| |
| |
| |
Godsdienstige kroniek
Gemengde jeugdclubs
door L. Arts S.J.
In dezen oorlogstijd is de immeraktueele kwestie van de gemengde clubs, ook voor vele katholieken, een akute kwestie geworden. Liefde werd koorts. Priesters en zielezorgers zien de temperatuur zorgwekkend stijgen. Ouders vragen zich af waar het heen moet: wat zij mogen toelaten, wat zij in elk geval moeten verbieden. Jongens worden gekweld: sommigen laten zich drijven op de woelige wateren, en gaan er jammerlijk in onder. De besten spartelen tegen den stroom op, en trachten kop boven water te houden. Nieuwe tijden stellen nieuwe problemen. Abnormale nooden vinden moeilijk normale oplossingen. En toch kunnen die akute problemen van den dag enkel grondig opgelost in het licht van de eeuwige princiepen. Het bedenkelijkste verschijnsel is dat, voor velen, deze eeuwige princiepen zelf van hun scherpte en duidelijkheid hebben ingeboet.
| |
De eeuwige kwestie
Jeugd zoekt jeugd. De eeuwige spanning man-vrouw dringt naar de eeuwige ontspanning. Liefde is drang naar vereeniging en rust in de eenheid. Die natuurdrang is normaal, en dus providentieel. De stem van het bloed is ook een stem van God: een roeping en een zending. Geloovigen kunnen dit probleem benaderen zonder angst of schrik: zij moeten het ook benaderen met eerbied en schroom.
Dezelfde natuur die de seksen naar elkaar toedrijft, drijft ze ook uiteen. Zonder afstand geen spanning: zonder verwijdering geen toenadering. Kortsluiting beteekent ontlading en vernieling.
Daarbij zijn wij, kinderen Gods, ook kinderen van Eva. Elk menschenbloed is zedelijk belast. De stem van God in het bloed wordt verstoord door hinderlijke en gevaarlijke parasieten. De zonnige sereenheid van de heidensche liefde is een droom. Nog meer misschien in het moderne dan in het oude heidendom. Ontaardingen en uitspattingen die de oude heidenen zeer goed kenden, doch in stilte duldden als een zwakheid, worden door het moderne heidendom luidruchtig opgehemeld als een recht, voorgesteld als 'natuurlijk' en 'normaal'. Zoo heeft men gaandeweg aan den dood, al de namen gegeven van leven en gezondheid. Het zoogezegde Angelsaksische flegme is een sprookje. Wie weten wil wat een puin- en mesthoopen er kunnen liggen achter lachende en nette gevels, moet b.v. het boek van den Amerikaanschen jeugdrechter Ben Lindsey openslaan. Om eenigszins paal en perk te stellen aan de verwildering van die flegmatieke schooljeugd, vond hij enkel het 'proefhuwelijk'. Menschen zijn menschen, altijd en overal. Wie zich een zuiveren geest waant, ontdekt zich meestal, tot zijn schade en schande, als een onzuiver beest.
Christenen en katholieken worden gesmaad als pessimisten en achterlijke zwartkijkers. Het mag zijn dat er bij sommige katholieken in sexueele kwesties, meer angst dan eerbied, meer minachting of verachting dan achting in het spel was: echt christendom is wijsheid, integraal realisme. De christen weet 'wat daar is in den mensch', wat hij draagt in zijn bloed. Hij rekent ook met de onzichtbare machten, onder en boven zich. Hij kent de geschiedenis van zijn bloed: den val en de verlossing. Hij weet waar zijn zwakheid ligt: hij is ootmoedig, wars van elke utopie. Hij weet ook waar zijn kracht ligt: even wars van elk pessimisme, blijft hij grootmoedig, ver van elk defaitisme. Een christen is iemand die den moed heeft om voorzichtig te zijn.
Wij gaan beslist met onzen tijd mee, zoolang die tijd in de goede richting gaat. Deze richting wordt bepaald, niet door den tijd, maar door de eeuwigheid. Wie goed zijn weg terug vindt in de sterren, vindt ook zijn weg op de aarde. Wij laten ons niet door den tijd op sleeptouw nemen. De christen beheerscht zijn tijd van uit de hoogte der eeuwigheid. Hij is geen slaaf van zijn tijd: hij deelt met den Eeuwigen God het meesterschap over zijn tijd. Ons christelijk standpunt lijkt soms uit-den-tijd te zijn: het is inderdaad zijn tijd vooruit. Wat wij nu voorstaan is nog niet modern, het zal modern zijn, binnen dertig of vijftig jaar. Wat eeuwig is, is van alle tijden.
| |
Moderne toestanden
Moderne toestanden hebben, ook ten onzent, de eeuwige vraag akuut, en de eeuwige oplossing tot een probleem gemaakt.
Gemengde clubs zijn in de laatste twintig jaar uit den grond geschoten als paddestoelen. Paddestoelen zijn gevaarlijke dingen: de meeste deugen niet. Men moet ze zorgvuldig schiften. Daar zijn publieke en private clubs: onder deze weer neutrale of confessionneele. Eindelijk, daar zijn ook wat wij noemen zullen 'familiale' clubs.
