooze menigte naar het herwonnen paradijs. Juichend schalt de heilbazuin en liederen weergalmen: 'Glorie aan God in den hooge en vrede op aarde aan de menschen van goeden wil.'
De blijde boodschap van Christus' komst! Zijn bloed bracht redding en Zijn dood schonk ons het leven.
Bij Christus vindt het rustelooze streven rust en in Zijn Licht verdwijnt duisternis, wijkt zondig leven en bloeit geluk en lente.
Eeuwige lente in het herwonnen Paradijs.