| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Kan. P. VAN IMSCHOOT, Jésus-Christ. Desclée De Brouwer, 1944, 99 blz., Fr. 18.
Deze korte studie bevat een synthese over het werk, de leer en den persoon van Christus. Het is een Fransche bewerking van een Nederlandsch boekje door den schrijver gepubliceerd in 1941 (Jesus Christus, Roermond). Dit laatste was op zijn beurt een herdruk - op enkele wijzigingen en toevoegingen na - van een merkwaardig artikel in het Bijbelsch Woordenboek.
Heden bestaan er verscheidene werken in den aard van hetgeen de schrijver hier biedt. Vele zijn uitgebreider, doch dit werkje is merkwaardig rijk bij al zijn beknoptheid, en vanuit critisch standpunt kan het de vergelijking doorstaan met de beste. De auteur tracht steeds te bepalen waarin de oorspronkelijkheid van Christus' leer bestaat tegenover de openbaring van het Oude Testament en de leerstellingen van het Judaïsme. Deskundigen zullen ook merken, dat hier een persoonlijke zienswijze geboden wordt aangaande de betrekkingen tusschen de notie van het rijk Gods en de Kerk.
Deze brochure is met geen litteraire sieraden overladen: alleen de critisch verantwoorde feiten komen aan het woord. Toch zal ze tot een reëeler kennis van Jezus Christus bijdragen en een hernieuwde gehechtheid opwekken aan diens aanbiddelijken persoon.
Ed. Dhanis.
Ignatius BEAUFAYS, O.F.M., De Godmensch. Nederlandsche vertaling van B. Housen, O.F.M. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1944, 290 blz., ing. Fr. 50.
Dit nieuw leven van Jezus verdient zijn plaats naast de andere werken die reeds bestonden in het Nederlandsch. Het wil niet zooals dit van Mgr Goodier het leven van den Zaligmaker overwegend beschouwen, ook niet zooals Mauriac en Papini Christus teekenen voor den modernen mensch, of als Geerebaert alles uitvoerig beschrijven en de voornaamste problemen doen kennen die de tekst doet rijzen. Schrijver vertelt eenvoudig het Evangelie na, zonder willekeurige reconstructie of phantasie, maar weet toch de resultaten van critiek, bijbelkennis en archeologie in zijn verhaal te verwerken. P. Beaufays heeft lang in Palestina verbleven, hij kent ook de zeden uit Christus' tijd, en is erin geslaagd een boek te schrijven vol frissche lokale kleur. Hij beroept zich niet zooals Willam op de actueele gebruiken in Palestina, en vertelt ook niet zoo levendig en aangenaam. Doch het boek munt uit door soberheid en objectiviteit. Daar het echter voor het groot publiek bestemd is, had men er graag enkele photo's of illustraties in gevonden, maar dan niet in den trant van de leelijke teekening op den omslag.
I. de la Potterie.
Emile RIDEAU, Consécration. Le christianisme et l'activité humaine. - Desclée De Brouwer, Parijs, 1943, 122 blz., ing. Er. 56.
Uit reactie tegen Nietzsche wil men sinds enkele jaren aan de christenen beter doen inzien hoe zij niet alleen naar het hiernamaals georiënteerd zijn, doch ook moeten medewerken aan de aardsche cultuur. Van deze richtingen geeft dit boekje een samenvatting. Het is sterk geïnspireerd door geesten als Bergson, Claudel, Teilhard de Chardin, Poucel, Légaut en dgl. Na een uiteenzetting over de christelijke philosophie van de Schepping, stelt Schr. tegenover elkaar de heidensche en de christelijke mystiek van deze aarde: voor een christen behoudt het tijdelijke zijn volle waarde, hij weet zelfs al het profane te consacreeren, te heiligen.
Het boekje bevat suggestieve bladzijden over de heiliging van de stof, over de belangstelling voor de wetenschap, over de eenheid van gebeden actie, over het evenwicht tusschen het gebruik der schepselen en de versterving, over de continuïteit tusschen de stoffelijke en de geestelijke wereld.
Al deze stellingen zijn echter niet even goed gefundeerd. Schr. doet te gemakkelijk aan symbolische exegese, zijn gedachte blijft dikwijls vaag en onbepaald, door een gezochte dichterlijkheid in de uitdrukking, die eerder storend is in een wijsgeerig werk. Toch blijft het boekje een goede bijdrage tot het zoo actueel probleem van het christelijk humanisme.
I. de la Potterie.
Max PICARD, Die unerschütterliche Ehe. - Erbenbach, Eugen Rentsch Verlag, Zurich, z.j. (1942).
Tot nog toe had Dr Max Picard zich toegelegd op de physiognomie en zie, plotseling ligt vóór ons zijn nieuwste
| |
| |
werk over het huwelijk. Picard is gewis niet de eerste die over het huwelijk schrijft. Sinds enkele jaren werd er heel wat geschreven, soms verkeerd geschreven, over het probleem van de trouw. Ongelukkig heeft al dat geschrijf weinig aarde aan den dijk gebracht - wij hoeven enkel om ons heen te kijken om ons hiervan te overtuigen. Daarom doet het ons genoegen het nieuwe boek van Picard hier aan te kondigen. De trouw ligt er aan de basis van, niet de wetenschap - Picard is nu eenmaal geen wetenschapsmensch, omdat hem de wetenschap niet genoeg is - en zeer zeker niet het sexueele probleem. Dat probleem bestaat voor hem niet, omdat hij beseft dat men niets verbetert door het almaardoor over de sexualiteit te hebben. Sexualiteit - ook in het huwelijk - is immers nooit doel, maar middel; daarom glijdt hij er vlug over heen. De schrijver beoordeelt het huwelijk vanuit het sacramenteele en van daaruit bekijkt en doorgrondt hij al de krachten ervan.
De betoovering, die uit Picard's boek straalt, ligt hem niet zoo zeer aan de buitengewone dingen die hij vertelt - wij kennen ze allemaal maar zijn ze vergeten - doch aan het schitterend licht, waarin hij die alledaagsche dingen hult. Hiertoe helpt in de eerste plaats zijn taal, die even rijk en genuanceerd is als de taal van een dichter. Het is een schepping en een schepping die ten slotte om God, het Hoogste, cirkelt. Lees bijvoorbeeld de hoofdstukken getiteld: Het essentieele in het huwelijk, De structuur van het huwelijk, De autoriteit van den man in het huwelijk, Het huwelijk en de dichtkunst, Het eeuwig huwelijk. In al die hoofdstukken is er ook maar geen oogenblik sprake van afbreken - almaardoor bouwt hij op, te midden van een in puin geslagen tijd. Picard is de christelijk-moderne schrijver, die, meer dan al zijn voorgangers, de wondere, geheime wereld van het huwelijk ziet en het geziene vóór ons legt, met glans omhangen.
Het verheugt ons te vernemen, dat zijn boek weldra bij 'Het Spectrum' in Nederlandsche vertaling zal verschijnen. Wij wenschen het in de handen van hen die nog trouw willen blijven in hun huwelijk. Andere boeken voldeden hen wellicht niet - dit zal het zeker doen.
Leo Simoens.
| |
Wijsbegeerte
M.O. GERSJENSON en Vj. IVANOV, Nihilisme of traditionalisme. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 108 blz., ing. Fr. 40, geb. Fr. 55.
Twee Russen liggen op dezelfde kamer van een ziekenhuis en schrijven aan elkaar, elk zes brieven, waarin ze niet over hun ziekte, maar over hun geestesgesteldheid handelen. Aan deze reeks brieven heeft de vertaler en inleider, Dr L. Landman, nog twee brieven van V. Ivanov gevoegd: eene aan den Franschen denker Charles du Bos en eene aan den Italiaanschen vriend A. Pellegrini.
Beide briefschrijvers hebben zich geheel ingewerkt in de Westersche cultuur en hun gesprek loopt over de waarde en de vooruitzichten van die cultuur. Gersjenson voelt haar, met haar philosophische leerstellingen, haar geijkte waarden, haar verstarde tradities op zich wegen als een Alpendruk. Hij zou aan haar overleveringen willen ontsnappen om een vrij mensch te kunnen zijn en te genieten van de frissche oorspronkelijkheid en een nieuw contact met het leven. Hij wil weg uit de drukkende atmosfeer van een wereld die te veel heeft nagedacht en aan de individuën den dwang oplegt van haar verworvenheden.
Ivanov daarentegen verdedigt de authentieke cultuur waarin hij een inwijding ziet door de gedachtenis aan de verworvenheden der vaderen. Er is geen mogelijkheid er aan te ontsnappen en tot de bronnen terug te keeren, hetgeen overigens zou beteekenen terugkeeren tot de barbarie van de steppe. Wel moet men ze ontstijgen, want zij is niet zelfgenoegzaam voor den heelen mensch. Alleen het geloof aan een transcendenten God redt ons van de verwordingen der cultuur. Het is deze gedachte, namelijk dat de moderne wereld door haar atheïsme de grondvesten van alle ware cultuur ondermijnt die Ivanov tot de katholieke Kerk deed terugkeeren. De brieven die hij in het ziekenhuis schreef aan zijn vriend Gersjenson wijzen reeds op deze evolutie; aan den bekeerling du Bos en aan Pellegrini zet hij meer volledig de redenen uiteen die hem voerden naar het ware geloof.
De brieven van Gersjenson en Ivanov zijn merkwaardig door den diepen ernst waarmee zij het levensprobleem benaderen, door de schroomvalligheid waarmee ze vermijden elkanders zoo diametraal tegenovergestelde levensopvatting te kwetsen, door het vurig nadenken over de diepste problemen waarvan ze getuigen. Beide vrienden schrijven een mooie brok cultuurphilosophie. De bladzijden over het geloof in God, in den brief van Ivanov aan Ch. du Bos en die over het geloof en het humanisme, in den brief aan Pellegrini zijn van de meest doordachte en overtuigende die over die onderwerpen geschreven werden.
| |
| |
We moeten Dr Landsman bedanken die deze hooggestemde literatuur voor de Vlaamsche intellectueelen heeft toegankelijk gemaakt. Hij zal het ons echter niet euvel duiden indien we ons niet accoord verklaren met een zinsnede van zijn inleiding: 'Ivanov is andere wegen opgegaan, schrijft hij op blz. 10. Geleerd, wijs, mystiek en oud heeft hij zich laten heenvoeren op de weidsche vleugelen van het geloof, buiten den strijd van en om een nieuw leven, ver van het harde bouwen aan de nieuwe woningen der groeiende geslachten.' We weten niet wat Ivanov zelf hier zou over denken, maar ons schijnt het dat de toegang tot het ware geloof de beste manier is om mee te helpen aan het 'harde bouwen aan de nieuwe woningen der groeiende geslachten'. In een volgende uitgave zouden we ook wenschen dat er meer zorg worde besteed aan de Grieksche teksten en transcripties. Op blz. 80 en 95 heeft de zetter het Grieksch erg gehavend; elders moet men Timaios lezen in plaats van Trimeis en de 'gebaarde wijsgeer' van bz. 34 zal wel Parmenides of Zenoon zijn, en niet Poesjkin zooals de nota vermeldt.
