Streven. Jaargang 11
(1943-1944)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Economische kroniek
|
Land | 1929 | 1933 | 1938 | |||
---|---|---|---|---|---|---|
uitv. | inv. | uitv. | inv. | uitv. | inv. | |
Canada | 1.299 | 1.208 | 397 | 538 | 679 | 889 |
Vereenigde-St. | 4.339 | 5.157 | 1.433 | 1.647 | 1.950 | 3.057 |
Mexico | 375 | 497 | 238 | 264 | 494 | 584 |
Argentinië | 1.959 | 2.168 | 897 | 1.121 | 1.461 | 1.400 |
Chili | 1.617 | 2.324 | 182 | 331 | 499 | 675 |
Colombië | 126 | 122 | 50 | 68 | 159 | 144 |
Venezuela | 443 | 774 | 143 | 607 | 311 | 872 |
Brit.-Indië | 2.503 | 3.225 | 1.148 | 1.444 | 1.502 | 1.624 |
Portugal | 2.529 | 1.073 | 1.905 | 803 | 2.300 | 1.139 |
Zweden | 1.783 | 1.812 | 1.096 | 1.079 | 2.082 | 1.843 |
Zwitserland | 2.673 | 2.076 | 1.551 | 818 | 1.589 | 1.315 |
Groot-Brit. | 1.111 | 729 | 626 | 368 | 858 | 471 |
Land | 1940 | 1941 | '41 goudd. | |||
---|---|---|---|---|---|---|
uitv. | inv. | uitv. | inv. | uitv. | inv. | |
Canada | 1.082 | 1.193 | 1.448 | 1.641 | 778 | 881 |
Vereenigde-St. | 2.541 | 3.934 | 3.222 | 5.000 | 1.903 | 2.953 |
Mexico | 669 | 673 | 915 | 578 | 110 | 86 |
Argentinië | 1.499 | 1.428 | 1.277 | 1.465 | 202 | 260 |
Chili | 506 | 680 | 525 | 768 | 63 | 94 |
Colombië | 148 | 125 | 169 | 132 | 57 | 59 |
Venezuela | 311 | 844 | 288 | 1.046 | 45 | 163 |
Brit.-Indië | 1.530 | 2.092 | 1.755 | 2.287 | 312 | 407 |
Portugal | 2.442 | 1.619 | 2.468 | 2.972 | 58 | 63 |
Zweden | 1.999 | 1.338 | 1.674 | 1.345 | 235 | 190 |
Zwitserland | 1.854 | 1.316 | 2.024 | 1.463 | 278 | 201 |
Groot-Brit. | 1.074 | 413 | - | - | 2.606 | 987 |
Voor Groot-Brittannië geven wij, in de kolom gouddollars, de waarde van den handel in 1940,
De in- en uitvoer van goud wordt gewoonlijk in deze statistieken niet opgegeven. Mexico heeft er een aanzienlijken uitvoer (en onbeduidenden invoer) van, nl. in 1929: 94 millioen, 1933: 101 mil., 1938: 255 mil., 1940: 287 mil., 1941: 151 mil.. Ook Canada voert veel goud uit (enkele jaren tot ruim 100 mil.); voor 1940 en 1941 worden echter geen gegevens verstrekt .
De waarde in vroegere gouddollars (1,5 gram goud of ongeveer 50 Fr.) duidt ons benaderend het betrekkelijk belang van de verschillende landen aan. Mem houde er echter rekening mee dat tusschen 1929 en 1941 de goudwaarde der meeste munten verminderde.
(Door deze tafel kunnen wij ons rekenschap geven van de evolutie van den buitenlandschen handel sedert 1929, het laatste voorspoedig jaar vóór de crisis waarvan de terugslag in de gegevens over 1933 duidelijk uitkomt. (Zie meer over de vooroorlogsche periode in onze kroniek: Wereldverbondenheid en buitlandsche handel, in Streven, April 1943, blz. 238-42.)
De oorlog veroorzaakt een aanzienlijke stijging van den uitvoer van de
meeste landen die er niet in betrokken zijn en vermogen te produceeren. Ook da Vereenigde Staten verhoogen aanzienlijk hun uitvoer. Daar de invoer dier landen niet even sterk toeneemt, wordt hunne handelsbalans gunstiger, hetgeen meebrengt dat ze nu aanzienlijk meer betalingen uit het buitenland ontvangen dan er aan doen - met uitzondering van de Vereenigde Staten, zooals wij het verder uiteenzetten.
