| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
J. LEVIE, S.J., Sous les yeux de l'incroyant. - L'Édition Universelle, Brussel, 1944, 288 blz., gen. Fr. 60.
Men krijgt niet zeer dikwijls een boek ter recensie dat de waarde heeft van het werk van P. Levie. Het is een vrucht van lang gerijpte overdenkingen over de verstandelijke rechtvaardiging, door het geloof vereischt, en over de geestesgesteldheid welke het geloof ons geven moet. De geloovige wordt er uitgenoodigd op een soort gewetensonderzoek in de diepte. Dit onderzoek geldt van de eene zijde de algeheele intellectueele rechtzinnigheid in het bestudeeren van de geloofsredenen, anderzijds den waren christelijken geest en zijn aan menschelijke enggeestigheid te wijten vervormingen. Zooals zij hier begrepen wordt, bestaat de intellectueele rechtzinnigheid niet alleen in de onderwerping van den geest aan zijn object; zij sluit ook een zedelijke krachtinspanning in, die de ziel meer en meer tot het peil der te bereiken waarheid verheft. De schrijver heeft zijn titel: Onder de oogen van den ongeloovige, gekozen met het doel ons te beduiden, dat hij, bij het gewetensonderzoek waar hij ons toe uitnoodigt, om het oordeel van de ongeloovigen over onze houding bezorgd is. Zeker is deze zorg gewettigd en weldoende, op voorwaarde echter dat zij een ondergeschikte bezorgdheid blijve. Men kan zich afvragen, of zij wel verdiende in den titel zelf van het boek vermeld te worden. P. Levie heeft ons geen apologetisch traktaat willen schenken; toch hebben zijn uiteenzettingen een werkelijk apologetische draagwijdte. Verscheidene malen komt er het 'Christusmirakel' in ter sprake, het mirakel namelijk van die volheid van godsdienstige, intellectueele, zedelijke en sociale waarden welke men in den godsdienst van het vleeschgeworden Woord terugvindt. Het einddoel van dit werk is de diepte en den rijkdom van het geloofsleven te laten aanvoelen aan dengene die niet gelooft, en ze duidelijk en intiem te doen vatten door den christen.
De eenheid van het boek ligt eerder in zijn geest en heerschende bekommernis dan in de samenstelling zelf. Het bestaat uit drie zelfstandige deelen, gewijd echter aan vrij verwante onderwerpen. Het eerste deel behandelt de onderwerping van het geloof en de intellectueele rechtzinnigheid. Het is een tweeluik. Een eerste luik toont, hoe men goed denken moet om te gelooven, welke de voorwaarden zijn van een rechtzinnige en doelmatige apologetiek. Een tweede luik wijst er op, hoe het geloof moet helpen goed te denken, hoe het, verre van den geest te verengen, een breede en edele geestesgesteltenis schenken moet. Het tweede deel van het boek stelt de ongeloovige gedachte tegenover de christelijke gedachte. Het leert ons den ongeloovige op een rechtmatige en goede wijze te beoordeelen; het stelt tevens in het licht, hoezeer de Bijbelsche studie in katholieken geest aangevat noodzakelijk en grondig verschilt van die in protestantschen geest. Het derde deel eindelijk handelt over de goddelijke waarheden en de menschelijke engheid. Het herneemt, maar in een breedere uitwerking en van een ander standpunt uit, het thema van het geloof dat ons helpen moet goed te denken. Van een ander standpunt uit, zeiden wij, want waar vroeger het te verwezenlijken ideaal beklemtoond werd, wordt nu de klemtoon geplaatst op de hinderpalen bij het bereiken van dit ideaal. De verscheidene bekoringen tot engheid die den katholiek kunnen belagen, worden met een moedige en heilzame helderziendheid ontleed.
Onder de kwesties die bijzonder goed werden behandeld, moeten wij vooreerst 'het Christusmirakel' vermelden, waar wij reeds op zinspeelden. De schrijver spreekt er op verscheidene plaatsen over, maar meer uitdrukkelijk in een nawoord dat het heele vraagstuk samenvat. Men weet hoe gemakkelijk de uiteenzetting van de weldaden van den godsdienst vervallen kan in een vrij banaal oratorisch genre. Hier is echter niets banaals, maar heerscht een krachtige en ware gedachte. Zeer doorslaand ook is de ontwikkeling over het synthetische karakter van het apologetisch bewijs. Aan de hand van een ontleding van concrete voorbeelden toont de schrijver aan, dat de verscheidene deelen van dit bewijs niet mogen worden gescheiden, en dat wat werkelijk bewijskracht heeft, juist de overeenkomst is van de algeheele verklarende hypothese met het geheel der te verklaren gegevens. De studie welke als titel draagt: Om goed over den ongeloovige te oordeelen, is opmerkelijk begrijpend en evenwichtig. Zij staat in nauw verband met twee andere studies, respectievelijk over de afvalligheid van Renan en die van Loisy. De bedenkingen over de houding welke de katholieke priester moet aannemen ten over- | |
| |
staan van de collectieve menschelijke plichten, van de nationale samenwerking en van de tijdelijke belangen van de Kerk zijn zeer actueel. Waardevol ook zijn de bladzijden die handelen over de betrekkingen tusschen het kerkelijk gezag, het persoonlijk geweten en de vrije werking van de geloovigen. De schrijver tracht het ideaal te bepalen van een edelen geest van gehoorzaamheid, een geest die vrij blijft van alle slaafschheid, overdreven passiviteit en kleinzieligheid.
Geen boek is zóó goed, dat het ook niet aan een of andere kritiek blootgesteld blijft. Bij dit boek zullen wij op twee gebieden licht voorbehoud maken. Eerstens wat het proces betreft dat de schrijver inspant tegen de apologetische handboeken. Geen sprake dat wij die zouden ophemelen; maar, waar het recente handboeken geldt, kunnen wij de beschrijving die ons wordt gegeven van hun gebrekkige methode toch niet aannemen als een heel trouwe weergave. Zoo kennen wij geen enkel handboek dat over het physisch mirakel handelt op die erbarmelijk enge wijze welke het strenge oordeel van den schrijver uitlokt. Waarom overigens de handboeken zoo streng behandelen? Elkeen weet, dat men niet in dat soort werken moet gaan zoeken naar een gedachte die zich al te zeer bekommert om wetenschappelijke scherpte en vooruitgang. Ons tweede voorbehoud geldt een punt waar de gedachte van den schrijver, over het algemeen even menschelijk als godsdienstig, misschien minder menschelijk en reëel blijft. De apologetische bekommernis en de studie van de geloofsredenen welke hij de gecultiveerde christenen schijnt te willen aanbevelen, kan men in feite slechts aantreffen bij menschen die heel veel tijd aan religieuze onderzoekingen kunnen besteden. Wij hadden gewenscht, dat de schrijver de zóó belangrijke notie van de 'praktische geloofwaardigheid', die volstaat om tot het geloof te voeren, had uitgewerkt. Jammer dat niet enkele bladzijden besteed werden aan de goede geloofsredenen, welke de christenen hebben zonder daarom werkelijk in apologetische wetenschap te zijn ingewijd. Maar het zou niet passen te blijven stilstaan bij hetgeen juist niet geschonken wordt door een boek dat ons aan zooveel geestelijken rijkdom deelachtig maakt. Moge het werk van P. Levie veel onderlegde lezers vinden; het is een leerschool van christelijk humanisme in de hoogste beteekenis van het woord.
Ed. Dhanis.
M. SCHEEBEN, Gesammelte Schriften, Band IV: Zweiter Buch des Handbuchs der katholieken Dogmatik, herausgegeben v. M. Schmans. - Herder, Freiburg i. Br., 1943, 479 blz.; gen. RM. 10,60, geb. RM. 13,50.
Dit vierde deel van Scheeben's verzameld werk (waarvan reeds Deel I: Natur und Gnade - Die Herrlichkeiten der Gnade, en Deel II: Die Mysterien des Christentums verschenen; zie Streven, VIII, 572; IX, 529) behelst het tweede boek van zijn beroemde Dogmatiek, nl. de leer over God in zijn eenheid en drievuldigheid. Dr Michael Schmans van Münster voorzag deze uitgave met enkele korte, zakelijke nota's; hij vulde bij ieder onderdeel de bibliographie aan. Drie registers (Schriftuurcitaten - Personen - Zaken) verhoogen de bruikbaarheid van deze nieuwe uitgave, waarin ook enkele storende fouten werden verbeterd. De leider der heele reeks, Dr Höfer, schreef een kort voorbericht en nam uit Scheeben's handexemplaar, in de aartsbisschoppelijke bibliotheek te Keulen bewaard, enkele soms belangwekkende randnotities over. Alle liefhebbers van den grooten Duitschen theoloog zullen het met vreugde begroeten dat deze mooie uitgave, ondanks de moeilijke omstandigheden, doorgaat.
E. Druwé.
Dr Kan. J. LEBON, Het wonder dat Maria is. - 't Groeit, Antwerpen, 1944, 51 blz., houthoudend papier Fr. 12,50, houtvrij Fr. 16.
