| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Dom Eligius DEKKERS O.S.B., Inleiding tot de Liturgiek. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Liturgisch Volksapostolaat, Steenbrugge, 1942, 132 blz., Fr. 24.
Zoowel voor hen die de uitgebreide wetenschappelijk verantwoorde studiën der groote liturgisten: Casel, Herwegen, Guardini, Von Hildebrand, Eisenhofer, Baumstark, Braun, Jungmann, bezitten, als voor de velen die ze niet in hun bereik hebben, is het een geluk het kruim van hun ideeën, de resultaten van hun opzoekingen samengebracht te vinden in dit keurige boek; het ademt, wat voorstelling, voorbeelden en toepassingen betreft, een echt Vlaamschen geest. Samenbrengen is nog wel geen synthese, maar de eenheid der grondstroomingen en verlangens in de laatste twintig jaren germaansche liturgiestudie wordt door dit hoog-vulgariseerend werk troostend aan het licht gebracht. S. dient vervolgens bedankt om zijne 'ruime theoretische opvattingen': ze beloven veel voor de samenwerking onder al onze zielzorgers bij de tegemoetgeziene aanpassing der liturgie aan onzen tijd en aard. Zoo b.v. verontschuldigt S. de christelijke vroomheid die naar minder gelukkige vormen zou zoeken; immers de latijnsche taal is volksvreemd en enkel een latijnkundige intelligenza, die dan nog over een ruime historische kennis moet beschikken, vindt thans bevrediging (blz. 87). Hij waarschuwt nog tegen al te enge 'liturgische-stijl'-opvattingen: zooveel verschillende dominanten klinken door in den eeredienst; vergelijk maar een misformulier uit den Vastentijd en een... lof in de Meimaand (blz. 93). Nog verder gaat P. Dekkers als hij het spontane 'privaatgebed' hooger schat dan het toch altijd nivelleerende gemeenschappelijk gebed; tenminste voor zoover dit laatste niet sacrificieele of sacramenteele waarde bezit. De verklaring (Aanm. 29) lijkt ons echter niet scherp geformuleerd, en alleszins niet in staat om de bekende (weliswaar nog niet afdoend bewezen; cfr 'Dict. de Théol. Cath.', art. 'Oraison') theorie der onovertroffen waarde van het kerkelijke gebed te weerleggen.
Volgen we thans even het 'plan' van deze Inleiding (geen volledig liturgiehandboek, in den aard van dat van Koenders, Winterswyl, e.a.). Ze wil ons alleen, met drie benaderingen, leiden tot een wezensbepaling: 1) met een phenomenologie (versta: studie der uiterlijke vormen: woord, gebaar, tijd, ruimte, enz.); 2) met een historische schets; 3) met een systematisch deel (d.i. theologisch-philosophische ontleding).
In het 'eerste' deel, gelijkend op het respectievelijk deel van Eisenhofer's 'Handbuch der Liturgik', kon wellicht ook de allerbelangrijkste phenomenologische vraag althans aangeraakt worden: hoe, op wie en waarom de liturgische vormen indruk maken? Uitgaande van het antwoord hierop kon dan verder uitgemaakt welke de verhouding is der liturgie met het gansche geloofsleven: is haar stijl of alleen haar wezen noodig, en in hoever? De idyllische extasen der bekeerlingen (blz. 124) zijn heelemaal niet de norm der ervaringen door gewoonte en vertrouwelijkheid, door ouderdom en geestesontwikkeling beïnvloed.
De 'geschiedenis' der liturgie is boeiend en nauwkeurig. Na de eerste eeuwen-vaneenvoud (toen dreigde reeds uitspatting en vervlakking), lijkt wel de hooge opvatting van den volkschen eeredienst en van het offer verloren gegaan te zijn (vergelijk dergelijk besluit in het artikel van Kan. Decoene, Dec.-nummer 1942 van V.O.T.). Noch de 'vrome' Middeleeuwen, noch de kerkelijke centralisatie van den Renaissancetijd kenden ze; eerst de liturgische beweging kwam er geleidelijk toe terug, - en, we beleven het thans; haar nog niet uitgestorven romantiek en haar aesthetische houding bouwen de volksche liturgie op.
Het derde deel, de 'systematiek' (S. bekent dat deze benaming niet klaar is) stelt de mysterium-idee voor volgens Dom Casel; de kern der liturgie is de heilsdaad van Christus, bijgevolg het Misoffer. De geheele analyse zou echter veel aan duidelijkheid hebben gewonnen, indien ergens klaar geformuleerd was in welken zin ze doorgevoerd werd. De treffende voorbeelden zouden minder twijfel opwekken, - en het criterium dat op 'kunstsmaak' gelijkt had mogen opgegeven, zoo S., volgens P. Jungmann's 'Gewordene Liturgie' waarnaar hij toch verwijst, het onderscheid had gemaakt tusschen de liturgie in juridischen zin, in aesthetischen zin, in theologisch-mystieken zin.
Terloops weze nog aangestipt dat voor oningewijden de niet altijd verklaarde, nogal slaafs uit het Duitsch vertaalde termen, vooral die der waarden-philosophie, vreemd zullen aandoen.
Deze inleiding, van de hand van een bekwaam stilist, is een boek dat heimwee wekt naar den tijd waarop de liturgische rijkdom, tenminste in den derden hierboven aangegeven zin, zal uitgedeeld worden aan allen in volksche vormen; waarop onze gejaagde twintigste-eeuwers zoo opgevoed zullen worden, in en buiten onze scholen, dat ze het een 'feestelijke bezigheid' vinden enkele uren in de week vóór God te zingen, alleen zijn werk te doen. Dan pas, door het veelvuldig contakt met het Heilige van Offer en Sakramenten en door het in persoonlijke overweging bevroede mysterie, zullen ze den prikkel voelen om te verwezenlijken, wat de Liturgie hun leert: 'imitando quod colunt'.
J. Windey
E. VAN DER DONCK. Parochieliturgie. Met een inleidenden brief van Mgr. Kerckhofs. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 275 blz., Fr. 45.
Dit boek, waarvan de lezer van 'Streven' vorig jaar reeds een hoofdstuk voor oogen kreeg (Februarinummer bl. 190), is in menig opzicht een flinke prestatie. Al werd het hoofdzakelijk voor de parochiegeestelijkheid bedoeld, 'uit de praktijk voor de praktijk'; de leek, die van de laatste liturgische stroomingen en verwezenlijking op de hoogte wil komen, wordt hier ten over- | |
| |
vloede ingelicht. Slechts het tweede hoofdstuk houdt zich met meer gespecialiseerde pastoraal-kwesties op: de overige (over kerkgebouw en inrichting van het interieur, over sacristie en gewaden, over diensten en zang) hebben evenveel belang voor den ontwikkelden leek, die den eeredienst symbolisch wil beleven, of die, kunstenaar en architekt, op liturgische scholing is aangewezen. De bevindingen van Schr. over den kerkzang zullen ongetwijfeld veler instemming oogsten. Het laatste hoofdstuk (waaruit bovenvermeld artikel) houdt den lezer den echter liturgischen geest voor; het bereikt meteen den waren grondslag van het gemeenschappelijk gebed in de kerk: de wetten van zijn groei en zijn 'dramatische' voorwaarden. Zeer onderhoudend geschreven, bewijst dit werk hoe de echte liturgie dicht bij het volk ligt en er diep is ingeworteld; hoe ze spontaan opgroeit, maar volstrekt leiding behoeft. Zonder minder degelijk te worden, vermijdt schrijver opzettelijk alle wetenschappelijke techniek. Enkele getuigenissen van pastoors over wat ze tot stand brachten (de kruisweg langs de straten en de doodenkapel in Sinte-Walburgis te Antwerpen), alsook enkele richtlijnen van hooger uit besluiten dit merkwaardig boek. Nogal zetfouten.
G. Van Cutsem
Alexander PINY, In Gods Vaderarmen, De weg der overgave aan God. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1941, 214 blz., Fr. 34.
Een aanbeveling 'ex auctoritate', voor wie P. Piny niet kent, is het feit dat H. Bremond in zijn 'Histoire littéraire du sentiment religieux en France' een honderdtal lovende bladzijden wijdt aan 'Alexandre Piny ou le maître du pur Amour'. Meester van de zuivere liefde is hij inderdaad geweest in al zijn schriften, zeer bizonder in het werkje waarvan Pater Houtmortels ons hier de Nederlandsche vertaling aanbiedt. De Fransche titel luidt (waarom zegt men ons dat niet in de inleiding?): 'Le plus parfait, ou des voies intérieures la plus glorifiante pour Dieu et la plus sanctifiante pour l'âme'.
P. Piny ontkent niet dat er nog andere wegen naar de volmaaktheid leiden, maar de beste en veiligste, de kortste en zekerste is volgens hem de weg der zuivere liefde, 'waarin men niet alleen alles wil, wat God behaagt, en alleen wil wat Hem behaagt, wat eveneens bij de andere wegen gebeurt; maar waarin men zelfs niets wil dan alleen, omdat het God behaagt' (blz. 17). In plaats van te handelen uit ons zelf, moeten wij 'God laten begaan'. In een twintigtal korte hoofdstukjes wordt ons die leer telkens herhaald, steeds van uit een ander standpunt. Al zegt ons P. Piny dat die weg geschikt is voor iedereen; ons schijnt hij meer aangepast voor zielen die reeds gevorderd zijn in de deugd; want, hoe veilig en eenvoudig ook, gemakkelijk is hij niet. Er is heldhaftigheid noodig om het te wagen 'alléén' op God te steunen.
A. Fimmers
Joris DENAUX, Jezus van Nazareth. Leer en Leven. - Verbeke-Loys, Brugge, 1942, 213 blz., Met vraagboekje. Fr. 15.
Dit handboekje voor den vierden graad kan misschien op het eerste gezicht onbelangrijk lijken; doch wie het wat nauwkeurig nakijkt wordt door inhoud en voorstelling aangenaam verrast.
Jezus' leer en leven zien we in het historisch kader geplaatst. Dat maakt het drama der Verlossing reëel en aangrijpend, daar het ons doet aanvoelen hoe revolutioneerend de leer van Jezus moest inwerken op de traditievaste, formalistisch-religieuze mentaliteit van zijn omgeving. Zijn leer wordt verder uiteengezet in verband met de historische gebeurtenissen die zijn leven kenmerken: parabelen, wonderen enz... Op het hoogtepunt zijn Jezus' succes, na de vermenigvuldiging der brooden en vóór den openlijken strijd met de pharizeën, wordt een samenvattend hoofdstuk gewijd aan de leer over het Rijk Gods: een meesterstukje.
V.V.
Antoon VAN CLE, O. Praem., De volksmissie onder leiding der Norbertijnen. - St Norbertus drukkerij, Tongerloo, z.j., 112 blz.
Schrijver is een baanbreker. Dit boekje plant een mijlpaal op het gebied der volksmissie in dezen tijd. Niet alle predikanten kunnen wat schrijver kan en doet; allen worden aangespoord door dezen geboren 'trainer'. Pastoors die een missie plannen, zullen ten allerminste dit boekje lezen.
L. Arts
Ida Friederike GOERRES. Die siebenfache Flucht der Radegundis. - Derde uitgave, Herder, Freiburg im Breisgau, 1942, 258 bl., Ingen. 3 RM, geb. 4,50 RM.
Zeven avonden achtereen zitten ze bij elkaar: Agatha, de dichter en de historicus. Zij verhalen. Het zijn veeleer monologen, waar hun zielen in meetrillen. En voor hen voor ons - rijst het wonderbare leven van koningin Radegundis, de heilige 'femina rapta', die héél lang naar God streefde als naar haar eenig levensdoel, zonder Hem te kunnen genaken; die vluchtte voor haar gemaal, den ruwen Frankenkoning Chlothachar. Zeven maal: vóór het huwelijk eerst, in wilde vertwijfeling, en later naar het klooster, en nog later, als non, in steeds diepere afzondering: omdat zij niet volmaakt vergeven kon. Tot zij merkt dat God haar juist wacht, in dien plicht van volle vergiffenis en overgave, en zij eindelijk, met heel haar wezen, ja zegt.
De lezer van dit diepzinnige, vrome boek, komt onweerstaanbaar in den ban van die levensonthulling, vol zielekennis en breed historisch inzicht. Wellicht begrijpt hij beter den harden Frankentijd, met zijn intens leven tusschen de polen van het jonge christendom en oeroud heidensch leven. Wellicht groeit ook in hem het schroomvolle begrijpen van den mensch van alle tijden, met zijn prangende zielsproblemen en zijn drang naar geluk; het weze dan nog een harde, afstootende Chlothachar, of een uiterlijk bovenmenschelijke, heilige Radegundis.