F. De Raedemaeker.
Marcel DE CORTE, Du Fond de l'Abîme. Essai sur la situation morale de notre pays au lendemain de la libération. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1945, 116 blz., ing. Fr. 27.
'n Zedendiagnose door een moralist, een 'clinicien des moeurs' (p. 45) over de op de bevrijding volgende maanden. Schrijver zoekt naar de diepere oorzaken, die den toestand van 'désincarnation des valeurs morales' hebben teweeggebracht. Vele zeer lezenswaardige opmerkingen en scherpe analysen brengt ons dit essai; toch geen blijvend, slechts gelegenheidswerk, op enkele zeldzame plaatsen zelfs neerdalend tot journalistieke losheid (cf. o.a. de bitsige, zeker niet onverdiende, persifflage van ons huidig materialistisch staatsbeheer, blz. 112). De hoofdgedachten zijn gezond. 'La conscience nationale de la majorité des Belges est totalement désorbitée' (blz. 20); 'La Belgique est une société sans moeurs' (blz. 94). De oorzaak van deze ontzedelijking (als de schuld ervan niet op onze 'barbaarsche' Oosterburen wordt geschoven, zooals op blz. 31 en vv.), is te zoeken - en terecht - in de verwaarloozing der menschelijke waarden, in het terzijdestellen van het vierspan dat den wagen van de samenleving moet voorttrekken: familie, beroep, vaderland en Kerk. Aan 'vaderland' lijkt hij mij een te abstracte juridische beteekenis te geven, als een feitelijke omgrenzing door willekeurige grenzen, meer dan als levende kultuur- en volksgemeenschap. Konsekwent daarmee komt hij niet tot eenig besef van de Nederlandsche kultuur, die hij zelfs in 't voorbijgaan practisch loochent (blz. 66), en interpreteert hij den Vlaamschen strijd vrij hatelijk als een irreëele, rationalistische poging van 'ratés' en arrivisten, aan de hand van soms belachelijke persoonlijke belevingen (cf. blz. 28, 30, noot, 66 etc.). Het ongenuanceerde voorstaan van de fameuze 'liberté du père de famille' in zake voertaal voor het onderwijs der kinderen (blz. 27 en 65), de onrechtvaardige insinuatie tegen de speciaal 'Vlaamsche
regimenten' en hun gedrag in 1940 (blz. 111), de al te eenzijdige beschuldiging tegen de Vlamingen als hebbende zulk een groot aantal 'fauves blonds' geleverd (blz. 29 - en hij bedoelt niet die uit de eerste weken der repressie...); de kritiek op Winterhulp, voedselvoorziening en secretarissen-generaal, enz., ontsieren een schrift, dat den weg naar sociale, politieke en moreele herwording wil wijzen. Trouwens de auteur schreef deze bedenkingen in October-November, kon ze echter pas publiceeren in April 1945, en bekent dan ook in zijn postscriptum: 'Je relis ces pages avec mélancolie...' 't Had zoo anders kunnen zijn, maar in deze acht maanden bevrijding zijn alle droomen verzwonden. 'Rien. Nous sommes vieux, raidis, saccadés' (blz. 109). Hoewel sommige psychologische ontledingen meesterlijk zijn, zooals voor de verwording der 'bourgeoisie' (blz. 48 vv.), over den boerenstand (blz. 56), den arbeidersstand (blz. 58), de bureaucratie, die den mensch tot een fiche maakt, enz. toch zal dit werkje de lezers van schrijvers vroegere werken teleurstellen.
L. Moereels.
Dr Ferd. SASSEN, Wijsbegeerte van onzen tijd. - Derde druk, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 296 blz., gen. Fr. 55, geb. Fr. 75; Fr. 85 (houtvrij papier).
De derde uitgave van dit boek vertoont weinig verschillen met de vorige (1938, 1940). Het snel opeenvolgen van de uitgaven zelf is een voldoende bewijs voor de deugdelijkheid van Prof. Sassen's handboeken voor de geschiedenis der wijsbegeerte. Wie er mee vertrouwd is staat telkens in bewondering voor de gevoeligheid waarmee de schrijver het uitzicht, de allure a.h.w. van een philosophisch systeem in het kort weet te schetsen. Dit werk is des te belangwekkender daar het de actueele wijsgeerige stroomingen behandelt: het voluntarisme, het pragmatisme, het criticisme, het idealisme, het neo-realisme, de phaenomenologie, de
| |
| |
existentiephilosophie, de logistiek, de neoscholastiek. We betreuren het dat de schrijver de zoo belangrijke strooming van de experimenteele psychologie geheel heeft over het hoofd gezien. In dit panorama van de hedendaagsche philosophie mocht haar wel, evenals aan de logistiek, een klein plaatsje worden ingeruimd!
F. De Raedemaeker.
P. Klemens VAN STEENKISTE O.P., Het rassenvraagstuk. - Beyaert, Brugge, 1945.
Het doet bevrijdend aan dat men weer vrij over het rassenvraagstuk schrijven kan. Het mag dan ook een gelukkig begin heeten van de nieuwe reeks 'Levensbeschouwing', met een boekje over dit onderwerp dat zoolang op ziekelijke wijze de geesten kwelde, van wal te steken. Met een uiterst rijke documentatie (wel een beetje eenzijdig, maar dat is aan de omstandigheden te wijten) brengt schrijver ons een bondige, critische inleiding in de verschillende problemen door het rassenvraagstuk opgeworpen. Minder gelukkig lijkt ons de al te schematische vorm, met 1, 2, 3,-a, b, c en een overvloed van accolades, waarin de tekst voor ons ligt, zoodat hij meer op een onuitgewerkt schema van een cursus lijkt dan op een boek. Daardoor verliest hij veel van zijn leesbaarheid. Daarbij komt verder dat de taal slordig en op sommige plaatsen incorrect is, wat nog de indruk van onafheid verhoogt. Jammer ook, en vooral, dat de verbazende belezenheid van den auteur over deze zoo belangrijke biologische kwestie, niet gediend wordt door een beter inzicht in het biologisch denken zelf. Overal waar het gaat om opvattingen van geleerden samen te vatten, om het philosophisch of theologisch standpunt uiteen te zetten is de auteur voldoende thuis. Wat echter de zuiver wetenschappelijke begrippen betreft, schijnt hij de kaders van de wijsgeerige terminologie niet te buiten te kunnen, hetgeen zeer verwarrend werkt. Zoodoende vervalt hij ons inziens menigmaal in een soortgelijke methodologische fout die hij graag - te recht dikwijls, ook soms ten onrechte - aan sommige geleerden verwijt. Hetgeen hij schrijft over de rol van de genen in de rassenvorming, over het soortbegrip als zoodanig, over evolutie, enz., zal wellicht de haren van menig bioloog te berge doen rijzen. Wanneer hij onder andere zegt dat de eerste voorouder van het paard maar 'bijkomstig' verschilt van het huidige paard, zooals een Mongool maar bijkomstig verschilt van een Braziliaan (blz. 46), dan klinkt
dat voor een vakman toch wel erg verrassend. Natuurlijk als men alleen als 'omlijnde soort' beschouwt de philosophische species van de arbor porphyriana, dan kan men zeggen dat daarvoor slechts in aanmerking komt 'bijvoorbeeld het geval dier en mensch' (blz. 47), maar dan begaat men toch een zeer onwetenschappelijke aequivocatie die in een biologisch boek over het rassenvraagstuk erg buiten het kader valt.
Alb. Raignier.
| |
Taal- en letterkunde
E. VAN HEMELDONCK, De harde weg. - Davidsfonds, Leuven, 1945, 319 blz., gen. Fr. 36, geb. Fr. 48.
Het leven van Michaël de Velthoven, van het kasteel van Vosselaar, is een harde weg. In 1774 aan de monniken van Postel voor zijn opvoeding toevertrouwd, ware hij graag in de abdij gebleven; maar zijn moeder zendt hem naar Leuven. Na schitterende studies had hij zich liefst aan de wetenschap gewijd; hij moet huwen met een mondaine vrouw en opgaan in de diplomatie. De Brabantsche omwenteling en de Fransche overheersching vinden hem aan het volk verknocht; tenslotte sneuvelt hij in den Boerenkrijg. Een harde weg voor dat kind van den adel, gevangen in de verplichtingen van zijn stand: een leven van buigen en plooien, veinzen en weifelen; tot hij eindelijk àlles mag geven voor een zaak die hij altijd àlles waard had geacht. Doorheen de woelingen van het einde der xviiie eeuw wordt Michaël de Velthoven het ware kind van volk en godsdienst, die hij liefhad tot in den dood.
Weer wordt ons het eigen Kempisch, het Turnhoutsch verleden zooveel nader gebracht. De slag bij Turnhout tegen de Oostenrijkers, de krijgsverrichtingen in de Kempen bij den Boerenkrijg: zijdelings althans staan die twee momenten belicht in de wisseling van gezag en geest, de onzekerheid en den grondigen ommekeer van die historische jaren.
Maar dat alles is voor den auteur bijzaak. Hoofdzaak zijn hem de menschen; hoofdzaak de voornaamste held zelf, en het mysterie van zijn leven. Tegenspoed en onzekerheid, een smartelijk falen en een bijna akelig geslingerd worden; diep daaronder een onkreukbare trouw, beloond tenslotte met het uiterste offer!
Zoo zien we den auteur zich verdiepen. Hij, die in stemmingen vroeger zwolg, vindt nu bestemmingen van menschenlevens. De landelijke verteller van vroeger wordt een groot, langzaam een diep romanschrijver. Met nog te veel fraaiheid, impressionisme en uitwendig decor, iets te tenger en niet machtig genoeg... Een tikje vormeloos is zijn roman ook geble- | |
| |
ven; zoodat de spanning, in veelvuldige avonturen en ontmoetingen, soms even verloren gaat. Maar een roman die, voor stijl en inhoud, voor ernst en geest, voor penetratie en diepte, torenhoog uitsteekt boven heel veel wat thans verschijnt. Een roman, waarmee het Davidsfonds aan de spits komt te staan van onze hedendaagsche romanproductie.