Schr., Hoogleeraar aan de katholieke Universiteit te Leuven, die zich jaren lang reeds op de studie inzonderheid van Maria's Middelaarschap toegelegd heeft, bracht in zijn Les merveilles de Marie (waarvan Pater Geenen, O.P., ons hier de trouwe - wellicht wat al te letterlijke - vertaling aanbiedt) de voornaamste dogmatische gegevens samen die het christelijk Maria-beeld uitmaken. Alleen met betrekking op Maria Medeverlosseres (blz. 35 vv.) steunt Schr. op een theorie die lang niet algemeen aanvaard is en waarvan we betwijfelen dat ze voldoende is om een onmiddellijke, actieve deelname van Maria aan het objectieve verlossingswerk te grondvesten. We zouden nochtans niet willen dat de technische manier, waarop we de vraag formuleeren, den schijn zou verwekken alsof dit boekje met geleerde termen schermde. Schr. heeft veeleer alle technische formules van kant gelaten om in eenvoudige, voor iedereen toegankelijke taal, de katholieke leer over O.L. Vrouw uiteen te zetten. We kunnen dan ook dit met innige piëteit geschreven boekje onvoorwaardelijk aanbevelen.
E. Druwé.
MARIANUS, Maria's kapelaan, Herman Jozef. - Sint-Norbertus-Boekhandel, Tongerloo, 1943, 166 blz., Fr. 28.
| |
| |
In een vlotte en soms bloemrijke taal wordt ons hier het leven uitgebeeld van den gelukzaligen Herman Jozef van Keulen, Norbertijn, den verborgen maar uitzonderlijk grooten vereerder van O.L. Vrouw. Was Bernardus de man van de Marialeer, Herman Jozef was de man van het Mariale leven. Het is zeer goed dat de glans van dat leven ook in onze landen uitstraalt.
Geboren in 1150, stierf hij in 1238 of in 1241. Hij leefde dus in de beroerde maar uiterlijk schitterende periode van Innocentius III, van den H. Franciscus, den H. Dominicus. Maar dit leven - en het is een van de groote tekorten - is geschreven als het ware tijdloos, buiten de schokkende gebeurtenissen om. Het is meer een aaneenschakeling van wonderfeiten dan de psychologische uitbouw van een strijdbaar leven, tusschen strijdende menschen. Het gelijkt eenigszins op een verlucht miniatuur-leven, licht en oppervlakkig, zonder den ernstigen inslag van daad en verantwoordelijkheid; alles is zoo wonder gemakkelijk en zoo vol gouden mirakels.
Voor stille, ingekeerde zielen zal het nuttig zijn, strijd-menschen kunnen het misschien te tam vinden.
L.V.
Mgr CRUYSBERGHS, Adveniat regnum Mariae. - 't Groeit, Antwerpen, 1943, 68 blz., Fr. 18.
Na een korte inleiding over de theologische grondslagen van de toewijding aan het onbevlekt Hart van Maria, twee 'meditaties', waarin we de meesleepende welsprekendheid van Mgr C. terugvinden: Onze toewijding; - Maria's antwoord. Alhoewel voor Priesters bestemd, zal dit keurig uitgegeven boekje ook door ontwikkelde leeken met nut en genoegen gelezen worden.
E.D.
L. UTEN, S.J., O Hart voor ons gebroken, vier radio-toespraken over het Heilig Hart van Jezus. - Lannoo, Tielt, 1944, 56 blz., geb. Fr. 18.
Het uitgeven van deze vier radiopraatjes is zeker geen overbodig werk geweest. In een eerste, getiteld: 'Een menschelijk Hart', wordt met diep gevoel en scherpe duidelijkheid de vergelijking getrokken, tusschen het goddelijk Hart van Jezus en ons arm menschelijk hart. In een tweede 'Mensch onder de menschen' zien wij hoe Jezus als een mensch bij ons heeft gewoond en met de macht van een God bij ons heeft willen blijven. Het derde 'Het Feest van de Liefde' leert ons het feest van het H. Hart maken tot een hoogdag van goddelijke Liefde door de eerherstellende aanbieding van onze totale menschelijke liefde. In het laatste: 'Beloften van de Liefde' merken wij, hoe het H. Hart ons overlaadt met beloften van geluk, vrede en vreugde, beloften die hun bekroning zullen krijgen over den koninklijken weg van het kruis. - Nu de vereering van het H. Hart meer en meer uitgroeit tot een volksche devotie, is het ook te wenschen en zelfs dringend noodzakelijk, dat de geloovigen wat te lezen krijgen over het wezen en de beteekenis van die devotie, maar dan in gewone en begrijpelijke menschentaal. Het boekje van Pater Uten voorziet ten volle in deze leemte, daarom wenschen wij het een ruime verspreiding toe.
L. Sterkens.
P. VALERIAAN, O.F.M. Cap., S.T.B., Onze Lieve Vrouw en Banneux. - Propaganda-bureel O.L. Vrouw van Banneux, Hasselt, 1944, 150 blz.
Een reeks van een en dertig korte beschouwingen - een Meimaandcyclus - telkens aanknoopend bij het verloop der gekende verschijningen te Banneux. De taal had beter verzorgd kunnen zijn ('zondarig', enz.); geleerde woorden als 'subjectieve en objectieve verlossing', 'accidenteel', enz. passen minder bij den volkschen trant van het geheel; zooals ook sommige, op zijn minst duistere gedachten, b.v. blz. 79: 'De naam van God is wezen... De naam van de H. Drieéénheid is goedheid, omdat de goddelijke natuur volledig wordt medegedeeld in haar schoot'.
E.D.
Robert KOTHEN, Vers une mystique familiale, - E. Warny, Leuven, 1944, 237 blz.
Het hoort wel tot een der meest verheugende feiten van deze laatste decennia, dat zoovele katholieken zich weer op de overheerlijke roeping en de kapitale beteekenis van het gezin zijn gaan bezinnen. Ook dit boek wil de talrijke echtgenooten, die naar hoogere volmaaktheid streven willen, en de saneering van onze zoo jammerlijk ontwrichte samenleving behartigen, wijzen op de schoonheid, de rol, de verhevenheid, en de heiligheid van het familie-geheim. Want dit is het wat schrijver onder 'mystique' verstaat, al zal hij het woord wellicht hoofdzakelijk gekozen hebben, om zijn boek als een kind van zijn tijd te kunnen aandienen.
En toch, als er ergens met recht van een mystiek mocht gesproken worden, dan was het wel hier. Sedert Christus het huwelijk tot een sacrament adelde, en wilde dat de band tusschen man en vrouw het afbeeldsel en het symbool werd van Zijn verhouding tot de Kerk, is heel het gezinsleven ondergedompeld in den krachtstroom der genade en a.h.w. de levensruimte geworden waarin Hij zijn mysterie op aarde voltrekt. Heerlijke bladzijden
| |
| |
biedt dit boek hierover. Ook nog zeer treffend zijn sommige passages over het huwelijk en het misoffer (blz. 54 en vlg.), over de heilzame invloed van de kinderen op hun ouders (blz. 126), over het belang van de familie-traditie, en ten slotte, ofschoon slechts zeer schetsmatig aangegeven, over de verhouding tusschen familie en staat. Dit alles wordt geillustreerd door talrijke citaten uit pauselijke documenten, kerkvaders en moderne schrijvers.
Af en toe hadden wij wel aan een diepergaande uiteenzetting of aan een synthetisch overzicht den voorkeur gegeven boven een soms wat kunstmatige en zeer losse opeenvolging van citaten. Ook hier en daar had de schrijver wat meer bezonkenheid aan den dag kunnen leggen (waar hij b.v. de huwelijksband met een relikwie vergelijkt, blz. 82), en ook wat meer nauwkeurigheid, waar hij b.v. Platoon's mythe aanhaalt omtrent de onvolledigheid, 'l'incomplétude' van de mannelijke en de vrouwelijke natuur, aangezien Fichte er zijn zoo verregaande Ergänzungsbedürftigkeit en Sexualnot uit afleidde. Doch deze enkele bezwaren willen niets af doen aan de degelijkheid van het boek, dat zeker de ontzaglijke verdienste zal hebben een zeer ruim publiek weer op de onvolprezen verhevenheid en de blijvende waarde van het gezin te wijzen, dat, zooals de Paus en de Bisschoppen het steeds hebben herhaald, de hoeksteen der maatschappij en de levende cel van Christus' mystiek lichaam is.
P. de Meester.
| |
Letterkunde
Dr J. KEUNEN, P.B. Shelley, bij de honderd vijftigste verjaring van zijn geboorte, 1792-1942. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 238 blz., gen. Fr. 20.
Een boek over 'the poets' poet', dat voor alle eenigszins ontwikkelden leesbaar is. Een moeilijker opgave, dan aan een vreemd publiek Shelley te leeren kennen, is nauwelijks denkbaar: ofwel zal men het diepste van den dichter prijsgeven, ofwel zich enkel richten tot een klein cenakel van ingewijde lezers. Dr Keunen verkoos het Shelley aan een ruimer Vlaamsch publiek voor te stellen, en hun ten minste zooveel mogelijk van den dichter te leeren kennen, zij het ook eenigszins ten koste van dezen laatste. Een revolutionnaire generatie vindt in den opstandigen Shelley te gemakkelijk alleen een geestverwant, die zich verzet tegen vooroordeelen en vaste kaders; terwijl de weldenkende gemeente stilstaat vóór het jongensachtige in hem, zonder zijn heiligste poëzie voor ernstig te kunnen nemen. Noch als dichter noch als mensen valt Shelley met de gewone maat te meten. Wie hem wat nader leert kennen, ervaart weldra dat hij te doen heeft met een extreem, bijna buitensporig geval van louter dichterlijke genialiteit. Het zuiver poëtische kan niet omschreven of bepaald, maar het is onfeilbaar te herkennen waar het aanwezig is. En bij Shelley was het in de hoogste maat aanwezig.
