| |
| |
| |
Het andere Amerika
door Prof. Dr O. Forst de Battaglia
Vooreerst moet dit worden gezegd: Bijna alles wat in Europa de notie 'Amerika' dekt, stamt uit twee verscheiden gebieden die in het land van hun oorsprong sterk verschillen aan invloed en belang: de drukte nl. van millioenensteden als New-York, Chicago en Los Angeles enerzijds, en elders de - wel niet ivoren - maar toch nooit door profanen bezochte torens van Greenwich Village, het tehuis de Amerikaanse Bohême.
In de villes tentaculaires huist de ongeest die door ruwe zinnenprikkeling telkens opnieuw wordt opgedreven, die enkel het uiterlijk succes najaagt van een voor elk hoger doel gesloten activiteit, die voor alles zoekt goudvoortbrengst en massa-bijval. Drift en bedrijf zijn hier de meesters, de leerlingen warrelen er rond als werkbijen, die er om bezorgd zijn een kleine groep darren te spijzen en die vol verrukking de koningin Business, door wie zij gevoed worden, huldigen.
Die wereld, door God en alle geesten, zoo goede als kwade, verlaten, is de voedingsbodem van die gruwelijke kitschfilmen, van de sensatie en de overproductie, van de op alkoven en staatsgeheimen beluste schandaalpers, van de opdringerige en nooit aflatende reclame, van het ziekelijk verlangen om 'in the news', in het voetlicht van het openbare leven te staan, van het interesse voor de misdaad en de grote misdadigers, van de zeer oppervlakkig-blijvende nieuwsgierigheid voor al wat praktisch bruikbaar is en van de onverschilligheid voor zuivere wetenschap of echte kunst of poëzie. In die stikkende lucht tussen de wolkenkrabbers laat men de hemel over aan de mussen; is men echter altijd bereid om uit de religie van de anderen, van het andere Amerika, munt te slaan, en uit de vroomheid, in devotieusheid gebakken, een voeder samen te stellen voor massa-verzadiging. Het vrouwenlichaam wordt hier niet als tempel der ziel beschouwd, maar als een voortdurend veranderend en zorgvuldig - pas in zijn oude dagen trekt men zich terug - op te smukken sex-appeal. Het mannelijk lichaam echter is de machine die door haar bewegingen enkel maar goud te produceren heeft, zoals de ezel uit het sprookje: hetzij zijn spieren in sportwedstrijden starthonoraria of wedding-inzetten in omloop brengen, of het, vanaf het zilveren doek in de kino, of buiten in het leven, een rijke erfgename in de bruidskamer lokt.
Dat alles gebeurt in die infernale hoogoven waarin de massa's inwijkelingen uit Ierland, uit de Duitse noodlanden, uit Italië en al de Slavische gebieden, uit de Oost-Europese ghetti en uit China worden samengesmolten met het Negerproletariaat uit het Zuiden en de afstammelingen van de Angelsaksische volkskern.
Wanneer men in Europa dit éne Amerika, met zijn vergissingen en dwalingen, zoals het ons bekend is uit een vluchtig bezoek of de al té talrijke filmen, kritiseert, oordeelt en veroordeelt, wanneer deze ongeest op de dikke, ijle kop van dat plompe, zinnelijke lijf geslagen wordt, dan geschiedt dit vooral in naam van een geest, die niet onze christelijke geest, en God-zij-dank, ook niet die is van het andere Amerika, dat in de U.S.A. overwegend is.
| |
| |
De geest, die uit Greenwich Village waait, is steeds geneigd tot klacht en aanklacht, doch alleen in naam van een immanente moraal. Hij houdt geen rekening met de verwaarloosde gegevens van het milieu, noch met de geloochende en verwaarloosde eisen van het hiernamaals. Het Amerika van een Upston Sinclair en Theodore Dreiser, van een Joseph Hergesheimer en John Dos Passos, van een Eugene O'Neill en Ernest Hemingway, van een John Steinbeck en een Erskine Caldwell, van een Henry Mencken en een Waldo Frank, van een Archibald Mac Leish en een Carl Sandburg overtreft zonder twijfel (ivoren-) torenhoog de wijde vlakte waarop de sluwe, doordringende ogen van de grote auteurs onderzoekend, spottend en toornig blikken. Doch, hoe verheven, hooggestemd en zelfs veelgelezen het oeuvre van die schrijvers ook moge zijn, toch oefenen ze geen invloed uit op de mensen en de gebeurtenissen; en de Amerikaanse werkelijkheid weerspiegelen ze enkel in zóverre als wij bereid zijn den roden of zelfs zwarten bril van die onderscheidene dichterstemperamenten op te zetten. De dichters-denkers blijven voorname buitenlanders in hun eigen land, meevoelende vreemdelingen die op het arme volk der inheemse steden met verontwaardigd medelijden neerblikken. Willen ze echter in aanraking komen met den bodem, en niet alleen als wonderbare curiosa blijven bewonderd worden, zoals dure Freaks uit een Barnum-vertoning van merkwaardigheden, dan moeten ze zich geweld aandoen en in het standaard-kleed kruipen, dat voor iedereen klaar ligt: zoals Archibald Mac Leish, de belezene Tyrteus van de kruistocht tegen de Fascisten (gedurende korte - voor hem zelf echter lange - tijd Onderstaatssecretaris van het State Departement) toen hij zijn propaganda-brochuren schreef, of zoals Sinclair en Mencken, wanneer ze zich aanpasten aan de kleinburgerlijkheid van een Magazine.