Hoe worden die bestellingen door de koopers gefinancierd?
Door goudverzendingen, door het afstaan van tegoeden in vreemde betaalmiddelen, door het te gelde maken van vreemde waardepapieren maar ook, en in niet geringe mate, dank aan toegestane handelscredieten en aan leenovereenkomsten tusschen de staten. De verkoopers staan dus credieten toe aan de koopers. Hieruit volgt een ommakeer in de internationale schulden- en credietenverhoudingen: de meeste overzeesche landen waren credietnemers, de Europeesche nijverheidslanden en de Vereenigde Staten hadden er nl. vele geldplaatsingen gedaan. Nu vermogen die economisch nieuwe landen hunne vroegere schulden te vereffenen en worden ze op hunne beurt schuldeischers.
Tot aan 1914 waren de Vereenigde Staten van Amerika schuldenaars van Europa; hunne leveringen onder den eersten wereldoorlog en onmiddellijk er na maakten ze schuldeischers er van; schuldeischers die min of meer gewillig vrede moesten nemen met uitstel van betalingen sedert de crisis van 1930 tot een termijn dat nog niet verstreken is! Zal de geschiedenis zich niet herhalen
Die massale betalingen zijn verder nog oorzaak er van dat de credietgevende landen niet meer zullen vermogen te 'rentenieren'. Dit zal heel bijzonder het geval zijn met Groot-Brittannië dat aanzienlijke bedragen aan renten uit buitenlandsche betalingen ontving (in 1938: £150 millioen), hetgeen aan dit land toeliet aanzienlijk meer in- dan uit te voeren: met de ontvangen vreemde betaalmiddelen kocht het goederen in het buitenland.
Twee Europeesche neutralen ondervinden moeilijkheden: Zweden en nog meer Zwitserland. De boven vermelde gegevens laten slechts heel onvolledig uitkomen met welke ontzettende moeilijkheden dit laatste land te kampen heeft. Ziehier enkele bijzonderheden die het ons duidelijker makenGa naar voetnoot(1).
Tusschen 1933 en 1939 voerde Zwitserland elk jaar rond 8 millioen ton goederen in, in 1942 slechts eene helft hiervan (4.422.000 ton). Dien schaarschen invoer betaalde het bijzonder duur: terwijl het in 1938 voor 7 1/2 millioen ton goederen 1.607 millioen Zwitsersche Fr. uitgaf, moest het in 1942: 2.049 millioen Zwitsersche Fr. afstaan voor de 4 1/4 millioen ton .die het toen nog vermocht in te voeren. Indien men 1938 als basisjaar neemt (en dus met 100 voorstelt), bedroeg het indexcijfer van den prijs der ingevoerde producten in 1942: 216 (dat der afgewerkte producten 150 maar dat der levensmiddelen 308) terwijl het indexcijfer der uitgevoerde producten slechts tot 161 gestegen was.
Zwitserland staat derhalve voor een aanzienlijk tekort en het moet zijn invoer duur betalen. De gestegen vervoeronkosten zijn de voornaamste oorzaak hiervan, hetgeen wij kunnen afleiden uit het feit dat vooral de index der levensmiddelen steeg. De levensmiddelen toch zijn, bij gelijk gewicht, over het algemeen veel minder duur dan de afgewerkte producten.
Wij kunnen de gegevens ons verstrekt door den Economischen Dienst van den Volkenbond aanvullen en toelichten door hetgeen ons Die Wirtschaftslage
van Mei 1.1.Ga naar voetnoot(2) mededeelt. Deze publicatie bevat gegevens over den buitenlandschen handel van enkele landen tot in 1942.
In Groot-Brittannië werd, sedert den aanvang van den oorlog, de landbouw aanzienlijk ontwikkeld; het tekort aan levensmiddelen uit het eigen land blijft er evenwel zeer groot en moet dus aangevuld worden door aankoopen in het buitenland. Hier voegen zich de aankoopen bij van oorlogsmateriaal en van grondstoffen om er zelf te vervaardigen. De invoer steeg dan ook aanzienlijk. Daartegenover staat dat het onmogelijk was den uitvoer op het vooroorlogsch peil te houden. Groot-Brittannië koopt bij voorkeur bij de Empirelanden, die hunne productie verhoogden, niet enkel die van levensmiddelen maar daarenboven die van half en van geheel afgewerkte nijverheidsproducten - hetgeen op stijgende industrialisatie wijst, waarover verder meer -. Wij beschikken niet over totaalcijfers, ziehier dan enkele fragmentarische gegevens: de uitvoer van Nieuw-Zeeland steeg in 1942 tot £ 91 millioen tegen £ 68 millioen in 1941; Canada voerde in 1942 voor $2.385 millioen uit (waarvan 52% naar Groot-Brittannië) tegen $1.641 mllioen in 1941Ga naar voetnoot(3).