Dr Keunen's boek laat zich vlot lezen; maar men krijgt er den indruk, dat Shelley alleen een onevenwichtig, losbandig en dichterlijk zwerver was, niet één van de allergrootsten uit onze kleine menschenwereld. Wel weet de schrijver den gepasten, eenigszins humoristischen toon te vinden, waar hij het over Shelley's religieuze en moreele buitennissigheden heeft, maar hij slaagt er niet meer in, zich van dien toon los te maken, waar hij ons in ernst een weinig van 's dichters zielsontwikkeling wil laten begrijpen. Toch bezit zijn boek de voornaamste kwaliteiten, die men van een goed vulgarisatiewerk verlangen kan: aanschouwelijkheid, overzichtelijkheid, zin voor het essentieele, en tevens een juist oordeel voor het détail dat den lezer boeit en onderricht, de gave, eindelijk, om samen te vatten en te vereenvoudigen, zonder schoolsch of star te worden. Shelley's werk wordt in de biografie zelf ingewerkt, en daardoor ingeleid. Talrijke citaten, soms vrij lange stukken, uit de beste Nederlandsche vertalingen door Verwey, Gutteling, e.a., pogen ons een idee te geven van Shelley's poëzie; - helaas, meer dan elders, beteekent vertaling hier verraad. Op een groote verdienste van dit werk moet nog gewezen: steeds worden wij met enkele woorden ingelicht over den invloed van Shelley op de Nederlandsche letterkunde, vooral op het werk van de tachtigers. Jammer alleen, dat door het streven naar een bondige en oorspronkelijke zegging, soms wel eens abnormale, of zelfs storende konstrukties in de taal binnenslopen. (b.v. blz. 48, 143...).
A. Deblaere.
Gerard WIJDEVELD, Zomerwolk. - 2e Druk, Het Spectrum, Utrecht, z.j., 35 blz.
W. is een dichter die maar zelden zijn stem laat hooren, maar als die dan eenmaal aanvangt te zingen, zullen vele stemmen zwijgen om naar haar zuiver geluid te luisteren. Mocht wellicht zijn vorige bundel ons meer bekoren door zijn opener bloei en onmiddellijke poëtische openbaring, toch blijft ook in deze verzen de dichter van 'Het Voorschot' zichzelf
| |
| |
getrouw. Zijn poëzie is a.h.w. nog tot grooter stilte vervallen en is ook naar meer klassieke vormen gaan teruggrijpen. Al is 'Zomervolk' niet zoo rijk aan inhoud als 'Het Voorschot', toch bevat het bundeltje weer menig gedicht dat om zijn gaaf-poëtische intuitie en expressie ongeëvenaard blijft, zoo o.m. het gedicht 'Maannacht' dat zonder twijfel tot de mooiste behoort die onze Nederlandsche lyriek bezit:
'Er wuiven kruinen van boomen
in donkeren wind die zucht.
De maan staat blank en volkomen
in wolken en zuivere lucht.
En de ziel, die haar ziet, gaat beven,
begint als met vleugels te slaan.
Zij wou uit de laagte, wou zweven
en vol en verheven zóó staan.
Zij wou, ontrezen, genezen,
Gods lam zijn en zuivere kind,
hoog, hoog in de hemelen wezen
en blinken van dien zij bemint...
De maan staat blank en volkomen
in wolken en zuivere lucht.
Er wuiven kruinen van boomen
in donkeren wind, die zucht.'
L. Vander Kerken.
Kamiel VAN BAELEN, Een mensch op den weg. - De Kinkhoren, Brugge, Brussel, 1944, 260 blz., gen. Fr. 45, geb. Fr. 60.
In zijn tweede boek, eigenlijk zijn eerste omdat het vóór De oude symphonie... geschreven werd (zie de dateering in beide werken), verhaalt K. van Baelen van twee zwervers, Viator en Ludo. Ze ontmoeten elkander, ontmoeten ook vreemde menschen als Baron en Thomas, tot eindelijk Ludo Viator doodschiet, om dan verdwaasd weg te hollen... naar den rechtvaardigen God die hem opwacht.
Viator symboliseert de bezinning en Ludo een denkend mensch. Beiden ontmoeten elkander; het leven krijgt inhoud, beteekenis en doel. Maar neen: de twijfel sloopt alles; Ludo geeft de bezinning op en is 'een dolle Mensch op den Weg' (blz. 260) geworden. Als Ludo zijn er, helaas, zooveel moderne menschen (cfr blz. 9); want de bezinning wordt, in dezen tijd, driemaal daags gemarteld (cfr blz. 7, 9).
Een jonge auteur, die zulke symboliek aandurft met zulk moreel-cultureel tijdsaspect als onderwerp, verdient alle waardeering. En K. van Baelen haalt den slag schitterend thuis: niet zonder eenige overdaad van vernuft, eruditie en nogal oppervlakkige actualiteit, graaft hij toch diep, en bereikt soms, in de sprookjes vooral (blz. 91..., 109..., 115..., 188), den eenvoud van een oprecht en ontroerd mensch, hunkerend en bereid.
Minder gevarieerd dan De oude symphonie..., is Een mensch op den weg dieper en menschelijker. Het genre, den auteur volstrekt eigen, doet aan den ouden Van Eeden denken, doch veel meer aan Chesterton. Reeds bereikte Van Baelen vrij veel; vooralsnog beschouwen wij hem (onder de prozaschrijvers althans) als de rijkste belofte der laatste jaren.
Em. Janssen.
Louisa DRIESEN, Stefke. - Boekuilen Karveeluitgaven, Kapellen, Antwerpen, 1944, 280 blz., gen. Fr. 60, geb. Fr. 75.
Stefke Bossers, het oudste kind van een Lierschen dronkelap, leek tot een ongelukkig leven wel voorbestemd; haar jeugd en haar huwelijk vormen echter een van de meest zonnige verhalen, die we in den laatsten tijd ontvingen. En dat teekent het bijzonder talent van Louisa Driesen, die zich met dezen eersteling werkelijk openbaart.
Stefke heeft wel gebreken, maar hoeveel méér hoedanigheden! Het verhaal is weinig besnoeid, veel hoofdstukken episodisch of anekdotisch, en de taal kon zich zuiverder voordoen. Maar hoe leuk kan de schrijfster vertellen! hoe levensecht weet ze haar typen te doen spreken en handelen! vooral: hoe is haar gemoed vol van menschelijke meewarigheid en goedheid! Groote kunst brengt ze ons nog niet; daarvoor blijft haar kader te binnenhuiselijk, haar talent misschien te dartel en luchtig, haar werk te uitsluitend ontstaan uit 'copieerlust des dagelijkschen levens'; maar dat haar boek een groot getal lezers bekoren zal en gelukkig maken: daaraan twijfelen we geen oogenblik. 'Het is niet wat ik kunst met een groote K zou noemen, maar (het is) vooral diep menschelijk' (blz. 99).
Met vreugde feliciteeren we de schrijfster; haar werk bevelen we heel warm aan.
Em. Janssen.
Johannes BUCHHOLTZ, Levens die rijpen. Uit het Deensch, vertaald door Agnes Röntgen. - Derde druk, Vink, Antwerpen, z.j., 336 blz., geb. Fr. 98.
Enkele jaren geleden verschenen van Buchholtz twee boeken: De komedie komt en De komedie komt terug. Het eerste verhaalde de wederwaardigheden van het gezin van Dr Malthe (vader, moeder en zes kinderen); het tweede zette dat verhaal voort, en stellig had de auteur naar
| |
| |
meer diepgang gestreefd. Beide romans waren uitstekend vertaald; onder een nieuwen titel wordt de tweede ons hier aangeboden.
Van dit werk kan heel veel goed gezegd worden: het leest vlot; het is eenvoudig en leuk; het teekent zijn typen buitengewoon raak; het vereenigt humor met gezond verstand. Toch maken we voorbehoud: alles blijft vrij oppervlakkig; het geheel mist een bevredigend besluit. De auteur is vrijdenker; voor hem is 'het lot der menschen gelijk... aan dat van het gras' (blz. 336), en toch dient men slechts zorgeloos te leven. Wie zoo grondig agnostisch en a-moreel denken, voelen, handelen kan, vermag wel een lezerspubliek te charmeeren; maar dat hij het diepere leven zou peilen en uitbeelden: neen, dat bestaat niet!
Em. Janssen.
Ernest VAN DER HALLEN, Vertelsels in Juni. Verhalen van muziek en dood. - Pro Arte, Diest, 1944, 134 blz., Fr. 25.
Bij de eerste lezing valt dit boek buitengewoon mee. Het bevat tien vertelsels, sprookjes veeleer, over menschen, dieren en planten; geheel fantastisch, in den weelderig-zangerigen stijl dien we bij Van der Hallen kennen. Zacht bespeelt hij zijn cello: een teere betoovering over de avond vlakte.
Bij een nader contact valt iets van de bewondering weg. In verschillende vertelsels missen we het alles omvangende en geheel voldoende besluit. Ze komen ook als handig stielwerk voor, van iemand die veel boeken las en veel schreef; daardoor missen we dat volstrekt ingrijpende, dat eenige en onvergetelijke, hetwelk de beste sprookjes eigen is.
