Streven. Jaargang 11
(1943-1944)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHistorische kroniek
| |
[pagina 44]
| |
van de samenleving der Middeleeuwen en der Moderne tijden. Hij stelt als thesis - en bewijst meteen door zijn boek - dat het wezen van de standenvertegenwoordiging niet gevat kan worden buiten de corporatieve samenleving, en het corporatisme zelf enkel zin heeft als een toepassing, op het collectieve plan, van de individueele samenlevingsbetrekkingen in het feudalisme. In het corporatisme blijft het feudalisme voortbestaan, maar getransponeerd, en het ontstaan der standenvertegenwoordigingsorganen is een uiterste en laatste vorm der corporatieve ontwikkeling. We willen hier eerst den feudalen kern beschrijven, en daarrond de opeenvolgende corporatieve ontplooiingen aanduiden der corpora, standen, landen en uniën van landen. Wellicht zullen we daarmee ook het essentieelste van dit werk naar voren hebben gehaald: den geest waarin het werd geschreven, en waarin men het moet lezen.
De samenleving van het feudalisme is verdeeld in drie klassen van menschen, met elk hun eigen functie ten voordeele van allen, en een aan de functie beantwoordend rechtsstatuut. Be oratores, de geestelijken, bidden en onderrichten; de bellatores, de ridders, waken over de veiligheid van de gemeenschap; de laboratores de arbeiders, bewerken den grond of drijven handel. Naar gelang de functie verschillen de voorrechten der menschen; maar die zijn niet op de eerste plaats belooningen of gunsten: ieder voorrecht wordt verleend om het uitoefenen der functie voor de gemeenschap te vergemakkelijken. Ook de vrijheden zijn ongelijk, volgens het belang van de functie. Menschen die geestelijk werk verrichten voor de samenleving krijgen ruimere, en vooral andere vrijheden dan grondbewerkers, niet omdat de geestelijken, als menschen, een grootere waarde hebben, maar omdat van hun werk een hooger welzijn voor allen afhangt en hun bediening niet kan samengaan met sommige beperkingen van de klasse der laboratores. En ook deze beperkingen zijn niet willekeurig opgelegd door het gezag; ze werden - ten minste in den oorsprong - vrijwillig aanvaard, en zelfs gevraagd door menschen voor wie een ruimere vrijheid schadelijk was daar ze haar niet konden gebruiken of verdedigen tegen sterkeren. De vrijheden van het feudalisme zijn mogelijkheden van beweging binnen een bepaald gebied, naar een te verrichten functie, ze vormen evenveel beschuttingen tegen de mogelijke willekeur van het hooger gezagGa naar voetnoot(2). Voorrechten en vrijheden worden aan de individuën verleend door het gewoonterecht of het contractueel recht, als bevestiging van de gewoonte. Ieder contract is een beperking van de macht van den heer, die vrijheden schenkt aan een ondergeschikte om de uitoefening van de functie te vergemakkelijken en in ruil daarvoor bepaalde diensten van hulp en raad, auxilium en consilium, vraagt. Het contract legt niet alleen een rechtsverband tusschen de contracteerenden, maar beïnvloedt hun status zelf: ze worden andere personen, die nu tegenover elkaar staan in verhoudingen van mindere en meerdere. En die verhoudingen worden door een eed bekrachtigd, zoodat gezag en dienst gewetensplichten zijn, en de betrekkingen tusschen de menschen onderling een godsdienstige wijding krijgen. De sociale inrichting van het feudalisme rust gansch op de fides praestita. In het feudalisme worden de contracten enkel gesloten van persoon tot persoon, groepeeringen komen als zoodanig niet in aanmerking. En toch wonden de voorrechten en vrijheden niet aan de individuën verleend om hun persoonlijke beteekenis of hun eigen belang. En functies én rechten zijn ondergeschikt aan het bonum commune; de feudale .mensch bedoelt met zijn | |
[pagina 45]
| |
functie niet op de eerste plaats winst voor zichzelf, maar dienst voor de gemeenschap waarvan hijzelf een deel is. De rechtsbepalingen nemen de natuurlijke ongelijkheden niet weg, maar bevestigen haar als de uitdrukking van het functionneele verschil der menschen en van hun ongelijke behoeften aan beschutting en mogelijkheden van bescherming. Ook de individueele samenleving van het feudalisme is reeds gansch gericht naar het gemeenschappelijke. Dit solidaristisch streven zal den overgang van feudalisme naar corporatisme stuwen en leiden.