De Empire-landen verkoopen meer dan vroeger aan Groot-Brittannië en koopen er minder; ze vermochten dan ook hunne schulden aan het moederland te delgen of hunne tegoeden in £ aldaar op te voeren: Zuid-Afrika verlaagde zijne schuld van £ 103 millioen tot £ 7 millioen; Indië heeft bijna volledig zijne leeningen voor het aanleggen zijner spoorwegen afgelost of Sterling-tegoeden voor rentedienst en aflossing er van opgehoopt; Australiën's tegoed steeg van £ 40 millioen in October 1941 tot £ 60 millioen één jaar later; Nieuw-Zeeland's tegoed steeg van £ 12 millioen in October 1941 tot £ 25 millioen in Augustus 1942.
De Vereenigde Staten breidden hun handel in 1942 en begin 1943 nog verder uit (zie boven de gegevens over 1941 en over de vooroorlogsche jaren). In 1942 voerden ze voor $ 7.826 millioen uit en enkel voor $ 2.743 millioen in; de eerste twee maanden van 1943 voerden ze voor $ 1.377 millioen uit en voor $ 463 millioen in. Indien de vreemde koopers alles op normale wijze hadden moeten betalen, bekwamen de Vereenigde Staten een overgroote hoeveelheid vreemde betaalmiddelen. Maar hiervan kon er geen sprake zijn: waar toch kwam het geld vandaan? De meeste uitgevoerde producten werden dan ook op crediet geleverd (de z.g. Lend-Lease leveringen), en wel in die laatste twee maanden meer dan 90 %. Dat uitstel van betaling bracht mee dat de balans der betalingen om de buitenlandsche handelsverrichtingen sloot met een tekort van rond 80%, m.a.w. dat de Vereenigde Staten in die twee maanden vijfmaal zooveel aan het buitenland betaalden als ze er van ontvingen.
Voor Zuid-Amerika bracht de oorlog mee:
dat het verkeer met Europa aanzienlijk verminderde (om de vervoermoeilijkheden) en integendeel het verkeer met de Vereenigde Staten toenam;
dat niet langer hoofdzakelijk landbouwproducten maar nu ook nijverheidsgrondstoffen door de Vereenigde Staten gevraagd werden;
dat de invoer aanzienlijk verminderde, én in hoeveelheid én in waarde, daar de eenige belangrijke leverancier, n.l. de Vereenigde Staten, slechts een geringe hoeveelheid machines en andere productiemiddelen kan leveren;
dat de Zuid-Amerikaansche Staten hunne tegoeden, voortvloeiend uit den verkoop van hun overvloedigen uitvoer, in het buitenland, vooral in de Vereenigde Staten, beleggen. De Vereenigde Staten hadden aanzienlijke credieten toegestaan maar slechts ongever 20 % ervan moest aangesproken worden;
dat de voortgebrachte levensmiddelen niet voldoende kunnen uitgevoerd worden en dat de stocks er van zich dan ook ophoopan.
Uit dit alles volgt dat deze landen er toe kwamen zich in vrij hooge mate te industrialiseeren. De Vereenigde Staten hielpen ze hierin naar best vermogen waar het gold de noodige uitrusting voor het uitbaten der grondstoffen uit den eigen bodem (rubber, wol, enz.). Daar echter de industrieele uitrusting dikwijls niet kon uit het buitenland betrokken worden, vervaardigde men ze dan zelf. Het verdwijnen der buitenlandsche concurrentie heeft het aan de opkomende nijverheden toegelaten tegen loonende prijzen te werken.