Toch bevelen we dezen bundel warm aan. Het is een der gaafste en meest bekoorlijke boeken van den laatsten tijd, een van Van der Hallen's allerbeste werken.
Em. Janssen.
Minus VAN LOOI, Het Leeuwenhof. - Pro Arte, Diest, 1944, 405 blz.
Jan-Baptist van Leeuw sticht het Leeuwenhof, een groote boerderij; daarnaast richt mijnheer Hagelsteens zijn Houthandel en Bouwmaterialen in 't groot op. Hoe de twee ondernemingen en de twee gezinnen zwichten onder de beproeving en, na jaren van haat, in liefde elkander vinden; hoe een ongeloovige het geloof bereikt en een trotsche het hoofd buigt; de triomf tenslotte van het boerenbedrijf op den handel en van de christelijke naastenliefde op het onverschillig materialisme: Minus van Looi vertelt u dat alles forsch en raak, overtuigend en boeiend, met grove trekken doch werkelijk vroom. Wel betoomt deze verzamelaar van anekdoten en typen zijn pen niet genoeg en geeft hij een karakter prijs voor een paar leuke zetten; doch daartegenover: hoe kan die man vertellen! Wel doet de overigens goed gebouwde intrigue kunstmatig en schematisch aan; doch hoe spannend het verloop, hoe bevredigend de uitkomst, hoe levensecht het geheel! De thema's boerentrots en boerenveete, erfelijkheid en offergeest zijn bij Van Looi evenmin nieuw als (behalve het laatste) in de hedendaagsche romanliteratuur; maar hier komen ze heel gebrekkig terecht. De Limburgsche Edward Vermeulen - en dat is niet weinig gezegd - biedt u hiermede misschien zijn beste werk aan: geen lectuur voor kinderen; voor al de anderen ten zeerste aan te bevelen.
Em. Janssen.
Lode BAEKELMANS, Klein Panopticum. - De Sikkel, Antwerpen, 1944, 179 blz., gen. Fr. 45, geb. Fr. 60.
Met den hem eigen humor schetst Lode Baekelmans ons hier enkele figuren en toestanden uit het Antwerpsche van dezen oorlog.
De typen zijn raak geteekend, met trekken welke den meester verteller verraden: nergens karikaturaal, maar ook zonder echte diepte: leventjes aan de oppervlakte voorbij glijdend, met hier en daar een rimpel van teleurstelling of kleine vreugde.
Al ontbreekt het de meeste dezer schetsen aan innerlijke spanning, toch zullen velen gaarne een paar genoeglijke oogenblikken doorbrengen in het doorgaans vrij goedhartige milieu van politieagenten, controleurs, smokkelaars, bedienden, meiden en caféhoudsters, waar verteller ons monkelend in rondleidt.
J. Burvenich.
Frans AULAND, De kleine vluchtelingen. - Vlaamsche Boekencentrale, Antwerpen, z.j., 102 blz.
Titje, Botje en Wim, de hond, trekken naar de Abdij van Tongel: de eerstgenoemden om pater te worden. En het loopt van geen leien dakje. Maar 't lukt. Meer verklappen wij niet over den inhoud van dit heerlijk frisch verhaal, vol tintelende humor en diepte. Een verhaal waar onze rakkers van zullen snoepen en zonder het te weten veel wijsheid, goedheid en gedegen idealisme uit zullen puren. En niet minder veel smaak en zin voor het schoone; want de avonturen worden hun voorgeschoteld in een sappig, rijk en zuiver nederlandsch. Op alle gebied een prachtig jongensboek, en wegens zijn rake psychologie en letterkundige waarde een echt festijn voor vele ouderen. Frans Auland is een rasecht jeugdschrijver en zijn boekje smaakt naar nog.
J. Burvenich.
| |
| |
Albrecht RODENBACH, Gedichten. - Lannoo, Tielt, z.j., XXIX, 299 blz., geb. Fr. 50.
Bij den vijftigsten verjaardag van Rodenbach's overlijden in 1930, liet zijn broer Ferdinand een volledige uitgave van zijn gedichten verschijnen, in twee deelen en geïllustreerd. Nu ontvangen we, in één deel en zonder illustratie, den ongewijzigden herdruk van deze uitgave.
Ten zeerste verheugt het ons dat de dichter Rodenbach in eenieders bereik wordt gebracht; doch waarom niet in een meer vertrouwbaren tekst?
Em. Janssen.
Maurice ROELANTS, Komen en gaan. - Vierde druk, Manteau, Brussel; Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, z.j., 192 blz., Fr. 10.
Een herdruk van den, in zijn genre zeer goeden, roman van Maur. Roelants. Bijna pijnlijk doet de nuchtere, zeer scherpe psychologie aan, waarmee dit burgerlijk geval wordt geanalyseerd.
J.B.
Joris F.M.P. WILLEMS, Was Jan Frans Willems christen? Met een schrijven van Zijne Eminentie den Kardinaal Van Roey, aartsbisschop van Mechelen. - Boekuil en Karveel, Kapellen, Antwerpen, z.j., 30 blz., Fr. 12,50.
Geen ernstig kenner van onze literatuurgeschiedenis in de negentiende eeuw, twijfelt aan het overtuigd christelijke, ja katholieke, geloof van Jan Frans Willems. Toch maakt een bepaalde traditie van hem een vrijdenker: zij gaat van het Willemfonds uit; zij steunt vooral op het gezag van J. Vuylsteke en Max Rooses; zij beroept zich wel eens op een uitlating van priester J.-B. Buelens. Wie Buelens, Vuylsteke, Rooses kent, kan de aantijging niet ernstig opnemen; toch waardeeren wij de piëteit van den kleinzoon, die het geloof en de vroomheid van zijn grootvader algemeen erkend wil zien. Hij excerpeert uit Willems' briefwisseling en uit getuigenissen van tijdgenooten: liever dan dit polemisch geschrift hadden wij (uit W.'s leven en werken samengesteld) een sereen beeld ontvangen van den vroom-geloovigen 'Vader der Vlaamsche Beweging'.
Em. Janssen.
F.V. TOUSSAINT VAN BOELAERE, Landelijk minnespel en andere verhalen. - Manteau, Brussel, z.j., 219 blz., Fr. 10.
Deze bundel bevat, naast het eerste, nog zes andere verhalen, waaronder de bekende Legende van O.L.V. van Halle en Petrusken's einde; hij biedt ons dus het belangrijkste aan van V. B.'s beeldend en verhalend proza.
V.B. schrijft een zwierige en sierlijke, een buitengewoon verzorgde impressionistische taal; maar hij mist ernst en inhoud. Te sceptisch en kleinburgerlijk beziet hij, vanuit zijn cultureele superioriteit, het leven der geringen; zonder groote meewarigheid teekent hij ze uit als waren het interessante insekten; hij kan ons bekoren, maar nergens bereikt hij diepte, vaart, aangrijpende schoonheid.
Zulk aristocratisch proza past niet in een volksuitgave, en van uit moreel standpunt is de uitgave van Landelijk minnespel niet goed te praten.
Em. Janssen.
Germaine DYCKHOFF-CEUNEN, De Vechter. - Davidsfonds, Leuven, 1943, 157 blz., gen. Fr. 18, geb. Fr. 22.
Iets te stroef in zijn dialoog, te bondig en te weinig diepgaand ook in de behandeling van uiterst teere problemen, zal dit boek toch zijn werk doen en een kracht zijn voor vele jeugdige idealisten. Want waar de jonge Frank vooral, en om hem heen Theo, Suzanne, Manuela en anderen om vechten, ieder op zijn manier en met eigen tekorten, dringt onweerstaanbaar het ideaal door van het zich onvoorwaardelijk schenken aan de levenstaak. Die taal verstaan de beste onzer menschen nog goed. En vele anderen moeten ze opnieuw leeren. Een weldoend boek.
J. Burvenich.
Armand BONI, Herder, zanger en koning. - Baanbrekersserie II. Vlaamsche Boekcentrale, Antwerpen, 1943, 198 blz., gen. Fr. 29, geb. Fr. 43.
Eens te meer heeft A. Boni gewezen dat hij uitmunt in de beschrijving van jonge menschen. Onlangs mochten wij hem gelukwenschen met zijn Edison's leven. Nu heeft hij weer twee sympathieke jonge gestalten geteekend: David en Jonathan. Onmiddellijk wordt men in een eigen atmosfeer gebracht: eenigermate die van den Bijbel. Is het omdat zij die atmosfeer jammerlijk kwamen storen, dat we sommige woorden zooals 'amaï' en 'flikflooiers' zoozeer als ongepast hebben aangevoeld?
Hetgeen in dit boek nog meer dan in het vorige aantrekt, zijn de karakters in botsing. Hoe contrasteert een Saül, wisselvallig en zwak, met een David, een man uit één stuk, edel van inborst! Daarnaast een Jonathan, onbaatzuchtig, trouw in de vriendschap!
Bepaalde psalmen in een historischen contekst geplaatst komen ten volle tot hun recht.
Nu en dan toch laat A. Boni zich door
| |
| |
de beweging meesleepen. Dan mist hij de gewenschte controle over beelden en woorden, overdreven tot wansmaak toe; dan lijken sommige beschrijvingen op een van die reuzengevechten in het boek: een geharrewar van belang en een opeenstapeling van niet meer te onderscheiden bijzonderheden.
