Streven. Jaargang 12
(1945)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Sociale kroniek
| |
[pagina 63]
| |
Allen zetelden ten persoonlijken titel, zoodat geen enkele organisatie officieel vertegenwoordigd was in de commissie; nochtans werden de besturen van het socialistisch en van het christelijk vakverbond, alsmede de leiders van het Centraal Nijverheidscomité en van de Federatie der Katholieke Werkgevers discreet op hoogte gehouden van de evolutie der onderhandelingen. Uit deze werkzaamheden ontstonden opvolgentlijk twee documenten, te weten: 'De Princiepen en Methoden van Paritaire Samenwerking' en het 'Ontwerp-Akkoord van Sociale Solidariteit'. Het eerste regelde de nijverheidsverhoudingen op het drievoudig plan van de onderneming, het bedrijf en de natie, volgens het princiep der paritaire samenwerking. De ontwerpen op dit gebied liggen nog steeds ter studie op het Departement van Arbeid; zij betreffen voornamelijk het statuut der paritaire commissies en der nationale raden, alsmede een gebeurlijke uitbreiding van de instelling der fabrieksafgevaardigden of ondernemingsraden. Het tweede ontwerp betrof de loonen en de sociale verzekeringen. Wat de loonen betreft, schijnt de Nationale Conferentie van den Arbeid de zeer gezonde beginselen die in het 'Ontwerp-Akkoord van Sociale Solidariteit' voorkomen wel wat over het hoofd te hebben gezien. Daarentegen werden de voorstellen van het akkoord op gebied van sociale verzekeringen in de laatste besluiten bijna letterlijk overgenomen. | |
II. Bondige samenvatting der nieuwe maatregelenDe kaderbesluitwet van 28 December is van eerst af toepasselijk op alle door een gewoon contract van dienstverhuring verbonden werkgevers en werknemers, met uitzondering van de mijnwerkers, de zeelieden en het personeel van de N.M.B.S. Het zal later door Koninklijk Besluit toepasselijk gemaakt worden op de andere categorieën werknemers a.d.z. de landbouwarbeiders, de dienstboden, de thuiswerkers e.a. Van 1 Januari 1945 dient de werkgever 8% van het loon der arbeiders en 8,25% van de wedden der bedienden af te houden wegens pensioen, ziekte en invaliditeit, werkloosheid, gezinsvergoedingen en betaald verlof te samen. Op 31 Maart, en in het vervolg op het einde van iederen trimester, voegt hij bij deze afhoudingen een patroonsbijdrage van 15,5% voor de arbeiders en van 15,25% voor de bedienden en stort het geheel, hetzij 23,5% der wedden en loonen, daargelaten de fracties der individueele bezoldigingen die 3.000 fr. per maand te boven gaan, aan den nieuw opgerichten 'Rijksdienst voor de Maatschappelijke Zekerheid'. De Rijksdienst verdeelt deze bijdrage onder de verschillende betrokken verzekeringsinstellingen en kassen, hetzij 7% (resp. 10,5% voor de bedienden) aan het pensioen, 6% (resp. 5%) aan de ziekteen invaliditeitsverzekering, 2% aan de werkloosheidsverzekering, 6% aan de gezinsvergoedingen en, wanneer het arbeiders betreft, 2,5% aan het betaald verlof. Het minimum-pensioen wordt verhoogd tot approximatief 50% van het gebruikelijk loon en zal worden vastgesteld op 10.000 Fr. voor het echtpaar, 6.600 Fr. voor alleenstaanden en van 4.500 tot 5.000 Fr. voor de weduwen. Het regiem der pensioenkaarten blijft ongewijzigd. De verhooging wordt toegekend onder den vorm van een nieuwen rentetoeslag door repartitie samengesteld. De ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt verplichtend gemaakt. De werknemer behoudt de vrije keuze der mutualiteit; naast de vrije mutualiteiten worden gewestelijke diensten met paritair beheer opgericht, alsmede een Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit. De vergoeding wegens werk-ongeschiktheid zal op 60% van het loon per categorie vastgesteld worden; na één jaar zal zij tot 50% worden herleid; in geval van bevalling ontvangt de arbeidster 60% van haar loon vanaf 6 weken vóór tot 6 weken na de geboorte; bij overlijden ontvangt de familie een vergoeding gelijk aan een maandloon. De | |
[pagina 64]
| |