Boven de physische rechtspersonen (oratores, bellatores, laboratores) van het feudalisme, bouwt de corporatieve samenleving een hiërarchie van moreele rechtspersonen, gebaseerd op dezelfde grondkenmerken van functie-voorrecht en macht-vrijheid. Menschen met dezelfde functie en hetzelfde rechtsstatuut groepeeren zich om samen te werken en samen hun rechten en vrijheden te verdedigen tegen een hoogere macht. Vroeg of laat verkrijgen deze corpora van den eersten graad een juridisch bestaan door een nieuw contract van denzelfden aard als de feudale contracten, maar gesloten tusschen de corporatie, als moreele persoonlijkheid, en den heer, als een individueele of collectieve persoon: in ruil voor bepaalde diensten van auxilium en consilium worden aan het corpus in zijn geheel, niet meer aan de afzonderlijke individuen, nieuwe voorrechten en nieuwe vrijheden verleend. Op den grondslag van deze corpora groeide de corporatieve samenleving verder uit: de corpora met personen van dezelfde functie en denzelfden socialen rang zochten toenadering tot elkaar om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen en vormden de standen (geestelijke stand, ridderstand, derde stand). Uit de standen groeiden de algemeens standenvergaderingen, die alle individueele en moreele rechtspersonen van een land of een unie van landen omsloten, en een nieuwe en opperste corporatie uitmaakten om, met en tegenover hun gemeenschappelijken heer, de wederkeerige verhouding van diensten en rechten te bepalen. Iedere corporatieve groep draagt in zich de essentie van het feudalisme. 'Toen de corpora van den eersten graad zich in de feudale samenleving vestigden lieten ze al de burgerlijke en kerkelijke instellingen ervan voortbestaan. Ze eerbiedigden de feudale opvatting van het gezag, van de vrijheid, van de rechtvaardigheid,... het evenwicht tusschen de sociale functie en het rechtsstatuut, tusschen de diensten en de privilegies. In hunne keuren bleven ze trouw, zelfs voor de uitdrukking, aan de bepalingen der feudale contracten: de voorrechten werden geschonken in ruil voor diensten van auxilium en consilium; elk corps vatte zijn vrijheden op als schutsels tegen de willekeur van het gezag; en alle betrekkingen tusschen het corps als collectief vassal en zijn heer, en het corps als “seigneur d'un nouveau genre”; en zijn leden, werden bevestigd door een eed die in geweten verplichtte'Ga naar voetnoot(3). De standen groepeeren individuën en corpora, met eenzelfden socialen status en ondergeschikt aan eenzelfden heer, om de vroeger verworven vrijheden te verdedigen. 'Ook zij eerbiedigen alle bestaande instellingen, kerkelijke en burgerlijke, feudale en corporatieve. De macht en de vrijheid, de rechtvaardigheid en het geloof, het evenwicht tusschen functie en statuut, tusschen plichten en rechten, dit alles blijft voortbestaan in de inrichting der standen, deze nieuwe corporatieve vassalen. Hun keuren beantwoorden naar den geest en de uitdrukking aan de feudale contracten en de corpskeuren; ze schenken vrijheden die moeten bijdragen tot het beter vervullen der sociale zending van den stand, ze worden door een eed bekrachtigd en bevestigen hierdoor eens te meer de waarde van den gewetensplicht in deze samenleving, die rust op God als op haar hoeksteen'Ga naar voetnoot(4). | |
[pagina 46]
| |
De samenleving van het Ancien Régime wordt gedragen door een innerlijke eenheid. De feudale en de corporatieve inrichting zijn de toepassing van dezelfde principes: menschen en groepen helpen om zoo doelmatig mogelijk hun sociale functie uit te oefenen, en een zoo harmonisch mogelijk evenwicht verwezenlijken tusschen gezag en onderdanen.