Op bepaalde momenten richt schrijver zich onmiddellijk tot den lezer: welke bruuske verplaatsing van Palestina tot uzelf! Hoe remmend voor het verhaal en welke breuk in de stemming! Wij vonden het ook jammer dat het aanhangsel geen woord vooraf was. Pas heeft men het boek gelezen of men verneemt een hoop détails, die men best had kunnen gebruiken. Er zijn wel wanklanken in deze symphonie; maar een vrij geweldige symphonie blijft het, die bij jeugdige lezers wellicht lang zal naklinken.
M. Deckers.
| |
Kunst
Robert DRUWÉ, Rubens' naam- en jaartaltechniek. - De Bièvre, Brasschaat, 1944, 89 blz., geb. Fr. 150.
De traditie mag doorgaans de kunsthistorici al een veilige waarborg bieden voor het bouwen van hun theorieën, ze kan hen echter ook wel eens beletten dingen te zien zooals ze zijn en evidenties te ontdekken, waar die reeds eeuwen lang te wachten lagen. Het boek van R.D. komt dit nog eens te meer bevestigen. Het mocht in de kunstgeschiedenis nu wel voor een uitgemaakte zaak beschouwd worden, dat Rubens zijn werk noch onderteekende noch dateerde: 'noch naam, noch jaartal bij Rubens' (blz. 83). Men zag zich dan ook totnogtoe voor het dateeren en identificeeren van Rubens' werk grootendeels verwezen naar karakteristieken, die maar moeilijk van elke subjectieve appreciatie waren vrij te maken. En nu komt daar opeens R.D. stout en boud en steunend op een alles behalve misprijzenswaardige documentatie beweren: '(Heeren, kunsthistorici, met allen eerbied voor de wetenschap, maar die) Rubens heeft (nu eenmaal wèl) een naamen jaartaltechniek, kenmerkende eigenschap van zijn genie en zeker criterium voor het herkennen en classificeeren, naar vaste jaartallen, zijner werken' (ibid.).
Het zal wel volkomen overbodig wezen, op het uniek belang dezer ontdekking den nadruk te leggen. Temeer, daar de auteur beweert, dat niet alleen Rubens, maar ook andere meesters een eigen naam- en jaartaltechniek in hun werk hebben toegepast. Eigen aan deze techniek is, dat naam en jaartal geen bijkomstigheid vormen op het schilderdoek, maar een onafscheidbaar element zijn van het kunstwerk zelf. Zoo lezen we b.v. den naam van den meester in de wimpers van een oog, in de schaduw van een oorschelp, in de krullen van een baard of een haartooi, of in het lichten schaduwspel van spieren of kleedij.
Het toepassen van een dergelijke techniek beteekende voor Rubens heel wat meer dan een picturale fantasie, ze was hem dringende noodzakelijkheid. Ook ten tijde van Rubens werden kunstwerken nagemaakt en voor authentiek werk verkocht. Rubens wilde zich hiertegen immuniseeren. Dit was hem des te meer geraadzaam, daar honderde doeken zijn atelier verlieten en in alle landen verspreid geraakten. Zijn techniek liet hem toe zijn naam onafscheidbaar met zijn werk te verbinden en dit op een wijze die voor een minder schrander copist niet zoo onmiddellijk toegankelijk was.
Een laatste hoofdstuk, waarin de auteur in het licht van zijn theorie een paar bekende werken van Rubens onderzoekt, geeft ons reeds vooraf een idee van het belang, dat zijn ontdekking zal hebben voor de kunstgeschiedenis. Het gaat hier over de twee uitbeeldingen van 'Sint Rochus en de pestzieken', het eene van de Sint-Martinuskerk te Aalst, het andere in privaat bezit, en over de twee 'Afdoeningen van het kruis' (O.L. Vrouwkerk en Museum van Schoone Kunsten te Antwerpen). Steunend op zijn theorie komt de auteur aangaande de authenticiteit dezer werken tot heel andere conclusies als die welke totnogtoe traditioneel werden aanvaard. Daar anderzijds deze conclusies toch weer niet uitsluitend op de theorie van Rubens' naam- en jaartaltechniek steunen, zijn ze ook op hun beurt weer een nieuwe bevestiging ervan.
De uitgave van het boek werd goed verzorgd: vooroorlogsch papier en rijk photomateriaal. Telkens worden van een zelfde doek of détail twee parallelphoto's gegeven: op de tweede wordt telkens naam of jaartal duidelijk overschreven, zoodat men ze gemakkelijker op de eerste photo kan terugvinden. Natuurlijk zal de laatste evidentie van deze nieuwe theorie pas op de doeken van Rubens zelf te vinden zijn.
L. Vander Kerken.
C. WERDA, Muzikaal handwoordenboek, met een inleidend woord van R. Ghesquiere. - Brepols, Turnhout, z.j., 227 blz., geb. Fr. 85.
Dit muzikaal woordenboek doorstaat op eervolle wijze de vergelijking met werken van gelijken omvang in vreemde talen. Het omvat drie alfabetische lijsten - dus
| |
| |
eigenlijk drie werken in één - een repertorium van muzikale vaktermen, een titellijst van opera's, operetten en oratoria, en een alfabetisch register van personennamen.
Het eerste deel geeft een voor het bestek van dit boek vrij uitgebreide lijst van muzikale termen. De verklaring, bondig en duidelijk, vermeldt ook doorgaans den gelijkwaardigen term in 't Italiaansch, Fransch, Engelsch en Duitsch. Deze vreemde benamingen worden op hun plaats in de alfabetische rangschikking hernomen, wat de bruikbaarheid van het repertorium aanmerkelijk verhoogt.
Het tweede deel is een titellijst van opera's, operetten en oratoria met den naam van den componist. Het voornaamste hierin komt, met meer bizonderheden, ook in de eerste lijst voor. De drie lijsten werden op elkander afgestemd; zoodat de muziekliefhebber langs den titel, die dikwijls het eenige is wat hij van een opera kent, zonder lang zoeken het noodige vernemen kan over het werk en zijn componist. Het was voorzeker onbegonnen werk om hier naar volledigheid te streven. Toch blijkt niet duidelijk volgens welk criterium sommige titels al of niet werden opgenomen. Vooral de oratoria zijn karig vertegenwoordigd. Wel wordt dit in de derde lijst (auteurslijst) eenigszins goedgemaakt, want daar staat heel wat vermeld wat niet in de titellijst voorkomt. Toch hadden we ook hier, ten minste voor de componisten van eigen bodem, meer volledigheid gewenscht.
Het derde deel is een lijst van componisten, virtuosen, muziektheoretici, etc. met korte biographie en vermelding hunner voornaamste werken. Aan alle eischen die men redelijkerwijze aan een werk van beperkten omvang stellen mag, werd voldaan. De Vlamingen en Noord-Nederlanders, vooral tijdgenooten, werden met bizondere zorg en volledigheid opgenomen. Hierdoor vult dit woordenboek de grootere algemeene werken aan en verwerft het zijn eigen onmisbaarheid. Geen beoefenaar, student of liefhebber van muziek zal dit boek voortaan willen ontberen.
De uitgave is zeer verzorgd. Een 200-tal portretten vermeerderen nog de waarde van dit repertorium.
G. De Wolf.
F.R. BOSCHVOGEL, Peter Benoit. - Dietsche Gestalten II, Lannoo, Tielt, 1943, 141 blz., gen. Fr. 20, geb. Fr. 37,50.
In de rij der Dietsche Gestalten mocht de geniale figuur van den heropwekker onzer nationale muziek niet ontbreken. Er is in den laatsten tijd vrij veel gepubliceerd over de beteekenis van de kunst en over de kunstopvattingen van Peter Benoit. Daarnaast bleef nog een plaats open voor een eenvoudige biographie, die in den kunstenaar ook en vooral den mensch zou doen kennen. Dit is het opzet van het boekje van F.R. Boschvogel. Als een sprookje, of beter als een heldenzang, ontrolt zich dit leven van harden taaien strijd, vol heroïsche vastberadenheid, om de idealen waaraan hij heel zijn streven heeft gewijd: een eigen Vlaamsche en volksche muziek. Zooals Conscience zijn volk leerde lezen, wilde Benoit Vlaanderen leeren zingen. En dan zijn gekomen de dagen van jubel en feest waarop de meester zijn droom mocht verwezenlijkt zien.
Jong en oud zullen met evenveel spanning dit boekje ter hand nemen, want schrijver kan echt 'vertellen'. Zoo over een groot man te schrijven is een weldaad waarvoor we dankbaar moeten zijn.
G. De Wolf.
André M. POLS, Vijftig jaar Vlaamsche opera. - Boekuil en Karveel, Antwerpen, 1943, 63 blz., geïll., Fr. 35.
Met recht mag onze Vlaamsche opera fier zijn op deze eerste vijftig jaren van haar bestaan. Dat een paar eeuwen sluimerende vervreemding van het Europeesche muziekleven op het gebied van de opera op zoo korten tijd en zoo glansrijk kon worden ingehaald, getuigt eens te meer voor de artistieke begaafdheid van ons volk.