Dit is weer een boek, dat meer dan één goede boodschap brengt, voor wie luisteren wil en zich bezinnen.
J. Burvenich
Leo ROELS, Het kind in de familie. - Gezinsproblemen 1, Geloofsverdediging, Antwerpen, 1942, 90 blz., Fr. 25.
Schr. bekent zelf dat dit werkje niet veel meer beoogt dan een samenbrengen van gedachten, die men bij groote paedagogen en menschenkenners terugvinden kan. Toch spreekt hier, door alles heen, het geluk van den huisvader, de zalige zekerheid van de ervaring; dat nl. de eerste regel van de paedagogiek luidt: zorg dat er kinderen
| |
| |
zijn, - en dat de edelmoedigheid, vereischt bij elk nieuw kind, de oplossing brengt van de diepstgaande 'Gezinsproblemen'. Mochten veel huisvaders deze gezonde bedenkingen nalezen en zich eigen maken.
M. De Tollenaere
Collectie 'Familieleven'. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1941-42:
6. Dr Julia DE CLERCK, De emancipatie van de vrouw. 40 blz., Fr. 5.
7. Dr H. DECKX, Medico-psychologische gevaren voor de echtelijke trouw. 56 blz. Fr. 7,50.
8. Dr Alf. BILLION, Advokaat, De echtscheiding. 46 blz., Fr. 7,50.
9. Fr. NOELS, De gezagscrisis in het gezin. 31 blz., Fr. 5.
10. Dr en Mag. L. JANSSENS, Het sacramenteele huwelijk. 32 blz., Fr. 5.
11. Dr Alb. KRIEKEMANS, De familiegemeenschap als opvoedingsfactor. 31 blz., Fr. 5.
12. Dr J. LEBEER, Familiale opvoeding en het moeilijke kind. 31 blz., Fr. 5.
13. M.C. SCHOUWENAARS, Insp. L.O., Een kijkje in de kinderopvoeding. 54 blz.
Met onverdroten ijver gaat 'Familieleven' voort de zoo brandende vragen over huwelijk en opvoeding in hun veelzijdigheid te behandelen. Beroep werd gedaan op gezaghebbende schrijvers, wier ervaring nog meer waarde aan hun oordeel bijbrengt. Al kunnen de onderwerpen in deze 'bonte' serie zeer uiteenloopend schijnen, voor den lezer blijkt alras hoe alle deeltjes dezelfde gedachte willen inhameren: het familieleven, hoe zwaar ook, is overheerlijk. Misschien kon het achterblijven van enkele slordigheden in de uitgave, onder meer het onsierlijke verkeerd afsnijden der bladen, het onprettige gevoel van 'te vlug' en 'onaf' wegnemen.
A. Darquennes
| |
Letterkunde
Dr. W.J.C. BUITENDIJK, Het Calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie. - Wolters, Groningen, 1942, IX-369 blz., fl. 6,90.
Dit is een boek, geschreven met de ruime bedoeling 'de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie met warme belangstelling voor ohet Vlaamse volksverleden en met een open oog voor het bizondere en eigene van de Vlaamse barokcultuur, in onderscheiding van een Noordnederlandse cultuur van overwegend Protestantse inspiratie' (Voorwoord) te benaderen, opdat Vlaanderen niet langer 'onbekend Zuidland' blijve. De Inleiding (1-83) geeft een kenschetsend overzicht der besproken periode, van 'confessioneel-cultureel' standpunt uit. Na de bepaling van Contra-Reformatie die, voor een katholiek, pijnlijke onjuistheden bevat, wordt een zwaar gedocumenteerd hoofdstuk gewijd aan de Barok, en wel met de bedoeling om 'Barok' als specifische cultuurperiode in onze letterkundige geschiedenis te handhaven. Indien de auteur de te enge typeering der Barok als het heroische en critischmystische leven had willen vermijden, had hij wellicht naar een nieuw inzicht van de eigenlandsche renaisance-verschijnselen, tegenover de exclusief-Italiaansche, moeten zoeken (typisch, hoevele karakteristieken door Buitendijk voor de Zndl. Barok aangegeven, terug te vinden zijn in 'Herfsttij der M. - E.'). Meteen voelt men hoe de toespitsing van de notie 'Contra-Reformatie' tot louter verzet, samen met het onderwerp van het boek, de historische helderheid beneemt. - Daar de auteur de 'literatuur' als fraaie letteren opvat, gaf hij slechts een overschouw der zeventiendeeuwsche controverse. De rijkdom van het eigenlijke werk moge blijken uit de opsomming der opeenvolgende hoofdstukken, waarbij wij een enkele nota voegen. 'Anna Bijns' (de felste geloofszangeres, aangebracht als belichaming van de ketterpsychose, die na haar van Luther op Calvijn werd overgedragen); 'Cornelis Everaert' ('een stevig, all-round middeleeuwsvrome
katholiek') en 'Kath. Boudewijns' ('hoeveel teerder, hoeveel vrouwelijker is de douloureuse stem van K.B.!') vormen de eerste drie hoofdstukken, grootendeels met polemische oogmerken (tegen Van Duinkerken) geschreven. 'Politieke Balladen enz...' (IV) en 'Verspreide Stukken' (V) leeren ons de anticalvinistische beschouwingswijzen in de volkspoëzie dier dagen kennen. Na 'Cl. De Clerck' (1587-1645), den Ieperschen rederijker en calvinistencaricaturist (VI), komt 'Rich. Verstegen' als de grootste strijdersfiguur voor het voetlicht. Deze belangrijke studie (p. 155-228, VII) brengt vele nieuwe beschouwingen, ook na het werk van E. Rombauts. 'J. De Harduyn' (VIII) wordt ons voorgesteld als de ideale dorpspastoor uit de 17e eeuw(!), als de 'roomse Luyken'! 'Het Geestelijk Liedboek' wordt behandeld in het rijk-gestoffeerde IXe hoofdstuk. 'A. Poirters' (X) en 'D. Bellemans' (XI) moeten hun trekken leenen om de ketterjagende houding te bepalen. Onder de laatste drie hoofdstukken 'L. Vossius'(?), 'Cornelio De Bie', 'M. De Swaen', gaat de speurzin van den schrijver vooral naar den geheimzinnigen Brugschen notaris. - Het werk biedt, zooals men begrijpt, een enge basis om de Zuidnederlandsche letterkunde te beschouwen: het vrij-egale stramien van de Calvinistenbestrijding, -beschrijving en -bespotting. De verscheidenheid evenwel der dichterstemperamenten, de herijking der poëtische waarden en de historische vraagpunten blijven een steeds nieuwe verrassing voor den lezer. Meteen weet de katholiek, hoe zijn vaderen eens streden en hoe de afgescheiden broeders nu oordeelen. Dat doet nadenken!
Een waardevol boek, dat, uit calvinistisch Noordnederlandsch standpunt, contact neemt met de tot nu toe verwaarloosde katholieke Zuidnederlandsche Barokliteratuur!
A. Ampe
Prof. Dr. J. VAN MIERLO S.J., Onze Middelnederlandsche woordkunst. - Verhandeling van de Hoogeschooluitbreiding voor Vlaanderen, Afdeeling Antwerpen, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 53 blz., Fr. 12.
Deze breedvoeriger uitgewerkte voordracht (gehouden in 1940) is als een mozaïek, waarin verscheidene antwoorden op verscheidene vragen, als zooveel steentjes, één beeld vormen en voltooien. Hoe ontwikkelde zich, in verleden eeuw, de studie der Noordnederlandsche literatuur? Welken geest ademden de Middeleeuwers? Hoe
| |
| |
ontstond, hoe ontwikkelde zich toen de literatuur? In welken zin was zij werkelijk kunst en in welken zin kunst voor de gemeenschap? In welke provincies en onder welke invloeden vooral bloeide zij op? Welken invloed oefende zij uit? Hoe werkte de Latijnsche literatuur op haar in? Wat heeft zij voortreffelijks voortgebracht?
Voeg al deze antwoorden samen. Wat in de groote werken van Pater Van Mierlo verspreid ligt, vinden we hier, nu en dan met een andere beklemtoning, verzameld en als vereenigd. Deze enkele bladzijden verleenen ons toegang tot de belangrijke werken van de meest interessante misschien onder onze literatuurperioden.
Em. Janssen
Anton VAN DE VELDE, Pelgrimage door Antwerpen. - Die suverlicke boexskens 1, Pro Arte, Diest, 1942, 23 blz. - 16 foto's, Fr. 12.
Piet SCHEPENS, De Zweedsche letterkunde. - Die suverlicke boexskens 2, 79 blz. - 13 portretten, Fr. 18.
Michel DE GHELDERODE, Kerstkronijk. Geïllustreerd door Frans Mertens. - Die suverlicke boexskens 3, 31 blz., Fr. 18.
Jan VERCAMMEN, Drie sintes. Met houtgravures van Nelly Degouy. Tweede druk. - Die suverlicke boexskens 4, Fr.. 18.
Louis VAN DEN BOSSCHE, Breughel. - Die suverlicke boexskens 5, 51 blz. - 16 reproducties, Fr. 18.
Dr. Karel ELEBAERS, De romankunst van Gerard Walschap. - Die suverlicke boexskens 6, 165 blz., Fr. 38.
Ieder uitgever heeft thans zijn reeksenvan-boeken: niet zoozeer misschien wijst dat verschijnsel op een cultureelen bloei; zeker op een cultureele belangstelling. Geleidelijk komt het leergierige publiek van alles wat op de hoogte; anderzijds houdt men zoo 'n reeks niet gemakkelijk op peil, - en de bekoring moet voor den uitgever wel groot zijn om, onder een beproefde vlag, ook een minderwaardige lading aan wal te brengen.
Het meest doen deze 'suverlicke boexskens' aan 'De seizoenen' denken: onder een soortgelijk formaat en band bieden zij ons dezelfde verscheidenheid aan van voorstelling en inhoud. Misschien nog delikater en keuriger, lijken ze ons de fine-fleur van velerhande kunst, kennis en cultuur voor te leggen; doch graag wegen we ze, een voor een, even op de hand.
1. Het allerbeste van deze zes is 'Breughel' door LOUIS VAN DEN BOSSCHE; we kennen geen tekst, die ons, zoo beknopt en volledig, tot in het wezen van dezen schilder en zijn kunst laat doordringen. Hoe zijn tijd hem beïnvloedde en wat zijn leven moet geweest zijn; zijn diep-ernstig moraliseeren en zijn goedmoedige fantasie; zijn onuitputtelijk detailwerk en de kracht van zijn compositie; zijn landschappen en menschen, zijn kleuren en teekenen, zijn onwrikbaar traditioneel-zijn en stoutmoedig vernieuwen: alles lijkt hier opgehaald uit een lange, ingetogen beschouwog van Breughel's schilderijen, tot deze hun laatste geheimen hadden geopenbaard. Meesterlijk vereenigt deze studie een delikate penetratie met een veelzijdige kennis.
2. Voortreffelijk is ook de studie van Dr. KAREL ELEBAERS over 'De romankunst van Gerard Walschap', een daad overigens van kranige oprechtheid. Om de beurt behandelt hij, bij Walschap, de 'Wereldbeschouwing' en de 'Vormgeving'; waaraan hij een derde hoofdstuk toevoegt; 'Kritische bedenkingen allerhande'. Als een groot kunstenaar treedt de behandelde auteur te voorschijn, al verheelt de criticus zijn gebreken niet en al bespreekt hij onbewimpeld zijn afvalligheid van het Katholicisme. Een tweevoudig voorbehoud moet ons uit de pen: de eenvormige korte zinnetjes maken den stijl eentonig en vervlakken de gedachte; te uitsluitend wordt Walschap van buiten uit beschouwd, te zeer beoordeeld volgens rechtmatig gevestigde; maar abstracte normen. Dient het hem eigen vitalisme van binnen uit niet waargenomen? Vond hij zijn verhaaltrant b.v. niet door het praten van een onontwikkeld knap dorpsmensch na te schrijven: deze zou vertellen hetgeen in zijn omgeving geschied was? Doch zoo verzonk zijn romankunst in primaire aandoeningen en bestemmingen, in een al te relativistische afhankelijkheid; zoo werd ze moraliseerend, schimpend of lovend, getuigend in alle geval (welk spontaan verteld relaas van volkservaringen is dat niet?), - en als men het tartend polemische, doch ook het romantischgevoelige en het hunkerend religieuze van zijn temperament voor oogen houdt, samen met den nogal bedenkelijken toestand van het geloof in Vlaanderen en in Europa: zoo ging hij zijn literair, tegelijk zijn religieus avontuur in... We blijven hier niet langer bij stil; het werd wel een verhandeling! De studie van Dr. Elebaers had, met machtiger greep en dieper penetratie, beter kunnen geschreven zijn; toch noemen wij ze een werkelijken, een niet banalen dienst, aan onze volksgemeenschap en aan Walschap zelf bewezen.
