| |
| |
| |
Godsdienstige kroniek
Katholieke vitaliteit in Canada
door Jacques Tremblay S.J., medewerker aan 'Relations'
Canada telt, naar de laatste volkstelling (1941) 11.506.665 inwoners en deze worden in 33 godsdienstige belijdenissen ingedeeld. De voornaamste hiervan is wel het Roomsch katholicisme met zijn 4.986.502 aanhangers. Het wordt beleden door 43,3% - dus ongeveer de helft - van de bevolking. Na het katholicisme komt op de eerste plaats de Vereenigde Kerk van Canada met haar 2.204.875 leden d.i. met 19,2% der totale bevolking, dan de anglikanen met 15,2% en vervolgens de presbyterianen met 7,2%.
In 1901 nu telde Canada in het geheel maar 5.371.315 inwoners en vertegenwoordigden er de katholieken, ten getale van 2.229.600, slechts 41,5% der totale bevolking. Tegenwoordig wordt dus het katholicisme niet enkel door veruit het aanzienlijkst deel van de bevolking beleden maar het is bovendien aan de winnende hand. Gelijk men zien kan is, tusschen 1901 en 1941, het aantal inwoners meer dan verdubbeld. Houdt men er bovendien rekening mee dat, gedurende dezelfde periode, een intense immigratiepolitiek een jaarlijksche gemiddelde van 118.629 nieuwe burgers in het land binnenloodste die tot de meest verscheiden nationaliteiten en godsdiensten behoorden, maar waaronder de katholieken een meerderheid vormden, dan mag die vooruitgang van 41,5 naar 43,3% terecht verwonderen. Om die levenskracht van het katholicisme in Canada te begrijpen moeten we even een vluchtig overzicht nemen van 's lands geschiedenis waaruit zal blijken hoe het van meet af aan en voor immer het merkt draagt van het vurigst katholicisme.
| |
De aanvang.
De groote fransche historicus Georges Goyau noemt de geschiedenis van Canada's stichting door Frankrijk in de xviie eeuw une épopée mystique. Dat is ze werkelijk. De lezing van de officieele en officieuze documenten die er betrekking op hebben: brieven, nota's, dagboeken, gedenkschriften van hen die het land voor het eerst organiseerden, roept voor ons oog de wereld der Légende dorée op. Mannen als Samuel de Champlain, Maisonneuve, Montmorency de Laval, La Dauversière die even hechte grondslagen legden voor het burgerlijk, militair en economisch leven van Canada als voor het godsdienstige, putten de inspiratie voor hun daad hoofdzakelijk in gebed, apostelijver en bovenatuurlijk inzicht.
Tijdens de Fransche periode die gaat van de stichting van Québec in 1608 tot den afstand aan Engeland in 1763 was Canada uitsluitend en zeer vurig katholiek. Dat het diep godsdienstig bleef is te wijten aan de kaders die het godsdienstig leven er toen kreeg: parochies, scholen, seminaries, gasthuizen, kloosters.
Bovendien was Canada te ver afgelegen en stond iedereen in dat nieuw land voor een te dringende taak dan dat de intellectueele losbandigheid der Fransche Encyclopédie er eenige weerklank zou hebben verwekt. En 29 jaar voor de Revolutie werd het van Frankrijk afgescheiden. Daar Canada's katholicisme, zelfs in zijn somberste uren, slechts vijanden van buiten kende, bleef het geloof er
| |
| |
zuiver, de zeden ongekrenkt, het katholiek werk onuitwischbaar. Gedurende heel de xixe eeuw bevorderde de nu Engelsch geworden regeering zeer de immigratie van protestantsche Britten. Sinds het begin der xxe eeuw werd die immigratie cosmopolitisch. Tegenover die politiek nam het Fransch en katholiek deel der bevolking de zgn. revanche des berceaux. Dank zijn doorgaans strenge zeden hield het zijn geboortecijfer op een peil dat tot kort geleden onder de beste behoorde van de Westerwereld. Zoo groeiden de 65.000 Fransche katholieken die in 1760 in het land bleven, tot 6.000.000 in Noord-Amerika waarvan er alleen in Canada 3.483.038 zijn. En de Fransche Canadeezen bleven katholiek in de verhouding van 97%.