Op onderhoudenden toon verhaalt schr. de wisselvalligheden die het zangtooneel ten onzent doormaakte vanaf zijn stichting tot in het jubeljaar. Wat een eentonige opsomming had kunnen worden weet hij samen te voegen tot een overzichtelijk geheel. Het was een 'afwisselend spel van hoog en laag. Na periodes van onzekerheid, ja van inzinking, kwamen tijden van glans en kracht'. En hoopvol mag hij besluiten dat thans de opera in het Nederlandsch haar leefbaarheid en haar kultureele rol van niet te onderschatten belang definitief heeft bewezen.
G. De Wolf.
| |
Geschiedenis
Else HOCKS, Paus Adriaan VI, de Paus uit de Nederlanden, geautoriseerde bewerking door W. Jurgens, O.E.S.A. - Historische Bibliotheek, De Kinkhoren, Brugge, 1944, 215 blz., Fr. 75, geb. Fr. 95.
Onder alle Nederlanders is Adriaan Floriszoon, de scheepstimmermansjongen
| |
| |
van Utrecht, de eenige die het tot de hoogste waardigheid in het christendom bracht. Geleerde, die in moeilijke omstandigheden tot het wereldlijk en het geestelijk regeeringsambt geroepen werd, - ascetische figuur, die scherp afsteekt tusschen de twee laatste Renaissance-pausen uit het Medici-huis, zijn voorganger Leo X en zijn opvolger Clemens VII, - met open oog voor de nooden en de gevaren van den tijd, - onbegrepen, soms belasterd door zijn omgeving, - voorbereider der Contra-Reformatie, - droeg Adriaan VI den oerechten stempel van zijn Nederlandschen aard: zijn Utrechtsche afkomst, zijn opleiding en verblijf te Leuven, zijn uit de Moderne Devotie gegroeide spiritualiteit schonken hem ernst en trouwe plichtsbetrachting, onverzettelijkheid en oprechte vroomheid. En daarom alle lof aan deze bewerking van het in 1939 verschenen Duitsche boek, welke een eerbiedige hulde wil zijn aan een onzer grootste Nederlanders. Van dichtbij den oorspronkelijken tekst volgend en voorafgegaan door een keurige inleiding over de Nederlandsche omgeving is zij er in geslaagd het aangrijpende van Adriaan's gestalte te doen uitkomen.
Toch kan het boek ons niet gansch bevredigen. Vooreerst in taalkundig opzicht. We zien b.v. niet in waarom in dezen Nederlandschen tekst benamingen als Collège Adrien VI of Sainte-Gudule gebruikt worden; hoewel de bewerker doorgaans den accusatief-uitgang schrijft laat hij hem nochtans soms achterwege en maakt anderzijds 'nederlaag' mannelijk (blz. 122)... Bovendien vielen ons een paar foutieve zinswendingen op (blz. 80, 96, 117).
Vervolgens op historisch gebied. Wij begrijpen dat het den bewerker ontgaan is hoe Else Hocks op enkele plaatsen wat zonderling met de tijdsrekening omsprong en daardoor hier en daar moeilijk met elkaar overeen te brengen bepalingen neerschreef; blz. 65-70 (Ned. bew.) over de aankomst van Adriaan in Spanje en den dood van koning Ferdinand; blz. 88 en 92 over den dood van Leo X; blz. 93 en 97 over den duur van het conclaaf; blz. 95 waar Clemens VII neef van Leo X wordt geheeten, en juist andersom blz. 203. Volkomen onbegrijpelijk is echter dat we als verkiezingsdatum van paus Adriaan achtereenvolgens 8 Januari (blz. 97), 9 Februari (blz. 99) en 9 Maart (blz. 122) zien aangeduid, wanneer de Duitsche tekst toch telkens duidelijk 9 Januari opgeeft.
J.A.
P.E. VALVEKENS, Norbert van Gennep. - Heiligen van onzen Stam, De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1943, 135 blz., ing. Fr. 25, geb. Fr. 35.
Met geestdrift en historische degelijkheid verhaalt P. Valvekens het rijke en wisselende leven van den stichter der Praemonstratenzers. Geboren in het Rijnstadje Xanten, omstreeks 1085, uit een adellijke familie, wier stamslot te Gennep, in het huidige Nederlandsch-Limburg, stond, was Norbert eerst kanunnik aan het domstift te Xanten, vertoefde een tijdje aan het hof, 'bekeerde' zich pas op zijn dertigste jaar, en ving het bewogen leven van 'Wanderprediger' aan. In 1120 stichtte hij in de boschrijke vallei Prémontré, niet ver van Laon, een orde van kanunniken volgens den regel van den H. Augustinus.
Welke is nu de doelstelling, het ideaal van den ordestichter Norbert? Het traditioneele antwoord vervalt in vijf punten: Gods lof verkondigen door het koorgebed, den geest van boetvaardigheid verspreiden, werken aan het zielenheil, den eeredienst van het H. Sacrament en van O.L. Vrouw bevorderen. In afwijking hiervan, zoekt P. Valvekens naar het typisch eigenaardige van de Norbertijnerorde door de bizondere nooden van de xiie eeuw onder het oog te nemen, en hij komt tot de slotsom: Norbert wou een apostolische orde stichten van reguliere kanunniken, met zielzorg in de parochiën zoowel in de stad als te lande. Voor het eerst - en dit is de groote vernieuwing van dezen zoon der Nederlanden - werd het apostolaat aan den grondslag gelegd van een kloosterorde.
In een derde hoofdstuk lezen wij van Norberts onverpoosd werken op de voorposten der 'kerstenhede', als aartsbisschop van Maagdenburg, om ten slotte in een laatste hoofdstuk nog eens zijn persoonlijkheid in al haar veelzijdigheid en sterke kracht samengevat te zien.
Het gansche boek door, voelen wij de diepe bewondering en grenzelooze vereering van dezen zoon van Norbertus voor zijn heiligen Vader. Dat hij, bij het verhalen van diens predikaties en inwerking op de zielen, wel een tikje overdrijft, vergeven wij hem graag: zijn biographie is een persoonlijk getuigenis, een daad van piëteit.
Deze levensbeschrijving van den eenigen ordestichter die de Nederlanden voortbrachten, bekleedt een eereplaats in de 'Heiligen van onzen Stam': de reeks kan er slechts naar streven dat gehalte in haar verdere publicaties te handhaven.
M. Dierickx.
Ghislaine DE BOOM, Éléonore, Reine de France. - Dessart, Brussel, 1943, 237 blz., Fr. 33.
Steunend op een bewonderenswaardige
| |
| |
kennis van de xvie eeuw, schildert de auteur met vrouwelijken tact en diep psychologisch inzicht het leven van de ongelukkige Eleonora. 'Ongelukkig' mag zij wel genoemd worden, al zou men voor nagenoeg alle prinsessen uit de Lage Landen in vroeger eeuwen dit qualificatief kunnen aanwenden. Ofschoon Karel V zijn achttien maanden oudere zuster ten zeerste beminde en tot het einde van zijn leven diep zou blijven beminnen, heeft hij toch haar persoonlijk geluk onmeedoogend opgeofferd aan zijn politieke belangen. Eerst verstoort hij hardhandig de liefdeidylle van Eleonora met den prins der Palts, Frederik van Beieren, om haar uit te huwen aan een ouden en afgeleefden Portugeeschen koning, Manuel I, die reeds na twee jaar sterft (1521), - en haar daarna, als bezegeling van het voor Frankrijk vernederende Verdrag van Madrid, als vrouw te geven aan Frans I (1526), die haar de koninklijke eer zal schenken, maar niet zijn liefde. 'Elle accepta de grand coeur son sacrifice, car elle aima cet époux infidèle, ce frère dont la sincère affection ne tempéra point l'égoïsme souverain. Avec quel bonheur elle s'immola pour rétablir la concorde entre les deux princes dont la discorde troubla si longtemps l'Europe' (blz. 225). Na den dood van haar gemaal (1547) ontvlucht zij het vijandige Frankrijk van Hendrik II, haar stiefzoon, en komt nog acht jaar in de geliefde Nederlanden, haar vaderland, doorbrengen, om met Karel V ten slotte naar Spanje af te reizen en er te sterven kort voor haar trouw beminden broeder.
Dit mooi en 'con amore' geschreven boek wekt de gehechtheid aan ons volk op - de auteur noemt Eleonora 'une vraie Flamande' - en bezielt ons met een gerechten trots op het grootsche verleden der Nederlanden, maar vooral, door het sprekend uitbeelden van dit leven van algeheele zelfopoffering, maakt het den lezer beter en edeler.
M. Dierickx.
Herman KERMANS, Esquisses d'histoire congolaise. - Zaïre, Antwerpen, 1944, 148 blz., Fr. 40.
Dit overzicht van de geschiedenis van Congo vanaf het jaar 1876, - datum van de Internationale Conferentie voor Aardrijkskunde, te Brussel - tot 1908, datum van de overname van den onafhankelijken Congostaat door België, zet klaar en vooral bondig, de gebeurtenissen uiteen. Het boek valt in het bizonder aan te bevelen om het inzicht in de diplomatische bedrijvigheid van Leopold II. De gevoelens van den koning bij de anticongoleesche campagne, bij de voorstellen tot overname, begrijpen we na deze lezing uitstekend. Een zeer uitgebreid chronologisch overzicht besluit dit voortreffelijk werk.
L.B.
Fl. PRIMS, De kloosterslot-beweging in Brabant in de XVe eeuw. - Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie, klasse der Letteren, jaargang VI, nr 1, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 34 blz., Fr. 18.