3. De verzenbundel van JAN VERCAMMEN, 'Drie suites', bevat 'Het doode kindje Eric', 'Suite voor cello', 'Het onderscheid der uren': op zijn schalmei verzint de dichter trage, kunstig geweven melodieën. Verfijnd en gracieus bekoren ze wel; ze zijn als lange wit-verzorgde handen, iets te beschroomd voor het harde, het geweldige leven. Ze blijven ons te eentonig, te weinig vol van klank en visie, te conventioneel-aetherisch (een nieuwe vorm van rhetoriek), te breedsprakig met zachte geheimtaal. Er is meer schijn van poëzie dan werkelijk poëtische glans; veel is verpoëtiseerd, maar de laag vernis blijft dun en fragiel: Vercammen's dichtkunst loopt te behoedzaam op haar teenen om geen grazende hinde te doen vluchten. Toch blijft deze verzenbundel een der voortreffelijke van de laatste jaren.
4. Om het verschijnen der drie voorgaande boekjes mogen we ons verheugen: degelijk en verantwoord bekleeden ze, in de hedendaagsche productie, een eervolle plaats. Minder bevredigen ons de drie volgende.
In het nogal breedvoerig overzicht, dat PIET SCHEPENS ons aanbiedt van 'De Zweedsche letterkunde', besteedt hij slechts acht bladzijden aan de schrijvers en werken vóór de negentiende eeuw. Naast dat gemis aan proportie, vertoont het relaas ook een gemis aan bezinning en afwerking; het is een aide-mémoire, met namen, werken en interessante levensbijzonderheden: alles zonder verdere indeeling of groepeering, slordig geredigeerd in een niet altijd correcte taal. Jammer, want zulke boekjes komen thans uitstekend van pas.
5. 'Pelgrimage door Antwerpen', van ANTON VAN DE VELDE, is natuurlijk alles behalve saai en banaal: naar ons oordeel
| |
| |
werd het te haastig geschreven. Namen zijn er genoeg, een historisch overzicht ontbreekt niet; maar enkele stylistische hoedanigheden, zij het nog van een authentisch sinjoor, vervangen de stille concentratie nog niet, die van zulk prozastukje een kunstwerkje had moeten maken.
6. De traditioneele verbeelding Kerstmis-in-Vlaanderen, waarvan 'Kerstkronijk' door MICHEL DE GHELDERODE ons een oorspronkelijke variante aanbiedt, mocht wel eens vernieuwd worden. Te lang reeds teren we, voor zulke en soortgelijke materie, op wat Felix Timmermans en Charles De Coster eens vermochten, en het nagemaakte is nooit het oorspronkelijke waard. Voeg er, in dit geval, wat luidruchtige tooneeltaal bij, op effecten berekend en die zelfs den schmink niet kan missen ('Lamprido met het groenachtige bakkes', blz. 21): u bekomt een nogal grove kerstverbeelding, niet zonder talent geschreven, doch die ver blijft van stemming, innigheid en vroomheid.
Alles samen verdienen de 'suverlicke boexskens' een warme aanbeveling en een ruime verspreiding. Daar de laatste drie merkelijk hooger staan dan de drie voorgaande, wat mogen we van de drie volgende al niet verwachten!
Em. Janssen
Werner BERGENRUEN, Der Grosztyrann und das Gericht. - 100. Tausend, Hanseatische Verlagsanstalt, Hamburg, 1935, 300 blz., RM. 5.80.
Sedert geruimen tijd namen we geen roman ter hand, grootsch en machtig als deze. Is het een roman? In vijf groote deelen onderverdeeld, grootendeels uit gesprekken bestaande vol van bewogenheid en met verrassende gevolgen, doet het aan een klassieke tragedie denken, in epischen proza-vorm uitgewerkt. Want heel ver staan we van de egocentrisch beschouwde en individualistische belevingen, die het titelwoord 'roman' ons verwachten laat: hier gaat het om een gansche stad, waarboven een onweerswolk dreigend hangt, dan wegdrijft, en de nieuwe zonnelucht Is zooveel zuiverder.
In de Italiaansche Renaissance-stad Cassano werd een moord bedreven. Allen komen in beroering; door dreiging voelen allen zich opgejaagd; allen deelen in de schuld. De machtigen eigenen zich Gods oordeelsmacht aan; in den stroom van eigen gevoelens en belangen laten machteloozen en bedrogenen zich meesleepen. En wanneer alles aan het licht komt, blijkt het hoezeer de menschen, blind en klein, nederig op elkander moeten steunen, in liefdevolle dienstbaarheid elkander aanvullen, in deemoedigen trouw opgaan naar de ééne bestemming.
Hooge en diepe kunst: voor dezen roman bestaan geen andere woorden. Nogal intellectualistisch en vernuftig, met iets te symbolisch-gewilde beschrijvingen van natuur en menschen, is hij machtig gecontrueerd, uitgewerkt met een eenige beheersching van taal en uitdrukking en een ongewoon dramatisch vermogen: een sterk geconcentreerde poging om, in de wanorde der menschelijke samenleving, de begrippen 'oppermacht, gerechtigheid, schuld, liefde' opnieuw te vestigen.
Aan volwassen, eenigszins ontwikkelde lezers raden wij dit boek tenzeerste aan.
Em. Janssen
Werner BERGENGRUEN, Die Heiraten von Parma. Novellen. - Hanseatische Verlagsanstalt, Hamburg, 1940, 235 blz., RM 4.80.
Een bundel novellen van een rasecht verteller, iets te verstandelijk aangelegd misschien; maar zuiver en direkt. Elk verhaal gaat zonder omwegen naar zijn ontknooping, en toch weet de schrijver in het voorbijgaan al de toetsen te raken van de menschenziel, van gemoedelijken humor en geestige satire tot onverbiddelijke tragiek toe. Soms ook onspint zich het gebeuren in een wonderen, onbestemden toon, zooals in 'Die Chinese'. Toch is de schrijver op zijn best, wanneer hij volkstypen uitbeeldt: het wilde meisje uit de 'Bärenbraut'; het kostelijk koppel uit 'Die Augenkur' - of wanneer hij door zijn eigen verhaal gedwongen wordt naar het harde einde, als in 'Gerechtigkeit' en 'Der Kirschkern'. De voornaamste novelle, die den bundel zijn naam gaf, is weer een meesterstukje van volksche kunst: het verhaal van de vriendschap van twee simpele - wel wat losse - kerels, die bestand blijkt tegen de grappigste gebeurtenissen... en zelfs tegen rijkdom.
De levensbeschouwing van Bergengruen is wel wat bleek - soms bijna levensmoe: het gevolg van een te ver gedreven nuchterheid, die de keerzijde is van dit krachtige vertellerstalent.
J. Burvenich
Stijn STREUVELS, Heule. - Zonnewende, Kortrijk, 1942, 398 blz., geb. Fr. 68.
Streuvels heeft dit boek geschreven, zegt hij, voor zijn plezier. Het zal wel waar zijn; maar duidelijk heeft hij er veel zorg aan besteed, en het is een van zijn best geslaagde werken geworden.
Men kon het het eerste deel noemen van een autobiographie, waarvan het tweede Avelgem zou heeten en het derde Ingooigem. Eigenlijk wordt het beeld geteekend van het dorpsmilieu waarin de later beroemde schrijver zijn kinderjaren doorbracht, of van die kinderjaren in het dorpsmilieu. Bezie de inhoudstafel: geen enkel belangrijk aspect van den kindertijd blijft onvermeld; anderzijds trekt het breede dorpsgebeuren evenzeer de aandacht op zich als het kleinpersoonlijke beleven, - en wie, nu een veertig jaar geleden, als dorpskind opgroeide: met veel varianten natuurlijk, zal hij hier zijn eersten levenstijd weervinden.
We zijn Streuvels dankbaar, omdat hij, naar eigen getuigenis, toegegeven heeft aan 'den drang... om alle dingen uit het verleden, die met ons wezen vergroeid zijn, voor de vergetelheid te redden en in leven te houden' (blz. 5). Meteen heeft hij het Gezelliaansche beeld van zijn eigen moeder bewaard, en wie Streuvels' andere werken gelezen heeft, beseft hoeveel onmisbare elementen hier voorhanden liggen voor een allerbelangwekkendste literaire psycholgie. Eerst wanneer Avelgem en Ingooigem zullen verschenen zijn, kan men, ten voeten uit, het literaire portret teekenen van een onzer allergrootste prozaschrijvers.
In den verzorgden, breed keuvelenden stijl (men denke aan Prutske), geeft Streuvels zich geheel.
Het ware wel interessant dit werk naast het bekroonde Jeugd van Claes te leggen en naast Kinderjaren van Fonteyne. Hoe verschillen deze drie boeken naar geest, temperament en inhoud! Doch liet men ons
| |
| |
de beslissing, na lang aarzelen misschien zouden we tenslotte Heule vooraan stellen.
Em. Janssen
K. VAN BAELEN, De oude symphonie van ons hart. - Korenaren 3, De Kinkhoren, Brugge, 1943, 269 blz.
Onder de romanschrijvers van dit jaar, hebben Johan Daisne met zijn De trap van steen en wolken (daarover in het volgende nummer) en K. van Baelen met zijn De oude symphonie van ons hart den stoutsten worp gedaan. Zijn ze het best geslaagd? Wij gelooven het niet; maar het oorspronkelijke pogen op zichzelf verdient waardeering.
In dezen eersteling openbaart zich een taalkenner en stylist van meer dan gewone beteekenis. Doch vooral: een nog onbekend auteur beoefent het genre, waarvan Selma Lagerlöf en Frederik van Eeden typische vertegenwoordigers kunnen genoemd worden: het symbolische verhaal dat droom en werkelijkheid bekoorlijk verweeft. In deze fantastische en toch reëele wereld beweegt, K. van Baelen zich vaardig en natuurlijk, als ware het hem aangeboren. Hij is een groote belofte.
Dit eerste werk is nog te vernuftig, te overladen, te vol van eruditie en detailvondsten; het mist heldere, doorschijnende soberheid. Het mist de contempleerende kracht en den ernstig makenden diepgang nog, voor zulk verhaal zooveel noodzakelijker. Het is het sierlijke klapwieken van een jonge meeuw, tot verre reizen wel bekwaam, doch die, alleen tegen het einde, vrij majestatisch opvliegt.
Zooveel meer verheugt ons dit verhaal, daar het, al is de decadentie onvoldoende geweerd, zich als uitgesproken katholiek aandient.
Voor volwassen lezers warm aanbevolen. Doch nog eens: men beschouwe het boek eerder als een sterke belofte dan als een geheel rijpe vrucht. In zoover de auteur vorderen zal in levensverdieping, ernst en Idealisme: in zoover wordt hij hopelijk een van onze vooraanstaande en weldoende literaire gestalten.
Em. Janssen
Bloei. Een en twintig verhalen van Vlaamsche schrijvers. - Pro Arte, Diest, 371 blz., Fr. 45.
Het loont misschien de moeite, vooraleer wij de bespreking van dezen bundel aanvatten, eerst even uit te weiden over het verhaal in het algemeen. - Wat is een verhaal? Handboeken zeggen: het relaas van een gebeurtenis, bepaling die erg oppervlakkig blijft en geenszins doordringt tot de kern. Wij zouden de volgende definitie willen voorstellen: het verhaal is de weergave van een gebeurtenis die in de verbeeldig van den schrijver werd gemetamorphoseerd. Geldt het historische feiten: dan zal die metamorphose zeer licht zijn, haast onmerkbaar (b.v. de geschiedkundige verhalen); gaat het over fictieve dingen dan wordt zij haast totaal (b.v. de parabel van den verloren zoon). De metamorphose (= het concipieeren van den inhoud), die bij vele menschen voorkomt, moet daarbij nog worden weergegeven door het woord. En hiertoe is slechts de verteller in staat. Bij dat werk zal hij den invloed ondergaan van de heerschende mode (verscheidenheid van stijl); maar die afhankelijkheid zal afnemen naarmate zijn persoonlijkheid groeit.