Publieke gemengde jeugdclubs kunnen van politieken of socialen, van opvoed- | |
| |
kundigen of recreatieven aard zijn. Politieke partijen of organismen richten jeugdclubs in: jonge wachten van allerlei aard en strekking. Sexualiteit kan een machtige reklame worden voor een bepaalde politiek; uiteindelijk echter werkt zij ontbindend en vernielend. Gemengde politieke jeugdclubs zijn gedoemd om onder te gaan in het schunnige of in het belachelijke. Waar sexualiteit opgaat in politiek, gaat politiek meestal onder in sexualiteit. Hiervan hebben de bolsjewistische komsomols een al te pijnlijkduidelijk bewijs geleverd. Wij hebben ook hier Roode Valkenbenden gekend. Het na-oorlogsch Oostenrijksch socialisme had zelfs zijn kinderrepublieken, tijdens de vakantiemaanden. In politieke jeugdclubs spelen sociale, recreatieve en educatieve elementen onvermijdelijk mee.
In verband met educatieve jeugdclubs kunnen wij de gemengde middelbare scholen vernoemen. In kindertuinen en hoogescholen kunnen geslachten zonder groote schade gemengd. In het middelbaar onderwijs heeft de 'coëducatie' in princiep uitgediend. Op zijn zachtst mag men besluiten dat de nadeelen veel aanzienlijker gebleken zijn dan de voordeelen: van frissche meisjes werden zoowat kwajongens, en van knappe jongens weekelingen gemaakt, of erger nog. Waar het eenigszins de moeite loont, geeft men, ook in ons land, de voorkeur aan eigen scholen voor elk geslacht.
Het strandleven in vredestijd, moet wel met een publieke gelegenheid voor gemengd clubleven gelijkgesteld worden. Bij deze hooren natuurlijk ook alle publieke dans- en zwemgelegenheden.
Tegenover 'publieke' staan private clubs: meestal neutrale en recreatieve. Gemengde sportgroepen: turn-, dans- en zwemvereenigingen, yachting- of ruiterclubs, jeugdherbergen, enz.. Sommige hebben een opvoedkunding of kultureel karakter: muziek- en tooneelgezelschappen, toeristenbonden, vereenigingen voor volksdans. Private dansscholen, die thans uit den grond schieten, moeten hier ook vermeld. Endelijk zijn er ook clubs voor liefdadige doeleinden: gemengde jeugdsecties van het Roode Kruis b.v.
Naast de neutrale bestaan ook confessionneele clubs: Y.M.C.A., katholiek zangkoor en tooneelgroep, enz.
Familiale clubs kenmerken zich door een nog strikter privaat karakter. Jongelui uit-verwante of bevriende families, meestal behoorend tot denzelfden stand, komen samen voor gezellige partijtjes. Dit kan occasioneel geschieden, en meer toevallig: een theepartijtje af en toe, een rallye voor fietsers of ruiters, een gardenparty, een wafelenbak, een tennis- of hockeymatch. Het kan ook georganiseerd tot een instelling, tot een gevestigde club, met inschrijving en bijdrage. Zoo hebben in de twintig laatste jaren, in verschillende steden, goede christelijke burgersfamilies zich gegroepeerd, met eigen buitengoed, tenniscourts en hockeybanen. Uitnoodigingen-in-groep gaan van stad tot stad: vroeger voor één dag, thans, vanwege ongemakkelijke reisgelegenheid, meestal voor een weekeind. Zelfs komen echte katholieke kolonies en settlements tot stand: tuinwijken en villaparken, waar alleen bekende en bevriende familiën bouw- of woongelegenheid verkrijgen. Voor den oorlog hadden katholieke familiën zelfs getracht eene of andere badplaats te reserveeren door bepaalde afspraken met gemeentebesturen of hotelhouders.
| |
Des guten zu viel!
Rijke keus! Maar die overvloed zelf maakt den keus en het oordeel vaak lastiger.
Over publieke clubs en gemengde scholen kan het oordeel kort en klaar zijn. Die zijn in den regel, in elk opzicht, af te keuren en te mijden. Ook in de ideaalste omstandigheden doen zij meer kwaad dan goed. Het nut dat op politiek of sociaal terrein zou worden bereikt, kan niet opwegen tegen de geestelijke en zedelijke gevaren en bezwaren. In onze steden, en al meer en meer ook in onze dorpen, zijn alle publieke dansgelegenheden onbetrouwbaar en onveilig: zoowel de luxueuze dancing als de vulgaire tingeltangel. Wie daar binnen treedt weet nooit hoe hij er uit komt.