Tusschen 1395 en 1450 streven in het Hertogdom Brabant vele hoogstaande leeken, saeculiere en reguliere geestelijken naar de invoering van het kloosterslot (clausura, inclusio), waarbij niemand van de aangesloten kloosterlingen zich nog buiten de vastgestelde perken zou mogen begeven. Met een overvloed van gegevens belicht schr. ontstaan en groei der beweging, die, naar hij betoogt, geen zelfzuchtige afzondering beteekent, maar een opgang naar de hoogste cultuur, de vereeniging met God.
J.A.
| |
Economie
Georges MICHELET, Valeur, prix, monnaie. - Vromant, Brussel, 1944, 410 blz.
Het voorwoord zegt ons dat dit boek dezelfde gedachten uiteenzet als de in 1936 verschenen Principes de Valoristie, maar zonder de wiskundige bekleeding en bewijsvoeringen die vele lezers afgeschrokken hadden. Ingenieur Michelet, gewezen voorzitter van de Handelskamer van Brussel, meent met de traditioneele economische wetenschap totaal te moeten afbreken en zelfs een heele reeks neologismen te moeten vormen om zijn nieuwe theorieën te kunnen uitdrukken. Zonder hier een samenvatting te willen geven van die tamelijk uiteenloopende theorieën, zal het wel genoeg zijn aan te stippen dat het grootste deel der z.g. ontdekkingen van schr. heelemaal geen ontdekkingen zijn maar dat ze ofwel - in andere bewoordingen en met veel nauwkeuriger schakeeringen - door tal van economisten reeds opgemerkt zijn, ofwel - de meeste! - meer dan eens en op afdoende wijze weerlegd zijn geweest. Men vraagt zich dan af waar schr. de gewone economische leer, die hij zoo misprijzend bejegent en op zij zet, heeft leeren kennen; noch in de bibliographie noch in den tekst wordt er één enkel leerboek van de economie of één ander werk dat afzonderlijke economische vraagstukken theoretisch behandelt aangehaald... En men vraagt zich dan ook af wat er van dit boek zou overblijven indien schr. het herlas na een ernstige en
| |
| |
onbevooroordeelde vergelijking zijner gedachten met die van de degelijke beoefenaars der economische wetenschap van onzen tijd.
R. Van Ooteghem.
Wissenschaft und Wirtschaft. Eine Aufsatzreihe. - Schweizer Mustermesse, Basel, 1943, 59 blz.
Zwitserland bezint zich en voorziet de eischen die de na-oorlogsche tijd aan zijn economie zal stellen. De Zwitsersche Mustermesse heeft, in verband met dit streven, bij gelegenheid van de Messe van 1943, een reeks voordrachten ingericht waardoor gewezen werd op het noodzakelijk verband dat moet bestaan tusschen wetenschap en bedrijfsleven. Eerst werd het verband aangetoond tusschen godsdienst en economie, naar de Evangelische en naar de Katholieke opvatting; daarna kwamen aan de beurt: Rechtswissenschaft und Wirtschaft, Wirtschaft als Problem der Medizin, Die Rolle der Philosophie, L'importance pratique de l'astronomie pour l'industrie et le commerce, Mathematik und Wirtschaft, Die Wissenschaft im Dienste der Arbeitsbeschaffung, Wirtschaftstheorie und Wirtschaftspraxis. De meeste sprekers waren professoren, en het scheen wel eens dat de professor wat verre van de economie afstond; vooral de sterrekundige moest ver zoeken. Een spreker die dichter bij de praktijk staat, de afgevaarde van den Bundesrat voor arbeidsbemiddeling verklaart integendeel beslist: 'Die Wissenschaft ist zu einem Fundament der Wirtschaft geworden'. Hij stelt duidelijk in het licht dat durf bij den handelaar en praktische vindingrijkheid bij den nijveraar niet langer toereikend zijn; wetenschappelijke scholing is onmisbaar indien Zwitserland economisch het hoofd boven water wil houden, het moet immers blijven kwaliteitsproducten voortbrengen. De opmerkingen door den spreker naar voren gebracht gelden ook voor België. Mogen wij dan, nu de bevrijding eindelijk kwam, denzelfden weg als Zwitserland opgaan moge bij onze nijveraars en handelaars het besef levendig worden dat ook voor hen wetenschap onontbeerlijk is!
K. du Bois.
Le réseau du commerce mondial. - Volkenbond, Genève, 1942, 194 blz., Zw. Fr. 8,50.
De studie is, zooals de opstellers zelf opmerken, een a 'vervolg op Commerce de l'Europe', uitgave die wij bespraken in onze Kroniek: 'Wereldverbondenheid en buitenlandsche handel' (Streven, X, 4, April 1943, blz. 238-242). Meer nog dan in Commerce de l'Europe, komt die verbondenheid hier uit. Wij zien vooral in hoe noodlottig de stoornissen waren die sedert de crisis van 1930 de internationale handels- en financieele betrekkingen verwarden. Ook moeten wij het besluit der schrijvers tot het onze maken: 'c'est seulement si la politique commerciale de l'avenir tient compte de l'universalité de système et de l'interdépendance des diverses régions commerçantes que l'on pourra passer, sans encombre, des restrictions du temps de guerre à l'expansion du temps de paix' (blz. 10).
Tot staving van het betoog worden ons talrijke statistische gegevens verstrekt in de Annexes, vooral in Commerce mondial par pays de provenance et de destination in de jaren 1928, 1935 en 1938.
K. du Bois.
DANIEL-ROPS, Par delà notre nuit. - Soledi, Luik, z.j., 223 blz., Fr. 42.
In dit boekje zijn drie studies gebundeld, elk afzonderlijk voor een bijzondere gelegenheid geschreven, maar waarin de bekende Fransche schrijver een zelfde thema behandelt: een blik in de sociaal-economische toekomst die mogelijk en tevens noodzakelijk werd gemaakt door den verrassenden vooruitgang der techniek in de twee of drie laatste decennia.
Het probleem zelf van de uitschakeling van menschelijken arbeid door een steeds verder-gaande mechanisatie en van de daaruit voortvloeiende armoede en ellende midden in een overvloed van goederen die niet kunnen worden verkocht, wordt naar onze bescheiden meening, te scherp gesteld. Schrijver ziet voorbij dat de moderne uitvindingen ook tal van nieuwe behoeften doen ontstaan en dat zij aldus, langs dien omweg, aan de werklieden die door machines vervangen worden des te gemakkelijker ander werk verschaffen daar de bevrediging van die nieuwe behoeften dikwijls uiterst geschoolden en verspreiden arbeid vereischt. Ontegensprekelijk waar blijft echter dat de geweldig gestegen productiviteit van de moderne techniek een zeer ingewikkeld probleem van verdeeling stelt, en dat er aan dat probleem geen eenvoudige oplossing kan gegeven worden zonder de persoonlijke waardigheid en de geestelijke vitaliteit van den mensch aan te tasten. Daarover geeft D.-R. ons hier diep-doordachte bladzijden die er veel toe kunnen bijdragen om gezonde, christelijke beginselen daaromtrent te verspreiden en die hopelijk zullen helpen, na de 'donkere tijden' van dezen oorlog, een betere toekomst op te bouwen.
R. Van Ooteghem.
| |
| |
Dr J. TIMBERGEN, Economische bewegingen. - Tweede druk. Noord-Hollandsche uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1943, 274 blz.
De bewegingsleer heeft tot onderwerp de bewegingsprocessen in het economisch gebeuren terwijl de statica nagaat wat het resultaat is van een economisch gebeuren ten gevolge van een of andere oorzaak na dat de aanpassing aan den nieuwen toestand voltrokken is. De bewegingsleer onderzoekt vooral de conjunctuur-verschijnselen en tracht na te gaan waarom zich periodisch opgang en achteruitgang in het economisch leven voordoet. Dit boek 'pretendeert bepaaldelijk theorie te brengen en tracht dus vooral het karakteristieke en gemeenschappelijke in de economische bewegingsprocessen te verklaren'. Een eerste gedeelte is gewijd aan de beschrijving der bewegingen in de economische grootheden. Die beschrijving laat heel duidelijk de kenmerken der bewegingen uitkomen; ze stelt in het licht hoe die bewegingen - in het bijzonder de eigenlijke conjunctuurbewegingen - complex zijn. In het tweede gedeelte wordt ons een verklaring van het beschrevene aangeboden. Hier had meer klaarheid gebaat: men volgt wel eens moeilijk 's schrijvers betoog, vooral waar hij tracht de conjunctuurbewegingen uit te leggen, en zijne 'schets der fazenopeenvolging', die hij ons als 'samenvatting' geeft, ontgoochelt een weinig. Kortom: de schrijver biedt ons een leerrijke poging aan om het conjunctuurverschijnsel toe te lichten; hij slaagde er evenwel niet in ons een bevredigende conjunctuurtheorie aan de hand te doen.
K. du Bois.
Dr J.R.M. VAN DEN BRINK, Maatschappijstructuur en werkgelegenheid. - Dekker en van den Vegt, Nijmegen, 1943, 167 blz., Fl. 4,50.
Dit werk is 'een onderzoek naar het verband tusschen de economische structuur der maatschappij en het probleem van de werkgelegenheid, in het bijzonder voor het laat-kapitalistische stelsel, en eenige conclusies met betrekking tot de doelmatigheid van vrije en gebonden economische systemen'.