Greenwich Village dus - dat eigenlijk wel aan den grond van New-York vastligt, maar b.v. in Californië, en daar precies, zeer talrijke kolonies bezit - bezorgde ons blijvende kunstprestaties, belangrijke en opwindende uitspraken over Amerikaanse toestanden, precieus historisch materiaal over deze tijd, en inzicht in overigens verborgen samenhangen. Doch daarbij mag men niet vergeten: primo, de wereldbeschouwing van die erg beperkte groep individualisten, die, hoewel metaphysisch bewogen, toch tegen elke dogmatische band in opstand komen, en die evenzo het puriteinse als het katholieke geloof, de burgerlijke als de anti-burgerlijke conventie afwijzen, is het privilegie van weinigen. Die dichters en zedenrechters leggen wel getuigenis af over hun tijdgenoten, doch niet in hun naam. Indien millioenen Amerikanen de scherpe kritiek op hun gemeenschap lezen, dan geschiedt dit niet omdat het oordeel der schrijvers hen uitnodigt zich met hun ideeën in te laten, ook niet omdat ze de leer van die profeten willen behartigen, doch alleen omdat - en aldus bevestigen de lezers zelf de thesis en de veroordeling der schrijvers - een best-seller moet gekocht en verslonden worden, ofwel omdat in die zedenpreken de verdoemde zonden van het vlees of van het kapitalisme zo verleidelijk worden geschilderd. Niet zonder reden draagt Amerika een puriteinsen stempel. Wie tot die wereld behoort, ook zonder eraan verslaafd te zijn, die speurt het heimelijk verlangen zich te verlustigen aan dat schilderij der verworpenheid, en, foei hoe bekoorlijk! liever met de lokkende zonden, met de helemaal niet rouwvolle Magdalena's, met de rijke duivels van Ploetokraten om te gaan, dan de saaie dagelijkse deugd te beoefenen. En aldus bereiken de hervormers, de profeten van een nieuwe wereld niets
| |
| |
anders dan echt-koninklijke royalties, grote krantopschriften en al de overige symptomen van de Amerikaanse beroemdheid. Want evenmin als de toeschouwers er aan denken de slangenmens in het Circus na te doen, of zelfs een overwinnend generaal, aan wie de eer van een Broadway-Parade te beurt viel na te volgen, of een Indische Yogi, die op een nagelbed gaat liggen, komt het bij één lezer op, Sinclair's, Caldwell's of Steinbeck's theorieën in werkelijkheid om te zetten, en hun boekenhelden in het leven anders tegemoet te gaan dan de kapitalistische booswichten en de ellendelingen der 'fiction'.
Ten tweede: hoewel de 'muck-rakers', de 'mest-krabbers' - zoals Theodore Roosevelt de Procureurs der Republiek noemde - hoewel de dichters van Links, zeer hoge oplagen bereiken, hoewel de afschuwelijkste bourgeois buigen voor de rijkbetaalde woordkunst van de high-browvertellers en essayisten, voor de eerbiedig-onbegrepen lyriek van geweldige dichters, vanaf Walt Whitman tot Robert Frost en T.S. Eliot: hun hart, voor zover dat nog onder een porte-feuille kloppen kan, slaat enkel dan ijveriger, wanneer de innerlijk als schoon beleefde klanken van een Longfellow opklinken. En een doorsnee-Yankee zal eerder de Star-Spangled Banner van de wakkere Francis Scott Key als de som van het poëtischverhevene aanzien, dan zelfs Walt Whitman's gevierd lied op Lincoln: O Captain! My Captain! of Vachel Lindsay's patriotisch-poëtische Feuilles de Saints in Amerikaanse trant. Neen! Greenwich Village wordt door de massa onveranderd als een heterogeen element gewaardeerd, wiens bewoners vreemd en angstwekkend aandoen, zelfs wanneer ze met hun principes politiek, of philosophisch-religieus niet tot de revolutionnaire linkerzijde, noch bij de agnostiekers of de strijdlustige godlozen thuishoren. Geloof en idee, kunstopvatting en maatschappelijke leefwijze van de inhappy few blijven de massa vreemder dan de tienduizend uitverkorenen van de hogere standen waartoe ze door geboorte, ambt of rijkdom behoren.
Derhalve kunnen die door de muze begenadigden, die met liefde voor de arbeiders vervuld zijn, en hun schrijverstaak aanzien als dienst aan het proletariaat en aan een toekomstige orde, niet gelden als de leiders en de woordvoerders van het Amerikaanse volk.
***
Zijn leiders zijn die mannen die zich in het economisch en openbaar leven hebben geschikt naar 's lands gebruiken; die de traditie niet durven omgooien maar ten hoogste een wijziging van de organisch gegroeide overleveringen voorstaan, mannen die slim genoeg zijn om aan de dommen hun inferioriteit niet te laten voelen, en die aldus niet de sprekers worden van een kleine kring buitenstaanders maar de uitdrukking van één der gemeenschappen waaruit het andere Amerika bestaat.
Het is even verkeerd uitsluitend rekening te houden met de protestantspuriteinse elementen in de gehele natie, als hun leidende rol te loochenen. Macchiavelli's affirmatie, dat men nooit de oorsprong, die aan elk staatswezen, aan elke gemeenschap den weg wijst, wegwerken kan, geldt ook voor de U.S.A. Zo blijft het een historische waarheid dat de kern van de Britse kolonies in het Noord-Oosten, - die later op zijn beurt de kern der Verenigde Staten werd - Engels en protestants-dissident of hoe men het ook noemen wil, puriteins was; dat die kolonisten - zoals de pelgrims van de Mayflower, die als pioniers waren voorgegaan - het Amerikaanse
| |
| |
volk een reeks eigenschappen, goede, onverschillige en kwade, in de wieg gelegd hebben. Daarbij vallen voornamelijk op: de hang naar persoonlijke vrijheid gepaard met zin voor orde; achting voor het goede, oude, en zelfs voor het eigen nieuwe Recht; koppigheid en geborneerdheid; een teer gemoed en een onaantastbare hardheid tegen echte en vermeende zonden; onwil en onvermogen om andersdenkenden te begrijpen; en ver van ze te achten worden ze niet eens geduld als collega's of associé's. Maar toch verdraagzaamheid, zo de vreemde, de boze maar niet doordringt in de eigen kring der goeden en indien er maar zaken te doen zijn. IJverige dienst aan God, en nooit aflatende Mammon-dienst. Preutsheid in het sexuele leven waarachter zich een overgeprikkelde en gerefouleerde zinnelijkheid verbergt, die voor een psychanalist niet verborgen kan blijven. Werklust, die elk niet-meedoen als luiheid, deze als het begin van alle kwaad, en armoede als straf voor het kwaad en voor het gebrek aan degelijkheid aanziet.