Bij de private clubs dient onderscheid gemaakt. In zeer algemeenen regel is de plaats van een christen niet in neutrale clubs. Gemengde turnploegen zijn, van louter sportief oogpunt reeds, een ketterij. Turnen voor een jongen is meer spier, voor een meisje meer zwier. Gevaarlijker nog dan de neutrale gemengde dansvereenigingen zijn zwemvereenigingen, vanwege alles wat daar voor en na, om en bij kan komen. Strandbad is heel verschillend en minder bezwaarlijk dan gemengd bad in een zwemkom. Waar publieke zwemgelegenheden bestaan, moeten katholieken uren en dagen eischen voor gescheiden zwemgelegenheid. Gemengd bad in zwemkom, wat sommigen ook beweren, is en blijft, en wordt aldoor meer gemeen. Nog strenger valt het oordeel voor z.g. gemengde zonnebaden. Wie de voordeelen van Gods zonnelicht wil ondervinden, zal best doen gescheiden zijn zonnebad te nemen. Het gemengd karakter kan enkel storend werken: koorts opjagen. De huid wordt lekker-bruin gebrand; de ziel al te vaak zwart verkoold. De harten lijden er vaak niet minder onder dan de longen. De meeste zoogezegde solariums zijn eigenlijk niet veel beter dan verkapte gelegenheden voor naaktkultuur. Wat het modern strandleven aangaat, in vele van onze badplaatsen die vroeger een paradijs waren voor de jeugd, is de lucht voor
| |
| |
opschietende jongens en meisjes doodend geworden. De promiscuïteit die daar heerschte, vooral bij weekeinddagen, had aan de meest drieste communistenkampen niet veel meer te benijden of te verwijten.
Gemengde uitstappen, afgezien van occasioneele toeristentochtjes, brengen niet enkel zedelijke bezwaren en gevaren mee: zij zijn van technisch standpunt uit af te keuren. Openluchtleven is heel anders voor beide geslachten. Honderd kilometer per dag fietsen is voor flinke jonge mannen een normale prestatie, voor meisjes een onmenschelijke en onwenschelijke afjagerij. Wat jongens hevig interesseert, laat meisjes veel kouder: een jongen bewondert een machine, een meisje blijft staan voor een luierwinkel. Gezond en spontaan natuurleven kan maar verstoord worden of verwoest door ongepaste sexualiteit.
De bedoelingen van liefdadige vereenigingen, als b.v. de jeugdsecties van het Roode Kruis, zijn natuurlijk edel en zuiver. In kleinere plaatsen loont het vaak de moeite niet, voor jongens en meisjes afzonderlijke lessen in te richten. De ervaring bewijst dat ook hier het gemengd karakter niet bevorderend werkt. Meer dan één jonge man die de lessen volgde getuigde: op den dag waarop het niet meer gemengd geschieden zou, zou de belangstelling gevoelig dalen. Het gehalte zou er echter niet onder lijden.
Herhaaldelijk wordt in deze laatste maanden door rijpere hoogstudenten of jonge leerkrachten, de vraag gesteld: 'zou ik geen danslessen volgen?' Bedoeld worden private gemengde danslessen. Het antwoord moet o.i. beslist afwijzend zijn. Vooreerst hebben onze jongens en meisjes in dezen tijd nog wat anders te leeren! U kunt een perfekt gentleman zijn, en een volwaardige moderne vrouw, zonder ooit gedanst te hebben. Geen redelijk mensch zal ooit aan een man verwijten dat hij niet dansen kan. Als dit gebrek zijn eenig gebrek is, mag hij zich gelukkig achten. Het kan in elk geval zeer gemakkelijk en rijkelijk gecompenseerd worden. Jeugd mag gerust ook leeren dansen: danskunst kan heilzaam en beschavend inwerken op houding van lichaam en ziel. Maar nagenoeg alle moderne danswijzen hebben niets meer met danskunst uit te staan. Nog minder dragen zij bij tot beschaving of verfijning. De meeste moderne dansen zijn, naar het oordeel van deskundigen, in hun oorspronkelijke en eigenlijke beteekenis ruw, wild, vaak brutaal-schunnig. Vele onnoozele meisjes vermoeden geen zweem van die beteekenis: dit mag men nog gelukkig heeten, maar ook zeer gevaarlijk. Onnoozelheid is geen onschuld, en onschuld nog veel minder onnoozelheid. Haar mannelijke partners zijn niet altijd zoo onnoozel en onschuldig. Dans moet in elk geval een kunst blijven: het mag geen sport worden, geen manie en geen furie. Volledige opvoeding kan ook in deze kunst inwijden. Daartoe zijn echter geen neutrale gemengde danslessen noodig. Die ontaarden bijna fataal in min of meer troebele rendez-vous en lamme flirtpartijen. Zeer vele van die danslessen zijn niet veel meer dan een gemakkelijke en winstgevende exploitatie van sexualiteit en lichtzinnigheid: een extrabal, buiten de reeks om. In meisjesscholen worden rhythmische oefeningen en rel- en volksdansen gehouden. Volledig-uitgebouwde katholieke aktie kan - in meisjesgroepen vooral - ook enkele danslessen doen geven, zelfs door
beroepsmenschen. Zóó dat in de alzijdige opvoeding de dans zijn plaats krijgt, maar dan ook op zijn plaats blijft. Dans is een levensuiting, maar het leven is geen danspartij.