vergoedingen wegens verzorging worden eveneens fel verhoogd. Deze barema's zijn toepasselijk vanaf 31 Maart a.s. Voor de werkloosheidsverzekering wordt een Voorloopig Steunfonds voor de Onvrijwillige Werkloozen opgericht. De uitbetaling geschiedt hetzij door bemiddeling van de daartoe gemachtigde arbeidersorganisaties, hetzij door de gemeente besturen, hetzij door daartoe bestemde officieele instellingen. De vergoedingen blijven onveranderd; er wordt aangenomen dat zij ongeveer gelijk moeten zijn aan 50% van het salaris van een hulparbeider. Inzake gezinsvergoedingen wordt het barema verhoogd tot 115, 115, 160, 210 en 300 Fr. naar gelang den rang van het kind. Voor weezen worden deze cijfers verdubbeld. De geboortepremie wordt gebracht op 1.000 Fr. bij de eerste en 500 Fr. bij de volgende geboorten. Tot nu toe mochten de kassen die meer bijdragen ontvingen dan zij vergoedingen uitkeerden de helft van hun loon bewaren om werken van hulp aan het gezin in te richten. Deze helft mocht echter nooit meer bedragen dan 25% van de uitgekeerde vergoedingen. In 1941 werd deze laatste grens zelfs verlaagd tot nagenoeg 20%. Thans wordt de bepaling nopens de helft van de bonis afgeschaft. In de toekomst zullen de beneficiaire kassen nog slechts 12,5% van hun boni mogen bewaren, doch alle kassen, met of zonder boni, zullen van de Nationale Kas een toelage ontvangen gelijk aan 4% van de som der bijdragen die zij int en der vergoedingen die zij uitkeert. De primaire kassen innen niet meer rechtstreeks de bijdragen van hun aangeslotenen, doch ontvangen ze door bemiddeling van de Nationale Kas. Deze laatste ontvangt zelf van den Rijksdienst de bijdrage van 6%, die voor de gezinsvergoedingen bestemd is, en stort aan de primaire kassen de forfaitaire vergoedingen die zij aan hun aangeslotenen verschuldigd zijn. Het verschil tusschen beide sommen wordt overgedragen in de reserve van de Nationale Kas. De bijdrage voor betaald verlof is begrepen in de 23,5% die uit hoofde van de arbeiders gestort wordt. Nochtans blijft het zegelstelsel behouden daar waar het thans wordt toegepast. Het bedrag der zegels mag dan ook worden afgehouden van de globale bijdrage die aan den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verschuldigd is. | |
III. De gunstige elementen der jongste besluitenDe voorgaande hervormingen brengen ongetwijfeld aan den arbeidersstand meer welstand en maatschappelijke zekerheid en zullen daarom met vreugde worden begroet door al de menschen van goeden wil en in de eerste plaats door de katholieken, die meer dan anderen moeten streven naar meer sociale rechtvaardigheid en verheffing van het volk. Deze laatsten zullen zich dan ook aansluiten bij de princiepen van nationale solidariteit, veralgemeening van de verplichte verzekering, paritair beheer en eenmaking der bijdragen met voorafhouding, die aan de basis der nieuwe maatregelen gelegen zijn. Met genoegen zal men ook vaststellen dat zij een eersten stap zijn naar de coordinatie van de verschillende maatschappelijke verzekeringen. Bijzonder aanmoedigend is het feit, dat deze nieuwe bepalingen de bekrachtiging zijn van een akkoord, vrijelijk onderteekend door representatieve personaliteiten uit de werkgevers- en arbeidersmiddens. Men kan zich slechts verheugen over den constructieven geest en het klaar besef van het algemeen belang, dat door deze onderhandelaars werd aan den dag gelegd. Ten slotte is het land aan minister Van Acker heel wat dankbaarheid verschuldigd voor de krachtdadigheid waarmede hij de uitwerking en het verschijnen van zijn plan heeft doorgevoerd. Men kan zich immers gemakkelijk voorstellen in welke atmosfeer deze raadplegingen thans zouden plaats grijpen en hoe gevaarlijk langdurige debatten over vraagstukken als het ouderdomspensioen en de gezinsvergoedingen op dit oogenblik zouden kunnen worden. Blijkbaar werden de besluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid | |
[pagina 65]
| |