Zoo werden de puriteinen geschilderd: in de patriarchale waardigheid van het begin bij William Bradford in zijn History of Plymouth Plantation; angstwekkend in de spookachtige, met heksen-bewoonde Magnalia Christi Americana van Cotton Mather; twee eeuwen later in de onsterfelijke Scarlet Letter van Nathanael Hawthorne; en nu in Now Voyager en Betty Davies beroemde verfilming ervan.
Dat andere, puriteinse Amerika, - hoe zwaar het ook op zijn zonen en dochters gewogen heeft - was toch dat der pioniers, die met hun stevig geloof en hun schrik voor heksen en spoken 'Westward ho' de oneindige steppen hebben bedwongen tot aan den Stillen Oceaan. Wel hebben ze met hardvochtige onbarmhartigheid de Roodhuiden bijna totaal uitgeroeid onder allerlei gehuichelde voorwendsels, doch daarmee hebben ze den weg vrij gemaakt voor de groei en de macht van een natie die het dagen van een nieuwe tijd betekende. Dit Amerika heeft Abe Lincoln voortgebracht en langs hem om de hechtste definitie van de democratie gevormd en tot waarheid gemaakt: de staat 'of the people, by the people, for the people'. Lincoln! De puriteinen hebben telkens, bij elke grote beslissing Gods naam aangeroepen, niet ijdel, doch in de overtuiging zijn strijders te zijn voor een christelijke zaak. Wie kan onbewogen de redevoeringen van deze President-Martelaar lezen, b.v. zijn rede op het heldenkerkhof van Gettysbury of bij zijn tweede ambtsaanvaarding; wie zou niet ontroerd worden door de heilige, vrome ernst waarmee tot God wordt gebeden, door het rotsvaste geloof aan het gelijke, aangeboren recht van al diegenen die een mensengelaat dragen, en die door het bloed van Christus werden verlost? Het diep-christelijke in die puriteinse wereld en zijn menselijkheid bezielden ook de boodschap en de ideeënwereld van Woodrow Wilson, en in de manifesten van Harry S. Truman klinken nog altijd door het Geloof, de Hoop en de Liefde, waarmee de oude pelgrims, de pioniers, hun werk begonnen zijn.
Deze puriteinse en demokratische geest is van zijn uitgangspunt doorgedrongen tot de verste streken van het vasteland. Hij heeft de voorname uitwijkelingen der anglikaanse en lutherse kolonies gegrepen: Hollanders, Zweden en Engelsen. Hij bloeide evengoed in George Washington's Virginia als in het Massachusset van Benjamin Franklin, in de Quakerkolonie Pensylvanie met zijn vele Duitse inwijkelingen als in het oud-Hollandse New-York. Franklin Delano Roosevelt, de afstammeling van een Nederlandse patriciersfamilie en Waalse oeradel, die tot de Horlkerk
| |
| |
behoorde, toont in zijn politiek en zijn redevoeringen meestal dezelfde inzichten als de puriteinse Abraham Lincoln die Schots bloed in de aderen voert.
Niet alleen echter de stam-verwante Skandinaviërs, Nederlanders en Duitsers ondergingen de betovering van dat Bijbeltrouwe, oud-testamentarische protestantisme, dat vooral op de praktische beleving van de strenge zedeleer gericht is. Een wondere schaar volgelingen kwam uit Afrika. De Negers, die naar Amerika werden gesleept, en zich aanvankelijk alleen uiterlijk tot het christendom bekeerden, werden naderhand hartstochtelijke gelovigen. Een der mooiste bladzijden uit de geschiedenis van het puritanisme is de ernst waarmee de broederlijke liefde, ook tegenover het zwarte ras, werd opgenomen, zodat men niet rustte vooraleer de Negers hun formele gelijkberechtiging hadden veroverd, en - als troost in een gemeenschap waar die gelijke rechten lange tijd dode letter bleven - de steun en het houvast van een levend geloof gaf. Het vertrouwen en de overgave aan God van een Booker T. Washington, de innige melodieën der 'Negro Spirituals', de vroomheid der zondagsschool hebben de zonen van Cham gevrijwaard voor de ellende van een revolutionnaire rassen- en klassenstrijd, die hen en heel de U.S.A. de ergste schade had veroorzaakt. Precies dit zwarte puritanisme, dat we zo dringend en waardig en zo koddig belichaamd vinden bij 'De Lawa' en de kostelijke Neger-dominee in 'Green Pastures' is het onderscheid tussen de zedelijk en lichamelijk gezonde massa's van het black people, en het uitschot dat zich stort in de welbekende, slechtvermaarde heksenketel, en van de Neger-intellectuelen die de prooi geworden zijn van oproer en vertwijfeling en een toevlucht hebben gezocht in het alles-vernietigende nihilisme en een ziekelijk-opgedreven rassen-sentiment of -ressentiment. Bij vergelijking van de troosteloosheid der gedichten van den groten lyrieker Langston Hughes of de strijdkreten van den agitator Marcus Garvey met de rustige geborgenheid van het heerlijke 'Lord, revive us, all our help must come from Thee!',
erkennen we dadelijk dat het puritanisme het beste en grootste deel der negers in het andere Amerika gered heeft.