Wat betreft de jeugdherbergen, moet men onderscheid maken tusschen de jeugdherbergen afzonderlijk, als instellingen, en de organisaties die deze instellingen en haar bezoekers trachten te groepeeren. Een jeugdherberg is meestal waard wat de houder of houdster waard is. In gemengde jeugdherbergen moet men de afdeelingen, materieel en zedelijk, zorgvuldig gescheiden houden Zooniet, zijn zij natuurlijk onbetrouwbaar. Op de organisatie der jeugdherbergen passen de algemeene normen voor gemengde neutrale jeugdclubs. Hopenlijk zullen de Katholieke Aktie-groepen in ons land na den oorlog kunnen voortgaan met over heel het land hun huizen uit te bouwen tot tehuizen voor trekkende jeugdgroepen (die natuurlijk in den regel niet gemengd zullen zijn). Zoo blijven al de voordeelen der jeugdherbergen bewaard, en worden alle bezwaren ervan tot een minimum herleid.
| |
Familiale groepeeringen
Tot hiertoe is de kwestie vrij duidelijk, en zullen de meeste Katholieken, die nog eer en prijs stellen op hun christendom, gereedelijk hiermede instemmen. Delikater wordt het oordeel en lastiger de eensgezindheid omtrent de christelijke familiale groepeeringen.
Laten we eerst de vraag in het algemeen zoo duidelijk mogelijk stellen; dan is er kans dat wij op bepaalde punten akkoord geraken.
De meeste van deze familiale groepeeringen dateeren uit de twintig laatste jaren. Deze jaren zijn uitzonderlijk bewogen geweest. De clubs staan niet enkel in hun tijd; zij staan aan de spits van hun tijd, en evolueeren daarom sterk met dezen tijd mee. Meer dan één stichter zou na tien of vijftien jaar zijn oorspronkelijke bedoeling bezwaarlijk terugvinden. Het geval is niet zoo uitzonderlijk van een stichter, die thans aan zijn eigen kinderen het bezoek aan de club ont- | |
| |
zegt. Naam en faam, statuten en reglementen kunnen dezelfde blijven: op den geest komt het aan. Wat een club kenmerkt is minder het papieren reglement, dan de levende atmosfeer. Sedert twintig jaar is de generatie der stichters door een nieuw opkomend geslacht vervangen. De meeste clubs, ouder geworden, hebben jeugdafdeelingen gesticht. Jonge paarden en een oud koetsier, dat is het ideale gespan. Maar de paarden kunnen ook wel eens al te jong, en de leider te oud worden; en dan schiet het stel uit de hand; dan gaat de wagen te snel. Deze groeikrisis is opvallend algemeen in onze katholieke gezelligheid-clubs.
Zij kwamen meest alle tot stand na den anderen oorlog; dikwijls door het initiatief van menschen die op den vreemde, vooral in Engeland of Holland, vertoefd hadden. De stichters waren gehuwde menschen: ouders die bezorgd waren om de gaafheid van hun kinderen, te midden van den genotsroes die op elken oorlog volgt. Meestal waren het vooraanstaande Vlaamsche en Vlaamschgezinde families, die ernaar streefden een gezonden, aardgetrouwen Vlaamschen aristocratischen levensstijl te scheppen. Pijnlijk immers werd het gebrek hieraan gevoeld. Vlamingen hadden langzamerhand, in het sociale, ekonomische, politieke leven van het land een kans gekregen of veroverd; zij waren in stand en aanzien gestegen, maar meteen ook bedreigd te worden opgeslorpt door den verbasterden levensstijl van de hoogere bourgeoisie. Ten koste van zeer zware geldelijke offers hadden zij voor hun zonen en dochters kernvlaamsche middelbare scholen gesticht, die de vervlaamsching van geheel het middelbaar onderwijs voorbereidden. Deze bereidde op haar beurt de vervlaamsching van het hooger onderwijs voor. Maar wat baat de taal als de geest niet verandert? Die geest wordt meer in de salons dan in de scholen gekweekt. Wat moeizaam in de school werd tot stand gebracht, werd in het gezelligheidsleven weer gesloopt, of ondermijnd. Wij misten de keurige, hoogbeschaafde, aardgetrouwe omgangstaal en omgangsvormen, zooals die bloeiden in de salons van de Hollandsche hoogere burgerij. In plaats van steeds uitsluitend naar Parijs, wilden wij ook en meer naar Den Haag uitkijken.
Die poging was noodzakelijk: zij beantwoordde ten volle aan de levensbehoefte van een volk dat zijn oude tradities weer bewust wordt, en zijn zending wil vervullen in de wereldkultuur. Wat de generatie van Dosfel en Lieven Gevaert - om alleen een paar dooden te vernoemen - heeft tot stand gebracht, zal misschien pas in de een-en-twintigste eeuw in Vlaanderen naar waarde geschat worden. Een volk zonder geestelijke en zedelijke aristocratie, is een natie zonder kroon.
Naast deze hoog gezond-nationale inzichten, speelden ook familiale belangen mee. Vlaamsche ouders stonden erop hun gezonde traditie door hun nageslacht te zien gehandhaafd. Christelijke Vlaamsche adel moest met christelijken Vlaamschen adel trouwen. Daarom moesten gezonde gelegenheden gevonden of geschapen worden, waarbij gelijkgezinde jeugd contact kon vinden. Ook deze bedoeling was gewettigd en gezond.