Em. Janssen.
Jozef MULS, De krans van laurier. Letterkundige bijdragen. - Lannoo, Tielt, 1945, 264 blz., Fr. 95.
Jozef Muls is, naar eigen getuigenis, 'geen recensent en evenmin een professor in de literatuurgeschiedenis' (blz. 5). Dat merkt een literair geschoolde aanstonds op: aan onpersoonlijk-traditioneele, soms verouderde en niet altijd verantwoorde voorstellingen en beweringen, aan hinderlijke overdrijvingen, aan de al te dikwijls afwezige penetratie en kritisch inzicht. Maar met een jong-romantische geestdrift plaatste de schrijver zich, jaren reeds voor den eersten wereldoorlog, te midden van onze cultureele heropleving; met een Antwerpsche soepelheid en ruimte van geest stuwde hij het meest naar het moderne en gewaagde; met een milde dienstbaarheid in onverdroten arbeid werkte hij zich op tot een der meest vooraanstaanden en gezaghebbenden: zijn boek heeft iets van heel interessante, heel geestdriftige literaire mémoires, die loopen van ongeveer 1910 tot 1939. Hij is een laat getuige en erfgenaam van het romantische Antwerpen dat Conscience en Snieders huldigde, dat de Schelde verheerlijkte, dat in nauwe voeling trad met het West-Vlaanderen van Verriest en Rodenbach, dat met Van den Oever en Van Ostayen op nieuwe banen wilde. Even geestdriftig als in zijn jeugd vereert hij nog Vondel, Gezelle en Streuvels; even breed en begeesterend als toen hij Vlaamsche Arbeid redigeerde, huldigt en verwelkomt hij nieuwe gestalten, stichtingen en initiatieven; even begrijpend, waardeerend en bemoedigend als weleer de jonge drijver, treedt de oudere academicus en professor steeds op. Altijd bleef Jozef Muls aan zichzelf en zijn eerste ideaal getrouw, - en een 'krans van laurier' past niet alleen op het hoofd van veel tijd- en strijdgenooten door hem gehuldigd: hij past ook op het hoofd van hem, die, een geheel leven door, zoo geestdriftig en taai het hoogste te dienen en te bevorderen wist.
Em. Janssen.
Rogier VAN AERDE, Kain. Met zwartwit-teekeningen van Wladimir Brilkine. - N.V. Zonnewende, Kortrijk, 1944, 252 blz.
De schrijver verhaalt, voortverbeeldend uit de schaarsche gegevens van de aloude Bijbel-epe de vlucht van Adam en Eva en het eeuwenoverspannende leven van hun eerste vrucht: Kaïn, in wien de doem, de trots en het paradijsheimwee, samen met den opstand en de vlucht voor Jahwe tot een epische gestalte groeit, die de geschiedenis van het Kaïngeslacht overschaduwt. Het verhaal eindigt met de eerste betrekkingen tusschen de zonen van Seth en de kinderen, vooral dochters, uit het geslacht van Kaïn, verzinnebeeld in het tragisch huwelijk tusschen Is en Naäma. Is, doorwroegd om zijn afval van Jahwe, pleegt zelfmoord en Kaïn verdwijnt met het lijk van Naäma, 'achter de heuvels', in de woestijn. 'Er blijft slechts het spoor van zijn stap, zeer moe, beladen. Een voetspoor, dat de wind reeds gaat vullen met de fijne korrels van het zand der eeuwen.'
Naar ons oordeel een der merkwaardigste werken onzer jongste literatuur. Allereerst valt op de moedwillige zelfbeperking, die alleen in korte, gekapte zinsneden de grootheid en stemming van het gegeven oproept. De woordkeuze, plastisch, poëtisch en psychologisch gezien is feilloos en raak, behoudens een paar vreemde woorden, als 'nostalgie' bijvoorbeeld waar 'heimwee' het beter had gedaan. Maar het geheel werd in zijn kracht, gebaldheid en strakte, definitief geschreven. Suggestief en klemmend, trots de voelbaarheid van het procédé, beweegt het in prachtige opglanzingen van bondige poëzie, in echt epische snelheid en evocatief film-ritme van beelden en gebeurtenissen. Een verzwakking wellicht in de eerste Abbadon-lyriek, daar wordt de spraak licht rhetorisch en dreigen de epische gestalten in symboliek te verzwinden. Symbolisch blijft Kaïn en toch verliest hij niets van zijn menschelijkheid en epische bovenmenschelijkheid. Suggestief en diep is de tegenstelling van het Godsbesef en de religieuze beleving bij Abelen Kaïn. Kaïn, het aardsche type, die wel begrijpt dat men Jahwe vreest, maar niet dat men van Hem houdt, Abel, het maagdelijke type, die God liefheeft en sterft zonder ooit een aardsche liefde te hebben gekend. En het probleem van opstand of onderwerping tegen de Voorzienigheid, de zin van het offer, de gedoofde wroeging, het geheim der oerzonde en der erfzonde en haar gevolgen, en het vergeten van Jahwe, het atheïsme der afstammelingen van Kaïn, dit alles doordringt de onverzwakte epische vaart met snelle peilingen van religieuze psychologie en omlijnt met vaste hand- de eeuwige paden van het hart en het leven der menschen. Zoo staat deze epische
| |
| |
poëzie in gebald en ritmisch proza overal gespannen van leven: de scherp uitgebeelde gestalten der menschen, de verheid en nabijheid van Jahwe, de fataliteit van de erfzondige drift. Zooals de Bijbel zelf lectuur voor gevormde lezers.
Dit opvallend debuut genoot in het Noorden een buitengewonen bijval. Ongetwijfeld gaat het in Vlaanderen, waar de waardeering voor de diepere hoedanigheden van onzen Nederlandschen stam als vaart, hartstocht en stoutheid, het machtige en het oerkrachtige onverzwakt voortleefde, een groot succes tegemoet. - Bij de lezing kregen we den indruk: een Vlaming maar die zijn taal raak en sober te hanteeren weet. De auteur moge ons die indruk ten goede houden. Taalkundig gezien kan de schrijver dien lof wel missen, artistiek is het denkelijk wel een vereerende indruk.
M. Brauns.
Hubert van HERREWEGHEN, De minnaar en de vrouw. - De Spiegel, maandschrift voor poëzie, Jg. I, nr 4, Moderne uitgeverij, Hoogstraten, 1945, 19 blz., Fr. 7,50.
De minnaar en de vrouw is een in dialoogvorm gesteld strophisch gedicht waarvan de poëtische waarde geen twijfel overlaat. Het vers is doorgaans gaaf, voornaam en haast klassiek en de strophe wordt met een werkelijke kunstvaardigheid gehanteerd. De visie van het gedicht blijft beperkt tot de onmiddellijke sfeer van het erotische en het vitale. Op zichzelf staat dit de poëzie niet noodzakelijk in den weg, alleen het belette hier toch de ontluiking van een diepere schoonheid. De afwezigheid hiervan en de verzakelijkte explicitatie van het erotische, die deze afwezigheid op het moment dat ze voelbaar zou worden, heeft willen vullen, hebben zelfs den korten Nazang eenigszins verknoeid.
L. Vander Kerken.
Gaston DURIBREUX, De bron op den berg. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., 317 blz., gen. Fr. 100, geb. Fr. 125.
Het loont de moeite niet, dunkt ons, naar den dieperen zin te zoeken van dit duistere verhaal: hoe Irma Bentein, een meisje van bij de zee, huwt met Benoo Spetebroodt, een avonturier en smokkelaar van den Catsberg, en hoe berg en zee de gemoederen vormen, de levens kneden, de bestemming bewerken, alles naar Gods wil (cf. blz. 210-211, 258, 310).
Aan dien dieperen zin gelooven we niet. Jawel, de mensch, in grond en streek eenigermate geworteld, ondergaat plaatselijke, maatschappelijke en erfelijke invloeden, en dat complex is, voor den romancier, een rijke materie. Doch waarom hier alles, door een mystieke romantiek, ongenietbaar en haast onverstaanbaar gemaakt, in een even onzuivere als verwrongen taal, in een stijl die meer dan eens belachelijk aandoet. Waarom niet rustiger en eenvoudiger geschreven, bezadigder en rijper, over een onderwerp dat de overweging langer had gekoesterd en gevormd? Waarom toegegeven aan de ongedurige veelschrijverij? Waarom aan de evenzeer verlokkende als vervlakkende rhetoriek, die onze romankunst en onze poëzie beide doorwoekert: een opgeschroefde stijl met conventioneele beelden en bedrieglijke duisterheid; een pose die de verdieping onmogelijk maakt; een onbesuisd aanwenden van ondoorgronde actualiteitsmotieven? Wordt zoo de romankunst niet een drabbige beek waarin alles samenvloeit: een grijze vloed met breede kolken, zonder bezinken noch helderheid?
Graag erkennen wij, bij Duribreux, het bijzonder talent dat wij sociaalkomisch zouden noemen; graag de poging om een moreel gezond, zelfs godsdienstig geïnspireerd boek te schrijven. Maar als hij niet helder leert denken en eenvoudig zich uitdrukken, komt hij niet terecht.
Em. Janssen.
J. NOË, S.J., Beknopte handleiding bij de taalzuivering. - Lannoo, Tielt, 1945, 56 blz., Fr. 30.
Neen, wij vinden den schrijver van dit werkje noch te laks, noch te streng. Het is een proeve van gezonde taalzuivering, het leidt naar een evolutie in onze moedertaal, in dien zin, dat het zich niet uitsluitend inspireert in woordenboeken, met andere woorden dat het niet slaafs aanvaardt, wat reeds in werken van dit genre gepresteerd werd, maar dat het rekening houdt met het gesproken woord.
Welnu, de zuiveringsactie van den essayist bestaat hierin, dat hij in beschaafd-sprekende kringen van Vlaanderen en Noord-Nederland heeft opgespoord, aangeteekend en geschift die uitdrukkingen en wendingen, welke in werken over taalzuivering nog steeds als foutief aangeschreven staan, hoewel tal van deze woorden een relatieven ouderdom hebben in den gesproken woordenschat van het A.B.N. en aldus tot het Nederlandsch taalgevoel zijn doorgedrongen.