De verdienste en de betekenis van het gelovige protestantisme, in zijn typisch-nieuw-Engelse vorm, voor staat, natie, familie en individu worden door niemand meer geloochend. Ook niet door diegenen die met klem de zwakheden en de grote tekorten, die in één woord, de ontoereikendheid gehekeld hebben van een wereldbeschouwing die noodzakelijk beperkt en tegelijk onbegrensd moest zijn. Het puritanisme heeft zich nooit kunnen losmaken van zijn petieterig ontstaan, van zijn geboorte uit scheurmakerij en van zijn kleinburgerlijke jeugd, doorgebracht in de isolatie van velden en wouden, of in het beste geval in verwijderde kolonistenstadjes. Het heeft evenzo bepaalde nationale eigenschappen opgedaan van hen die het zijn definitieve vorm geschonken hebben: aldus ademt het Amerikaanse puritanisme nog steeds de lettergeest, het bijgeloof en de legendarische gewinzucht der Schotten, de ruwe koenheid der afstammelingen van Vikingers en de amusische botheid van een groep nuchtere mensen die de schone kunsten weinig genegen zijn.
Dat alles vinden we terug in een indrukwekkende reeks boeken en pamfletten, die de puriteinse Yankee uitbeelden. Dikwijls met uit lijden geboren hartstochtelijke haat - zoals bij Hawthorne, - soms met sympathie, die door humor en satyre doorklinkt, zoals bij Mark Twain, en ten slotte, op een volmaakte wijze, in het objektieve realisme van een Sinclair
| |
| |
Lewis en zijn niet te evenaren Panorama's in Main Street, Babbit, Elmer Gantry, Arronsmith, Dodsworth, Gideon Planish en in filmische meesterwerken als Mister Smith goes to Washington. Doch uit die kritiek volgt als logische conclusie niet de onvoorwaardelijke veroordeling, maar veeleer het bijna vanzelfsprekend feit dat in dat andere - en zoals we niet dikwijls genoeg kunnen beklemtonen - toonaangevende Amerika, reeds een tegenbeweging ingezet is, die haar oorsprong nam in het protestantse, Angelsaksisch-Skandinaafs-Duitse milieu, en, zonder aan de historisch, geographisch en politiek gecondonneerde grondwetten te tornen, boven het puritanisme uitgroeit.
Ze heeft Benjamin Franklin en Thomas Jefferson als wegbereiders gehad. Het zogenaamde transcendentalisme van een Ralph Waldo Emerson; Henry David Thoreau, hun philosophische antipode: het pragmatisme van William James en John Dewey en het 'absolute' idealisme van een Josiah Royce hebben met mekaar gemeen de wil het puritanisme te overwinnen door zijn meest waardevolle krachten los te maken van onverstand, gemoedskilte en harteloosheid. Ze hebben vooral gestreden tegen de obsessies, die zozeer met den heksenwaan van de dominee's overeenkomen, en tegen de duistere afkeer voor vreugde en geluk, die zozeer verschilt van de lichtende ascese van een Franciscus en de latijnse en katholieke opvatting van onze aardse noden.
Wanneer dan Benjamin Franklin en Jonathan Edwards, de voorlopers, wanneer de hooggestemde Emerson, en in zijn spoor, Walt Whitman, afwijken naar het optimisme van J.J. Rousseau en een vage gevoelsvroomheid, wanneer bij William James en Dewey de reactie op zulke gevoelerigheid voert tot een cultus van het nuttige, die de waarheid meet aan haar succes in den levensstrijd; wanneer voor Royce de kennende rede de maat is van alle dingen en van het Al en wanneer de gemeenschap geldt als oorgrond voor alle zedelijke verplichtingen, zo kunnen we van ons standpunt uit die zienswijze niet delen. Doch dat verhindert ons niet de positieve prestaties van die anti-puriteinen-in-puriteinse-geest te waarderen, zodra we het gebied der ethica en van haar voornaamste invloedsferen, der opvoeding nl. en der karaktervorming, en van de politieke en economische activiteit betreden. De moraal is berekend op de praktijk en hun denken waardeert men naar de vruchten, doch in het leven wordt dat alles een jeugdige, degelijke, moedige hulpvaardige wereld van onbegrensde mogelijkheden. En uit hoofdzakelijk essentiël-valse praemissen wordt een groep juiste en heilzame conclusies afgeleid. Het beeld van de deugdzame, saaie, deugd-bewuste en liefdeloze Yankee krijgt een vriendelijker omlijning. Het wordt vrolijker, zonder te ontaarden in de grijnzende grimas van den genieter uit de grootstad.
Doch in die synthese, waartoe humanisme en Aufklärung, individualistische en sociale romantiek het hunne hebben bijgedragen, zoeken we te vergeefs nog volgende twee elementen: de musische en de goddelijke begenadiging die over de gebieden om de Middellandse zee zo mild werden verdeeld. Want om zijn opdracht te kunnen vervullen, die het blijkbaar van de Voorzienigheid kreeg, d.w.z. om het bedreigde Europa te redden, of zelfs om zijn plaats in te nemen, mist het andere, Nordisch-Germaanse en protestants gekleurde Amerika die Latijnse en Slavische, die katholieke inslag, die in de kultuur van ons werelddeel een zo belangrijke, samenbundelende en dikwijls ook leidende zending te volbrengen had.