Maar leven is groei. Het sukses zelf van die familiale clubs werd een bedreiging. Groepen breidden zich uit. De aanvankelijke minachting of onverschilligheid maakte plaats voor belangstelling en ijver. Breedere lagen kwamen in beroering. Familiën of personen sloten aan, die niet meer door den echten, oorspronkelijken christelijken Vlaamschen geest bezield waren. De kern werd gaandeweg overladen en bezwaard. Een nieuw geslacht van jongeren bracht nieuwen toon en nieuwe allures. De pansexueele vergiftiging van het neo-heidendom drong ook hier binnen en vertroebelde de gezonde atmosfeer. Het sexueele, dat oorspronkelijk bijkomstig was, drong zich op den voorgrond en dreigde alles te overwoekeren. Gezonde temperatuur werd koorts. Sport werd liefde en liefde werd sport. De oorlog, die vele normale ontspanningen belemmert of verhindert, verhaastte het proces. Driften en neigingen, die in normale omstandigheden hun normale ontspanning elders zouden gevonden hebben, ontladen zich nu in abnormale verhoudingen. Bij vele meisjes vooral is de koorts tot heete koorts en ijlkoorts gestegen. Flirt en dans zijn manie en furie geworden. De mode werkt razend in die richting. Kleedjes, die voor vijf jaar enkel in schunnige balletten geriskeerd werden, worden nu door 'brave meisjes' gedragen tot aan de Communiebank. Ongelooflijke naiveteit? onbewuste perversiteit? bewuste provocatie? Wie zal het uitmaken. In elk geval onduldbare lichtzinnigheid en veel te ver gaande laksheid. Het meest vernederende daarbij is dit: wanneer Marie Claire of Miss Piccolo moest bevelen: 'volgende lente, alle kleeren tot op uw hielen,' onze christelijke meisjes zouden gehoorzamen als slavinnen. Maar als Christus en zijn Stedehouder vragen, dat zij zich betamelijk kleeden, doen zij het niet. Een onnoozel bakvischje van vijftien jaar mag hierin wellicht nog naief zijn: groote meisjes van twintig moeten weten dat zij oorzaak zijn van vele groote zonden;
dat zij pijnlijk-vele klooster- en priesterroepingen jammerlijk doen verloren gaan. Kostbare parelen, die zoo niet in den modder, dan toch in het drijfzand van lichtzinnigheid verdwijnen. Het veelbelovend zaad wordt niet voor zwijnen geworpen, het wordt weggepikt door fijne musschen; maar verloren is het. Terwijl meisjes gichelen, treuren Gods engelen.
| |
| |
| |
De oorzaken
Enkele oorzaken van deze ontaarding hebben wij terloops reeds aangestipt. Het wegvallen van normale ontspanningsgelegenheden heeft ontegensprekelijk de crisis verscherpt. Werden er meer pralines gebakken, er zouden minder bakvischjes zijn. Konden onze jonge mannen meer reizen en uitstappen maken, ze zouden minder behoefte hebben aan hokken en flirten. Konden we meer marcheeren, we zouden minder moeten dansen. De schaarschte aan fietsbanden en knapzakken heeft veel kwaad obloed gezet.
De sexueele overlading en oververzadiging van de atmosfeer, vergiftigt het gezonde bloed. Film, mode, pers verpesten dag en nacht de lucht. Het is moeilijk gezond te blijven in een zieke wereld. Het onbeheerschte, wilde leven van zooveel heidenen werkt aanstekelijk. 'Waarom wij ook niet?' Temeer daar het bederf meestal schuil gaat achter nette gevels. Concurrentie drijft tot op het randje van de corruptie. Ons christendom wordt hinderlijk als een prangend keurslijf; waar het zou moeten zijn en blijven een lenige romp. Wij missen den fieren moed om te verachten en laten ons besluipen door heimelijke bewondering en begeerte.
In abnormale gezinnen is normale sexueele drang tot abnormalen nood ontaard. Brave jongens, maar die helaas geen zusters hadden, meenen te moeten flirten om de psychologie der vrouw te leeren kennen! En omgekeerd. Onbeheerscht sexueel leven van de ouders wreekt zich in het bloed, in het zenuwstel en tot in de ziel van hun kinderen.
Sexualiteit is een winstgevend handelsartikel geworden. Exploitatie en organisatie van lichtzinnigheid en ontucht hebben van de zwakheid een macht, van de dwaasheid een geraffineerde kunst en van de verdwazing een wetenschap gemaakt. Mammon maakt goede zaken met Venus. Onder den pompeuzen naam van 'Sexuologie' wordt allerhande schunnigheid en dwaasheid aangeboden en gretig aanvaard. Troebele kerels als Imianitoff worden als profeten gevierd en gevolgd. Liefdadigheid zelf wordt bezoedeld door slemppartijen.
De opvoeding, die een oplossing moest brengen, is in vele gevallen een nieuw probleem geworden. In plaats van gezonde christelijke opvoeding tot kuischheid - de eenige sexueele opvoeding - waagt men het met z.g. moderne experimenten, die niet veel meer zijn dan gevaarlijke of bedenkelijke avonturen. Men verwacht alle heil van z.g. voorlichting, wanneer initiatie op haar best enkel een gering onderdeel uitmaakt van integrale opvoeding tot kuischheid. Met al die wemelende systemen geraakt onze eeuwige en goddelijke wijsheid in de war. Ouders weten niet meer hoe zij het moeten aanvatten noch waar het heen moet; zij worden te streng of te laks, soms beide tegelijk. Aan sommige bijkomstige puntjes, waaraan in hun jeugd veel belang werd gehecht, blijven zij halsstarrig vasthouden, terwijl zij in veel gewichtiger zaken onbegrijpelijk breed worden. Zonder handschoenen presenteert men zich niet onder de menschen, maar zonder kousen kan men wel te Communie gaan. Dezelfde onevenwichtigheid vindt men terug in de opvoedingsgestichten, voor meisjes vooral. De al te losse en meer dan vrije houdingen van de vacantie contrasteeren zeer hevig met de gecompasseerde en ceremonieuze houdingen van het schooljaar.