In het ontleden en bewijzen van deze eenheid ligt de diepe waarde der hier besproken studie. M. Lousse heeft aangetoond hoe heel de inrichting van het Ancien Régime geïnspireerd en gedragen werd door een zelfde bezieling, die aan de samenleving haar logischen zin en haar levenswaarhead schonk. Wie de werkmethode van den schrijver kent, weet van te voren wat dit boek hem zal brensgen: een historische studie, heerlijk naar vorm en naar inhoud. De mooi-klassieke, gedistingeerde stijl teekent scherp en direct de vele geschakeerde en toch innig verbonden samenlevingsvormen uit, en onderscheidt en omschrijft gemakkelijk maar doordringend de soms nauw speurbare overgangen der verschillende schakels van dit groeiende en zich verrijkende instellingencomplex. Wanneer men eenmaal deze studie ernstig heeft doorgewerkt, wordt het een genot haar weer ter hand te nemen en de zuivere lijn te bewonderen die feilloos juist een eeuwenlange samenleving uitbeeldt; elke paragraaf is een afgewerkt juweeltje, gepolijst tot de laatste schakeeringen, onderdeel van een mooi geheel dat getfuigt van meesterschap en rijpheid. Deze fijne vorm draagt een rijken inhoud, een nieuwen kijk op den geest die het Ancien Régime draagt en verklaart. Ongeveer alle deelen van deze synthese kende men vroeger reeds; maar nieuw is de eenheid dier deelen als het resultaat van eenzelfde levende ontwikkeling. Wie den moed heeft om dit ernstige werk niet enkel oppervlakkig te lezen, maar te bestudeeren en te overwegen, zal getroffen zijn door de oorspronkelijkheid en de kracht van dit inzicht in het Ancien Régime, tegelijk zoo logisch één en zoo organisch levend. Misschien te logisch? Is dit boek niet een samenvoegen van historische elementen in een willekeurig systeem? Een ernstig onderzoek toont het tegendeel. Deze synthese omsluit al wat feiten en teksten aanbrengen en wordt door geen feit of tekst tegengesproken; en de beste waarborg voor hare waarheid, is hare organische eenheid: dit boek werd en groeide in en door het leven van de geschiedenis; het is geen constructie van den geest maar het resultaat van lang en aandachtig luisteren naar wat de historische bronnen vertellen over het gebeuren in het verleden. Maar kan een zoo strenge logica, als de inrichting van het Ancien Régime vertoont, wel een vrucht zijn van het leven? Elk levend organisme draagt een eenheid in zich die vorm en zin geeft aan de vele, soms sterk uiteenloopenda levensuitingen; en het is de taak van den historicus, die zingevende eenheid te ontdekken, daar zij alleen het historisch verloop begrijpen en verklaren laat. We meenen dat M. Lousse de diepere eenheid van het Ancien Régime heeft ontdekt. Zijn boek bezit een logische structuur die natuurlijk ontbrak in de inrichting van den tijd. Is het daarom minder waar? Voor ons is de historische waarheid niet de uiterlijke, min of meer chaotische beweging van een tijd, maar de innerlijke geest die het leven bezielt. Niet de complexiteit van het volle leven, maar de vereenvoudigde lijn die het essentieele en diepere van een periode uitdrukt, geeft de werkelijkheid weer. Hoe meer die lijn de waarheid benadert, hoe logischer ook ze zijn zal; haar logica bewijst precies haar Juistheid, daar ze zin- en vormgevend is. Deze studie zou ongetwijfeld gewonnen hebben aan levendigheid en spanning, wanneer ze meer bij de onmiddellijke werkelijkheid was gebleven en het leven der verschillende klassen en corporaties had uitgebeeld. Maar dan zou ze ook evenveel hebben ingeboet aan helderheid en logica, dan zou ze verder van den | |
[pagina 47]
| |
geest van het Ancien Régime verwijderd zijn gebleven. En dien naar voren halen was voor den schrijver de hoofdzaak; daarmee beantwoordde hij aan een dringende behoefte der instellingengeschiedenis van het Ancien Régime: de grondgedachte terugvinden waarrond de vele verschillende elementen zich groepeeren, en een vasten grondslag bieden voor de al te zeer uiteenloopende theorieën. Het is interessant dit boek te vergelijken met het werk van M. Coornaert over de ambachten in FrankrijkGa naar voetnoot(5). Terwijl M. Lousse de resultaten weergeeft van zijn persoonlijk contact met het Ancien Régime, beschrijft M. Coornaert dit contact zelf: de ambachten leven in zijn boek, men komt er in aanraking met de menschen, met hun gedachten, hun levenswijze, en geleidelijk, langsheen de onmiddellijke historische werkelijkheid deelt M. Coornaert zijn inzicht mee, zonder dit tot een logisch schema terug te brengen. Daardoor kreeg zijn