Die kern heeft, naar den uitdrukkelijken wil van 's lands stichters, het katholicisme tot op onze dagen zijn voorrang verzekerd. Voegen we daar aan toe dat niet enkel hun aantal maar ook hun godsdienstige practijk de katholieken in Canada van de anderen onderscheidt. Dit blijkt vooral uit het veelvuldig ontvangen der Sacramenten, uit de bedrijvigheid der godsvruchtige vereenigingen en het meest nog uit het betrekkelijk zeer hoog aantal missieroepingen welke hun middens opleveren.
Die katholieke vitaliteit is op de eerste plaats te wijten aan de degelijkheid en aan den zin voor traditie van de opvoedingsgestichten: de colleges en seminaries. Steeds hebben deze aan het land de persoonlijkheden geschonken die bij machte waren de katholieke beginselen hoog te houden op alle gebieden van het openbare leven. Bovendien bestaat er tusschen de leidende standen en den clerus een contact dat wellicht een der treffendste karakteristieken is voor vreemdelingen die de Canadeesche samenleving bestudeeren. Zulks komt doordat het middelbaar onderwijs hoofdzakelijk in klein-seminaries verstrekt wordt. Deze zijn zoo gastvrij dat ze openstaan voor al wie middelbare studies wenscht aan te vatten. Zoo ontstaan reeds tijdens de studiejaren tusschen de latere gestudeerden die de meerderheid der politici leveren en den clerus, betrekkingen en vriendschappen die het heele leven duren. Al wie tot hiertoe ter plaatse en in de sfeer zelf waarin zulks geschiedt, er het voor en tegen van overwoog sprak zich ten voordeele van dien toestand uit.
De clerus is ook nauw met het volk verbonden. In de landelijke parochies roept de bevolking den pastoor in alle aangelegenheden bij: hij is zoo wat aangewezen om ieders onbaatzuchtige raadsman te zijn. In de steden, al is de band wat losser, genieten de priesters nochtans een groot prestige dat ze dan ook in het algemeen verdienen.
Voegen we aan die verschillende factoren nog toe de levendigheid der familie-tradities en het dagelijksch contact met het leven der Kerk, zelfs in de streken die in opzicht van schoolwezen minder begunstigd zijn. Wat we bedoelen met dien rijkdom van een katholieke kultuur wordt belicht door de tegenstelling tusschen de personnages uit Maria Chapdelaine van Louis Hémon die het zuiverste type van den katholieken Canadees weergeven en de tegenwoordige cosmopolitische werklui, ze wezen dan nog katholiek, uit gelijk welke grootstad. Bij gelijke verstandelijke ontwikkeling haalt het de Canadees van Louis Hémon het op de anderen door den gemoedsadel welke een rijke katholieke traditie hem ingeeft.
| |
Statistieken.
Gaan we nu na in welke verhouding de verschillende nationaliteiten in die 43,3% waarvan hooger sprake, vertegenwoordigd zijn.
|
In verhouding tot het geheel aantal katholieken |
In elke nationale groep zijn |
Franschen |
67,7% |
97,0% katholiek |
Ieren |
8,3% |
31,8% katholiek |
Engelschen |
4,3% |
6,7% katholiek |
Ukraïners |
3,8% |
56,2% katholiek |
| |
| |
Schotten |
2,9% |
10,4% katholiek |
Polen |
2,7% |
80,8% katholiek |
Duitschers |
2,3% |
25,0% katholiek |
Italianen |
2,0% |
91,2% katholiek |
Indieanen |
1,2% |
50,4% katholiek |
Na den Franschen groep telt de Iersche het meest katholieken. Merken we nochtans op dat ze maar 8,3% vertegenwoordigen van de geheele katholieke bevolking, terwijl de Fransche er 67,7% van vertegenwoordigen. Daar hun taal het Engelsch is, staan de Iersche Canadeezen vooral langs de kultuur in betrekking met de Engelsche, bijna uitsluitend protestantsche, meerderheid van het land. Stippen we tevens aan dat de Fransche en de Engelsche taal, en die beide alleen, als officieele talen gelden en ze in rechte, zoo misschien niet in feite, gelijkwaardig zijn.
| |
Inrichting.