Gemis aan echt en gezond idealisme heeft de stuurloosheid niet weinig bevorderd. Verregaande lichtzinnigheid en oppervlakkigheid werken als asel die de vlam van het ideaal uitdooft. Levenshoogte en levensdiepte verdwijnen. Een z.g. realisme, dat niets anders is dan een plat materialisme, bedelft de elementairste geestelijke levensvoorwaarden als met een laag drijfzand. Stuifzand wordt gemakkelijk tot modder. Films en romans dragen bij om van deze lichtzinnigheid een systeem te maken. Wat in een gezonde levensopvatting als een zwakheid hoogstens wordt geduld, wordt ten toon gespreid als een heilig levensrecht. Dit gemis aan idealisme valt pijnlijk op, bij de meisjes vooral.
Eindelijk: het normale evenwicht tusschen spanning en ontspanning, lusten en lasten, plicht en plezier is jammerlijk verbroken. Rust is koorts geworden. Plezier is doel van het leven. Op zes dagen spanning volgt een z.g. rustdag, die overspanning brengt; wat dan onvermijdelijk tot ontploffing voert. Leven beteekent vechten voor geld, om dan het geld te grabbel te kunnen gooien. De meeste clubs zijn ontaard door onmatigheid en overdaad. Wat als occasioneele, uitzonderlijke en bijkomstige ontspanning werd bedoeld, is regelmatige regel geworden. Zoo is het clubleven voor velen banaal en voor sommigen fataal geworden.
| |
De gevolgen
Banaal en fataal: zoo kan men de gevolgen van de ontaarding kenmerken.
Voor al te velen heeft lichtzinnigheid tot schunnigheid gevoerd. Het begon minzaam, dan werd het gemeenzaam, en eindelijk gemeen. Eerst engelachtig, dan menschelijk en tenslotte ondermenschelijk. De klucht eindigt in een treurspel. Eerst spelen zij met het leven en dan gaat het leven met hen spelen.
Schunnigheid is nagenoeg het fatale en algemeene gevolg bij niet-christenen. Schijn mag ons niet verschalken. Witte handschoenen kunnen vuile handen dekken. Moderne heidenen zijn soms verontwaardigd, wanneer wij op de gevaren van een lichtzinnig en zinnelijk leven wijzen: 'Wat kwaad doen wij dan? Kan
| |
| |
men dan geen fatsoenlijk mensch zijn, zonder christen te wezen?' Wanneer men nagaat wat die menschen 'eer en deugd' noemen, dan ziet men dat voor hen het begrip 'fatsoen' zeer rekbaar, en de notie 'kwaad' zeer beperkt wordt. Nudisten-revues onderscheiden zich meestal door een etherisch-hoog gespannen idealisme, door een paradijsachtige sereenheid. Van de begeerlijkheid schijnen die menschen niets af te weten, evenmin als van inwendige zonden door begeerte. Zoolang het niet komt tot brutale uitwendige schofterij, is alles sereen en in orde. Iemand brutaal overvallen zou een ploertenstreek heeten; maar wanneer er akkoord is, en... liefde? Wie ontzegt zich het puur genot van een frisschen teug kristalhelder water? Onze begrippen van begeerlijkheid ergeren hen oprecht; ze bezoedelen hun pure droomen.
Alleen: die begeerlijkheid is een hard feit. Ook in het spiegelend Minnewater huizen vieze ratten, en onder den bloeienden boom schuilt de slang. Dat sereene minnespel wordt onnaspeurlijk gewaagd. Chesterton vertelt van hooggestemde idealisten, die u rustig voorstellen uw beide beenen af te zetten in de heerlijke hoop dat u misschien vleugeltjes zult krijgen. Het akelige gevolg echter is, dat u duizend pooten krijgt. Deze vreemde beeldspraak laat zich in akelige cijfers omzetten. Wie van de liefde een speeltuig maakt, kwetst zich vroeg of laat aan een moordtuig.
Gelukkig neemt het intusschen, in onze katholieke clubs, doorgaans zoo'n vaart niet. Zeer pijnlijke en al te talrijke gevallen niet te na gesproken. Hier is de vorm van de ontaarding minder fataliteit dan banaliteit. Verruwing en verslapping zijn de teekenen van die tijdziekte. Meisjes worden kwajongensachtig, onbeschroomd tot onbeschaamdheid toe, onzedig op het provokante af. Jongens worden slap, week, flodderaars en fladderaars. Rijpe jonge lui kunnen elkander hun hoedanigheden mededeelen; onrijpe nemen elkaars gebreken over. Meisjes worden aangetast door de 'bougeotte': bewegingskoorts, drang om buiten te zijn, op straat en in den wind te loopen, wild te doen. Dat maakt het belachelijk effekt van razende schapen. Zij voelen zich niet meer thuis in huis. Zij achten zich daar gevangen, wanneer een normale vrouw zich in huis voelt als een priesteres in een heiligdom, als een vorstin in haar rijk.