Laten wij deze eerste gedachte samenvatten in een zeer simpel beeld. De verteller is een superieur goochelaar. Hij grijpt een feit, gooit het in zijn hoed en haalt te voorschijn een rits van gebeurtenissen die bekoren door hun kleur en hun vorm. Deze vergelijking echter, hoe kon het anders, gaat deerlijk mank omdat zij geen rekening houdt met ode diepzinnigheid van de weergave, en zoo komen wij tot een tweede gedachte: de waarde van het verhaal. Een bepaald verhaal ontleent zijn waarde aan de kracht van zijn inhoud en van zijn vorm. Pas dan zal de verteller zich boven het gewone peil verheffen als de inhoud van zijn stuk een diep-menschelijke ontdekking mag genoemd worden en de vorm een heusche creatie. Dit nu bereikten, niet bij uitzondering maar doorgaans, de grootsten uit de wereldliteratuur, hetzij in afzonderlijke verhalen, hetzij in fragmenten van hun romans. Zoo Dostojewski, Tolstoi, Gogol, Dickens, Poe, Andersen, om er slechts enkele te noemen. Bij ons, hoewel in mindere mate, Multatuli, Couperus, Van Eeden, H. De Man, Van Schendel in het Noorden; Timmermans en Walschap in het Zuiden. Helaas wij, Vlamingen, bekleeden slechts een bescheiden rang en, al worden wij dikwijls en terecht als rasechte vertellers geroemd, tot hooge en evenwichtige kunst hebben wij het op dit gebied zelden gebracht. Daarvoor bleven wij te veel aan de oppervlakte. Hiervan levert de uitgave van 'Pro Arte' ons en nieuw bewijs. Zeker, de onderscheidene medewerkers (van Abbe tot Zielens) hebben ons niet het neusje van den zalm opgedischt en toonden zich bij andere gelegenheden heel wat bedrevener, maar wij hebben dezen bundel te beoordeelen zooals hij is en kunnen hem bezwaarlijk een 'bloei' noemen. Was dit initiatief dan nutteloos? Integendeel. Het doet ons nadenken en richt onze oogen op het na te streven doel. Dat doel ligt in ons bereik, het talent van onze schrijvers en de lichtende fragmenten uit onzen literairen schat staan er borg voor.
J. Talloen
Hubert LEYNEN, Het eeuwige beginnen. - Manteau, Brussel, 145 blz., ing. Fr. 25, geb. Fr. 38.
Eens te meer wordt het thans zoo vaak herhaalde thema behandeld: hoe een arme jonge man zich, door noeste vlijt, opwerkt tot welstand. We zouden hierbij, zoo maar door elkaar en zonder aandacht voor eenieders respectievelijke proportie, Hamsun, Walschap, Van Rooy kunnen noemen; het dichtst staat deze roman bij Aloud boerenbloed van Leynen's streekgenoot Minus van Looy.
Het verhaal blijft nogal smal en nuchter; de touwtjes zijn al te zichtbaar, de taal niet altijd zuiver, de kleine onnauwkeurigheden wel eens opvallend. Van vlijt en werkkracht geeft het meer blijk dan van een verrassend talent; maar het verrassende ligt in de innige genegenheid, waarmede de auteur, tot in de kleinste bijzonderheden, het leven der (Limburgsch)-Kempische dorpsmenschen nespeurt, aanvoelt en weergeeft. Een zacht idealiseerend, bijna overgevoelig gemoed, overal hier merkbaar, maakt het werk zoo bekoorlijk. In zijn hoofdpersoon, Neelke Van de Vloed, moet de auteur iets van zichzelf hebben neergelegd, en evenmin als Neelke zal hij (om het academisch te zeggen) rusten op zijn lauweren.
Em. Janssen
| |
| |
Richard DE WACHTER, Jeanke. Uit het leven van de Marollen. Roman. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 190 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22.
Zóó groeit een Marollen-jongen op: tusschen de goeie Bomma, Moeder de stille die alles duldt, en Louis den baas, ruw en koppig, herberglooper en tyran, maar in den grond goed... En kapelaan Klerx: den man die zijn leven naar het hoogste richt.
En wij volgen de gebeurtenissen van dat opkomend leven, luimig - nooit grof - dikwijls tragisch.
Jeanke ontdekt de wereld om hem en in hem. Thuis, tot hij vader klein krijgt: Maman n'est pas un chien! - en buiten, de wereld met haar verlokking, waar hij eens aan bezwijkt. En dan het geleidelijk opgaan naar hooger, naar het edelste doel.
Een echt volksboek, uit het hart geschreven. Hier en daar wel wat opgeschroefd, maar hoe worden die kleine feilen gedekt door de liefde voor al die kleine en groote menschen! Het Davidsfonds kon, voor zijn volksreeks, moeilijk een beter boek verlangen.
J.B.
Edward VERMEULEN, Het betooverd hof. Roman. - Tweede druk, Lannoo, Tielt, z.j., 253 blz., Fr. 20.
Het doet altijd deugd, nog eens een van de volksboeken van Warden Oom ter hand te nemen, om het eenvoudige leven van onze menschen te kunnen meeleven in al zijn ruwheid, vroomheid en gezapigheid. Menschen uit één stuk, als Jan, de Boer en Bruun. Goed en kwaad, hard tegen hard, maar allen toch weer getemperd door den diep christelijken zin voor liefdevol vergeven.
Warden Oom kent zijn menschen door en door; hij leert ons het volk te waardeeren en ervan te houden. Daarom vooral is deze nieuwe, verzorgde uitgave ons welkom.
J.B.
| |
Geschiedenis
Prof. Dr. Kan. H. DE VOCHT, Prof. Dr. F.M. OLBRECHTS, E.H.L. PHILIPPEN, en Drs. A. DEHEEGHER, Nicolaus Clenardus. Met een inleiding van Dr. H.F. BOUCHERY. - Uitgave van het Museum Plantin-Moretus. De Sikkel, Antwerpen, 1942, 108 blz., Fr. 50.
Nicolaas Beka, Beken of Clenardus, geboortig van Diest, kwam in 1511 te Leuven aan de Alma Mater studeeren en maakte er zich, als humanist, vooral voor de Grieksche en Hebreeuwsche studiën verdienstelijk. In 1531 reisde hij naar Spanje, waar hij verscheidene jaren Latijn en Grieksch doceerde aan de hoogeschool van Salamanca, en daarna praeceptor werd van den Kardinaal-Infante Henrique van Portugal. In 1540 stak hij naar Fez in Marokko over, om zijn reeds merkwaardige kennis van het Arabisch uit te breiden. De dood overviel hem op 5 November 1542, in het Alhambra, toen hij op het punt was naar Leuven terug te keeren om er begeestering te wekken voor zijn levensplan: een vredeskruistocht tegen den Islam.
Naar aanleiding van de vierhonderdste verjaring van Clenardus' overlijden geeft het Museum Plantin-Moretus deze mooie studie uit over een onzer humanisten, wiens werken reeds in de 16e eeuw voor een deel door Plantin werden uitgegeven. Prof. Dr. Kan. H. De Vocht schetst Clenardus' beteekenis als humanist, Prof. Dr. F. Olbrechts bespreekt zijn verblijf in Noord-Afrika, E.H.L. Philippen beschrijft de editio princeps van het 'De modo docendi pueros analphabeticos' en publiceert en commenteert twee onuitgegeven documenten, terwijl Drs. A. Deheegher ons enkele fragmenten bezorgt uit een onuitgegeven Nederlandsche vertaling van Clenardus' brieven.
Zoowel wat inhoud als vorm betreft, is deze uitgave een voortzetting van de heerlijke kultureele zending die Plantin-Moretus sedert eeuwen in ons land vervult.
M. Dierickx
Kan. Dr. Floris PRIMS, De groote cultuurstrijd. Eerste Boek. De Religionsvrede. 1578-1581. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 348 blz., Fr. 55.
Dit is het zevende deel van de reeks der historische monographieën, en biedt, met het achtste deel dat in voorbereiding is, een psychologische en gedetailleerde uitwerking van de godsdienstgeschiedenis in Antwerpen van 1578 tot 1585, die synthetisch werd samengevat in het negentiende boekdeel der 'Geschiedenis van Antwerpen'. Dit eerste boek van den 'grooten cultuurstrijd' handelt over de geschiedenis van 'de eeuwige religionsvrede der Nederlanden' te Antwerpen (12 Juni 1579-1 Juli 1581). Schrijver komt tot de conclusie dat deze godsdienstvrede geen werk is van tolerantie of liberalisme in modernen zin, maar eenvoudig een noodmiddel om den burgeroorlog te vermijden. Hij werd uitgevaardigd en weer ingetrokken door de Calvinisten, en is dus on-katholiek en on-nationaal.
K. Van Isacker
Kan. Dr. Floris PRIMS, De kolonellen van de 'Burgersche wacht' van Antwerpen. 1577-1585. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 286 blz., Fr. 45
Studie over de chefs van de gemilitariseerde burgerbevolking die na het verjagen van het Spaansche garnizoen tot aan de verzoening met Spanje voor de orde en de veiligheid van de stad moest zorgen. Deze studie is de zesde in de reeks van historische monographieën, waarmee de onvermoeibare zoeker en schrijver zijn synthetische geschiedenis van Antwerpen aanvult: psychologische détailverhalen namelijk, die de 'eerste realiteit' van het historisch gebeuren weer helpen bereiken. Volgens schrijver zelf is het nog onbehandelde onderwerp der 'Kolonellen' van belang voor de instellingen-geschiedenis van Antwerpen (verhouding der kolonellen tot de magistraat), haar politieke geschiedenis (het standpunt der kolonellen te midden der verschillende partijen, de invloed van de finantie op de politiek) en haar militaire geschiedenis (de strijd tegen Farnese); van belang vooral voor het herschrijven van den Tachtigjarigen Oorlog, 'die meer naar latere betrachtingen dan naar zijn momenteele elementen' werd opgebouwd. - 'We hebben eenvoudigweg in dit boek de feiten en teksten laten spreken: aan anderen het verder uit te bouwen'. K. Van Isacker
| |
| |
Dr. P.M. VALVEKENS, O. Praem., De onbekende Keizer Karel V. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 311 blz.
Al wie het concrete leven van de eerste helft der zestiende eeuw wil inleven, zal dit boek met genoegen tot het einde doorlezen. Het gaat er over oden onbekenden Keizer Karel, zijn tante Margaretha van Oostenrijk en zijn zuster Maria van Hongarije, geschetst in hun dagelijksch leven; over de geheimzinnige Spaansche inquisitie en de zorg van den keizer voor de zangers van de hofkapel, over studieprogramma's in een oude abdij en de ruim toegemeten rantsoenen van de huursoldaten; over kunstmatigen wijn, pasteibakkers en een nietbetaalden kleermaker, en wat al meer: een rijke greep uit het bonte leven van die dagen.
Zoek dus geen grondige behandeling van Keizer Karel's voortdurenden strijd tegen opstandige vorsten en hervorming, of een meesterlijk omschrijven van deze rijke persoonlijkheid en trouwen zoon van de Katholieke Kerk: dit boek is allerminst een Nederlandsche tegenhanger van het magistrale werk van Karl Brandi over keizer Karel V.
Een ernstig bezwaar hebben wij tegen de tamelijk oppervlakkige beoordeelingen van het ontstaan der Hervorming, de geloofsatmosfeer in onze gewesten, en zoo meer. Eén voorbeeld: 'Het blijft nog steeds een raadsel hoe het mogelijk is geweest, dat een obscuur theologant uit een kleine universiteit, Luther, in enkele jaren de Kerk zoo heeft kunnen overhoop zetten. Het moet wel te danken geweest zijn aan den vinnigen steun, dien een paar hertogen, politieke gelukzoekers, hem dadelijk hebben verleend' (blz. 84). De objectieve geschiedschrijving heeft sinds lang dit zoogezegde raadsel opgelost, en, na het boek van L. Lortz: Die Reformation in Deutschland, is het zelfs overbodig hierop in te gaan.
Zooals deze studie is opgevat en uitgewerkt zal ze toch de studenten werkelijk boeien, ons volk prettig onderhouden over den sympathieken keizer Karel en zijn tijd, en menig intellectueel een aangename historische lectuur bezorgen.
M. Dierickx
Dr. J.A. PFIFFIG, Korte Schets van de voorgeschiedenis van Vlaanderen. - 'Kleine-Beer-reeks' 2, Bernaerts, Brussel, 1942, 2e druk, 61 blz.