Voor den eersten wereldoorlog heerschte, vooral in West-Europa, het hoog-kapitalistisch stelsel, gekenmerkt door een vrijwel volkomen vrije concurrentie tusschen velen. Hierop volgde het laat-kapitalistisch stelsel, getypeerd door 'monopolistische concurrentie', dat is concurrentie tusschen weinigen, en door verhoogde staatsinmenging. Het ging gepaard met een zoodanig uitgebreide werkloosheid dat velen naar ingrijpende hervormingen uitzagen. Men weze hierin niet onbezonnen! Dit is het wachtwoord dat Dr van den Brink hier ontwikkelt. Hij vangt aan met een korte behandeling der eerste economische beginselen die aan het vraagstuk tot grondslag liggen; daarna onderzoekt hij breedvoerig 'het verband tusschen maatschappijstructuur en werkgelegenheid in de laat-kapitalistische maatschappij'; hij wijdt ook enkele bladzijden aan de gebonden stelsels. Hij laat er verstaan, voor zoover het hem mogelijk was, dat die stelsels misschien niet heil zouden brengen.
Wij raden niet aan oningewijden de lezing van dit werk aan: het is voor hen beslist te moeilijk. Wie reeds vertrouwd is met de economische wetenschap zal het echter met belangstelling instudeeren en tot nadenken gebracht worden. De bevrijding, met hare gevolgen, neemt het belang er van niet weg, eerder integendeel, ofschoon dezelfde gebondenheid als toen niet meer moet gevreesd worden.
K. du Bois.
A. VERPOORT en P. HOORNAERT, De Handelsvennootschappen. Recht, belastingwezen, boekhouden. - Verbeke-Loys, Brugge, z.j., 195 blz., Fr. 50.
Dit handboek, vooral bestemd voor wie zich op het afleggen van examens van den Westvlaamschen jury van comptabiliteit voorbereidt, beantwoordt aan zijn doel. Het behandelt echter een zeer uitgebreide stof en blijft dan ook bij het meest elementaire. Vooral het laatste deel, nl. over 'Balansleer', is zeer praktisch. Om zijne beknoptheid, schijnt ons het werk minder geschikt voor zelfstudie en voor de praktijk. Hier en daar laat de nauwkeurigheid een weinig te wenschen over.
K.B.
| |
| |
| |
Boeken bij de redactie toegekomen van 21 Dec. 1944 tot 20 Febr. 1945
Bespreking in de mate van het mogelijke
Baelen, K. Van -, Een mensch op den weg. - Romanreeks 'Korenaren'. De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 260 blz., gen. Fr. 45; geb. Fr. 60. |
Beaufays, Ignatius, O.F.M., De Godmensch. Nederlandsche vertaling van P. Burchard Housen, O.F.M. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1944, 290 blz., Fr. 50. |
Berkhof, Aster, De heer in grijzen mantel. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 230 blz., Fr. 42. |
Beth, Dr. Evert W., De wijsbegeerte der wiskunde van Parmenides tot Bolzano. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 205 blz., gen. Fr. 55, geb. Fr. 80. |
Boosman, Judith, 't Steile pad. Roman voor volwassen meisjes. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., 171 blz., Fr. 40. |
Boutsen, Gabriel, O.F.M., Naar de Chineesche wereld. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1942, 115 blz., Fr. 25. |
Broeck, Francis Van den -, Ontginning. Inleiding van Em. Janssen, S.J. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., 164 blz., Fr. 40. |
Brouns, P.M., O.S. Cr., Beatrijs. Van een inleiding, aanteekeningen en bibliographie voorzien. - Pro Arte, Diest, 1944, 107 blz., Fr. 12. |
Buckinx, Pieter-G., De vleugelen van Icarus. Gedichten. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1944, 46 blz., Fr. 50. |
Cauwelaert, Dr. Aug. Van -, De romancier en zijn jeugd. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 68 blz., houthoudend p. Fr. 32, houtvrij p. Fr. 42. |
Cloedt, Dr. Filips De -, O.S.B., Onze volksche en religieuze herwording. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 313 blz., gen. Fr. 85, geb. Fr. 98. |
Closson, Herman, Godefroid de Bouillon. - Éditions universitaires. Les presses de Belgique, Brussel, z.j., 153 blz. |
Golleye, Hubert, La Bible des Chrétiens. - Chrétienté nouvelle. Éditions universitaires. Les presses de Belgique, Brussel, z.j., 169 blz. |
Dewijn, Dr. M., O.P., Persoonlijkheidskultuur. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 87 blz., Fr. 27,50. |
Druwé, Robert, Rubens' naam- en jaartaltechniek. - De Bièvre, Brasschaat, 1944, 89 blz., geb. Fr. 150. |
Goerres, Ida, Friederike, De zevenvoudige vlucht van Radegondis. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 235 blz., Fr. 24. |
Hallen, Ernest Van der -, Charles de Foucauld. - 'Die suverlicke boexskens', nr 15. Pro Arte, Diest, 1944, 127 blz., geb. Fr. 25. |
Hemeldonck, E. Van -, Maria, mijn kind. - Van Ditmaar, Antwerpen, 1944, 281 blz. |
Hocks, Else, Adriaan VI, de Paus uit de Nederlanden. Geautoriseerde bewerking door W. Jurgens, O.E.J.A. - Historische Bibliotheek. De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 215 blz., gen. Fr. 75, geb. 95. |
Homeros, De Ilias. Bewerkt naar de vertaling van C. Vosmaer. - Helios-reeks, De Kinkhoren, Brussel, 1944, 124 blz., gen. Fr. 26,50, geb. Fr. 45. |
Homeros, De Odusseia. Bewerkt naar de vertaling van C. Vosmaer. - Helios-reeks, De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 147 blz., gen. Fr. 30, geb. Fr. 45. |
Hublet, A., S.J., De harde tocht. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 172 blz., Fr. 34. |
Leloir, Léon, Niet geroepen. Roman. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 207 blz., gen. Fr. 20, geb. Fr. 29. |
Leys, Achiel, Calibom en andere gedichten. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1944, 77 blz., Fr. 40. |
Lisarde, Koen, Trouw aan hun volk. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 192 blz., Fr. 35. |
Mierlo, Prof. Dr. J. Van -, S.J., Het vroegste dierenepos in de letterkunde der Nederlanden. Isengrimus en Magister Nivardus. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 119 blz., Fr. 35. |
Mijlbeke, Albert Van -, Van stille liefde. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 125 blz., gen. Fr. 16, geb. Fr. 25. |
Mindere, Toon De -, Mozes beeld van Christus. Mysteriespel, orkest van Jef Tinel. - Sint-Franciscus drukkerij, Mechelen, z.j., 94 blz., Fr. 45. |
Nackaerts, H. en E. Van Hove, Als de dag geeindigd is. Deel I. Kampvuurhandboek voor jeugdleiders. - De Pijl, Leuven, 144 blz., Fr. 35. |
Nauwelaerts, L., De brug van licht en liefde. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 175 blz., gen. Fr. 16, geb. Fr. 25. |
| |
| |
Oldenburg Ermke, Fr. Van -, Rozenkrans van Maria's leven. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., 131 blz., Fr. 20. |
Podevijn, R., O.S.B., Bavo. - Heiligen van onzen stam. De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 95 blz., gen. Fr. 30, geb. Fr. 40. |
Rombaut, F., Geeraard Mercator. Bandversiering en illustratie van Barend Ballinck. - 'Ken uw volk', nr 5. De Pijl, Leuven, 1944, 109 blz., Fr. 25. |
Roos, E., God, mensch, gemeenschap. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 27 blz., Fr. 9. |
Simon, A., In 't spoor van den Gekruiste. 'Herautjes', nr 24. Goede Pers, Averbode, z.j., 40 blz., Fr. 5. |
Simons, Jozef, In Italië. - Derde druk. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1944, 211 blz., Fr. 50. |
Tegenbos, J., Een schoone historie der begijntjes, met penteekeningen van den schrijver. - 'Ken uw volk', nr 4. De Pijl, Leuven, 1944, 94 blz., Fr. 25. |
Theunis, A., Stille nacht, heilige nacht. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 130 blz., Fr. 12. |
Thils, G., De diocesane geestelijkheid. I. Leer. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1945, 157 blz., Fr. 28. |
Thils, Gustave, L'Église et nos institutions nationales. - Chrétienté nouvelle. Éditions universitaires. Les presses de Belgique, z.j., 86 blz. |
Thils, Dr. Mag. G., Hoe denkt en schrijft Sint Paulus? - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 109 blz. |
Tichelen, Hendrik Van -, Leve de daad! geheel om- en bijgewerkte druk van 'Voor het kinderboek in Vlaanderen'. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 157 blz.,. Fr. 35. |
Uten, Jos., C. SS. R., Meisje, uw roeping? - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 184 blz., Fr. 30. |
Verhelle, Jos., pr., Godsdienst en cultuur. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 29 blz., Fr. 12,50. |
Verpoort, A., P. Hoornaert, De Handelsvennootschappen. Recht, belastingswezen, boekhouden. - Verbeke-Loys, Brugge, z.j., 195 blz., Fr. 50. |
Vocht, Maurice De -, Plastiek in de architectuur. - 'Die suverlicke boexskens', nr 14. Pro Arte, Diest, 1944, 104 blz., geb. Fr. 18. |
|
|