De Latijnen zorgen voor bewogenheid, vormgevoel, assimilatievermogen,
| |
| |
soepeler arbeidsrhythme; de Slaven voor de blijde boodschap uit het rijk van kleur en klank, voor een minder rationele, maar hartelijker verhouding tot het werk, dat geen louter mechanisch moment van een geldvoortbrengende reuzenfabriek meer is, noch een erfelijke vloek voor de zondige kinderen van Eva. De katholieke Kerk leert aan de nieuwe wereld niet alleen zijn eeuwige waarheidsgehalte, maar ook in de aardse sfeer, het inzicht dat vrijheid en gezag, deugd en vreugde, medelijden en strengheid, Geloof en wetenschap zeer goed te verzoenen zijn. De aanraking met het katholicisme als levensbeschouwing, als instelling en als levensmacht heeft de belangstelling gaande gemaakt, ook bij de protestantse en de agnosticistische elite van de U.S.A., voor de Middeleeuwen, die uit hun interessenveld verdwenen waren, en voor hun half-wetenschappelijke ijverige kennis een voorwerp van spot en afschuw geworden waren.
Laat dan ook de autodidact Mark Twain zijn flauwe geestigheden proberen over 'Connecticut Yankee in King Arthur's Court', voor de kathedralenbouwers zal het een troost blijven dat iemand als Henry Adams, afstammeling van presidenten der Unie, voorbeeld van fijnste vorming en verhevenste woordkunst, in zijn Mémoires over zijn volstrekt onsentimentele opvoeding en zijn zeer leerrijke Wanderjahre, de beslissende ontmoeting van het protestantse Amerika met de glorierijke Franse Middeleeuwen schildert als de triomf van Chartres en de Mont Saint-Michel op Chicago en de andere afgodentempels van de machine.
Henry Adams, en met hem Henry Georges en Thorstein Vebleu - een van de universele genieën van de gouden eeuw der jonge groeiende Natie - toont de richting die Amerika's jonge intellectuelen moeten volgen: over de stamvaders heen terug naar de 'Moeders', naar de nooit-versagende bronnen van alle verheven zedelijkheid en van elke harmonische vorming. Wel heeft hij niet de beslissende stap der bekering gezet gelijk zovele hem verwante dichters en denkers in Engeland. Doch aan de uitmuntende leerlingen en navolgers van Adams erkent men de meester. Ralph Adams Cram, architect en kunsttheoreticus; Maurice F. Egan, litteratuurhistoricus en gezant te Denemarken, Carleton J. Hayes, geschiedschrijver en consul in Spanje; Agnes Repplier, kultuurcriticus en fijnzinnige schrijfster van heldenverhalen en actieve heiligenlevens, allen zijn ze katholieken, en dat niet alleen op het doopregister. Deze namen reeds bewijzen dat in oud-Angelsaksische kringen het protestantisme niet alleen heerst. In de litteratuur en de wetenschap kunnen we nog wijzen op sterren van eerste grootte: zoals b.v. de buitengewone Willa Cather met haar Death comes for the Archbishop, en het niet minder volmaakte Bridge of San Luis Rey van Thornton Niven Wilder, dat zo rijk is aan katholieke substantie. Verder mag men niet vergeten dat Baltimore en heel Maryland van ouds katholieke gebieden zijn; en dat de stichting van Calvert, die omwille van haar geloof uit het onverdraagzaam moederland geweken was, niet alleen linguistisch Brits genoemd moet worden, doch wezenlijk Engels is, zoals de talrijke Ierse katholieken.
Zelfs wanneer we de Angelsaksen in de kunsten en de wetenschappen ook voor het katholieke Amerika een zekere voorrang toekennen, dan komen ze in geen geval in aanmerking daarvoor op geestelijk of politiek gebied. Hier staan ongetwijfeld Ieren en Duitsers vooraan. Namen zoals die van Kardinaal Mundelein, Spellman en Stritch, Dougherty, Plennon en Moorey, van Jimmy Farley, de kiespropagandist van Roosevelt, van Admiraal Leyhys, die de facto opperbevelhebber van heel het Amerikaans
| |
| |
leger in de tweede wereldoorlog was, kan men gemakkelijk aanvullen met die van andere leidende persoonlijkheden, die tot de katholieke Kerk behoren, of van Iersen en Duitsen bloede zijn: de grote organisator P. Hecker en zijn minder gekende confrater, de 'Radiopater' Coughlin, Bondsrechter Fred Murphy en Robert ('Bob') Murphy, een der grijze Eminenties van het Staatsdepartement, verder een lange rij diplomaten, zoals de gezant Jefferson Caffery, in Parijs, Kennedy, te voren in Londen, en Cudahy, weleer te Brussel, de gekende filmster Spencer Tracy. Daarbij komt dat men het aantal Duitsstammige priesters schat op 40% van geheel de katholieke clerus, terwijl het Ierse aandeel minstens even hoog staat. Evenzo is het gesteld in de vrije beroepen; bij de katholieke officieren, beambten, bankiers en rijke farmers is de leiding bij de Duitsers en Ieren.
Zo heeft gedurende heel de 19e eeuw de niet nalatende toevoer van katholieken uit landen die met de heersende Angelsaksen meestal cultureel en soms zelfs linguistisch verwant waren, die hegemonie van het protestantisme en het puritanisme in Amerika wel niet omvergegooid maar toch teruggedrongen en sterk ondermijnd. Doch met de aanval van de Italiaanse en Slavische - vooral katholieke - volksverhuizing, die pas tegen het eind der vorige eeuw inzette, en zich gedurende vijftien jaar in de 20e eeuw ontplooide werd de structuur der gehele Amerikaanse bevolking grondig gewijzigd. Wat de Kerk ten andere slechts in beperkte mate ten goede is gekomen. Een belangrijk deel der Italianen, Polen, Slovaken en Ruthenen die naar de U.S.A. getrokken zijn, hebben het geloof hunner voorouders verloren. Tussen 1840 en 1940 zijn ongeveer 20 millioen katholieken naar de Unie uitgeweken, doch het totaalcijfer der zogenaamde 'Communicanten', der deelnemers aan het geestelijk leven, bedraagt maar 22 millioen gelovigen. Wanneer men dan bedenkt dat de 17 millioen inwoners van 1840 met de 37 millioen ingewekenen van de volgende eeuw in 1940 gestegen waren tot 132 millioen, dan moest in dezelfde jaren het aantal katholieken minstens 50 millioen geworden zijn, temeer daar bij hen de natuurlijke bevolkingsaangroei aanmerkelijk hoger is dan bij de protestanten. Doch we kunnen deze bedroevende vaststelling over het verlies of de lauwheid van de helft ongeveer der nakomelingen van geloofstrouwe ouders niet verder bespreken.