De banaalste vorm van deze banaliteit is bakvisscherij: onnoozel maar niet ongevaarlijk geflikflooi. De vulgaire vorm van deze flirt is gemeene 'kameraadschap'. Sommigen zouden haar willen voorstellen als de normale en ideale verhouding. Dit is brutale gelijkschakeling met de echte en eeuwige jeugdverhouding, die ridderlijkheid is. Een ruiter is nog geen 'ridder', en een ridder kan ook een roover worden.
'Men wordt daaraan gewoon,' is de gewone uitvlucht. Dit is juist het meest bedenkelijke van het geval. Men wordt aan die gemeenheid inderdaad gewoon, zooals men gewoon wordt aan morphine. De dosis moet steeds sterker: zij is er niet minder moordend om. Is gewone vriendschap tusschen jongens en meisjes dan niet mogelijk? Ook dan wanneer die mogelijk zou zijn, is zij volstrekt niet wenschelijk. Het is inderdaad een feit dat jongelui er in slagen op den duur gewoon 'kameraadschappelijk' om te gaan. Dit is enkel mogelijk omdat beiden van hun fijnste gaven hebben Ingeboet: jongens zijn geen echte jongens, en meisjes geen meisjes meer. De spanning is verzwonden. Het evenwicht vestigt zich op een lager peil. Dit moet verwording heeten.
Het ergste - zoo niet het meest opvallende - euvel van dit voorbarig verkeeren, is dat elk idealisme verstikt: kostbare roepingen zoowel tot het huwelijk als tot het priester- of kloosterleven gaan verloren. Want het huwelijk is ook een roeping. Flodderen en fladderen maakt van liefde een liefhebberij, van vrijmoedigheid vrijpostigheid. Vlam gaat op in onbeduidende vonkjes. Stroom vertraagt tot poel, en verdampt dan tot woestijn. Gezonde polariteit verzwindt. Het onderscheid tusschen vriendelijkheid, vriendschap en liefde vervaagt: dat is niet ongevaarlijk. In het zoenen ziet men die ontaarding geleidelijk voortsluipen. Onder meisjes is een kus een gewoon teeken van vriendschap, zooals een handdruk onder jongens. Veel meisjes echter vermoeden niet eens meer dat een zoen van ongelijke personen niet een teeken van vriendschap, maar van liefde is. Deze liefde kan gewettigd en heilig, zij kan ook verraderlijk of heiligschennend zijn. Een kus wordt wel eens een Judaskus.
Zoo zijn echte en heerlijke roepingen tot het huwelijk op voorbarige verloving gestrand. Te vroege kennismaking voert tot voorbarige verloving en zoo tot langdurige verkeering. Met het gevolg dat die verloving herhaaldelijk afspringt. Na een tijdje kennen ze elkaar te goed, komen de kleine en onaangename kanten scherper naar voor, en daar is nog niet de vaste band en de innige omgang van het huwelijk, om zich over die kleine kanten heen te zetten, om het diepste en hoogste van het leven te openbaren. Daarbij fladderen daar zooveel andere partijen in de meest onmiddellijke nabijheid, en zetten natuurlijk het beste beentje voor. Meisjes die zich door haar ouders soms laten opdringen, bereiden hun eigen ongeluk en dat van veel gezellinnen voor. Zij maken de keus voor de jonge mannen lastig en hinderlijk. Zij worden vroegtijdig opgepikt, maar even gezwind weer aan den dijk gezet. Het wordt een vrij-gewoon verschijnsel, vooral in den burgerstand, dat een verloving na twee of drie jaar wordt verbroken, zonder bepaalde of be- | |
| |
paalbare redenen. Afgezien van de enrechtvaardigheid en van de soms niet onaanzienlijke schade aan een jonge vrouw daardoor berokkend, werkt die onstandvastigheid ook schadelijk in op het karakter van den jongen man. Hij wordt langzamerhand een fladderaar, een kieskeurige snoeper. De liefde verliest haar heiligen ernst. Die snoeplust kan later, ook in een gezegend huwelijk, bij de onvermijdelijke sombere dagen, fataal worden. Men blijft zwak tegenover personen met wie men innigen omgang heeft gehad. Onder de arch blijven heimelijk vonken smeulen. Vriendschapsbetrekkingen werken door, die wel eens aanleiding geven tot platonische liefde en verkapte of verbloemde ontrouw.
Driehoeksverhoudingen, dubbele of zelfs driedubbele verliefdheid zijn geen uitzondering. Die karikaturen van de liefde bewijzen dat de gezonde spanning verzwonden is. Liefde heeft geen 'vat' meer.
Te lange verloving voert ook wel tot erger ontaarding. Te lange spanning veroorzaakt kortsluiting. Een ongeluk komt op een onbewaakt oogenblik; men wordt steeds minder waakzaam. De gevolgen zijn onverbiddelijk: zij stellen een overigens 'braaf meisje' plots voor de keus, moeder te worden in de oneer, of moordenares.