De 4.986.552 Roomsch katholieken van Canada zijn ingedeeld in 11 kerkelijke provincies die samen 42 bisdommen en 7 apostolische vicariaten behelzen, Daar de katholieken over heel het Canadeesch grondgebied vooral volgens hun nationaliteit verspreid zijn en daar ze binnen hun nationalen groep (behalve de Franschen, de Ukraïners, de Polen en de Italianen) de minderheid uitmaken, staat de kerkelijke administratie voor een groot aantal locale problemen welke dan taal- en nationaliteitskwesties nog meer komen verwikkelen.
Hoe ongaarne men het ook vaststelt, de Canadeesche natie houdt maar zwak samen. Niet veel anders dan een louter juridische band vereenigt de verschillende ethnische groepen. En bij zijn eerste contact met Canada wordt de Europeeër gewoonlijk getroffen door het sterke conservatisme dat ten opzichte van taal en traditie, binnen elke nationale groep heerscht. Zoo zal men in de Vereenigde Staten van iemand zeggen: 'Hij is een Amerikaan van Duitschen oorsprong.' In Canada zal men doorgaans zeggen: 'Hij is een Duitscher.' Het woord 'Canadees' duidt uitsluitend een Fransch Canadees aan. De Engelsche Canadees die van een Franschen spreekt, zegt dan ook: 'He is a French.' Vijf tot zes generaties hebben dat particularisme nog niet overwonnen. Dat is de vrucht van een politiek die nooit ophield coloniaal te zijn. En ofschoon sinds het statuut van Westminster in 1931, Canada volstandig autonoom werd, heeft het tot hiertoe noch een eigen vaandel noch een officieel nationaal lied.
Het spreekt van zelf dat die particularistische geest dikwijls aanleiding geeft tot administratieve moeilijkheden. In een homogene groep als de provincie van Québec waarvan de bevolking voor de ⅘ uit Franschen bestaat en uit evenveel katholieke, ligt de oplossing tamelijk voor de hand. En toch, moet men zelfs daar soms nog veel geduld aan den dag leggen. De Fransche katholiek houdt er aan zijn godsdienst in het Fransch te beoefenen en de Engelsche in het Engelsch. De tweetaligheid van het overgroote deel van den clerus volstaat niet om het probleem op te lossen. De keuze der zieleherders blijft eenvoudig zoolang het om een parochie gaat. Maar zoodra in een hoogere bediening moet voorzien, wordt de zaak moeilijker.
Waar de meeste conflicten tot uiting komen tusschen katholieken en niet-katholieken is ongetwijfeld in het onderwijs. De katholieken hebben het er lastig gehad en hebben het er nog steeds lastig. Dank een organisatie die haar gansch eigen is, heeft nochtans de provincie van Québec ook daar alle conflicten weten te vermijden. Hetzelfde mag van geen enkele andere provincie gezegd. Hier volgen de groote lijnen van die inrichting. Een algemeene raad van het Openbaar Onderwijs bestaat uit twee commissies, de eene katholiek, de andere protestantsch (waarin alle niet-katholieken vertegenwoordigd zijn). Een hoofdtoeziener die den Raad voorzit, is het eenig lid van beide commissies, dat door den Staat benoemd wordt. De katholieke commissie bestaat ten eerste uit de bisschoppen van de provincie van Québec, die er van ambtswege deel van uit- | |
| |
maken, vervolgens uit evenveel leken die benoemd worden op voorstel van de commissie zelf naar gelang plaatsen open komen. De Staat heeft dus tot eenige taak het goedkeuren of verwerpen van de voorgestelde wetten, het benoemen van den hoofdtoeziener en het voorzien in de administratiekosten van den Raad. De commissies moeten de wetsvoorstellen opmaken omtrent de opvoeding, de programma's ontwerpen of verbeteren, het toezicht waarnemen. Voor de materieele inrichting zorgen commissarissen door het volk gekozen volgens territoriale indeelingen, municipalités scolaires geheeten. Dank die inrichting, bleef het godsdienstig onderricht in de provincie Québec alle ongewenschte tusschenkomst van Staatswege gespaard, alsook alle conflicten met de andere belijdenissen.