Van belang is dat van nu af katholieken, of mensen uit een katholiek milieu d.w.z. dat naast de Duitsers en de Ieren ook de Italianen, Polen, Ruthenen en Tschechen, Slovaken en Magyaren een groot procent van de Amerikaanse bevolking uitmaken. Een paar cijfers om dit te bewijzen. In 1840 waren 70% van de blanke inwoners Engelsen en Schotten; daarnaast waren alleen de Duitsers, en verder de Skandinaviërs en de Nederlanders belangrijk. In 1940 vond men op 100 Amerikanen: 34 Engelsen en Schotten, 22 Duitsers, 14 Ieren, 4 Skandinaviërs en Nederlanders - die er geen van allen aan dachten die plaats te handhaven - tegen 10 Slaven, 10 Italianen, 4 Franco-Canadezen, die ten andere allen zeer snel aangroeien. Wel bepalen Italianen en Slaven niet de politiek, de wetenschap en het intellectueel leven, zoals dat het geval is met de Duitsers, de Ieren of zelfs voor de Hollanders en Skandinaviërs, wier invloed alle verhouding tot hun klein aantal te boven gaat; doch men begint de aanwezigheid van de samengebalde massa's der minstens 12-13 millioen inwijkelingen uit het Apenijns schiereiland, en van evenveel Slaven, vooral in de grootsteden en bepaalde kolonisatie-brandpunten sterk te voelen. En dat als totaal-phenomeen. Wel hebben de Italianen
| |
| |
niet eens één der 19 katholieke Aartsbisschoppen geleverd, geen enkel kabinetslid, geen gouverneurs; wel waren van hen alleen New-Yorks burgemeester La Guardia, rechter Pecora en de bankier Giannini in het land algemeen bekend (tenzij men bij de beroemdheden ook de gangsterkoningen rekent zoals Al Capone en Lucky Luciano). Maar is het niet de Italiaanse bevolking die arbeidsrhythme en werkmethoden in vele takken der industrie gunstig hebben omgevormd, en heeft men de opbloei, of beter gezegd, het ontstaan van een hoge muzikale kultuur niet aan de Italianen te danken?
Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk hoe de veranderde structuur der bevolking heelder gebieden van het leven heeft omgevormd. Gedurende de dominatie der Angelsaksen was het met de muziek zo treurig gesteld als in hun moederland of nog slechter. Duitsers brachten de kennis van de grote meesters mee over de oceaan en bereidden voor de Europese virtuozen een met goud bezaaide weg. Doch van uitmuntende componisten, van een autonome toonkunst is niets te zien. Ten hoogste vormt men er goede orchesten die met hoge erelonen meesterdirigenten en artisten lokken. Naargelang echter, naast Duitsers, ook Italianen, Slaven en Joden meer en meer ontwikkelen, stijgt het peil. En eens bezit New-York de beste opera's ter wereld, overtreffen de Amerikaanse orchesten bijna alles in het Old Country, verovert de Jazz - Amerika's eigene productie (uit Afrikaans erfgoed) - de wereld, ontdekt men het hoog boven de middelmaat staande ingenium Gershwin, en ten slotte zijn de meest-dynamische musici, dirigenten als Toscanini en toondichters als Bartók, verenigd op Amerikaanse bodem.
Aldus kan men de nieuwe elementen uit het totaalbeeid van de U.S.A. niet meer wegdenken. Want zelfs de bescheidener ingewekenen, de vlijtige Slavische arbeiders, beginnen op te vallen. Al ware het alleen maar door de druk en het gewicht van hun stemmen in de politiek. Zo zouden de syndikaten reeds lang een veel radikaler weg ingeslagen zijn en zou men eerder ingegaan zijn op de communistische lokstem, indien de Polen, de Ieren, en de Italianen niet zo talrijk vertegenwoordigd waren bij de arbeiders. De naamloze massa van die gelovige en kalm-eenvoudige mensen vormde in het andere Amerika het tegengewicht voor de revolutionnaire parolen van de meest gevierde schrijvers en kunstenaars. Zij heeft haar zedelijke en lichamelijke reinheid verdedigd tegen de geconcentreerde aanvallen van gangsters, revolutionnairen en waanzinnigen, tegen de samenwerking van de schandaalpers en de ontaarde fantasiemachine. En deze zelf-affirmatie in een wereld, waarover de vorst van alle Diesseits-machten zijn anarchistisch-gecamoufleerde tyrannie wil vestigen, verbindt onderling de bestanddelen van het andere, echt-democratische Amerika, dat echter vrijheid aan gezag blijft koppelen: Angelsaksen, Ieren, Duitsers, Nederlanders en Skandinaviërs met Italianen, Slaven, Joden, ja zelfs met Negers en Oost-Aziaten. Want het is een dwaling te menen dat de niet-Europese bewoners der Unie a priori ten offer vallen aan de machten van het kwade, of dat enigen van hen zelf die boze krachten zijn. Immers, het grote aandeel, dat Duitsers, Italianen en Ieren hebben aan de openbare misdadigheid, doet niets af van het feit dat de overgrote meerderheid dezer nationaliteiten ingeschakeld is in het andere, lofwaardige Amerika. En evenmin kunnen de Joodse bendeleiders, de hun verkochte rechters en de lepe zakenlui van film en pers aanzien worden als de vertegenwoordigers van een massa moedige burgers, die harmonisch in de
| |
| |
verscheidenheid van de U.S.A. zijn ondergebracht en zeer vreedzaam en bijlange niet immoreel zijn. De 'Joden achter Roosevelt', die door de boosaardige monomaan Johannes von Leers als demonische monsters werden gecaricatureerd, behoren meestal tot de geestelijke elite, die naast de economici, geleerden, schrijvers en politici met Angelsaksische, Duitse, of Hollandse en Skandinaafse afstamming het grootste aandeel heeft aan de prestaties en de opbloei van de Verenigde Staten. Bernard Baruch, Henry Morgenthau, Herbert H. Lehman, Sol Bloom, Felix Frankfurter, Samuel Rosenman, Adolph Berle, Walter Liffmann zijn krachten die tegelijk in den besten zin conservatief en opbouwend-evolutionnair werken, die met den geest van Amerika vervuld zijn en Amerika bevruchten met het zaad van hun wijze geest.