Wanneer mogen jonge menschen in ernst aan verloving denken? Wanneer zij binnen afzienbaren tijd, dat wil zeggen binnen twee of hoogstens drie jaar, de verantwoordelijkheid van een huishouden kunnen aanvaarden. Verloving is immers: onmiddellijke voorbereiding op het huwelijk: dit, en niets anders. De jongen moet dus een volwassen man zijn en een broodwinner; het meisje een volwaardige vrouw en een huishoudster: iemand aan wie deze man, binnen afzienbaren tijd, zijn brood en zijn kinderen kan toevertrouwen. Physiologen en psychologen, moralisten en juristen, zijn akkoord om niemand vóór zijn een en twintigste jaar 'volwassen' te verklaren. Daarbij zal een jongen uit de burgerij meestal nog ettelijke jaren moeten studeeren en stagieeren. Elke verloving, die hiermee geen rekening houdt, moet voorbarig heeten. Een meer verwijderde kennismaking kan een latere verloving voorbereiden, maar dan moet die ook zeer voorzichtig geschieden.
Niet minder te betreuren zijn de priester- en kloosterroepingen die door voorbarig gemengd verkeer verloren gaan. Meer dan een 'braaf meisje' is een struikelblok geweest voor een jongen man op weg naar het altaar. Nagenoeg in elke rhetorika treft men jongens aan, van wie men zeggen kan: die had voor drie jaar zeker een priesterroeping en heeft nu zeker geen roeping meer. Hij is daarbij wel een 'brave jongen' gebleven, maar het beste en heldhaftige is gestrand. Het geval van meisjes, bij wie een kloosterroeping verwelkte of niet eens een kans kreeg, is stellig niet minder gewoon. Het moet een veeg teeken heeten dat in seminaries en mannenkloosters kandidaten moeten geweigerd, terwijl de meeste vrouwenkloosters te weinig roepingen krijgen. Zouden onze jongens dan edelmoediger zijn dan onze meisjes? Zij zijn in elk geval ernstiger en zediger.
Wij meenen ons oordeel over gemengde familiale clubs aldus te mogen samenvatten: de besten zullen er weinig of niets winnen, integendeel bijna zeker van hun pluimen verliezen. Die hebben overigens voor dit spelletje meestal noch tijd, noch lust, noch behoefte. Middelmatige karakters zullen er in hun middelmatigheid worden bevestigd, of nog wat lager verzakken. Minderwaardige of bedorven menschen zullen er het sterkst toe getrokken worden, maar steeds onverbiddelijk moeten geweerd. Voor deze kloeke en kordate reaktie mist dit milieu doorgaans de kracht. Zoodat een nivelleering plaats grijpt, die geleidelijk het peil neerhaalt.
| |
Wat in de plaats?
Wie een kwaad grondig wil weren, moet iets beters in de plaats brengen. Waar zullen wij dan met onze kinderen heen? Voor veel ouders is deze vraag een plaag geworden. Dit is eigenlijk verwonderlijk, want nooit zijn er zooveel outspannings- en ontmoetingsgelegenheden geweest als in dezen tijd van fiets en auto, van tram en bus, van sport en spel, van week-eind en strandleven, van intens parochiaal leven en katholieke aktie. Maar de gelegenheid zelf wekt de begeerte op en verscherpt de behoefte: koorts geeft dorst.
Dat onze jongelui gezwind en flink aan spel en sport doen! Doch laat sport, sport blijven. Liefde is geen sport en sport is geen liefde. Waarom moeten die sportprestaties gemengd zijn? Willen onze meisjes tennissen, dat zij samenkomen en dapper spelen. En onze jongens ook.
Die afstand hoeft daarom geen angstvallige afsluiting te wezen. Liefde is geen uitvinding van den duivel; jeugd is door God bedoeld als levenslente: dan moeten bloemen groeien. Maar bloemen mogen niet geknakt, moeten ook niet gedwongen worden. Vruchten die rijpen in de lente, zijn verdord in den zomer en bedorven in den herfst. Dat af en toe een ontmoeting plaats vindt, bij een match of een rallye, een uitstap of een jool, is uitstekend. Jongens en meisjes moeten ook leeren flink en frisch, onbevangen en fijn met elkaar omgaan. Maar laten zij eerst zich zelf worden. Die ontmoetingen moeten occasioneel en familiaal blijven.
Tegennatuurlijke afsluiting verwekt ontlading; tegennatuurlijk contact voert tot kortsluiting. In medio virtus: kwestie van maat.
Dergelijke gelegenheden doen zich, bij
| |
| |
gezond-bloeiend familieleven, meestal spontaan en natuurlijk voor; zij hoeven niet kunstmatig geschapen te worden. Gezond leven lost al spelend de problemen op die het stelt, en God waakt over al onze kinderen, mits wij medewaken. Op die vaderlijke Voorzienigheid hebben wij misschien niet genoeg gerekend. Het menschelijk-kunstmatige heeft de natuurlijke wegen van het leven, die Gods wegen zijn, overwoekerd en verward: zoo is de tuin van de liefde voor velen een doolhof geworden. Een zuiver hart vermag de stem van het bloed te onderscheiden als een stem van God; maar dan moeten wij zorgvuldig storende parasieten uitschakelen. Meer afstand en reserve zal gezonde spanning verhoogen, en dan zal onder Gods oog en Gods zon de liefde haar weg wel vinden naar het leven.
|
|