In de andere provincies staan de scholen, zoowel wat programma's als wat administratie betreft onder het rechtstreeksch toezicht van het provinciaal bestuur. Daar in die provincies de katholieken maar 25% der bevolking uitmaken (soms maar 13% als in Britsch Columbia) is hun positie in zake onderwijs niet zeer sterk. En daar bovendien, volgens Saksische psychologie, de eenmakingspolitiek eerder op gelijkstelling dan op samenwerking afstuurt, doet de schoolkwestie onophoudelijk conflicten ontstaan en geeft ze aanleiding tot onrechtvaardigheden waarvan men de weerga slechts in de moderne totalitaire staten vindt. Men mag bevestigen dat alle westelijke provincies in haar scholen de kleine of zelfs de groote vervolgingen hebben gekend.
Een enkel voorbeeld. In de provincie Ontario die slechts voor 24% katholiek is, hebben de katholieken nochtans hun eigen gescheiden, confessionneele scholen. Maar terwijl de staatsscholen slechts als corporaties getaxeerd worden, moeten de katholieke datzelfde voorrecht practisch ontberen. De vraag naar een voor de katholieke scholen rechtmatige verdeeling der belastingen op de corporaties geïnd heeft na herhaaldelijk pogen nog geen oplossing gekregen - en zoo moeten de katholieken om hun confessionneele scholen op een behoorlijk peil te houden, zich zware offers getroosten.
In de provincies waar aan de katholieken geen afzonderlijke scholen worden toegestaan verkeert het katholicisme feitelijk, ofschoon het officieel geen rechten bezit, in een dragelijken toestand. Toch blijft het gedurig van de willekeur der plaatselijke ambtenaren afhankelijk.
| |
Bewegingen en uitstraling.
Alleen de godsdienstzin der katholieken is intens genoeg om propaganda- en apostolaatswerken in het leven te roepen. De eenige protestantsche werken die van ver met de onze kunnen vergeleken worden getuigen vooral van een naturalistische menschlievendheid die vrijwel het overschotje christelijke gezindheid verbeeldt dat in het moderne protestantsch liberalisme nog te vinden is. Die werken zijn maar weinig godsdienstig getint. Het is overigens de algemeene klacht van de protestantsche dominees dat sinds de radio de godsdienstoefeningen uitzendt, het aantal aanwezigen in den tempel op schrikwekkende wijze is geslonken.
Bij de katholieken daarentegen mag gezegd dat de overgroote meerderheid der geloovigen, zoowel mannen als vrouwen, ook werkelijk hun plichten vervullen. Geven we als voorbeeld aan de parochie van de Onbevlekte Ontvangenis te Montréal die we van dichterbij kennen. Ze telt 20.317 zielen. In den loop van het jaar 1944 heeft men er niet minder dan 567.684 communies uitgereikt, wat een gemiddelde geeft van 31.5 communies per jaar en per geloovige reeds op leeftijd om te communiceeren. Een uitzondering moet gemaakt voor een deel der bevolking in de groote industrieele steden als Montréal zelf waar, zooals in alle cosmopolitische middens, de godsdienstige practijk aan het dalen is.
Sinds een tiental jaren zoekt de Katholieke Actie, onder de stuwing van het episcopaat en van een jongen enthusiasten clerus, naar de formule die het best aan het land zou aangepast zijn. Deze zou de K.A. aan één kant moeten onderscheiden van de godsvruchtige genootschappen die in de provincie Québec
| |
| |
steeds zeer bloeiend zijn en aan den anderen kant die sterke en tevens soepele veroveringskracht schenken die het inwendig leven der minst vurigen zal opvoeren en vroeg of laat ook onze afgescheiden broeders bereiken zal.
Het arbeidsveld is groot genoeg. Het peil der algemeene zedelijkheid b.v. daalde sterk sinds de overdreven industrialisatie, welke de oorlogsvoering eischte, gansch nieuwe levensvoorwaarden schiep. De andere belijdenissen voeren in de steden een intense propaganda onder de katholieke bevolking. Verscheidene tot hiertoe onbekende secten als de Discipelen van Jehova, de Discipelen van den H. Geest trachten aanhangers te winnen. Die secten zijn talrijk en hun actie voeren ze gelijktijdig. Hun esoterisch en bijgeloovig karakter prikkelt niet weinig de nieuwsgierigheid. Een van die secten, de liberale schoolwetten van de provincie Québec gebruikend, bouwt, vlak naast het novitiaat van een kloosterorde en in het hartje van een oude, gansch katholieke parochie, een school voor jonge Fransche Canadeezen. De aanzienlijke kapitalen welke de onderneming vereischt schenkt een Amerikaansche gemeenschap van de Discipilen van den H. Geest.