Met voldoening constateeren wij, dat de steller van dit werkje bepaalde woorden niet afkeurt zonder meer, maar dat hij tevens wijst op het A.B.N.-recht van bepaalde woorden, wel te verstaan, dan gebruikt in een andere beteekenis. Aldus verantwoordt de schrijver in ruime mate het al dan niet aanvaarden van die
| |
| |
woorden welke tot nu toe, in de meeste werken over taalzuivering eenvoudig als foutief bestempeld werden.
We zijn overtuigd dat niet alleen de strenge puristen, maar tevens alle gezonde taalleeraars dit werkje zullen waardeeren. Wij verwachten evenwel dat deze al te beknopte Handleiding uitgroeie tot een relatief-volledig oeuvre.
A. Seghers.
Vicomte Charles TERLINDEN, Henri DE VOCHT, Ernest CLOSSON, Thierry VAN PUYVELDE, Paul FIERENS, Lucie NINANE, La Renaissance en Belgique. - 'Conférences d'Art et d'Histoire', Éditions Universitaires, Brussel, 1945, 220 blz., xxix platen.
De titel van dit werk is bedrieglijk: het behelst zes opstellen, van verschillende auteurs, over stroomingen en gestalten uit de xvie eeuw. Het eerste alleen (La Renaissance, door vicomte Terlinden) geeft een systematisch overzicht; bij voorbaat tracht het al de andere samen te brengen in één synthese.
Maar de vijf volgende sluiten bij het eerste niet heelemaal aan (sommige zienswijzen zijn anders geschakeerd) en vormen geen geheel. L'oeuvre d'Érasme, door Prof. De Vocht, vertegenwoordigt het aandeel van literatuur en wetenschap; Philippe de Monte et Roland de Lassus, door E. Closson, het aandeel van de muziek; daarna komt driemaal de schilderkunst aan de beurt: bij Th. van Puyvelde, P. Fierens en L. Ninane.
Het zijn de gewone nadeelen van een boek dat van verschillende auteurs voordrachten bundelt. Maar al de hier opgenomen stukken verdienen waardeering en belangstelling. Persoonlijk verkiezen we, zij het niet zonder voorbehoud, die van vicomte Terlinden, H. de Vocht, Tn. van Puyvelde en P. Fierens.
Em. Janssen.
| |
Kunst
Prof. R. LEMAIRE, Het toeval als factor in de kunstgeschiedenis. - Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor wetenschappen, letteren en schoone kunsten van België. Klasse der schoone kunsten, jaargang V, nr 4, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 14 blz., Fr. 18.
Men is dikwijls al te zeer geneigd om de kunstgeschiedenis als een haast intrinsieke evolutie der artistieke vormen op zich te beschouwen. Prof. Lemaire betoogt in deze spreekbeurt voor de K. Vl. Academie, hoe daarentegen niet alleen zich opdringende problemen van utilitaristischen aard maar zelfs louter locale toevallige omstandigheden een uiterst belangrijke rol in de evolutie der vormen hebben gespeeld. Hij belicht deze theorie met het voorbeeld van de kathedraal van Chartres, waar na den brand van 1134 de overgebleven torens en krocht van het vroegere bouwwerk samen met de aangrenzende stadsgracht aanleiding werden tot een gansch nieuw type van gothischen kerkbouw. Het voorbeeld is des te interessanter, daar onze gothische kerken van Leuven, Lier en 's Hertogenbosch naar hetzelfde type werden geconcipieerd. Elf buitentekstplaten met plattegronden, binnen- en buitenzichten illustreeren de mededeeling.
L. Vander Kerken.
Kan. DE KEYZER, De Sint-Ludgeruskerk en de kapel van O.L.V. van VII Weeën te Zele. Geschiedenis en beschrijving der kunstwerken. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 70 blz., Fr. 50.
Met warme piëteit voor zijn geboortedorp verhaalt de auteur de geschiedenis van de parochie Zele, en het oprichten der kerk met het aanwerven der kerkmeubelen. Maar vooral beschrijft hij met fijnen kunstenaarszin en vroom gemoed de aesthetische waarde en de godsdienstige beteekenis van de mooie kunstwerken der kerk. Al is het kerkgebouw, door den Augustijn Jan Vrijeels in het laatste kwart der xviie eeuw opgetrokken, niet een eerste rangs meesterwerk, toch is het een sprekend getuige van een soberen, meer klassiek geworden Barokstijl. Onder de schatten der kerk verdient het marmeren Madonnabeeld, door Artus Quellien den Oude, de eereplaats, maar ook de preekstoel is een heerlijk stuk barokke houtsnijkunst. De ervaren auteur besluit zijn gedegen boek met een korte studie over de kapel van O.L. Vrouw van VII Weeën op den kouter te Zele. Aan het werk zijn zestien groote platen met reproducties van de besproken kerk en kunstwerken toegevoegd. Een prachtige prestatie! Niet alleen heeft de zelosus Zelensis, die Kan. De Keyzer is, aan zijn kunstlievende medeparochianen een onschatbaren dienst bewezen maar hij heeft tevens een kostbare bijdrage geleverd tot de geschiedenis van de Barok en vooral van de barokke beeldhouwkunst in Vlaanderen.
M. Dierickx.
De Boerenwoning. - Boerinnenbond, Leuven, 1945, 82 blz., Fr. 35.
Een boekje waaraan onze Vlaamsche boeren veel zullen hebben. Zij die hun hoeve moeten herbouwen vinden er hoe ze van hun woning eindelijk eens iets
| |
| |
degelijks kunnen maken, zoowel wat hygiëne als architectuur betreft. De anderen zal het helpen hun huis met meer smaak in te richten. Het was een lofwaardig initiatief van den Boerinnenbndo om door verspreiding van gezonde begrippen over boerenwoning en meubileering tot de zedelijke verheffing van onze landelijke bevolking te willen bijdragen.
C. Pickery.
| |
Geschiedenis
E. DE MOREAU, S.J., L'Eglise en Belgique. Des origines au début du xxe siècle. - L'Édition Universelle, Brussel, 1944, 270 blz., Fr. 100.
De schrijver der uitvoerige Histoire de l'Église en Belgique (6 deelen) - waarvan de tweede uitgave der twee eerste deelen (begin-1122) en het derde deel (1122-1378) ter perse zijn - biedt in dit eendeelig werk een bondige samenvatting der gansche kerkgeschiedenis van België. Het is de vrucht van tientallen jaren volgehouden studie, van onverpoosd bijhouden van alle publicaties en ijverig aanvullend archiefwerk; meer nog: het is de bekroning van een leven gewijd aan het wetenschappelijk onderzoek van het godsdienstig verleden van ons land.
Het boek vervalt in vijf deelen, waarvan de titels een juiste samenvatting zijn: I. La Construction (ive-viiie eeuw); II. L'Église féodale (ixe-xive eeuw); III. Vers plus d'unité (1384-1600); IV. L'Église baroque (1598-1792); V. Style moderne (1792-1914). Onder typische, wel eens leuke ondertitels, als Les 'aânes de Louvain' of L'impérial sacristain, of poëtische, als Sur la 'nacelle de l'Escaut', zet de auteur de verscheidene aspecten van de kerkelijke hiërarchie en het katholiek leven uiteen. Hij waagt zich niet aan grootsche synthesen of breed opgevatte kultuurhistorische beschouwingen, maar hij blijft bij zijn beproefd feitenmateriaal, dat nauwkeurig onderzocht en oordeelkundig gegroepeerd, hem een vaste basis tot partieele overzichten aan de hand doet.
Een groote, op het eerste gezicht onoverkomelijke moeilijkheid in den opzet van het boek bestond hierin, dat er pas sinds 1830 een 'Belgische Kerk' bestaat. Vóór 1559 grepen de bisdommen over de staatsgrenzen heen en de metropolitane zetels, Reims en Keulen, lagen in het buitenland. In 1559 richt Paus Paulus IV, op aandringen van Filips II de 'Kerk der Nederlanden' op, met achttien bisdommen, waarvan er enkel zeven tot het huidige België, acht tot het hedendaagsche Nederland en drie tot Noord-Frankrijk behoorden, terwijl het prinsbisdom Luik en het hertogdom Luxemburg buiten deze hiërarchische herinrichting bleven. Het konkordaat met Napoleon lijfde wel Luik maar ook Rijnlandsche bisdommen bij onze Kerk in. 'Ce n'est qu'à partir de 1830 qu'on peut parler d'une Église de Belgique' (blz. 267).
De auteur is echter van meening, dat de geographische indeelingen van weinig belang zijn, en plaatst de rechtvaardiging van zijn boek in het typisch eigenaardige van het Belgisch katholicisme, dat hij zoo samenvat: 'Nos ancêtres ont été pieux d'une piété profonde et qui cependant affectionne les manifestations éclatantes... Les anciens belges étaient tenaces dans leur foi et d'antennes très sensibles en matière d'orthodoxie... A ces qualités s'ajoute l'esprit conservateur... Leurs dévotions les plus chères sont le culte eucharistique et le culte marial... Leur christianisme est peu spéculatif... Leur principale gloire est d'avoir été, surtout depuis le xiiie siècle, très fidèles à la papauté' (blz. 268-269).
In deze zeer degelijke schets van het godsdienstig leven in ons land kan men wellicht bezwaren opperen tegen het vierde deel: L'Église baroque. Na in een eerste kapittel Après la bourrasque (blz. 170-189) een gedetailleerd beeld te hebben opgehangen van de katholieke heropleving onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1633), wijdt de schrijver in het volgende kapittel, met den verwarrenden titel Ergoteurs dévots, slechts zeven bladzijden aan het katholiek leven in ons land van 1640 tot 1780. De beginzin laat niet veel verhopen: 'La seconde moitié du xviie siècle et presque tout le xviiie manquent d'intérêt du point de vue religieux' (blz. 190). Slechts drie factoren worden er vluchtig in behandeld: het Jansenisme, de opheffing der Sociëteit van Jezus in 1773 en de invloed van het rationalisme en de vrijmetselarij in de tweede helft der xviiie eeuw. Het wil ons echter voorkomen, dat in die anderhalve eeuw de katholieke geest onze voorvaderen volledig heeft doordrongen en doordrenkt: indien in de xixe eeuw gansch België, en nu nog het Vlaamsche volk in zijn breede lagen katholiek en godsdienstig was en is, dan ligt de oorzaak hiervan grootendeels in de stage en stille inwerking van het katholiek geloof gedurende de twee volle eeuwen van de aartshertogen tot aan de Fransche Revolutie.
Dit neemt niet weg dat L'Église en Belgique een historisch werk van eerste gehalte is en in een ware leemte voorziet.