Dit werkje is slechts een beknopte samenvatting van een meer uitgebreide 'Inleiding tot de voorgeschiedenis van Vlaanderen', die binnen kort zal verschijnen. Het nieuwe van deze studie bestaat vooral hierin dat de schrijver, in navolging van de Duitsche praehistorici, een breede plaats inruimt aan kultuurhistorische beschouwingen. Deze methode leidt tot verrassende resultaten, zoodat wij met spanning de aangekondigde uitvoerige praehistorie van Vlaanderen tegemoet zien.
M. Dierickx
Dr. J. DHONDT, Korte Geschiedenis van het Ontstaan van het Graafschap Vlaanderen. Van Boudewijn den IJzeren tot Robrecht den Fries. - Basis-reeks 16, Manteau, Brussel, 1942, 79 blz.
Terwijl langen tijd de problemen van de Vlaamsche geschiedenis nagenoeg uitsluitend door vreemde historici werden onderzocht, constateeren wij sinds een paar decenniën, en meer nog de laatste jaren, den opbloei van een jonge Vlaamsche historiographie. Nu biedt Dr. J. Dhondt ons een bondig overzicht van de eerste twee eeuwen van het graafschap Vlaanderen, van af het beleenen van Boudewijn den IJzeren in 862 tot den dood van Boudewijn V van Rijsel in 1067. Te oordeelen naar zijn genuanceerde en vaak vernieuwende uiteenzettingen en naar zijn verscheidene voorstudies hierover in historische tijdschriften, is de auteur terdege op weg om een eersterangs-historicus te worden.
M. Dierickx
Frank THIESS, Tsoeshima. De roman van een zeeoorlog. Vertaling van D. Lateur en W. Verbeek. Twee deelen. - Zonnewende, Kortrijk, z.j., 346 en 455 blz., overzichtskaart en 6 schetsen, geb. Fr. 150.
Dit boek verhaalt niet alleen den grooten zeeslag van Mei 1905, toen Japan een grootmacht werd en Rusland den weg opging naar de revolutie van 1917; het verhaalt den geheelen Russisch-Japanschen oorlog, en hoe alles zich toespitste op die ééne beslissing.
Het is een boek van een uitzonderlijk gehalte. Een gedramatiseerde geschiedenis, waarin de admiralen Togo en Rojéstwenski de hoofdrollen spelen. Rojéstwenski vooral, die met zijn eskader uit de Baltische zee vertrokken, 20.000 mijlen aflegde om, tusschen Japan en Korea, den dood in den muil te loopen..., en hij wist het! Hij streed zijn reuzenstrijd: met de trage, laffe en niets begrijpende bureaucratie in de Russische administratie; met de stijgende revolutie, die altijd maar saboteerde en zich nooit vatten liet; met de vreemde mogendheden langs wier kusten hij varen moest; met allerhande klimaat in allerhande zeeën; met de Japanners eindelijk, en de bewogenheid zelf van dezen grootsten aller zeeslagen (zie blz. 7-8) stelt, beter dan al het voorgaande, zijn bovenmenschelijke energie in het licht. Door Togo verslagen, kon hij door Togo slechts opgebeurd worden (tweede deel, blz. 441-443); in den Japanner zag hij den tegenstander, hem waardig.
Dit boek brengt ons het meest tragische oorlogsgebeuren heel nabij; maar de menschen stijgen boven zichzelf uit in heldenmoed en zelfopoffering. Meesterlijk geschreven, zij het nog iets te breedsprakig en romantisch, rukt het ons mee, door alle toonaarden heen van menschelijk leed en overwinnen, in een onvergelijkelijke tragedie, geheimzinnig en onontkoombaar, - en schrijnend werkt het bewustzijn door dat sedertdien nog grootere oorlogstragediën de wereld hebben verwoest en verwoesten. Ontreddering, wreedheid, vernieling komen op ons toe; maar het boek is de harde leerschool voor standvastigheid, plicht en offerdood. Warm aanbevolen.
Em. Janssen
Franz HERWIG, Fernando de Magellan, der grosse Seefahrer. - Christophorus-Verlag - Herder K.G., München und Freiburg i. Er., 1942. 106 blz. Geb. 1.40 RM.
'Helden sind, wie Heilige, von Gott, beide sind Zeugnisse von Ihm. Wir wollen die Heldenverehrung nicht einschlafen lassen, damit wir nicht selber einschlafen. Sättigen wir uns an der Vorstellung grosser Taten, damit wir vor Sehnsucht glühen, selber grosse Taten zu tun.'
Dat is de aanvang van een klein boekje, formaat 24o: als geschreven voor onze
| |
| |
dagen, al verscheen het voor het eerst in 1922.
Wij kennen den Herwig van 'Ingemetselden'. Misschien klinkt echter in deze honderd bladzijden zijn boodschap het zuiverst. Wij gaan met den schrijver mee: hij neemt ons bij de hand. De frissche berghoogte gaan wij op, den kleinen Fernando achterna, die ter beêvaart trekt voor het behoud van vaders' karveel. En plotseling zijn we alles om ons vergeten. Want dit leven sleept ons mee in zijn krachtige, jonge vaart. Het boek zindert in onze handen als het jeugdig lijf van den knaap, tusschen de knieën van den goeden vreemdeling, dien heerlijken nacht dat hij zijn roeping ontdekt, aan den oever van den Taag, waar feestelijk en grootsch in het fakkellicht, Colombus, op de loopplank van de Santa Maria, den koning tegemoet treedt.
En wij volgen ademloos die heerlijke ontplooiing van en groot menschenleven; totdat de kleine Fernando, Fernando de Magellan, de groote zeevaarder is geworden. De westelijke doorvaart wordt ontdekt in harden kamp. En de held valt, terwijl hij gansch alleen, door zwermen wilden aangevallen, den aftocht dekt van zijn mannen.
Als wij dit boekje dichtslaan, weten wij ons ineens rijker en blijer. Want voor ons is weer eens de figuur levend geworden van een man die een held was, omdat hij zijn diepste menschelijkheid wist te handhaven, tegen alle moeilijkheden in, tegen verraad zelfs van eigen manschappen: met stalen vastberadenheid. Wij hebben meegeleefd met iemand die wist waarom hij leefde, en zijn doel bereikte: omdat hij jong was, en durver.
Dit is wellicht de beste aanbeveling voor dat - ook uiterlijk - fijn en edel boekje, waarvan de soepele taal een echt genot is. Jong en oud - die iets met de taal overweg kunnen - moeten dit verhaal lezen. Het beste criterium voor een werk is toch: dat het het leven lichter maakt en zijn hoogsten zin geeft.
J. Burvenich
Umberto GOZZANO, Enrico Dandolo. - Collana di Romanzi storici 'I Condottieri', Paravia, Turijn, 1941, 208 blz.
Dit deeltje van de reeks 'I Condottieri' is gewijd aan den grooten Venetiaanschen Doge, die erin slaagde den vierden Kruistocht af te leiden naar de stad van zijn aartsvijanden Constantinopel. De echt-Italiaansche bewondering van den schrijver, voor den uitzonderlijken krijgs- en staatsman, brengt hem toch niet zoo ver, dat hij diens daden volledig rechtvaardigt.
M.D.T.
Ir. W.F. VAN HEEMSKERCK DUEKER I. i. en P. FELIX, Wat Aarde Bewaarde, Vondsten uit onze vroegste Geschiedenis. - Uitg. 'Hamer', Den Haag, z.j. 64 blz. tekst, 112 blz. platen.
In dit boek, dat in een zeer vulgariseerenden, zelfs propagandistischen toon in geschreven, breken de auteurs een lans voor de kennis van de praehistorie in breede lagen van het Nederlandsche volk. Zij willen eens voor goed gedaan maken met de voorstelling alsof de Nederlandsche beschaving zou beginnen met de bekeering tot het Christendom, en ook wijzen op de verbondenheid in die grijze oertijden, van de Nederlandsche Germanen met de Germanen oostwaarts. Om den geest van het boek weer te geven moge de slotzin volstaan: 'Zoo wijst dus ook de voorgeschiedenis naar den natuurlijken weg waarlangs het voor ons volk mogelijk is een gelukkige en groote toekomst op te bouwen: in de geestelijke en stoffelijke samenwerking met de geheele Germaansche volkerenfamilie, waarvan het een onvervreemdbaar deel uitmaakt!' (blz. 61).
Kan men bij den tekst hier en daar bedenkingen maken, over de meer dan honderd foto's (blz. 65-176) kunnen wij enkel vol lof zijn. Daar zijn afbeeldingen van de vuistbijl uit den ouden steentijd, de hunebedden, allerlei vaatwerk, strijdhamers en bijlen, opgegraven grafterpen en urnenvelden, tot de mantelspelden der Franken en de kunstvoorwerpen der Vikingers toe. Jammer ontbreekt een lijst der afbeeldingen.
M. Dierickx
| |
Opvoeding, wetenschappen
Egmont COLERUS, Van Pythagoras tot Hilbert. De tijdperken der Wiskunde en haar bouwmeesters. Nederlandsche bewerking door A.H. Dom, Drs in de Wiskunde. - De Techniek, Antwerpen, 362 blz., ing. Fr. 60, geb. Fr. 75.
Na zijn twee vorige succesboeken heeft Colerus een nog lastiger taak aangedurfd: in vogelvlucht namelijk een geschiedenis van de Wiskunde te schetsen. Schrijver brengt den lezer vooral in contact met die geleerden waarvan het werk telkens een mijlpaal is geweest; want elke verovering wordt weer een vertrekpunt, en bij elke vondst duiken nieuwe problemen op.
Dat een geschiedkundige behandeling ook voor de zuivere Wiskunde van zeer groot belang is, behoeft geen betoog. Ze laat immers beter de beteekenis der problemen beseffen door aan te toonen hoe ze rezen en waarom ze op dit oogenblik gesteld werden.
Verre ervan dat die stof saai en levenloos zou zijn! Sommige inzichten van de behandelde geleerden zijn als een bliksemflits, die plots een heele gedachtenwereld belichtten. Anderen weer worden wezenlijk door een probleem bezeten, zij voelen bijna instinctief den weg dien ze te volgen hebben; door een duistere maar onweerstaanbare intuitie worden ze steeds getrokken in eenzelfde richting, tot zij eindelijk rust en klaarheid vinden in de analystische uitdrukking van hun gedachte. Nog anderen schitteren minder door nieuwe inzichten dan door hun verbluffende synthetische kracht. Met weidschen blik overschouwen zij de wiskundige wereld, op zoek naar de harmonie die alle gebieden architektonisch samenhoudt.
Naast het vele interessante van dit boek, is het nochtans te betreuren dat de cultuur-philosophische achtergrond de noodige humanistische ruimte mist. Ook de vertaling zal den Nederlandschen lezer heel wat onaangename emoties bezorgen.
H. Peeters
Dr J. DE ROECK, De biologische grondslagen van de opvoeding. - Brochurenreeks van de Vlaamse opvoedkundige Vereniging, De Sikkel, Antwerpen, 1941, 85 blz., Fr. 15.
Uitgaande van de stelling dat de hedendaagsche opvoedkunde zich slechts met moeite ontworstelt aan het rationalistische
| |
| |
individualisme, ontwikkelt schrijver enkele gedachten over de wetten die de biologische aspecten van het menschelijk wezen beheerschen. Onderwijs mag niet alleen de opvoeding van het verstand beoogen; het moet den mensch in zijn geheel aanpakken. Daarom moet rekening gehouden worden met het feit dat de natuur grenzen stelt aan de opvoedbaarheid van den mensch (blz. 42); dat ieder individu, volgens goed gekende wetten, van zijn ouders een bepaalden physischen en psychischen aanleg erft, en dat hij zelf dien aanleg verder overzet op zijn nakomelingen. Zoo ontstaat de verbinding van den enkeling niet zijn volk. En door een gezonde bevolkingspolitiek kan men dan de kwaliteit van een volk doelbewust opvoeren en richten.
De uiteenzetting van die wetenschappelijke beginselen, is duidelijk, logisch en bevattelijk.
De laatste 20 blz. zijn dan eerder praktische wenken voor een natuurgetrouwe opvoeding: lichaamscultuur, karaktervorming, sociaal plichtsbesef e.a.
Alles te samen: een overtuigend pleidooi.
W. Luyten
Drs Anth. STRAUWEN, Het Nationaalsocialistische opvoedingswezen in het Derde Rijk. - Brochurenreeks 'Jeugdopleiding', Centrale van het Onderwijs. Unie der Hand- en Geestesarbeiders, 79 blz.. 1942.