In geen ander rijk ter wereld is op zulke wijze het samenleven van rassisch en sociologisch van elkander verschillende gemeenschappen mogelijk gemaakt als in de Verenigde Staten. Want hier gaat het niet om assimilatie d.w.z. om de aanpassing aan een onveranderlijk voorbeeld, doch in de steeds vreedzame strijd om het bestaan, die voor Amerika zo typisch is, levert elke groep haar bijdrage tot het vormen van het gemeenschappelijke wezen, voorzover zij door haar dynamiek en de inwendige waarde van haar zijnswijze daartoe in staat is. Niemand moet zich zichzelf opgeven als hij Amerikaan wordt, en niets schijnt in dit ononderbroken worden en wisselen, onverdraaglijk vreemd. Veelzeggender nog dan het Joodse voorbeeld en zelfs dat der sinds eeuwen aanwezige Negers is dat der Japanners en Chinezen. De sterkste proef heeft Amerika wel geleverd wanneer het er in lukte uit de ingeweken zonen van het land der opgaande zon, uit de Nisei voortreffelijke burgers en dappere vrijwilligers onder de Stars and Stripes te maken. En aldus kan men het andere, grondigfatsoenlijke, degelijke, laag-bij-de-grondse, gewin-zuchtige en op eigen wijze toch vrome Amerika vergeven, wat de burgers van de Cité des Lettres het voortdurend aanwrijven: de eentonigheid zijner steden en straten, de eeuwige terugkeer van Zenith en Main Street, de danspartijen met kerkelijk toezicht en de processies met opgesmukte Hallelujah-girls in uniform, de standaard-kleren en de niet-gedifferentieerde spijzen, de sensatiejacht van zijn leelijk geïllustreerde familieblaadjes en zijn grofgekorrelde moppen. Want in bijna al die ergerlijke of belachelijke dingen zit een edele kern geborgen die gezegende vruchten geeft.
Gaat maar vitten op het apenproces in Dayton, doch vraagt U eerst af of de 'verlichte' heren leraren in Frankrijk, die God hebben afgeschaft en die weten dat l'homme descend du singe et le singe de l'arbre, vraagt hen of ze gunstiger resultaten bereikt hebben dan de Amerikaanse zondagscholen, die, in de plaats van de slecht-begrepen Darwin de Bijbel, hoewel verkeerd geïnterpreteerd, als uitgangspunt nemen. Spot maar met de liefdadigheidsdrift van de philisters en met de ijdelheid die aan de menselijke ellende haar tol betaalt, doch zoekt vooraf in Europa een Carnegie en een Rockefeller, die aan de 'wellbeing of mankind' en de 'diffusion of knowledge' even grote diensten hebben bewezen als deze dinosauriërs. Critiseert van de basis uit 'Saturday Evening-Post' en 'Liberty' en 'Collier's' en 'Harpers'; het blijft echter nog te bezien of die met hun uitkijken naar het droomland van den rijkdom, met hun overzicht over allerlei - gestrafte en verdoemde - misdaden en hun loeren in - altijd nog duchtig verhulde - slaapkamers, meer schade hebben aangericht dan de weekbladen-met-litterair-kleedje in het Stavisky-Frankrijk of in
| |
| |
het weideland Nazi-Duitsland, of dan de roskam der staatsgebreken, de zalig-onzalige 'American Mercury' (niet door Mencken's invallen, maar - quod licet bovi non licet Jovi - door de aanvallen van zijn minder-eerbiedwaardige medewerkers).
Men kan de prohibitionnisten en de deugd-beschermers honen! Doch, hoe geraden het ook was het officieel droge Amerika, dat echter heimelijk overstroomde van den bloedbevlekte alcohol, opnieuw ambtelijk te bevochtigen, zo hebben de vijanden van de dronkenschap millioenen mensen gered van de ondergang in schade en ellende; en de dikwijls zo groteske zedelijkheidsapostels hebben die heilzame afschuw voor sexuele verdierlijking en de schroom voor openbare ergernis bewaard. Want zonder die deugden zou in het Amerika der economische crisis en der trektochten de ontucht voorbij de noodwoonsten en de heerbanen der Tramps, voorbij Greenwich Village en de nietsnutterspaleizen der Upper Ten, over de grenzen der Irrespectability en der goudkoningen - legibus soluti - heen, binnengedrongen zijn in de gebieden van het andere Amerika, van Oceaan tot Oceaan. Daar echter heeft de bevolking van de buiten en van de kleinsteden nog altijd een - in puriteinse zin - dieper moreel leven dan dit waarschijnlijk het geval is voor gelijk welke andere volksgroep ter wereld. Ook in de grootsteden leeft nog wel het grotere deel der bevolking in een effectieve afgeslotenheid tegenover het kwaad van elke soort. Dit verzekert ons een der beste Amerika-kenners, de zeer onvooringenomen Zweedse socialist, geleerde, politicus en minister Gunnar Myrdal (Kontakt mit Amerika, 217).
