gische en visueele styleering te bekomen. Alles werd tot de zuiverste vormen herleid: gedachte en gevoel, zoowel als beeld. Van het begin tot het sensationeele slottooneel worden wij ononderbroken verrast door een reeks beelden van weergalooze schoonheid, harmonisch van compositie en sterk van uitdrukkingskracht.
Maar wat ons toch het sympathiekst stemt, én in Les Visiteurs du Soir én in L'Éternel Retour, is dat inmengen van de bovennatuurlijke wereld in de zinnelijke werkelijkheid, dat losmaken uit het materialisme der laatste jaren om eindelijk terug te keeren tot de geestelijke, eeuwige waarden. Wordt het nog niet heelemaal gedaan in den zuiver katholieken zin, toch moeten wij dien ommekeer met vreugde begroeten en de gedane pogingen in de mate van het mogelijke aanmoedigen. Intellectueelen - want hun vooral blijven Les Visiteurs du Soir en L'Éternel Retour voorbehouden - zullen deze films, waarover bladzijden zouden kunnen geschreven worden, waardeeren en genieten.
Dat de Fransche film nieuwe wegen op wil zal nog bewezen worden door de jongste verwezenlijking van Marcel Carné, Les Enfants du Paradis, nog niet in het land vertoond, door Leo Joannon's Carrefour des Enfants Perdus, zoo pas uitgebracht en die als het ware een Fransche Boys Town is, door Les Anges du Péché, waarvoor de betreurde Jean Giraudoux in samenwerking met een Pater Dominikaan het scenario schreef en die wij hopen vroeg of laat hier te zien. Misschien krijgen wij er nog een bewijs van door La Duchesse de Langeais, insgelijks met een scenario van Giraudoux, naar een roman van Balzac en die ook nog niet tot ons kwam. Verder door de betwiste, maar waarschijnlijk toch belangwekkende Symphonie Fantastique, die wij zullen gezien hebben op het oogenblik dat deze bespreking verschijnt en die een schets brengt uit het leven van Berlioz, waaraan gestalte gegeven wordt door een der markantste Fransche jonge krachten zoowel op gebied van regie als van vertolking, Jean-Louis Barrault, welke in de 'Comédie Française' Claudel's Soulier de Satin en Mauriac's Mal Aimés ten tooneele bracht en daar ook Hamlet vertolkte. Mocht deze heropleving, die, in feite, een aanvang nam met L'Assassinat du Père Noël en later met Notre-Dame de la Mouise, blijven duren! Doulce France heeft er alles bij te winnen.
Wij willen nog melding maken van een in twee episoden gewetensvol verwezenlijkte bewerking van Dumas' Comte de Monte Christo waaraan liefhebbers van avonturen hun hart zullen ophalen, van een door Pierre Blanchar zelf verwezenlijkte film met hem-zelf in de hoofdrol, Secrets, conventioneel van thema, maar aannemelijk gemaakt door Blanchar's beheerscht spel, van Le Baron Fantôme, met eens te meer een dialoog van Cocteau en die te zeer aan Les Visiteurs du Soir herinnert en er door in de schaduw komt te staan, van Carmen, een wat uitgesponnen, maar filmisch knappe bewerking van Mérimée's novelle die vooral door de tegenwoordigheid van Viviane Romance een dosis hartstocht en wellust bereikt, grooter dan wel noodzakelijk was.
Van Jean Delannoy, wiens naam wij sedert L'Éternel Retour niet meer onverschillig kunnen voorbijgaan, kregen wij nog een politiefilm: L'Assassin a peur la nuit en de zooveelste bewerking van den drakerigen Bossu, ditmaal door Blanchar belichaamd. Nopens beide films kunnen wij enkel zeggen dat Delannoy, dank zij zijn meesterlijken stijl, er van maakte wat er van te maken viel, zooals hij dat deed voor Pontcarral en Macao.
In het Vlaamsche Land werd nu ook de verfilming van Maxence van der Meersch's L'Empreinte de Dieu vertoond. De katholieke filmleiding is streng geweest voor dit werk. Zeker, de realistische tooneelen die er in voorkomen vergen voorbehoud, maar in haar geheel en inzonderheid in haar besluit huldigt de film, zoowel als het boek, een katholieke levensbeschouwing. De montage laat soms wel wat te wenschen over door het feit dat de film onvoltooid was bij het uitbreken van den oorlog en er nadien, om verschillende redenen, wijzingen dienden aangebracht. Doch de smokkelaars-atmosfeer aan de Belgisch-Fransche grens is goed weergegeven en menig tooneel is aangrijpend, vooral door het gloedvolle spel van Blanchar en Dumesnil: weinige films zijn zoo direct op het werkelijke leven afgestemd. Nog een andere film, eveneens vóór den oorlog gedraaid, Volpone, naar het tooneelstuk van Ben Jonson, wordt thans in omloop gebracht. Wij krijgen hier Harry Baur een laatste maal te zien. De beroemde tooneel-animator, Louis Jouvet, maakt insgelijks deel uit van de bezetting. Maar over de moraliteit spreken wij liever niet; zij is al niet beter dan in het tooneelstuk, integendeel. Ben Jonson heeft hier wel, bij oogenblikken, de macht van zijn grooten mededinger, maar zoo cynisch was Shakespeare, in zijn slechtste dagen, toch nooit. En nu meer dan ooit hebben wij alles behalve lessen van cynisme noodig. Het heropstaan uit den chaos zal met en door de 'caritas' gaan of het zal heelemaal niet gaan.
***