De nieuwe brochures 'Jeugdopleiding', waarvan dit het eerste deeltje is, vervangt de reeks V.O.V. brochures van een paar jaar geleden. De Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging heeft immers, na haar ontbinding, zich laten opnemen in de corporatie der Hand- en Geestesarbeiders, onder den nieuwen titel 'Jeugdopleiding'. Dit eerste boekje is reeds zeer leerrijk. Op zakelijken, objectieven toon rapporteert het wat in Duitschland gepresteerd wordt: het wezen der nationaalsocialistische opvoeding en haar doelstelling; verder o.a. het volksschoolwezen, de beroepsopleiding, de parascolaire opvoedingsinrichtingen, de rijksarbeidsdienst, de Hitlerjeugd, de N.S. leeraarsbond, enz. Doel en beteekenis van deze opvoeding is het Duitsche volk. zijn leven, zijn veredeling, zijn grootheid (blz. 19). Zij kan worden samengevat in volgende tweevoudige doelstelling: opvoeding van den enkeling tot rassisch-zuiver en krachtig mensch; opvoeding tot dienstbereid en paraat gemeenschapslid (blz. 11).
W. Smet
F. D'HOLLANDER, Manuel de psychiatrie. - Brepols, Turnhout, 1942, 194 blz.
Sinds 1833 verscheen er in ons land geen enkel handboek van psychiatrie. Dit boek, door Prof. d'Hollander aan zijn studenten en oud-studenten aangeboden, komt aan dit tekort voldoen. Het heeft de hoedanigheden die een bruikbaar handboek bezitten moet. De sobere beschrijving van de verschillende zielsziekten brengt alleen de essentieele kenmerken naar voren en vergemakkelijkt op deze wijze den synthetischen kijk van den beginneling. Door niet alles te zeggen, maar veel te suggereeren, spoort dit deel van het boek aan tot verdere studie. Aan het semiologisch gedeelte (II deel), waarin de zoo belangrijke grondslag van een algemeene symptomatische kennis wordt gegeven, werd een groote zorg besteed. Als elk goed handboek bevat het enkel die kennis, die de ervaring van de praktiseerende medici tot gemeengoed van alle psychiaters heeft gemaakt. Alle overbodig gepronk met theorieëen en hypothesen wordt vermeden. In het therapeutisch gedeelte wordt ook melding gemaakt van de allerlaatste geneeswijzen, o.a. de cardiazol- en insulinetherapie, op wier gebied, zooals men weet, de Leuvensche professor gezaghebbend is. De korte bespreking bij eiken ziektevorm van den graad der zedelijke verantwoordelijkheid, maakt het boek ook voor juristen, expertgeneesheeren en moralisten nuttig. Het totale gemis aan bibliographie, de summaire en - naar onze meening - onrechtvaardige beoordeeling van de psychanalyse heeft ons verwonderd.
W. Smet
T.A. HOOFTMAN, Wanneer moet ik in den nacht mijn dokter laten komen? - Van Goor, 's Gravenhage, 1941, 45 blz., Fl. 0,30.
Dit werkje behoort tot het gebied der Eerste Hulp bij Ongevallen. Het kan klaarheid en geruststelling brengen in vele plotselinge dramatische ziektetoestanden. Alhoewel systematisch ingedeeld, is de stof wat verward uiteengezet: men struikelt vaak over herhalingen en verwijzingen.
In de handen van een knap lesgever, kan het dienst bewijzen in kursussen van E.H.B.O. of van Gezondheidsleer.
W. Luyten
Dr Med. R. ROOSENS, Handleiding bij het medisch onderzoek van sportbeoefenaars. - Kamer der Geneesheeren, Antwerpen, 1942, 88 blz.
Het is een verheugend verschijnsel dat, door de officieele instanties hier te lande, een ernstige poging gedaan wordt om de immer stijgende belangstelling voor rationeele lichaamskultuur op goede banen te leiden. Een der voornaamste uitingen van die ordening is wel: het eischen van een doeltreffend, aangepast geneeskundig toezicht. De orde der geneesheeren heeft dan ook aan Dr Roosens de opdracht gegeven om de meest elementaire gegevens samen te bundelen in een vade-mecum, dat de geneesheeren in staat stelt met kennis van zaken de sportverrichtingen te volgen.
Dit werkje is niets anders dan een gids, om den dokter in de geneeskunde het terrein te helpen verkennen. Schrijver heeft geenszins aanspraak willen maken op volledigheid en heeft derhalve dit overzicht tamelijk algemeen gehouden. Het is een flinke stap in de goede richting: sportbeoefening eischt medische kontrool.
W. Luyten
Inga LORENZ-HERZOG, Als U moeder wordt! Een leidraad voor aanstaande moeders. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 109 blz. Fr. 30.
Inga LORENZ-HERZOG, Mijn kind in het eerste levensjaar. Handleiding voor zuigelingenverzorging.- De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1941, 120 blz., Fr. 30.
Inga LORENZ-HERZOG, Gezonde en vroolijke kinderen. Verzorging, voeding en kleeding van het kind van het tweede tot het zesde levensjaar in blijde en in bange dagen. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 118 blz., Fr. 30.
Aan Moeder en Zuigeling werden in onze Nederlandsche literatuur van de laatste jaren heel wat oorspronkelijke werkjes gewijd: menschen als Prof. Gorter en Daels; de Dokters Philips, Lebeer, Ausems; Liesbeth Burger e.a., hadden een te rijke onder- | |
| |
vinding om niets daaruit te publiceeren. De verzorging van moeder en kind is wellicht een der meest dringende vraagstukken van de preventieve geneeskunde. Door een intens doorgedreven voorlichting inzake zwangerschapshygiëne en zuigelingenverzorging, is men er inderdaad toe gekomen de kindersterfte in onze Westerlanden te verminderen: een gelukkig verschijnsel, dat eenigszins moet goed maken wat vruchtafdrijving en geboortebeperking verknoeien. Ook in Duitschland heeft men zich de laatste jaren fel ingespannen om moeder- en kindersterfte tot een minimum te herleiden.
Om de moeders in hun soms lastige taak behulpzaam te zijn, heeft Inga Lorenz-Herzog een prettige trilogie geschreven, die in Duitschland op korten tijd uitverkocht was. Toen de Nederlandsche Boekhandel de vertaling in het licht zond, bleek het algauw dat ook ten onzent de belangstelling ongemeen groot was. En met recht; want wat hier geboden wordt, is nieuw en frisch. In tegenstelling met de meeste andere werken, die eerder theoretisch of verhalend zijn, is de trilogie van Inga Lorenz 100% praktisch.
Alles wat moeder te doen heeft, wordt tot in de puntjes uitgewerkt; wat ze weten moet om een beter inzicht te krijgen in het wonder van het leven, wordt slechts tusschendoor uiteengezet, heel kiesch en hoogst bevattelijk.
Het moederschap staat borg voor de onsterfelijkheid van het volk (hfdst. I); daarom moet de Staat de zwangere vrouwen beschermen, en moet de opvoeding de jonge meisjes inwijden in 'geheimen die geen geheimen mogen zijn' (II). Moeder geworden, dient de vrouw haar voeding in acht te nemen (III) en dient zich te verzorgen (IV). Dit hoofdstuk is natuurlijk het belangrijkste van heel het boek; niets wordt vergeten. Eén punt willen we nochtans aanstippen. Alhoewel de schrijfster herhaaldelijk naar den dokter verwijst, komt het ons voor, dat ze dit niet met voldoenden nadruk doet. Wij meenen dat een geneesheer niet enkel curatief moet ingrijpen; men moet hem meer gelegenheid geven 'preventief' op te treden. Daartoe kunnen geschriften als deze ontzaglijk veel bijdragen. Toekomstige moeders, zuigelingen en jonge kinderen zijn geen zieke menschen, ver vandaar; maar toch dienen het 'patienten' van den dokter te worden, omdat zich in hun teere organismen allerlei aanpassingsprocessen afspelen, die de tusschenkomst van deskundige leiding hoogst wenschelijk maken. Een boek als dit van Inga Lorenz is een uitstekende vriend voor de jonge moeder; maar raadsman en gids... dat weze de huisdokter!
Het werk eindigt dan met enkele woorden over onvruchtbaarheid door afdrijving, miskraam e.a. (V). Alle toebereidselen zijn getroffen, het laatste bedrijf (VI) vangt aan, een kind wordt geboren.
In het tweede boek vindt de toekomstige moeder, wat 'haar kind in het eerste levensjaar' noodig heeft: de uitzet en de kamer (I) - de verwelkoming (II) en vooral de lichamelijke verzorging van den baby (III). Dan komt de voeding (IV), datgene wellicht wat het meest invloed uitoefent op de latere gezondheid. Het moet tot vervelens toe herhaald worden, dat moedermelk hèt voedsel is der eerste levensmaanden en dat de moeder zich zeer nauwgezet en liefdevol van dezen plicht moet kwijten.
Na de kleeding van den zuigeling (V), wordt zijn normale ontwikkeling beschreven (VI). En tot besluit (VII), nog een nieuwigheid: tabellen om, met het oog op een later geneeskundig toezicht, enkele gegevens over voeding en gewicht van je kinderen op te teekenen.
In het derde boek bespreekt Mevr. Lorenz de opvoeding van den kleuter (2-6 jaar). Zij beschrijft achtereenvolgens zijn normale ontwikkeling, zijn voeding, kleeding en verzorging; om dan te eindigen met de verschillende kinderziekten, die, reeds op dien leeftijd, heel wat last kunnen meebrengen.
Alles te samen is deze trilogie zeer rijk aan inhoud, zoodat aan het einde van elk deel, de woordwijzer met veel nut kan geraadpleegd worden. Niet enkel de inhoud, maar ook de vorm doet zeer aangenaam aan: talrijke pittige teekeningen verluchten den tekst; de bandversiering, letter en bladspiegel zijn onberispelijk. Ook de vertaling van Firmijn Mortier verdient allen lof.
W. Luyten
A. SIMONART, Eléments de Pharmacodynamie et de Thérapeutique. - Tweede uitgave, Brépols, Turnhout, 1941, 465 blz.
A. SIMONART, Het Geneeskundig voorschrift met formulier, id. 1942, 157 blz.
A. SIMONART, La prescription médicale avec formulaire, id. 1942, 157 blz.
Van een zoo uitgebreide wetenschap als de geneesmiddel-leer een beknopt handboek schrijven, waarin én student én medicus bij iedere raadpleging dadelijk hun weg vinden, is zeker geen gemakkelijke taak. Schrijver staat inderdaad voor een massa gegevens waarvan een enorm percent eenvoudigweg verouderd is en niettemin uit gewoonte of gebrek aan ernstige geneeskundige koontrool steeds nog in deze wetenschap besproken wordt. Het is verstaanbaar dat, in dien toestand, het positief-vastgestelde, dat namelijk de physiologische vuurproef ondergaan heeft en hierdoor een vaste therapeutische waarde werd toegezegd, onvoldoende dreigt in het licht gesteld te worden, indien niet een echt-critische geest de hoofdzaken van het nevengeschikte weet te scheiden. Op dit zuiver-critische standpunt stelt zich de schrijver van dit handboek. Zijn persoonlijke vorming inzake physiologie en physicochemie, die de onmisbare basis is voor een objectieve studie der verschillende geneesmiddelen, staat reeds op voorhand borg voor de degelijkheid van zijn handleiding. Bij de bespreking van ieder geneesmiddel of groep van geneesmiddelen vinden we de objectiviteit, nauwkeurigheid en orde (welke hoedanigheden dadelijk den laboratoriumvorscher doen herkennen); zoodat we het werk van Prof. Simonart als een modelhandboek mogen aanstippen. Voor den geneesheer die dagelijks zijn pharmaceutische kennis moet herzien, verrijken of onderhouden, is het onmisbaar. De korte doch kernachtige inleiding, die Prof. Ide op de hèm eigen wijze voor dit werk van zijn oud-leerling, exassistent en opvolger opstelde, is op zichzelf een bespreking waard. Het gebrek aan physiologische kennis, de eenige oorzaak der verkeerde richting die de therapeutiek bij sommige beoefenaars der geneeskunde aanneemt, wordt er op meesterlijke wijze aangeklaagd. Prof. Ide besluit zijn inleiding als volgt: 'Confrère, lisez ce livre, non pas à la hate ou comme une revue qui
| |
| |
prône de belles cures, mais méditez-le comme un théologien établit des dogmes... ...et nourri de science positive vous resterez calme au chevet de vos malades, vous n'entreprendrez aucune cure à la mode, vous n'administrerez que ce qui peut faire du bien au patient, même si sa guérison ne rélève plus de nos faibles moyens.' Een betere aanbeveling voor dit uitstekend didactisch werk bestaat er zeker niet.