M. Dierickx.
E. LOUSSE, Le Moyen Age. - Tweede
| |
| |
uitgave, Desclée-De Brouwer, Parijs, 1945, 34 blz., Fr. 12.
E. LOUSSE en J. ROLAND, Histoire de la civilisation des Temps Modernes. - Wesmael-Charlier, Namen, 1945, 223 blz., 20 platen, 10 kaarten.
E. LOUSSE, Geschiedenis van de Hedendaagsche Beschaving. - 'Magistra Vitae', VI, De Vlaamsche Drukkerij, Leuven; Standaard-Boekhandel, Brussel, 1945, 369 blz., 19 afbeeldingen, Fr. 150.
De brochure Le Moyen Age is een synthese van La Société d'Ancien Régime, waaraan ons nummer van October 1943 een kroniek wijdde. Prof. Lousse geeft hier in korte trekken de kern weer van zijn grondige studie. Men leze en herleze dit fijne boekje: het leidt den lezer binnen in den geest van de Middeleeuwen, van een consequent-christelijke samenleving. Men zorge er echter voor, niet oppervlakkig aan den rijkdom, in deze bladzijden verborgen, voorbij te gaan. Men vergete in het bizonder niet dat men hier te doen heeft met een studie van rechtskundigen aard, die dus hoofdzakelijk berust op normgevende bronnen, en het ideaal van een samenleving (het voornaamste van wat de geschiedenis ons leeren moet) weer wil geven: hoe het had moeten zijn, hoe de bouwers der samenleving het zich gedroomd hadden. - Men werpe dit boekje niet met misprijzen ter zijde, als het werk van een idealistisch droomer; want het steunt op een uiterst zorgvuldig gedocumenteerde studie, La Société d'Ancien Régime, waarvan de scherpte en kracht van visie niet vlug zal geëvenaard worden. Eer men Le Moyen Age verwerpt, moet men den intellectueelen moed hebben La Société d'Ancien Régime door te werken. - In dit verband denken we aan wat Prof. Lousse schreef in een onlangs verschenen werkje: 'Het ware ijdel en overigens ongedaan, mijn persoonlijke inzichten te willen opdringen. Het moet volstaan dat ik er voor om eerbied verzoek. Gelieve u zich niet van meet af sceptisch aan te stellen. Laat me tot u spreken. En getroost u nadien de moeite even na te denken'. (Geschiedenis, blz. 12, zie Streven, Augustus, 1945, blz. 294.) Wie dit laatste werkje leest zal eerbied krijgen voor den ernst, de degelijkheid en de eerlijkheid der methode van den schrijver.
De Histoire de la Civilisation des Temps Modernes is een Fransche aanpassing der Beschavingsgeschiedenis van de Moderne Tijden ('Magistra Vitae', V, derde herziene uitgave, Brussel-Leuven, 1945) aan de eischen van het middelbaar onderwijs. We verwijzen naar de bespreking die we van het Nederlandsche werk gaven in Streven, Juli 1944, blz. 250. De Fransche aanpassing werd vereenvoudigd en concreter voorgesteld, en meer uitbreiding werd gegeven aan de diplomatieke en militaire geschiedenis.
Wat we in Streven over de Beschavingsgeschiedenis van de Moderne Tijden schreven: 'Dit handboek moest niet alleen een klasboek zijn. Het is hoogstaand genoeg om een plaats te verdienen in de bibliotheek van ieder ontwikkeld mensch', herhalen we met meer recht nog en overtuiging voor de Geschiedenis van de Hedendaagsche Beschaving. Dit is in zijn genre een meesterwerk. Men behoeft het maar te vergelijken met de gangbare handboeken over de hedendaagsche geschiedenis, om te zien hoe torenhoog het daarboven staat. Plan en opvatting zijn dezelfde als voor de Moderne Tijden: de hedendaagsche geschiedenis wordt in twee tijdperken verdeeld: liberalisme en democratie, en elke periode wordt behandeld volgens vijf beschavingsfactoren (staatsinstellingen, economie, cultuur, godsdienst, internationale betrekkingen) die telkens in doorsnee het heele tijdperk belichten. - We bewonderen de eenheid en diepte van dit boek, en de eenheid en diepte in gansch het historisch inzicht van Prof. Lousse. Men herleze, na mekaar, de Moderne Tijden en de Hedendaagsche Geschiedenis, en men zal getroffen worden door de rake ontleding van de evolutie onzer beschaving. Nu vooral, in de verwarring dezer tijden, moet deze rustige, helderziende bezinning welkom heeten: ze zal afdoende bijdragen om veel oppervlakkigheid en halfgeleerdheid te bestrijden.
Nog meer verheugt ons het katholieke karakter van dit werk: de hedendaagsche geschiedenis wordt ontleed als de tegenhanger der Middeleeuwen, van wier geest Prof. Lousse de verdediger is. De studie van zijn werk over de hedendaagsche beschaving kan ons leeren wat we verloren, sinds de Fransche Revolutie definitief afbrak met het christendom. We vinden het doodjammer dat de stem van Prof. Lousse niet meer weerklank vindt bij de katholieke intellectueelen: we durven zijn strijd voor de christelijke beschaving en de geestelijke waarden vergelijken met het werk van een Dawson, met een ander temperament en volgens een andere methode.
De Geschiedenis van de Hedendaagsche Beschaving is ten gepasten tijde verschenen: 1945, het jaar der godenschemering, in de schaduwen van morgen. Elk nadenkend mensch volgt met ontzetting, waar de evolutie der Europeesche en wereldbeschaving ons brengt. Dat die evolutie een ontkerstening is, toont, op
| |
| |
grondige en meesterlijke wijze, het werk van Prof. Lousse.
K. Van Isacker.
P. HILDEBRAND, De Kapucijnen in de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik. Deel I: De tweetalige Nederlandsche Provinciet (1585-1616). - Archief der Kapucijnen, Antwerpen, 1945, 445 blz., Fr. 200.
De geschiedenis van de Contrareformatie in ons land is nog niet geschreven. Het boek van Pasture was te algemeen en te eenzijdig in zijn informatie, dat van Elias neemt een beperkt standpunt in. Daarom begroeten wij met vreugde ieder degelijk historisch werk over de godsdienstige geschiedenis van ons volk in de xviie en xviiie eeuw.
Dat de Kapucijnen hierin een belangrijke rol hebben gespeeld is gekend. Iedereen die belang stelt in de godsdienstgeschiedenis van ons land, zal zich dan ook aan het boek van P. Hildebrand interesseeren. In dit eerste deel geeft hij ons de geschiedenis van de tweetalige Nederlandsche provincie der Kapucijnen, 1585-1616. Een tweede deel zal handelen over de Waalsche, een derde over de Vlaamsche provincie. Een vierde zal gewijd zijn aan de innerlijke organisatie, de werkzaamheid en den invloed van beide provincies, terwijl een vijfde deel het zal hebben over de opheffing der orde in de Zuidelijke Nederlanden.
Dit alles is de vrucht van meer dan dertig jaar arbeid. Hoeveel geduld, hoeveel volharding, hoeveel zelfverloochening steekt er niet achter deze bladzijden! Wij vinden er dan ook een kostbaar arsenaal van feitenmateriaal. De auteur heeft met een gewetensvolle nauwgezetheid alles nagegaan en er de historische waarde van afgewogen. Hierin heeft hij den stelregel onderhouden dien L. Ranke den historicus voorhoudt: 'wie es gewesenist'.
Wij moeten het echter betreuren, dat er op den vorm waaronder deze wetenschappelijke degelijkheid wordt voorgediend, zooveel aan te merken valt. Wij hadden iets verwacht met meer adem en meer geest. De groote tijd van de Contrareformatie en de bedrijvigheid van de Kapucijnen verdienen het! Erger nog is de gebrekkige taal. De schrijver is beslist de syntaxis van het Nederlandsch niet meester!
De auteur sluit zijn inleiding met een wensch: 'Moge God ons den noodigen tijd verleenen en moge de belangstelling van lezers en oversten ons de stoffelijke middelen aan de hand doen, om ten minste een groot deel van ons opzet te kunnen voltooien!' Wij veroorloven het ons hier een tweeden wensch bij te voegen: Mogen de officieele organismen het belang van dit werk inzien en het financieel steunen, zoodat de schrijver gansch zijn opzet kan verwezenlijken.
B. Boeyckens.
Stanislas D'YDEWALLE, De kartuize Sint-Anna-ter-Woestijne te Sint-Andries en te Brugge (1350-1792). - ('Andreana'-reeks. Bijdragen tot de geschiedenis van de gemeente Sint-Andries, 1). De Kinkhoren, Brugge, z.j., 362 blz., 31 afbeeldingen buiten tekst, luxe-uitgave Fr. 300, gen. Fr. 200.
Hoe vurig ook plaatselijke geschiedenis wordt beoefend, weinige gemeenten kunnen er op bogen een reeks historische studies te bezitten, uitsluitend aan eigen verleden gewijd, waarin een zestal boekdeelen worden aangekondigd - en dit in een tijdperk van papierschaarschte! Dit is het geval met Sint-Andries bij Brugge. Het eerste deel van de reeks behandelt een zoo goed als onontgonnen, in menig opzicht over het locale belang heen reikende, onderwerp. Het is bekend dat de Kartuizers ten onzent met de Fransche Revolutie zoo totaal verdwenen, dat zelfs hun geschiedenis in de vergetelheid dreigde te geraken. Dit zal, dank zij geleerden als Pater Lamalle en M. Scholtens - aan hem is ook dit boek niet weinig verschuldigd - gelukkig niet het geval zijn. Nu geeft ons de Heer Stanislas d'Ydewalle over het eenige Kartuizerinnenklooster van het huidige België een degelijk afgewerkte, door de firma Desclée-De Brouwer keurig uitgegeven, monografie. Tot de voornaamste onuitgegeven bronnen die hier zeer accuraat verwerkt worden, behoort een zeventiende-eeuwsche kroniek. (Schrijver had moeten mededeelen waar het handschrift ervan berust.) Eigenlijk heeft het boek zelf nog veel weg van een kroniek, wat hoegenaamd niet als een verwijt moet gelden. Alleen aan die vele opsommingen van namen, giften, enz., heeft de geschiedenis reeds veel. Interessante bladzijden wijdt Schrijver onder meer aan Herman Steenken van Scutdorpe, de ascetische schrijver onder wiens leiding in het begin van de xve eeuw de communiteit stond (blz. 92 vv.), aan de familie Adornes (blz. 119 vv.), aan de gebeurtenissen van 1566 (blz. 152 vv.), aan de grachtenomheining van het eigendom waarop de Kartuize werd gesticht en dat thans Schrijvers bezit is geworden (blz. 170 vv.), aan het vroeger in het koor der monialen prijkende beeld van Onze Lieve Vrouw (blz. 228 vv.). Bij gelegenheid geeft hij ook een vermoedelijk onvolledig overzicht der nog bestaande
handschriften van het klooster (blz. 93, 114). Tenslotte komt daarbij nog een weelde
| |
| |
van afbeeldingen, lijsten en registers, ontledingen van oorkonden of andere archivalia, enz. Een zeer welkome bijdrage tot de kennis van ons godsdienstig verleden.