Verschillende economisch-nieuwe landen - Empire-landen en Zuid-Amerikaansche landen - gaan den weg der industrialisatie op, door de oorlogsomstandigheden daartoe gebracht indien niet genoodzaakt. Eenzelfde verschijnsel heeft men onder den wereldoorlog van 1914-18 vastgesteld. Welke gevolgen mogen wij daaruit verwachten? Dezelfde als die welke zich na 1918 voordeden, toen de invoerders van vóór 1914 trachtten opnieuw op de tijdelijk verlaten markten binnen te dringen: de nieuw opgerichte ondernemingen werken onvermijdelijk in het begin vrij duur en waren dan ook wellicht niet even spoedig tot stand gekomen indien het buitenland was blijven goedkoope nijverheidsproducten leveren. Vooral de weinig dicht bevolkte Zuid-Amerikaansche landen hadden er dan voordeel bij gevonden hunnen landbouw te blijven ontwikkelen, een deel van de productie er van aan het buitenland te verkoopen en met de hierdoor bekomen vreemde betaalmiddelen zich nijverheidsproducten te verschaffen. Maar de nood dwong ze er toe zich te industrialiseeren en de ondernemers kunnen tegenwoordig hunne producten afzetten ondanks de vrij hooge prijzen die ze er voor moeten vragen. Wanneer binnen enkele jaren, na het sluiten van den vrede en na wat herstel, de vroegere leveraars (Europa en Noord-Amerika) opnieuw op de tijdelijk verlaten markten zullen verschijnen, zal de nieuw opgekomen binnenlandsche nijverheid reeds over de moeilijkheden der eerste jaren heen zijn geraakt en vermogen goedkoop te leveren evengoed als de buitenlandsche concurrenten. Die markten dreigen dus afgesloten te blijven, althans voor het betrekkelijk grof werk, voor de massa-productenGa naar voetnoot(4).Dat probleem interesseert heel bijzonder België dat moet uitvoeren om te kunnen leven en vóór dezen oorlog vooral massa-producten uitvoerde. Reeds sedert de crisis van 1930 heeft onze uitvoer zware moeilijkheden ondervonden
en wees men op de noodzakelijkheid kwaliteitsgoederen en specialiteiten te vervaardigen die men zelfs in geindustrialiseerde landen kan afzetten. zal de noodzakelijkheid dien weg op te gaan na dezen oorlog niet nog dringender worden?
- voetnoot(1)
- Wij treffen ze aan in den Bulletin Mensuel der Banque nationale Suisse, Juli 1943.
- voetnoot(2)
- Die Wirtschaftslage, Mitteilung Nr 57 der Kommission für Konjunkturbeobachtung. Beilage zum Monatsbericht der Schweizerischen Nationalbank, Heft 5, (Mei) 1942.
- voetnoot(3)
- In onze boven vermelde kroniek behandelden wij de evolutie welke de handelsbetrekkingen tusschen Groot-Brittannië en de Empire-landen tusschen 1930 en 1939 ondergaan hadden (blz. 241).
- voetnoot(4)
- De onlangs verschenen Die Wirtschaftslage Nr 58 (bij het Augustusnummer van den Bulletin Mensuel) verschaft ons interessante bijzonderheden over de stijgende industrialisatie van Zuid-Amerika en van de Empire-landien alsook over hun wil om de leens
verworven voordeelen na den oorlog te behouden.
De regeering der Zuid-Afrikaansche Unie verklaarde zich bereid om de industrieele ontwikkeling van het land financieel te steunen, althans voor zoover deze het voorzien in de binnenlandsche behoeften bevordert. Meer nog: men verwacht staatshulp tot oprichting van eene exportnijverheid tegen concurrentie bestand. Is voor Zuid-Afrika niet Midden-Afrika het aangewezen exportgebied? Onze eigen uitvoer zal dan in Congo de Zuid-Afrikaansche concurrentie ontmoeten.
De regeering van Canada is bereid om met andere landen, vooral met Groot-Brittannië en met de Vereenigde Staten, wederkeerigheids-handelsverdragen van grooten omvang en van langen duur te sluiten.
In Zuid-Amerika wordt, buiten Argentinië, de industrialisatie bijna uitsluitend doorgevoerd onder staatstoezicht en met staatsgelden, die voor een deel komen van credieten door de Vereenigde Staten verstrekt. Met de ontwikkeling van de nijverheid, gaat verbetering en uitbreiding van de verkeersmiddelen, inzonderheid van het spoorwegnet, gepaard. In Argentinië steeg, van 1940 tot 1942, de waarde der nijverheidsproductie met 35 % (van 5.050 millioen tot 7.000 millioen Pesos), die der landbouwproductie integendeel enkel met 21 % (van 2.900 tot 3.500 millioen Pesos), 'Die Industrialisierung des Kontinents schreitet rasch vorwärts' schrijft de opsteller van het verslag, blijkbaar niet zonder eenige bekommernis: Zwitserland moet, evenals België, van den uitvoer zijner nijverheidsproductie leven!