Hekelt men ten slotte het feit dat de bewoners van de U.S.A. de bemiddelde burger als voorbeeld gekozen hebben, onder wie de paupers als uitgestotenen en boven wie de rijken als verre lichtgestalten gelden, zo blijkt daaruit vooral de verheugende waarheid dat de grote massa der natie in dat gezegende land zich in goede en geordende toestand bevindt, zonder dat ze de bevoordeligden benijdt, of door de ellende in de armen der revolutie gejaagd worden. Klaagt men over het onverstand en de halve vorming waardoor de poorten wagenwijd openstonden voor schreeuwers en bedriegers, dan moet men toch bedenken, dat de meerderheid van het Amerikaanse volk in beslissende ogenblikken altijd het juiste besluit genomen heeft. De goochelaars Townsend, Huey Long, Coughlin, Nazisme, Communisme, Isolationnisme en utopisch Universalisme, Technocratie en Invalidenbonus: dat alles heeft een tijd lang zijn lome betovering uitgeoefend op het vlijtigste aller volkeren; doch dan zijn de zeepbellen gesprongen, de afgodsbeelden werden omgegooid en de Natie ging haar eigen weg. De verkiezingen in het Gallup Instituut en van de 'Literary Digest' wijzen op de politieke wijsheid zoals die altijd door alle mist en nevel doorbreekt.
En mocht, spijts alles, de intelligentie van de doorsnee-Amerikaan de vergelijking niet doorstaan met de gewone Fransman of Italiaan, zo is toch gebleken, dat de sterke wil en het door het zedelijk instinkt geleide gevoel beter dan het verstand in staat zijn een machtig rijk en een bloeiende goed geordende gemeenschap te stutten. De machtigste vloot, de grootste luchtmacht, een schitterend uitgerust leger, de economische prestaties der N.R.A. en der A.A.A., hoewel geleid en uitgewerkt door de Brain Trust van de geniale President Franklin Delano Roosevelt, zouden zonder de basis van een honderd-millioenen natie, die voor het werk berekend was, niet mogelijk geweest zijn.
| |
| |
Om, ten laatste nog een voorbeeld te nemen uit een sector die ons meer vertrouwd is: zijn het - afgezien van de poésie pure voor uitverkorenen en de walgelijke sensatie-litteratuur - zijn het dan zulke onwaardige werken, die als 'best seller', als meest gespeelde toneelstukken de bijval van de breedste volkslagen in stad en land verdiend hebben? Smaak en een zuiver aanvoelen van het waarachtig grootse zijn niet te loochenen wanneer we de reeks gunstelingen van het andere, van het gezamenlijke Amerika overschouwen: Hervey Allen met Anthony Adverse en The Forest and the Fort, Kenneth Roberts North West Passage, Ben Amos Williams met zijn historische triologie van Come Spring en zijn tijdsoverzicht Time of Peace, Frederick Lewis Allen en zijn chronieken van Only Yesterday en Since Yesterday, waarin hij alle romanachtig bijwerk versmaadt en een geestige conversatietoon onderhoudt, en de China-boeken van Pearl Buck. Men merkt de terugkeer naar het historische, de drang zich te verheffen aan het eigen verleden, erbij te leren en boven het verleden uit te groeien. Aldus worden litteratuur en film een oproep zoals weleer Griffith's Birth of a Nation, de eerste van een oneindige reeks patriotische stroken en Robert Sherwoods Abe Lincoln in Illinois, het meest succesvolle toneelstuk van het laatste decennium.
Niet kwaad als keuze voor een natie, die door een Italiaans reiziger als het 'klassiek vaderland der analphabeten die kunnen lezen en schrijven' werd geklasseerd. Nog beter is - en daarmee raken we aan een eindresultaat, dat evengoed in de ijverige kritieken op de U.S.A. als in de overhaastige lofredenen al te licht over het hoofd wordt gezien - het andere Amerika, met zijn optimisme, zijn eenvoud en zijn geloof is in beslissende uren en beslissende vragen steeds sterker geweest dan de wereld der irrespectabelen en van de ivoren toren der niets-respecterenden. Het andere Amerika heeft ze dan alle twee tot zich overgehaald. En de revolutionnairen grepen naar de wapens, niet om de zogenaamde rotte orde van hun land omver te gooien, maar om ze te verdedigen. En de dichters, wier toornige klachten en aanklachten uitgestorven waren grepen naar de pen om hun heimat te loven en de zaak van Amerika te leiden.
Wie heeft dezen staat, en dit volk, ontstaan uit vele volkeren, schoner, klaarder, bondiger en juister geprezen dan Archibald Mac Leish? De Amerikanen: 'they had all the origins of Europe in their veins before the century was over - all the races a man ever heard of and a lot more beside. Races did n't bother the Americans. They were something a lot better than any race. They were a people. They were the first self-constituted, self-declared, self-created people in the history of the world. And their manners were their own business. And so were their politics. And so, but ten times so, were their souls'. (The American Cause, 26.) Dat is, ontdaan van al het bijkomstige, van alle ertsslakken, als orgeltoon en klokkenzang, het lied van de moedige man, the voice of America. Doch wat anders brengt die stem dan de onvergankelijke spreuk van het andere Amerika: de staat 'of the people, by the people, for the people'. Wat anders dan datgene wat trots prijkt in het wapen van dit rijk, met het grote verleden, het grotere heden en de grootste toekomst: e pluribus unum?
|
|