buiten de arbeidersklas niet altijd met onvermengde geestdrift onthaald. Het feit dat uitsluitend voor de loontrekkenden wordt gezorgd moet in de middenstand-smiddens fataal een zekere ontstemming teweegbrengen. Weliswaar bevat de 'Voordracht aan den Regent' de verklaring, dat de maatschappelijke zekerheid aan allen moet gewaarborgd zijn, ook aan de zelfstandige arbeiders, ambachtslieden, handelaars of personen die een vrij beroep uitoefenen, en de belofte dat het huidig besluit zal gevolgd worden door gelijkaardige maatregelen, die thans ter studie liggen, ten bate van de andere categorieën van zoogenaamde 'economisch zwakke personen'! Doch reeds zoo dikwijls bleven zulke beloften zonder gevolg, dat zij niet veel troost meer zullen kunnen brengen. Ten andere is de verhooging der patroonsbijdrage tot 15,5% van de loonen precies niet van aard om al de werkgevers met onvermengde vreugde te vervullen. Het is nochtans te hopen dat het patronaat als geheel voldoende geestelijke ontwikkeling en nationalen zin zal bezitten om te beseffen dat wij ten slotte toch heel wat redenen tot fierheid hebben om dit getuigenis van onze nationale levenskracht, tot dankbaarheid jegens degenen die het tot stand brachten en tot vertrouwen in de toekomst van ons volk. Het is dan ook voor eenieder een plicht de nieuwe bepalingen eerlijk na te leven en aldus mede te werken aan de lotsverbetering van onzen door den oorlog zoo diep getroffen arbeidersstand. Deze principieele goedkeuring zal ons echter geenszins beletten de nieuwe maatregelen met objectiviteit te beschouwen en daar waar noodig, vrij scherp te beoordeelen. Naast veel goeds bevatten zij immers heel wat minder goeds en verkeerds. Met genoegen heeft men dan ook vernomen dat deze maatregelen, waarvan het princiep als definitief moet beschouwd worden, in hun uitvoeringsmodaliteiten slechts een voorloopig karakter hebben. Het feit dat zij door de Regeering zelf als uiteraard voorloopig bestempeld werden, stelt de noodzakelijkheid van opbouwende critiek duidelijk in het licht. Veel van hun gebreken vinden een verklaring in het feit dat de huidige maatregelen omwille van de oorlogsomstandigheden in zeer beperkten kring moesten uitgewerkt worden. | |
IV. Gebreken en leemtenEen eerste grondgebrek betreft de familiale politiek: in een land dat nagenoeg evenveel sterfgevallen als geboorten telt, zouden de bescherming en de aanmoediging van het gezin den voorrang moeten krijgen op alle andere sociale beslommeringen. Welnu, blijkbaar wordt deze voorkeur aan het gezin door het plan niet verleend. Ondanks de merkelijke verhooging der kindertoeslagen blijft het barema onvoldoende. De vermindering der progressiviteit naar gelang den rang der kinderen zal voor gevolg hebben, dat de meest verdienstelijke gezinnen, te weten de grootste, in een zeer hachelijken toestand zullen blijven verkeeren. Er wordt niets gedaan om de moeder bij den haard te houden, alhoewel deze maatregelen door alle sociale leiders dringend gevraagd worden als de conditio sine qua non voor de verhooging van het zedelijk en stoffelijk welzijn van het gezin. De concurrentie tusschen de Kassen en de storende ongelijkheden tusschen de aangeslotenen van beneficiaire en deficitaire Kassen zullen nog aangroeien tengevolge van de bedrieglijke wijzigingen die aan het stelsel der bonis toegebracht werden. Het verschil tusschen de proportioneele bijdragen van 6% en de forfaitaire vergoedingen, dat aan de Nationale Kassen wordt behouden, zal naar alle waarschijnlijkheid de vorming van reusachtige reserven zonder vaste bestemming voor gevolg hebben. Het is niet aan te nemen dat over de aanwending van deze sommen door een eenvoudigen brief van den Minister zou beslist worden. Daarenboven kan de opeenhooping van gelden op de Nationale Kas een gemakke- | |
[pagina 66]
| |
lijk voorwendsel worden om de bijdrage voor gezinsvergoedingen te verminderen, hetgeen door een eenvoudig koninklijk besluit geschieden kan. Een tweede kritiek heeft betrekking op het gebrek aan bedrijfsorganisatorische opvattingen. Het Plan streeft naar nationale centralisatie, en verzet zich tegen de inrichting der sociale verzekeringen in het kader der bedrijfstakken. Nochtans staan de meeste sociale risico's in nauw verband met den aard en de voorwaarden van den arbeid. Het aanleggen van statistieken, de inrichting van den voorzorg en de strijd tegen de sociale risico's, a.d.z.: de werkloosheid, de ziekte en de ongevallen, vinden natuurlijk hun plaats in het kader van het bedrijf. De professioneele basis leent zich beter tot het paritair beheer. De vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen der werkgevers zal het gemakkelijkst geschieden door de inrichting van professioneele complexen