M. Dykmans.
Drs J. SCHEERDER, De Inquisitie in de Nederlanden in de XVIe eeuw. - 'De Seizoenen', nr 48, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1944, 112 blz., 13 platen, Fr. 15.
Voor vele 'ruimdenkende' twintigsteeeuwers is en blijft de inquisitie nog steeds een symbool van koele wreedheid en enggeestige onverdraagzaamheid. Dat deze instelling in haar eigen historisch milieu moet teruggeplaatst worden om een juist oordeel toe te laten, dat haar oorsprong en inrichting verkeerd werden voorgesteld, en haar aantal slachtoffers fantastisch overdreven, kan maar niet in breede lagen doordringen. Daarom is dit gedegen overzicht ons uiterst welkom. Na een inleidend bondig eerste deel (blz. 9-29) over de kettervervolging in de Oudheid en de Middeleeuwen, wijdt de auteur meer uitvoerig uit over de inquisitie in ons land onder keizer Karel V en Filips II. Sereen, zakelijk, zonder vooringenomenheid om 't even in welken zin, onderzoekt en ontleedt Drs Scheerder de historische documenten. Zoo slinkt het aantal slachtoffers der inquisitie in de Nederlanden, door Grotius en Motley op 100.000 geraamd, tot 1.000 à 2.000; het zijn daarenboven meestal Anabaptisten, die, om hun revolutionnaire principes op politiek en sociaal gebied, algemeen verafschuwd werden.
Wel wijst de auteur op een toenemend verzet tegen de executies van ketters, maar graag hadden wij hem dieper zien peilen naar de redenen hiervan. Ligt het aan een zekere tolerantiegedachte die stilaan veld won, of aan het groeiend aantal ketters, of aan de vervlakking van de godsdienstige overtuiging? Wij meenen, dat het Nederlandsch volkskarakter, met zijn zin voor bezadigheid, zijn stoere gehechtheid aan de vrijheden, zijn handelsmentaliteit ten slotte, hier grootendeels in meespreekt. De Spaansche auto-da-fé's, bijvoorbeeld, zijn in ons land ondenkbaar.
Deze degelijke, objectieve synthese doet ons met verlangen uitzien naar een in het vooruitzicht gestelde groote geschiedenis van de inquisitie.
M. Dierickx.
Métier de Roi. Léopold I, Léopold II, Albert I, Léopold III. Préface du comte Louis de Lichtervelde. - Reeks 'Présence de l'histoire', Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1945, 232 blz., Fr. 48.
In afwachting, dat de volledige verzameling van de redevoeringen en publieke geschriften der vier Belgische Koningen verschijnt (in voorbereiding bij Armentor), heeft men in dit boek een keuze hieruit gedaan om de groote bekommernissen en vérziende leiding der vorsten ten bate van hun volk in het licht te stellen. Hun gezagvolle uitspraken worden gegroepeerd onder de titels: 'la mission du Roi, la politique générale, la position internationale de la Belgique, nos rois et nos institutions, la puissance militaire de la Belgique, la Belgique dans la guerre, les principes généraux de l'économie, l'expansion, les voies de communication, l'oeuvre coloniale, les questions sociales, la vie culturelle'.
Bij het lezen van dit werk treft telkens weer, hoe onbaatzuchtig en wijs, hoe helderziend en kranig de Belgische Koningen zijn geweest bij de regelmatig oprijzende conflicten; aldus, om slechts enkele typische trekken aan te stippen: de zorg van Leopold I om de Constitutie te doen eerbiedigen en België's onafhankelijkheid te verdedigen, het royale gebaar van Leopold II, die ons land een rijke kolonie schonk, of beter opdrong, het ridderlijk protest en verzet van Albert I bij den brutalen Duitschen inval in Augustus 1914, het moedig optreden van Leopold III tegen de ontaarding der democratie in ons land, juist voor den wereldoorlog. Graaf de Lichtervelde geeft in zijn Préface uitstekend den geest weer van deze bloemlezing, waar hij schrijft: 'Le peuple belge a-t-il eu un serviteur plus sûr, plus constant, plus désintéressé, plus fidèle? Qui lui a donné de meilleur avis?... La monarchie constitutionnelle, placée par le Congrès National à la base de nos libres institutions, est plus que jamais une condition de notre existence politique. Dans ce livre, elle plaide elle-même sa cause pour le pays' (blz. 16-17).
M. Dierickx.
Victor DEHIN, Les deux Rome et Athènes. Essai d'une philosophie politique aux lumières du passé. Livre premier: Petit Discours sur l'Histoire universelle. Tome I: Des Origines à notre Ère. - Soledi, Luik, 1945, 301 blz.
Een eigenaardig boek van een eigenaardig mensch. De inleiding voor zijn vijf boeken in zes deelen schreef hij 'Dans ma cave pendant le bombardement de Liége, ce 31 décembre 1944'. De auteur bedoelt een wijsbegeerte der geschiedenis te ontwerpen, om voor de eenig echte beschaving te pleiten - hij is namelijk advocaat bij het Luiker beroepshof - waarop eindelijk de vrede kan worden gegrondvest. Het kerkelijk imprimatur
| |
| |
staat er wellicht borg voor, dat de overtuigde katholiek geen kettersche banen insloeg bij zijn theologische belangstelling en zijn ietwat onderscheidingslooze bewondering voor Aristoteles, Thomas, Bijbelcommissie, enz., maar hoogstwaarschijnlijk hebben de vroede censoren wel eens geglimlacht bij de dapperheid van zijn exegetische esbattementen, even onschuldig als onverantwoord, en de prettige onbekooktheid van rassenkundige, taalkundige en andere kundige of onkundige uitspraken, beschouwingen en wetenswaardigheden, onder andere over de pyramide van Kheops, die, gelukkig, nogal ver buiten het gebied der kerkelijke goedof afkeuring bewegen.
De wijsbegeerte van den auteur lijkt vooral te bestaan in zijn behoefte om een paar neo-thomistische vulgarisatiewerken te resumeeren, en zijn geschiedenis, in een welbespraakt en nutteloos verhaal van de Grieksche en Romeinsche geschiedenis... in vogelvlucht. Zijn goede wil blijkt uit de overtuiging waarmee hij de vaak journalistieke gemeenplaatsen voor een toekomstigen vrede opdischt. Zijn 'vernuft' uit de vergelijking: Themistocles-Churchill (!) of Rome-Engeland tegenover Carthago-Duitschland. Zijn hartverkwikkende naïeviteit uit ontboezemingen als: 'Français... qui tenez le flambeau de la civilisation dont vous avez hérité d'Athènes et de Rome... l'Europe, le monde, pour vivre attendent votre redressement...' Dan mogen we natuurlijk nog lang wachten, maar kunnen intusschen de lange wachturen aangenaam doorbrengen met de vermakelijke lezing van de volledige werken des heeren Dehin, die in zijn vijfde boek, tweede hoofdstuk zal uitwerken: 'Un cadre idéal de vacances pour retrouver l'âme du monde. Le Grand-Duché de Luxembourg: au confluent du Germanisme et de la Latinité qui ne portera ombrage à personne par un impérialisme possible, vieilles traditions d'hospitalité et de gaieté, peuple intelligent qui comprendra ses hôtes, nature splendide et diverse faite pour le recueillement...' Voorzeker is de heer Dehin geroepen om een der merkwaardigste en meestgeliefde gasten te worden van deze 'Principauté d'Utopie'.
M. Brauns.
Leo HENDRICKX, Gekneveld en Bevrijd. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1945, 237 blz., Fr. 80.
'Haec olim meminisse juvabit.' Het doet altijd deugd dagen van wee nog eens te doorloopen en het is steeds interessant terug te komen op beslissende uren. De auteur verhaalt de oorlogsjaren vanaf de vlucht in '40 tot de bevrijding in '45 met al de gevoelens en belevingen zooals een rechtgeaard katholiek Vlaming of Noord-Nederlander ze heeft doorgemaakt. Een boek van warme vaderlandsliefde en echt katholieken zin.
B. Boeyckens.
L. DE WACHTER, Repertorium van de Vlaamsche Gouwen en Gemeenten (Heemkundige dokumentatie 1800-1940). Deel III: Gemeenten H-S. - De Sikkel, Antwerpen, 1945, xv-706 blz., ing. Fr. 360, geb. Fr. 400.
Nadat in 1942 het algemeen deel (zie Streven, X, Aug. 1943, blz. 378-379) en in 1943 het deel over de gemeenten A-G (zie Streven, XI, Juli 1944, blz. 251-252) waren verschenen, zagen de heemkundigen met spanning uit naar het aangekondigde derde deel over de gemeenten H-Z. Intusschen hebben de oorlogsomstandigheden en de uitgroei van het werk meegebracht, dat het zoo pas verschenen derde deel enkel de gemeenten H-S bevat, terwijl in een vierde deel, naast de overblijvende gemeenten T-Z, ook de registers zullen komen, die in het eerste opzet niet voorzien waren, maar die de bruikbaarheid van het werk ten zeerste zullen verhoogen en dan ook van verscheidene zijden werden gevraagd.
Met de jaren is dit heemkundig repertorium niet alleen voor de heemkundigen maar voor alle historici onmisbaar geworden. In alle groote bibliotheken, in alle openbare leeszalen, die op de hoogte zijn, is het voor handen. In het zoo pas verschenen deel zijn meer dan 20.000 referenties naar tijdschriften en boeken aangegeven: Hasselt heeft 520 verwijzingen, Ieper 677, Kortrijk 928, Leuven 1.225 waarvan 402 voor de universiteit en de colleges, Lier 447, Mechelen 1.495, Oostende 503 en het oude Scheldestadje Oudenaarde 377. Nu er steeds meer plaatselijke geschiedenissen worden geschreven en de heemkunde in breede lagen belangstelling opwekt, zal dit bibliographisch repertorium uitstekende diensten bewijzen. Wij hopen dat, na het vierde en laatste deel, de bibliographie periodisch zal aangevuld worden.