In een afzonderlijk werkje geeft de schrijver de regels van het geneeskundig voorschrift weer en duidt voor ieder geneesmiddel de meest voorkomende en de geschiktste wijze van voorschrijven aan, alsook de bijzonderste geneeskundige aanwijzingen. Een handig alphabetisch register is eraan toegevoegd, zoodat het boek snel en gemakkelijk geraadpleegd kan worden. Het vult volledig het hierboven besproken boekdeel aan en werd met dezelfde zorg opgesteld.
Dr. F. van Baarle
Maurice LECAT, L'azeotropie. La tension de vapeur des mélanges de liquides. Bibliographie. Tome second pour 1932-41 avec compléments rétrospectifs. - Maurice Lamertin, Brussel, 1942, 127 blz. Fr. 125.
Het verschijnsel van Azeotropie is over 't algemeen weinig bekend, ook bij het ontwikkeld publiek. Het bestaat in den evenwichtstoestand tusschen concentratie en dampspanning bij het distillatieproces van een chemisch mengsel. Op dat verschijnsel werd een ware Wetenschap gebouwd, de Azeotropologie, die, wegens haar belangrijke rol in de Analytische Scheikunde en bijzonder, de meer en meer toenemende toepassingen in de nijverheid, een onverwachte ontwikkeling heeft gekend in de laatste vijftig jaar.
De schrijver is ons reeds zeer goed bekend door zijn talrijke bijdragen tot de studie van de hoogere determinanten in de Wiskunde. Trouwens, met zijn veelzijdige eruditie heeft hij zich met min of meer succes gewaagd op de meeste verscheiden gebieden, zooals litteraire en philosophische studiën over Maeterlinck. Hij is een grondlegger van de nieuwe wetenschap, waaraan hij in 1918 voor de eerste maal de benaming 'Azeotropisme' gaf.
Terwijl het eerste deel van deze 'Bibliographie', verschenen in 1932, de werken bevat die sedert een eeuw over die stof werden geschreven, geeft dit tweede deel een overzicht van de laatste tien jaren; nochtans bevat het niet minder dan 1052 oorspronkelijke werken met zeer nauwkeurige verwijzingen en aanteekeningen. Zonder twijfel is deze 'Bibliographie' onmisbaar voor alle verdere wetenschappelijke navorschingen op dat gebied.
P. Goedertier
A. DELARUELLE en Dr. A.I. CLAES, Beginselen der Natuurkunde. Deel II. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 511 blz., Fr. 58.
Het eerste deel van dit prachtig schoolboek kende een waren triomf. Het werd zeer gunstig onthaald in de pers, en er was reden toe. Het verdiende daarenboven de eer door de Koninklijke Academie van België met den 'De Keyn-prijs' bekroond te worden. Het tweede deel (Acoustiek, Optica, Magnetisme en Electriciteit) hoeft voor zijn ouder broertje niet onder te doen en heeft dezelfde eigenschappen. Alleen betreuren we ten zeerste dat er zooveel onaangename en zelfs voor de studie nadeelige errata in tekst en formules voorkomen.
Dr. A.R.
Georges HEYMAN, La Protection médicale du travail en Belgique. - Office de Publicité, Nieuwstraat 36, Brussel.
In dit boek zal men niet enkel de opsomming der verschillende wetteksten aangaande de medische bescherming van den arbeid in ons land vinden, doch bovendien een diepgaande kritische studie dezer wetgeving. De schrijver is eerebestuurder bij het ministerie van nijverheid, arbeid en sociale voorzorg en heeft in die hoedanigheid reeds menig sociaal vraagstuk in grondige studie te boek gesteld.
Ontstaan uit enkele sporadische wettelijke bepalingen reeds op het einde der 18e en in het begin der 19e eeuw, is de wetgeving inzake arbeidshygiëne zoodanig belangrijk en uitgebreid geworden dat, voor eenieder die hierin belang stelt, een synthese als deze van Heyman uiterst welgekomen moet zijn. Dat deze wetgeving, hoe uitgebreid ook, echter nog voor vele verbeteringen en vooral vereenvoudigingen vatbaar is, bewijst de schrijver in meerdere hoofdstukken. Dat het vraagstuk der arbeidshygiëne ook niet enkel door de wetgeving kan opgelost worden is eveneens zeker, en eenieder zal de bewering van den schrijver onderteekenen: dat slechts door vereenigde pogingen in geheel het land op het gebied van onderwijs en opvoeding iets kan bekomen worden (blz. 136). Zoolang de bevolking hieromtrent zoo onwetend zal blijven en door allerlei onderricht geen grondiger ontwikkeling zal opdoen, zal het streven naar meer gezondheid bij den arbeid voor velen doode letter blijven en zal ook het getal der overtredingen die de medische inspecteurs jaarlijks in de verschillende bedrijven vaststellen (cfr. aangehaalde statistieken) niet zoo snel verminderen.
De oordeelkundige wijze waarop dit gedeelte van onze sociale wetgeving in 't licht wordt gesteld en de persoonlijke opvattingen van den schrijver over verbetering en aanvulling hiervan, vormen de hoofdverdiensten van dit werk dat door geneesheeren, juristen, arbeidsinspecteurs, bedrijfshoofden e.a. gaarne zal geraadpleegd worden.
Dr. F. van Baarle
| |
Economie
R. PIRET, Le statut civil de la famille et du patrimoine familial. - Bâtir, buiten de reeks, 160 blz., Fr. 16.
R. PHILIPPOT, La profession et la personne. - Bâtir, 2e reeks nr 1;
A. FAUVILLE, La psychologie et le choix de la profession. - Bâtir, 2e reeks, nr 2;
Philippe DE SOIGNIE S.J., Profession et bien commun. - Bâtir, 2e reeks, nr 3;
Jean COLARD, Profession et paix sociale. Bâtir, 2e reeks, nr 4. - Casterman, Doornik, elke brochure van ongeveer 90 blz.: Fr. 7; de volledige reeks van 7 brochures: Fr. 42.
De tweede reeks van 'Bâtir' - waarvan de eerste besproken werd in Streven, IX. 4, blz. 429 - onderzoekt het beroep (profession) in zijn verschillende aspecten.
In de eerste brochure wordt in het licht gesteld dat de arbeid er niet is om wille van zichzelf, en ook niet uitsluitend om
| |
| |
wille van de gemeenschap, maar dat hij tot ontplooiing van het menschelijke in den arbeiders moet strekken.
De tweede brochure verstrekt interessante gegevens over al hetgeen de vooruitgang der experimenteele psychologie aan de hand doet om de beroepskeuze op een wetenschappelijken grondslag te vestigen.
De studie van Pater De Soignie is van principieelen aard: na het voor en het tegen van het kapitalistisch regiem te hebben aangetoond, leert ze ons welke beginselen aan den grondslag van elke gezonde sociale hervorming in christelijken geest moeten liggen.
Prof. J. Colard beschrijft ons als het ware de middelen en wegen die tot die hervorming willen brengen, de pogingen nl. van het corporatisme in die richting: van de Catholiques Sociaux, van het Italtiaansch, het Duitsch en het Portugeesch corporatisme wier hoofdstrekkingen hij telkens heel duidelijk laat uitkomen en dan beoordeelt.
De volgende brochures der reeks zullen handelen over 'Profession et législation sociale' (door Prof. H. VELGE), 'Profession et organisation de la production' (door Baron SNOY et D'OPPUERS), 'Profession et progrès technique (door Baron F.X. van der STRAETEN-WAILLET).
Deze tweede reeks is de eerste waardig: ze licht ons voor omtrent een brandend vraagstuk, een vraagstuk dat niemand mag onverschillig laten omdat allen er bij betrokken zijn en allen het hunne er toe zullen moeten bijdragen om onze diep geschokte samenleving opnieuw op te bouwen op den eenigen hechten, dat is op christelijken grondslag.
Buiten-reeks verscheen een zakelijke studie van Prof. Piret die de bepalingen onzer wetgeving over het gezin ontleedt, de vele goede zijden ervan aantoont, voor onbezonnen hervormingsstrekkingen en -plannen waarschuwt en op enkele nuttige wijzigingen wijst.
Dr. K. du Bois
La limitation des dividendes et des tantièmes. - E. Bruylant, Brussel, 1942, 163 blz.
Deze uitgave van den 'Centre d'études des Sociétés' tracht ons naar best vermogen de juiste beteekenis uiteen te zetten van de bepalingen van het 'Besluit' van 14 October 1941 over de aanwending der winsten van de vennootschappen. Een Besluit dat niet door duidelijkheid uitmunt, zooals de 'Introduction' het laat uitkomen. De commentaar van het Besluit wordt ingeleid door een korte samenvatting van hetgeen op hetzelfde gebied in Duitschland, Nederland en Frankrijk verordend werd. De commentaar is duidelijk en methodisch.
B.V.
Paul LINDEMANS, Lk. ing., De Vlaamsche landbouw in het verleden. - J. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 64 blz.
Ook door zijne landbouwmethodes en -uitrusting was Vlaanderen voorheen baanbrekend; deze beknopte maar zaakrijke geschiedkundige schets leert het ons.
B.V.
Das Dentsche Kreditwesen in der nenen Wirtschaftsordnung. Eine Vortragsreihe veranstaltet im April und Mai 1941. - Deutsches Institut für Bankwissenschaft und Bankwesen, Helft 2. Bank-Verlag, Berlijn, 1941, 132 blz.
In de zes lezingen die hier gebundeld zijn is er een vrij groote verscheidenheid waar te nemen zoowel in de behandelde onderwerpen als in den toon waarin de voordrachten gehouden zijn. De laatste b.v. is een overzicht van de historische ontwikkeling van de leening tegen interest (met eenige onnauwkeurige bemerkingen over de houding der Katholieke Kerk hieromtrent). De eerste daarentegen is een opwekking, tot bankiers gericht, om hun rol in de nieuwe Duitsche economie goed te vervullen. De overige teksten zijn uiteenzettingen van hetgeen in den eenen of den anderen sektor van het kredietapparaat gedurende de laatste jaren geschied is. Daar vindt men verschillende concrete gegevens en cijfers over de financiering van den oorlog, den stand van de Staatsschuld, de opbrengst van de belastingen en meer in 't algemeen over de geheele financieele en monetaire politiek van het IIIe Reich sinds den oorlog. Zij zullen met veel belangstelling gelezen worden.
R. Van Ooteghem
Arsène DUQUESNE, Organisation moderne des affaires. - Arduc, Brussel, z.j., 316 blz., Fr. 45.
Een zeer duidelijke en zakelijke inleiding waarin achtereenvolgens behandeld worden: de organisatie van de handelsonderneming, van de nijverheidsonderneming en van den verkoop. Naast vingerwijzingen van rechtstreeks praktischen aard, treffen wij hier beschouwingen aan, er toe strekkende den mensch tot een trouw, plichtvol vervullen van zijn taak aan te zetten en daartoe te bekwamen. De behandelde stof is omvangrijk; in het bestek van dit boek kon dan ook enkel de hoofdzaak vermeld, zoo dat de lezer wel eens nadere bepalingen verlangt.
K.B.
Dr. Ernst WAGEMANN, Komt er inflatie? Geldschepping en financieele politiek in oorlogstijd en vredestijd. - Westland, Amsterdam, 159 blz.
De oorspronkelijke uitgave van dit werkje getiteld 'Wo kommt das viele Geld her?', werd reeds in dit tijdschrift besproken (IXe jaarg., nr 3, blz. 272). Een antwoord op de vraag 'of er inflatie komt' wordt natuurlijk odoor schr. niet gegeven. Alleen betoogt Prof. W., aan de hand van de financieele geschiedenis van Duitschland sinds 1914 en van theoretische beschouwingen, dat de huidige omstandigheden niet tot inflatie hoeven te leiden, zoolang de regeerders de eischen van een gezond monetair beleid in acht nemen en er nl. voor zorgen dat elke nieuwe gelduitgifte steeds strikt gemotiveerd wordt door de noodwendigheden van een verhoogd rechtmatig gebruik ervan.
R. Van Ooteghem
R. DE BOCK, Binnenvaartuigen en visschersschepen op de Schelde rond 1900. Teekeningen door Maurice Seghers. - De Sikkel, Antwerpen, 1942, 79 dubbele blz., Fr. 120.