Onderzoeken worden tegenwoordig gevoerd om te achterhalen of met dat alles niet een ondergraven wordt bedoeld van het oude geloof om het terrein voor te bereiden voor het communisme. Immers sinds de officieele ontbinding van het Kommintern voert in Canada de vijfde communistische kolom een verwoede maar onrechtstreeksche en uiterst soepele propaganda: langs tooneel-vereenigingen, sociale clubs, kunst- en studiekringen, kortom onder de meest onschuldige en meest verscheidene vormen.
Elke poging om rechtstreeks of onrechtstreeks de leer zelf van het communisme onder de Fransche katholieke bevolking van Québec te verspreiden was tot hiertoe vruchteloos gebleven. Het is dus mogelijk, ofschoon nog niet bewezen (zooals dat op andere gebieden wel werd) dat die godsdienstige en bijgeloovige propaganda die geldelijk blijkbaar zoo machtig gesteund wordt, een communistische poging zou zijn om Québec doelmatiger aan te tasten.
| |
Apostolisch Canada.
De sprekendste openbaring van Canada's katholieke vitaliteit is wel het sterke contingent missionarisen, zoowel mannen als vrouwen, dat het jaarlijks aan de missies onder de heidenen schenkt.
Hier volgen enkele cijfers: het aantal vertrekkenden naar de missie gedurende de laatste twaalf jaren:
|
Priesters |
Broeders |
Zusters |
Samen |
1933 |
49 |
35 |
94 |
168 |
1934 |
30 |
66 |
113 |
209 |
1935 |
35 |
47 |
94 |
176 |
1936 |
41 |
36 |
105 |
182 |
1937 |
34 |
31 |
106 |
171 |
1938 |
60 |
28 |
59 |
147 |
1940 |
51 |
26 |
67 |
144 |
1941 |
69 |
12 |
75 |
156 |
1942 |
34 |
9 |
76 |
119 |
1943 |
53 |
21 |
114 |
188 |
1944 |
51 |
24 |
117 |
192 |
De missionarissen worden, voor de mannen hoofdzakelijk, en voor de vrouwen uitsluitend gerecruteerd onder de 68 mannen- en de 96 vrouwengemeenten die er in Canada bestaan. Deze verstrekten de 2.986 Canadeesche missionarissen die tegenwoordig arbeiden in de streken van de Congregatie de Propaganda Fide afhankelijk: 857 priesters, 458 broeders en 1.571 zusters.
Volgend voorbeeld moge nog den apostolaatsgeest der Canadeezen belichten. Mgr Ignace Bourget, tweede bisschop van Montréal (1840-1876) heeft op zijn
| |
| |
actief de stichting van 4 kloostergemeenten, het terugroepen van de Jezuïeten in het land, het invoeren van de Oblaten van Maria, van de Clercs Saint-Viateur, en van 5 zustergemeenten. Men heeft berekend dat de werken een eeuw geleden uit het initiatief van Mgr Bourget ontstaan, thans in 58 op de 121 bisdommen van de Vereenigde-Staten wortel hebben geschoten.
Uit dat alles valt te onthouden, vooreerst dat de tegenwoordige toestand van het katholicisme in Canada uitstekend is. De katholieken vormen er den talrijksten en den vurigsten godsdienstigen groep van heel het land. Ze maken 43,3% der bevolking uit d.w.z. dat ze talrijker zijn dan de vier belijdenissen (Anglicanen, presbyterianen, methodisten, leden van de Vereenigde Kerk) die na hen in aanmerking komen en samen maar 41,59% van de totale bevolking tellen. Maar de toestand blijkt nog gunstiger te zijn wanneer men de aanwinsten nagaat in de laatste veertig jaren. Zoo behoorden in 1901 tot de 4 bovenvermelde protestantsche groepen 45,5% der bevolking. In 1941 maar 41.59% meer. Terwijl de katholieken die in 1901 slechts 41,5% uitmaakten nu tot 43,3% gestegen zijn. De huidige getallen treffen nog meer als men ze vergelijkt met die van 1921: immers toen had de immigratie de katholieken op 38,2% teruggegebracht en de protestanten tot 45,3% opgevoerd. Geen wonder bijgevolg dat dit katholieke dynamisme tal van protestantsche deskundigen der demographie, ernstig begint te alarmeeren.
|
|