M. Dierickx.
| |
Economie
Jacques D. MORISSEAUX, La paix oeuvre de justice. - 'Problèmes d'aujourd'hui. Thèses en présence', Vromant, Brussel, 1945, 276 blz.
Het ontwerpen van een behoorlijk vredesverdrag is het werk van enkelen, integendeel 'la Paix et son établissement durable, oeuvre continue, oeuvre perpétuelle et jamais achevée, à laquelle s'acharnent les efforts d'hommes de
| |
| |
bonne volonté, en dépit de toutes leurs déceptions, la Paix et son édification, constituent une tâche commune à nous tous'. De wereld heeft behoefte aan een langen vrede, allen hebben hier plichten tegenover de gemeenschap, 'je crois', zegt ons de schrijver, 'remplir le devoir qui m'est imparti à cet égard en écrivant ce livre. J'exposerai mes vues sur les fondements d'une Paix durable dans le monde, ...en tant que problème de longue haleine, dans l'espace et dans le temps'. Hij zal het vrank en vrij doen, op het gevaar af 'de heurter de front des dogmatismes ou surtout de bousculer des idées toutes faites que l'action du temps a figées en préjugés'. Deze aanhalingen uit het inleidend hoofdstuk duiden ons niet enkel het doel van den schrijver aan, ze laten ook de tonaliteit van zijn betoog uitkomen. Hij klaagt vooral de hedendaagsche mentaliteit aan van West-Europa, van 'l'Europe, un continent qui délire'; hij stelt er een noodlottig tekort aan begrip van de hedendaagsche nooden en aan eensgezindheid vast terwijl ingrijpende hervormingen zich opdringen. Wat gedaan? Daadwerkelijk ingrijpen vooraleer het te laat is. Het egoïstisch economisch liberalisme heeft afgedaan, meer communitarisme dringt zich op, geen overnemen van het Russisch communisme maar 'néo-socialisme et christianisme (moeten worden) promoteurs de l'ordre nouveau'. 'L'avenir obligera, certes, l'une et l'autre de ces deux idéologies à faire preuve de plus de radicalisme dans le développement de leur action en vue d'enlever au communisme ses raisons d'intervention dans la vie économique et sociale de demain. Il n'en reste pas moins vrai qu'un amalgame des deux doctrines, néo-socialisme et catholicisme social, constitue la formule la mieux appropriée
aux exigences et à la mentalité des peuples dotés d'un haut degré de civilisation'. Dit besluit zal velen verwonderen: men vraagt zich af hoe hier een 'amalgame' denkbaar is. Het valt echter op dat de schrijver bijna uitsluitend over economisch-sociale verhoudingen handelt, de misstanden op dat gebied aanklaagt en hervormingen eischt doeltreffend om ze weg te nemen. Hij drukt er wel op dat naastenliefde het heerschend egoïsme moet verdringen en hij bewondert de sociale leer van de laatste pausen; maar hetgeen den dieperen grond uitmaakt waaruit de hedendaagsche misstanden voortspruiten, namelijk de verschillende wereldopvattingen, blijft bijna geheel buiten zijn bekommernis. Wij begrijpen niet goed waarom, daar het ideaal dat hij voorstaat geenszins materialistisch is; we betreuren evenwel hetgeen wij niet anders dan een ernstig tekort kunnen noemen. Raden wij dan de lezing van dit boek af? Geenszins. Het is rijk aan interessante opmerkingen en aan nuttige wenken; hij die zoekt naar een ernstig werk over de hedendaagsche sociaal-economische vraagstukken, neme het ter hand, het zal hem tot nadenken nopen en tot handelen opwekken.
K. du Bois.
Jacques PIRENNE et Jacques-Henri PIRENNE, La Belgique devant le nouvel équilibre du monde. - 'L'Évolution du monde et des idées', Éditions de la Baconnière, Neuchatel, z.j. (1944), 267 blz., Zw. Fr. 6.
De Brusselsche hoogleeraar onderzoekt hier, in het licht van de lessen der geschiedenis hoe het 'wereldevenwicht' na dezen oorlog moet hersteld worden. Hij toont eerst aan dat België de eeuwen door 'liberaal' was: gezworen keuren waarborgden de rechten der burgers wier vertegenwoordigers de vorsten moesten raadplegen en het land was vrijhandelsgezind. Daarna stelt hij vast dat een dergelijke strekking ook onze naburen, inzonderheid Groot-Brittannië en Nederland, kenmerkt terwijl wij cultureel ook in nauw verband staan met Frankrijk. Verder nog: gelijkaardige strekkingen zijn eigen aan gansch West-Europa en West-Europa heeft zijn beschaving sedert de xvie eeuw tot over den oceaan uitgestrekt. Twee kenmerken liggen ten grondslag aan de Atlantische beschaving: 'le respect de la personnalité humaine, et le sentiment qu'il existe des valeurs morales universelles valables pour tous les hommes... De là est né le sens qu'ils possèdent de la solidarité internationale'. Hieruit volgt ook dat ze er weinig toe geneigd zijn tot oorlog hun toevlucht te nemen. In Oost-Europa heerscht een geheel andere mentaliteit. Hier staat het individu niet op den voorgrond, hier heerscht verknechting, staatstusschenkomst, etatisatie. In Duitschland treffen wij de Oost-Europeesche strekking aan ten oosten van de Elbe en ten noorden van den Donau, de West-Europeesche in het overige van het land.
Wat uit deze vaststellingen besluiten? Europa is geenszins één. En daarom is het onredelijk het tot een Europeesche Unie te willen brengen. Men moet integendeel streven naar het vormen van drie groote groepen: de Atlantische, met Afrika; de Centraal-Europeesche, rond Rusland gegroepeerd; de Chineesche. Maar in de Atlantische bestaat verbrokkeling, namelijk in Europa en in Zuid-Amerika. Dit laatste werelddeel is reeds met groepeering begonnen; West-Europa moet denzelfden weg opgaan. En aan België is het beschoren hierbij een hoofdrol te spelen.
| |
| |
België moet zich eerst nauw met Nederland verbinden, vooral economisch, omdat een blok België-Nederland-Luxemburg machtig zal zijn. Dit blok moet verder bij Groot-Brittannië en bij Frankrijk aanleunen. De overige landen uit West-Europa zullen zich daarbij moeten aansluiten; zelfs eens West-Duitschland. In het oosten zal een dergelijke groepeering moeten geschieden, en deze gebeurde reeds grootendeels: de meeste landen staan er, min of meer rechtstreeks, onder den invloed van Rusland, Polen moet een bufferstaat worden.
Men zal met belangstelling deze studie lezen, die ook wel eenigszins een manifest is. Weinigen kunnen op een even volledige en diepgaande kennis van de geschiedenis van West-Europa steunen als de schrijver om er besluiten uit te trekken. Zijn besluiten over onze taak bij het opbouwen van den vrede zijn dan ook hoogst belangwekkend. Wij vragen ons echter af of de landen uit Oost-Europa graag de rol zullen aanvaarden die voor hen voorzien wordt. Het Avant-propos van het werk is van 20 October 1944 gedagteekend; misschien zou de Heer Pirenne heden een weinig anders over Rusland schrijven dan voor één jaar...
Het laatste hoofdstuk van het werk, over den weerstand van België onder de bezetting, werd door den zoon van den hoogleeraar geschreven. Het leest gemakkelijk, het bereikt evenwel niet het peil van het overige van dit boek.
K. du Bois.
N. POLITIS, La morale internationale. - Tweede uitgave. Éditions de la Baconnière, Neuchatel, z.j., 182 blz., Zw. Fr. 4,50.
Dit werk werd door den bekenden Griekschen jurist en staatsman geschreven kort voor zijn dood (1942) en door een vriend uitgegeven. Het bevat twee deelen: Conception générale de la morale internationale en Principales règles de la morale internationale. Het toont heel duidelijk aan dat de zedenleer de noodzakelijke grondslag is van de rechtsregels. Indien het waar is dat 'ubi societas ibi jus', dan moet men nog dringender verklaren: 'ubi societas ibi mores'; hetgeen evenzeer geldt voor de internationale maatschappij als voor het gezin en voor den Staat. De Heer Politis bouwt evenwel op een brozen grondslag; hij aanziet dat 'jus', de moraal namelijk, als voortspruitend uit goed begrepen eigenbelang en aan evolutie onderworpen. Die opvatting doordringt het gansche eerste deel van zijn werk.
Waar hij daarna, in het tweede deel, aantoont wat die internationale zedenleer moet zijn, houdt hij ons verheven en tevens realistische voorschriften voor. Een rijke ondervinding, op de vergaderingen van den Volkenbond opgedaan leerde hem wat practisch kan nagestreefd worden. Vooral in het laatste hoofdstuk, over la solidarité, treffen wij nuttige aanwijzingen aan. De solidariteit tusschen de volken, inzonderheid tusschen de Europeesche volken, heeft zich sterk ontwikkeld; dit belet nochtans niet dat slechts geleidelijk naar een federatief samengaan mag gestreefd. Men zal eerst op de onderlinge verbondenheid op economisch gebied moeten drukken en tot nauwer samenwerking op dat gebied aanzetten.
K. du Bois.
Intérêts familiaux. Rapport général de la Commission centrale des intérêts familiaux. - Bond der kroostrijke gezinnen van België, Brussel, z.j. (1944), 323 blz.
In 1941 richtte de Bond de in den titel vermelde Commissie in. Sedert midden 1943 bestond ze uit twee groepeeringen, een Nederlandsche onder het voorzitterschap van den Heer Ph. van Isacker en een Fransche onder het voorzitterschap van den Heer Paul Veldekens. Een honderdtal deskundigen, in talrijke commissies verdeeld, onderzochten nagenoeg alle rechtskundige vraagstukken die het gezin aanbelangen, om de eischen van het gezin, vooral van het kroostrijk gezin, na te gaan. Onze wetgeving is meestal eenzijdig op den eenling als zoodanig afgestemd. Geen wonder dan indien vele hervormingen voorgestaan worden. Niet alles zal in korten tijd kunnen recht gemaakt worden, maar deze verzameling van de besluiten der commissies wijzen ons op hetgeen wij moeten nastreven. Ze laten tevens uitkomen hoe talrijke jammervolle tekorten tegenwoordig de volle ontplooiing van het kroostrijk gezin verhinderen en oorzaak zijn van economische tenachterstelling van de gezondste elementen onzer samenleving. Moge de lezing van dit Rapport général tot nadenken brengen. Wij verwachten ook dat, zooals ons beloofd wordt, weldra een Nederlandsche vertaling er van verschijnt.