boek meer warmte en meer kleur dan de studie van M. Lousse, die de vergelijkende methode gebruikt voor gansch het Ancien Régime over heel het christelijk Europa, en zijn conclusies ordent in een systeem. Maar beide stemmen op treffende wijze overeen wat geest, eenheid en groote lijnen van de inrichting der samenleving betreft; en dat mag gelden als een wederzijdsche bevestiging van niet geringe waarde. Door haar klassieken vorm, haar rijkheid en haar ernst is deze studie een verrijking voor de geschiedschrijving in het algemeen. In 't bizonder beteekent dit werk een heerlijke bijdrage tot de Katholieke historiographie. Niemand zal den christelijken invloed ontkennen in de vorming van het Ancien Régime. De eerste plaats van de Kerk in de samenleving, de vestiging van gezag, dienst, en hiërarchie der klassen op God, de gedachte van het servitium, de waarde toegekend aan het geweten... het verraadt alles onloochenbaar een kerkelijken oorsprong. Het feudalisme is de toepassing van het christelijk ideaal in een samenleving onder bepaalde tijdsomstandigheden, en de corporatieve gedachte kwam langs de Kerkelijke organisatie in het Ancien Régime. Het volstaat de bestanddeelen van het feudalisme vluchtig te doorloopen, om zich te overtuigen van hun oorsprong. De functionneele ongelijkheid der menschen; de vrijheden en voorrechten in evenredigheid met de functie; het evenwicht tusschen gezag en onderdanigheid, waardoor allen het gezag boven zich erkennen als komend van God en verplichtend in geweten, en het gezag op zijn beurt begrensd wordt door de natuurlijke en bovennatuurlijke rechten van de onderdanen; de immuniteit die rechtsmacht en fiskale macht gedeeltelijk aan het gezag onttrekt ten gunste van het algemeen welzijn: is het niet alles een onmiddellijke toepassing van den christelijken geest in de maatschappij? Men moet zich trouwens verwachten aan den doorslaggevenden invloed van de Kerk in het tot stand komen van het feudalisme. In de zevende eeuw sneed de Islam-expansie het Europeesche vassteland van de Middellandsche zee af, en veroorzaakte een sociale en economische omwenteling waaruit een geheed nieuwe samenleving zou groeien; en de leiding van dezen heropbouw werd genomen door de Kerk, die zelf, na het sluiten van de Middellandsche zee, haar voornaamste krachten van het Oosten naar het Noorden keerde, en daar de eenige draagster van beschaving werd. Ook op het corporatisme drukte de christelijke inspiratie haar stempel. Niet alleen maken dezelfde grondprincipes van functie-voorrechten, machtvrijheden, de essentie uit van de corporatieve inrichting, maar de solidaristische gedachte zelf werd van de kerkelijke organisatie overgenomen. In de feudale samenleving waren de verhoudingen tusschen de menschen strikt persoonlijk en werd het rechtsstatuut van elkeen bepaald door een individueel contract. Alleen het monnikenwezen maakte hierop een uitzondering. Op het oogenblik dat de monnik zich door de geloften aan zijn klooster bindt, verliest | |
[pagina 48]
| |
hij zijn persoonlijke rechten en plichten, en krijgt er die van de gemeenschap voor in de plaats; en hij bezit die slechts in zoover hij lid is van een groep, niet ten persoonlijken titel. Deze rechtspositie zal zich honderd- en duizendvoudig verspreiden in het corporatisme: alle leden van iedere corporatie ontleenen hun hoedanigheid en hun rechten aan de gemeenschap waarmee ze zich vrijwillig hebben verbonden. Zoo is de inrichting van het Ancien Régime een vrucht van den christelijken geest. In haar zuiverste vormen, waar ze nog niet aangetast is door de ontaarding die fataal elk werk van menschenhanden komt schenden, doet ze zich voor als een heerlijke verwezenlijking van orde en evenwicht, van liefde en rechtvaardigheid, van doelmatigheid en practische aanpassing aan de omstandigheden.
Onze Europeesche samenleving en kultuur, ook de huidige, zelfs na de breuk der Fransche Revolutie, rust op christelijke grondslagen en is doorkneed van christelijken geest. We kunnen haar rijkdom, haar nooden, en haar mogelijkheden van nieuw leven maar begrijpen wanneer we terugkeeren naar dien geest en die grondslagen. Dat is de zin en de behoefte van de katholieke geschiedschrijving. Tot die taak is de studie van M. Lousse een zeer rijke bijdrage. Ze biedt een kostbaar geschenk aan de geloovende en zoekende intelleetueelen, een gave waarin de vruchten werden verzameld van lang en eerlijk werk. Ongetwijfeld zal ze ingang vinden tot den geest van hen aan wie ze zich richt |
|