van sociale verzekeringen. De financieele verantwoordelijkheid der bedrijfskassen is een belangrijke factor van besparingen. Het is dus zeer te betreuren dat de besluitwet van 28 December de oprichting van bedrijfskassen b.v. voor de werkloosheid of voor de centralisatie en de repartitie der bijdragen onmogelijk maakt. De aangekondigde vereenvoudiging der formaliteiten is minstens voorloopig onbestaande. Weliswaar zal in de toekomst slechts één driemaandelijksche bijdrage moeten gestort worden daar waar vroeger vier afzonderlijke stortingen, waarvan sommige maandelijks, betaalbaar waren. Doch al de andere formaliteiten blijven behouden, zoo b.v. het aanleggen, bijhouden en indienen der pensioenkaarten, het invullen der formulieren en de afzonderlijke betaling der bijdrage voor het bediendenpensioen, het plakken der verlofzegels, het invullen der staten voor gezinsvergoedingen en de formaliteiten betreffende de arbeidsongevallen en de fiscale afhoudingen aan de bron. Daarbij komen dan nog nieuwe administratieve verplichtingen nl. in verband met de bijdragebons voor ziekteverzekering en de driemaandelijksche staten aan de Rijkskas voor Maatschappelijke Zekerheid. Meer dan ooit zullen de kleine en middelbare werkgevers beroep moeten doen op de hulp van sociale secretariaten om dit alles regelmatig bij te houden. Het ware dan ook wenschelijk dat deze secretariaten officieel zouden erkend worden mits de vervulling van sommige nader te bepalen eischen; al schijnt dit wel in de bedoeling van de bevoegde overheid te liggen, toch worden de sociale secretariaten in de besluitwet niet vernoemd. Een ander, meer principieel gebrek van het Plan is zijn strekking tot gelijkschakeling der arbeiders. Alle bijdragen zijn proportioneel met het loon, terwijl de prestaties voor alle rechthebbenden gelijk zijn. Dit systeem is niet enkel onlogisch, doch brengt tevens heel wat administratieve verwikkelingen mede. Daarenboven druischt het in tegen het essentieel princiep der hiërarchische indeeling der arbeiders. Het Plan lijdt ook aan een gebrek aan technische voorbereiding, dat het fatale gevolg is van den haast waarmede het moest uitgevaardigd worden. De Diensten die met de uitvoering belast zijn en reeds volop aan het werk zouden moeten zijn, bezitten noch personeel, noch materiaal, noch lokalen: veel onderrichtingen ontbreken nog, terwijl menig toepassingsgeval aan de hand van de teksten niet op te lossen is. | |
V. BesluitHet statuut der maatschappelijke verzekeringen is slechts een onderdeel van een volledige politiek van maatschappelijke zekerheid. Deze laatste veronderstelt tevens een gecoordineerde actie op economisch, monetair en fiscaal gebied, | |
[pagina 67]
| |
dewelke tot nog toe ten onzent grootelijks ontbreekt. Tevens vergt de maatschappelijke zekerheid een gezonde regeling der nij verheidsbetrekkingen, gegrond op de regelmatige werking der paritaire commissies, wier statuut nog steeds niet verschenen is. Ten slotte brengen deze veranderingen aan de vorige wetgeving de noodzakelijkheid mede ook andere sociale wetten te herzien, als b.v. de wet op de arbeidsongevallen en deze op het dienstcontract, die tot nu toe niet toepasselijk zijn op bedienden die meer dan 24.000 Fr. per jaar verdienen, zoodat deze beide wetten tengevolge van de verhooging der wedden hun doel van bescherming der lagere en middelbare bedienden op dit oogenblik bijna totaal missen. Uiteindelijk kunnen de pas verschenen besluiten slechts beschouwd worden als een eersten stap op den weg naar de maatschappelijke zekerheid. Niet enkel dienen zij door andere maatregelen aangevuld, doch hun voorloopig karakter brengt mede, dat zij binnen afzienbaren tijd door een definitief statuut zullen moeten vervangen worden. Intusschen dient evenwel eenieder die het goed meent met de lotsverbetering van ons volk oprecht mede te werken aan hun eerlijke toepassing, doch tevens dient er van nu af aan gezorgd voor een opbouwende kritiek van de bestaande gebreken en een degelijke voorlichting van de openbare opinie met het oog op de voorbereiding der blijvende hervormingen, die den uitslag zullen moeten zijn van een breede volksraadpleging en de vertolking van de wenschen der betrokkenen. |
|