De Bond publiceerde ook, op 8 blz., onder den titel: Voor 's lands algemeen belang, zijn Programma dat de voornaamste eischen bevat waartoe ook de Commissie besloot.
K. du Bois.
Annuaire statistique de la Société des Nations (1942-1944). - Volkenbond Genève, 1945, 315 blz., gen. Zw. Fr. 10, geb. Zw. Fr. 12,50.
De Economische Dienst van den Volkenbond zette zijn arbeid onder den oorlog
| |
| |
volhardend voort. Ondanks de overgroote moeilijkheden die hij ondervond, slaagde hij er in in zijn Annuaire statistique overvloedige gegevens te verstrekken. Ditmaal kon hij nog tijdig bronnen bereiken die vóór den wapenstilstand in Europa voor hem nagenoeg ontoegankelijk waren. Hij verwerkte ze in deze uitgave, die dan ook wat later dan naar gewoonte verscheen, namelijk in Juni terwijl ze eerst voor einde 1943 voorzien was. Wij hebben, bij hun verschijnen, de vorige Annuaires besproken; dit komt er mee overeen wat den inhoud en de schikking betreft. Het is echter bizonder interessant, om de boven opgegeven reden.
Ook andere uitgaven verschenen onder den oorlog, waarvan wij verscheidene in Streven konden bespreken ofschoon de economische politiek die ze aanrieden geenszins volkomen met de autarchische strekking der asmogendheden strookte. De laatst gepubliceerde kwamen ons niet toe.
K. du Bois.
| |
Aardrijkskunde
Dr J. VERSCHUEREN S.J., Atlas van België. - Standaard-Boekhandel, Brussel, gen. Fr. 60, geb. Fr. 80.
P. Verschueren is thans begonnen met zijn gunstig gekenden en alom verspreiden Aardrijkskundigen Atlas opnieuw, in groot (38 × 24 cm.) en elegant formaat uit te geven. Enkele weken geleden is de negende druk van zijn Algemeen Atlas voor België verschenen, ongeveer zooals hij vroeger was, maar met slechts één kaart van België. Bij die kaart wordt echter aangemerkt dat 'België uitvoerig behandeld is in den nieuwen Atlas van België'. Deze atlas is dus het begin van een geheel nieuwen atlas in groot formaat, zooals hoogerop gezegd, en geleidelijk, naar gelang de verschillende gedeelten ervan klaar komen, zal die de plaats innemen van den ouderen in kleiner formaat. Thans is men druk bezig met het teekenen van de wereldkaarten en de kaarten van Europa, dus van het gedeelte dat vlak vóór de nu uitgegeven kaarten van België komt. De nieuwe Atlas van België bevat zes en dertig natuurkundige, economische en staatkundige kaarten en is de eerste groote algemeene atlas van ons land. Vroeger werd meer dan één groote atlas van België uitgegeven, bij mijn weten drie atlassen, namelijk: 1o Atlas (de l') Agriculture. Recensement général de 1895, Brussel, 1899; 2o Atlas Statistique (du) Recensement général des Industries et des Métiers 1896, Brussel, 1903; 3o Atlas du Recensement général de l' Agriculture du 31 décembre 1929; Atlas van de Algemeene Landbouwtelling van 31 December 1929, zonder vermelding van plaats van uitgave of van jaartal. De twee eerste van die interessante en mooie atlassen zijn echter thans verouderd en alleen in het Fransch uitgegeven; de derde, eenigszins de voortzetting van den eersten atlas, is bij lange
niet zoo degelijk en zoo fraai als zijn voorganger. Zoodat men gerust kan zeggen dat Verschueren's Atlas van Belgie, die niet alleen den landbouw, zooals de eerste en de derde van genoemde atlassen, maar ook de industrie, zooals de tweede atlas behandelt, maar daarbij ook nog geologische, natuurkundige, staatkundige kaarten, groote detailkaarten van het land, plattegronden van de steden met omgeving, en van de steenkolenbekkens voegt, werkelijk de eerste grootere Algemeene Atlas is van ons land. Een andere karakteristiek van Verschueren's atlas is dat hij wetenschappelijk is omdat er een systeem in zit dat duidelijk den samenhang der geografische verschijnselen laat zien. Dat systeem is de indeeling van het land in drie natuurlijke hoofdstreken, die dan onderverdeeld worden in kleinere streken of gewesten. Maar deze atlas bezondigt zich niet aan het euvel dat andere atlassen of afzonderlijke kaarten aankleeft, die tot 35 à 40 natuurlijke streken aangeven en waarbij men zich afvraagt hoe het toch mogelijk is, laten wij zeggen streek A van streek B te onderscheiden, wanneer in werkelijkheid, in de natuur, niet het minste spoor van verschil te ontdekken is. En sommige van die kaarten gaan zelfs zoo ver dat zij voor die natuurlijke streken grenzen aangeven die niets met de natuur te maken hebben, maar eenvoudig politieke grenzen zijn, bijvoorbeeld van een provincie! P. Verschueren onderscheidt drie natuurlijke hoofdstreken, namelijk: de Zandstreek, het Goedland en de Ardennen. Het Goedland omvat de vruchtbare kleien leemstreek in het midden van het land en ook de polders. Ardennen noemt de auteur, zooals hij in het voorwoord zegt, 'de streek ten zuiden van Maas en Samber, ofschoon de eigenlijke Ardennen meer zuidelijk liggen'. Die indeeling in drie hoofdstreken berust op de geologische gesteldheid van den bodem (overzichtskaart 1), is terug te vinden op de natuurkundige kaart (2) en op de meeste van de daarop
volgende kaarten die den landbouw en de landbouwindustrie, de veeteelt en de veeteeltindustrie alsmede de andere industrieën behandelen; eveneens op de kaart van de dichtheid der bevolking en zelfs op de kaarten die de landwegen en de spoorwegen aangeven. Wat de kaart van de Dichtheid der Bevolking betreft, had de auteur in zijn 'Toelich- | |
| |
ting bij de Overzichtskaarten' ook mogen vermelden dat al de groote steden (meer dan 100.000 inwoners) en dicht bij elkaar gepakte groepen van gemeenten (als Charleroi en La Louvière) in het Goedland en de Zandstreek liggen terwijl in de Ardennen geen enkele plaats 12.000 inwoners telt. Op de groote detailkaarten van de gegroepeerde provincies zijn de grenzen van de natuurlijke streken ook terug te vinden. Alles samen is deze geslaagde atlas een heele uitkomst voor de leerlingen van de rhetorica en, voor al wie zich interesseert voor ons vaderland, een aanwinst voor het leven. De nieuwe Atlas van België is tevens een blijk te meer van Vlaamsche meerderwaardigheidscomplex even goed als Verschueren's Algemeene Historische Atlas en vooral zijn Modern Woordenboek dat voor 'het beste Westeuropeesche woordenboek (natuurlijk in middelgroot formaat)' wordt gehouden.
| |
Varia
Vasili GROSSMAN, Stalingrad, September 1942-Januari 1943. Uit het Russisch vertaald door Dr L. Landsman. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j. (1945), 151 blz., Fr. 50.
Een bundel verhalen over den verbeten strijd die Rusland redde en het wereldgebeuren deed kenteren. Wij leeren er den Russischen mensch in herkennen van de klassiekers, zooals hij geworden is: onveranderd in zijn geduldig, fatalistisch maar heldhaftig temperament. De stille wroeter en piekeraar die zich totaal geeft aan de zaak. Maar ook in de hoogste phase van den strijd zoeken wij vergeefs een idealisme dat uitstijgt boven de - zeer nobele - gemeenschapsidee, en de algeheele opoffering vestigt op het diepste in den mensch. De soldaten van Grossman schijnen God niet te kennen.
Toch doet dit boek, ondanks zijn typisch Russische gebreken van langdradigheid en vele herhalingen, en zijn wat onevenwichtigen bouw, deugd. Het brengt ons nader bij het begrijpen van een mensch die veel met ons gemeen heeft, maar het op een zoo andere wijze beleeft. En het is vol van een ontroerende grootheid.
J. Burvenich.
F. HEIDENDAL, Hugo Verriest aan de jeugd verteld. Omslag en illustraties van A. Herckenrath. - Tweede druk, 'Ken uw volk', nr 7, De Pijl, Brussel, 1945, 100 blz., Fr. 35.
Ludo VAN GOOR, Artevelde die Vroede. Omslag en illustraties van A. Herckenrath. - 'Ken uw volk', nr 8, De Pijl, Brussel, 1945, 100 blz., Fr. 40.
Twee nieuwe [...]onografieën uit de reeks 'Ken uw volk', waarvan we de vorige in het Octobernummer reeds hebben besproken. Verriest is beslist het beste boekje uit de reeks, te meer daar de figuur die het beschrijft wel de minst avontuurlijke en bijgevolg de moeilijkste was om voor te stellen. De gemoedelijk-koutende stijl past wonderwel bij het onderwerp. Het stille leven van Verriest ontrolt zich rustig, om bij het einde een werkelijk ontroerende kracht te bereiken.
Artevelde, de figuur van den Gentschen volksmenner, wordt weer te zeer door het nauwe kader verkleind. En dit spijts den vaardigen stijl en de voorstellingskracht van den schrijver. Wij zien Artevelde wel op en neer deinen met de golven der volksgunst om ten slotte ten onder te gaan, maar het 'waarom' van deze tragedie en de diepere beteekenis van het beleid van den Gentenaar blijft onaangeroerd.
L. Mestdagh.
Het Oosten aan Mohammed... of aan Christus? Bij de vijf en zeventigste verjaring der stichting van de Zusters Missionarissen van Onze Lieve Vrouw van Afrika, door de Zusters missionarissen van Onze Lieve Vrouw van Afrika. - Begijnenstraat, 50, Mechelen, 89 blz., Fr. 15.
Na een inleiding over de geschiedenis en het wezen van den Islam, en over het beklagenswaardige lot der Muzelmansche vrouw, worden in twaalf hoofdstukjes de pauselijke maandintenties voor 1945 behandeld. Het boekje is met kennis van zaken geschreven en doorweven met verhalen en anecdoten. Spijtig dat het pas in September 1945 op de markt kwam. Mochten nog vele congregaties van missiezusters, die onontbeerlijk zijn in de moderne missioneering, dit voorbeeld der Witte Zusters volgen om de vrucht van hun ondervinding mee te deelen.
L. Mestdagh.
|
|