Een werk dat de namen draagt van R. De Bock en Maurice Seghers kan, alleen daardoor, niet anders dan de aandacht afdwingen. De Heer De Boek houdt zich sinds lange jaren bezig met de studie onzer binnenscheepvaart en wordt thans aanzien als de meest gezaghebbende autoriteit op
| |
| |
dat gebied. De theoretische kennissen, door studie opgedaan, zijn bij hem verlevendigd en opgehelderd door de rijke verzameling van modellen die hij er in slaagde bijeen te brengen. De teekeningen zijn van een onzer meest begaafde kunstenaars op zeevaartgebied en men bewondert de zorg en de nauwkeurigheid waarmee veertig verschillende vaartuigen hier zijn afgeteekend. Dit werk zal dan ook met belangstelling gelezen worden, vooral door allen die zich met de geschiedenis van ons land bezighouden en nadere inlichtingen verlangen aangaande de visschersnijverheid en de wonderbare vakkennis van zoo talrijke en helaas onbekend gebleven dorpsscheepsbouwers, door overlevering en eigen ervaring verworven.
Fr. De Cleyn
De provisie tot instandhouding van de stocks en de uitzonderlijke winsten. Besluiten van 31 Maart en 28 December 1942 en aanschrijving van 28 Augustus 1942. - Studiecentrum der vennootschappen. E. Bruylant, Brussel, 1943, 257 blz., Fr. 50.
Het 'Studiecentrum' blijft naar best vermogen zijne lastige taak vervullen. Ditmaal komen twee vraagstukken aan de beurt die uit zichzelf reeds omslachtig zijn en dan nog door onduidelijke verordeningen moeilijker gemaakt worden. Vooral in het doolhof van het Besluit van 31 Maart 1942 kon moeilijk voldoende licht aangebracht! - Deze studie verscheen in het Fransch, onder den titel: 'La provision pour le maintien des stocks et les bénéfices exceptionnels'.
B.V.
| |
Varia
Dr. Jan LINDEMANS, lid van de Kon. VI. Academie, Hoe maak ik mijn stamboom op? Kleine inleiding tot de Vlaamsche familiegeschiedenis. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 80 blz., Fr. 1.5.
De titel van dit boekje belooft veel, maar de inhoud geeft nog meer. Niet alleen leeren wij, voor het opmaken van den stamboom, techniek, bronnen en doenwijze kennen; ook het moreele, hygiënische, professioneele en nationale nut er van; ook allerlei wetenswaardigheden over doopnamen. familienamen en familieblazoen: alles in het kader van fier zelfbewustzijn en gezamenlijken opgang tot soliede grootheid.
E.J.
Rinke TOLMAN, Een wereld van schoonheid. - Schijnwerpers 31, Het Spectrum, Utrecht, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 118 blz., Fr. 22.
Wanneer men een boekje als dit ter hand neemt, heeft men maar één verlangen meer: met pak en zak erop uit te trekken naar een wereld vol schoonheid. Dit alleen, duidt reeds op een echte verdienste. Niet de eenige trouwens! Een levendige stijl en een ondervinding die vertrouwen inboezemt; frischheid en degelijkheid tevens.
Het kan wel niet anders, of onze verbeelding loopt den schrijver achterna: ze plast door sloot en moeras; moeizaam werkt ze zich vooruit door het taaie heidekruid, Holland door: in breede visie het landschap opnemend van Friesland en Zuid-Nederland, om dan plots, door het detail van een vogel, een bloem of een vlinder geboeid, te blijven staan. Om te genieten en meer van zijn land te gaan houden.
De foto's die het boek illustreeren zijn fijn en stemmig als het werkje zelf.
J.B.
Karl HAUSHOFER, Wehr-Geopolitik, geographische Grundlagen einer Wehrkunde. - 4e en 5e uitg. Junker und Dünnhaupt, Berlin, 1941. 195 blz., RM. 7
De ondertitel dezer studie zegt ons heel duidelijk welk deel der strijdkunde de schrijver, Generalmajor A.D. en hoogleeraar aan de hoogeschool te München, hier behandelt. Hij zag zich verplicht in deze uitgave zijne uiteenzetting tot een betrekkelijk geringen omvang in te krimpen, hetgeen noch aan duidelijkheid noch aan overzichtelijkheid schaadde, wellicht eerder integendeel: wij krijgen hier de hoofdzaak, bevattelijk ook voor niet-specialisten. Elke ontwikkelde zal b.v. met groote belangstelling lezen wat ons voorgehouden wordt omtrent de vaak voorvallende wanverhouding tusschen de strijdmiddelen ter zee en op het land (blz. 75 vgg.); of nog omtrent den invloed van de gesteltenis der kust (steil, met duinen, met lagen achtergrond) op de aanvals- en verdedigingsmogelijkheden (blz. 98 vgg.).
K. du Bois
Louis WACHTERS, Lodewijk Van Boeckel. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 123 blz., Fr. 12.
Een hulde aan Van Boeckel wil dit boek zijn; en nog meer: want, al wordt het zoo nergens uitgesproken, het moet voor de jeugd een les zijn van taaie wilskracht, om zich op te werken en toch zichzelf te blijven.
Het harde leven van onzen Vlaamschen kunstsmid zal de jeugd begeesteren voor echte daden. Het zingt den lof van het handwerk dat, zoo goed als welke taak ook, het leven kan en moet bezielen.
Hopelijk zullen er jongeren zijn die, bij het lezen van dit mooie boek over een man uit ons volk, den adel van den arbeid diep genoeg zullen beseffen, om ook naar dat besef te handelen.
J.B.
| |
| |
Uit het Duitsch door P. Benedictus Joz. SMEESTERS, Minderbroeder. - St-Franciscus-drukkerij, Mechelen, z.j., 63 blz., Fr. 8. |
LUCAS, P. Joseph, Zoo kom ik vooruit. Uit het Duitsch vertaald door P. Benedictus Joz. SMEESTERS, Minderbroeder, - St-Franciscus-drukkerij, Mechelen, z.j., 32 blz., Fr. 4. |
MOOY, Henriëtte, Naar Groenland met de Frankendaal. - Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1942, 99 blz., Fr. 32,50. |
PINK, Gerhard P., The Conference of Ambassadors (Paris 1920-1931). Its history, the theoretical aspect of its work, and its place in international organization. - Geneva Studies XII 4-5. Geneva Research Centre, Genève, 1942, 293 blz., Zw. Fr. 1,75. |
PULVER, Max, Auf Spuren des Menschen. - Orell Füssli, Zürich, z.j., 124 blz., Zw. Fr. 3,50. |
RUDIN, Dr. Joseph, Der Erlebnisdrang. Seine psychologischen Grundlagen und pädagogische Auswertung. - Verlag des Instituts für Heilpädagogik, Luzern, 1942, 141 blz., Zw. Fr. 6,80. |
SIMONS, Joseph, Bonifacius Suikerbuik. - 8e tot 12e duizendtal. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1943, 149 blz., Fr. 18. |
SIMONS, Joseph, Bonte garve. - 7e uitg. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1943, 175 blz., ing. Fr. 32, geb. Fr. 48. |
SOIGNIE, Philippe De -, S.J., Profession et bien commun. - Bâtir 2 III. Casterman, Doornik, z.j., 91 blz., Fr. 7. |
SPIELER, Dr. Joseph., Erziehungsmittel. Ein Arbeitsprogramm. - Verlag des Instituts für Heilpädagogik, Luzern, 1943, 23 blz. |
THIESS, Frank, Tsoeshima. De roman van een zeeoorlog. Vertaling van D. LATEUR en W. VERBEEK. - Zonnewende, Kortrijk, z.j., 2 deelen, 346 en 350 blz., geb. Fr. 150. |
TICHELEN, Dr. Th. Van -, De zingende molen. - Geloofsverdediging, Antwerpen, z.j., 253 blz., Fr. 40. |
VANSINA, Dirk, Jan Van Puyenbroeck. - Uitgegeven in opdracht van 'Volk en Kunst' en den 'Interprovincialen Cultuurdienst'. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 31 blz. + 8 platen, Fr. 15. |
VEN, Dr. J.J.M. van der -, Arbeid en recht. Openbare les. - Dekker en van de Vegt, Nijmegen, 1942, 17 blz., f. 0,75. |
VERCAMMEN, Jan, Als de kat begint. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 22 blz., Fr. 15. |
VERCAMMEN, Jan, De zesde kamer. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 22 blz., Fr. 15. |
VERCAMMEN, Jan, O die muis! - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 22 blz., Fr. 15. |
WAELHENS, Dr. A. De -, La philosophie de Martin Heidegger. - Editions de l'Institut supérieur de Philosophie, Leuven, z.j., 379 blz. |
WITKOP, Philipp, Goethe in Strassburg. - Herder, Freiburg i. Br., 1943, 30 blz. RM. 0,75. |
Annuaire statistique de la Société des Nations 1940-41. - Société des Nations, Genève, 1941, 371 blz., ing. Zw. Fr. 10, geb. Zw. Fr. 12,50. |
Le commerce de l'Europe. - Société des Nations, Genève, 1941, 118 blz., Zw. Fr. 7. |
Matières premières et denrées alimentaires. Production par pays, 1935 et 1938. - Société des Nations, Genève, 1939, 75 blz., Zw. Fr. 2,50. |
Missiemap ten gebruike van de vrouwelijke K.A. jeugd. - Hernieuwen-uitgaven, Roeselare; St-Tillo's Missiebond, Brugge, z.j., 125 blz. |
La provision pour maintien des stocks et les bénéfices exceptionnels. Arrêtés du 31 mars et 28 décembre 1942 et circulaire de 28 août 1942. - Centre d'étude des sociétés. Bruylant, Brussel, 1943, 238 blz., Fr. 50. |
Revue de la situation économique mondiale. Neuvième année 1939-41. - Société des Nations, Genève, 1941, 317 blz., Zw. Fr. 7,50. |
Wirtschafts-Handbuch 1943. Herausgegeben von Handelsteil der Frankfurter Zeitung. 80 Jahrgang. - Frankfurter Societäts-Druckerei, Frankfurt a. M., 1943, 192 blz. |
| |
| |
[binnenkant achterplat]
[binnenkant achterplat]
| |
Boeken bij de redactie toegekomen van 31 Jan 1943 tot 20 Maart 1943. Bespreking in de mate van het mogelijke.
BAELEN, K. Van -, De oude symfonie van ons hart. Roman. - De Kinkhoren, Brugge, 1943, 269 blz. Fr. 32. |
BLOCK, Lic. Hendrik, Het Herdisconteering- en Waarborginstituut (H.W.I.). Inrichting en werking. - De Wiking-reeks I. Dirix-Van Riet, Antwerpen, 1943, 96 blz., Fr. 30. |
BOM, Emmanuel De -, Twee Antwerpsche schilders. Piet Verhaert en Charles Mertens. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943. 31 blz. + 10 platen, Fr. 15. |
BONGER, H., Dirck Volckertszoon Coornhert. Studie over een vroom en nuchter Nederlander. - De Tijdstroom, Lochem, z.j., 152 blz., f. 4,90. |
BONI, Armand. De jonge Edison. Een geromanceerd jeugdbeeld van Thomas Alva Edison. - Vlaamsche Boekcentrale, Antwerpen, z.j., 162 blz. |
BOON, Jozef, C.SS.R., De roep der verre landen. Missie-declamatorium. - Opbouwen. Desclée-De Brouwer, Brugge; Hernieuwen-uitgaven, Roeselare, 1943, 196 blz., Fr. 25. |
BOON, Jozef, C.SS.R., De missie-droom der kleinen. Missie-declamatorium. - Opbouwen. Desclée-De Brouwer, Brugge; Hernieuwen-uitgaven, Roeselare, 1943, 78 blz., Fr. 12 |
BUEHLER, Theodor, Von der Utopie zum Sozialstaat. - Kohlhammer, Stuttgart, 1942, 313 blz., ing. RM. 5. |
CALLEWAERT, L.J., O.P., Het verkeeren. - Familieleven 14. 4e uitg. Geloofsverdediging, Antwerpen, 1943, 57 blz., Fr. 7,50. |
CASEL, D. Dr. Odo, O.S.B., Het christelijk kultusmysterium. - De Kinkhoren, Brugge, 1943, 190 blz., Fr. 32. |
COENEN, E.H., Kan. Joz., De zwevende monstrans van Faverney. Critische studie. - St-Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1942, 125 blz., Fr. 18. |
COLARD, Jean, Profession et paix sociale. - Bâtir, 2 IV. Casterman, Doornik, z.j., 88 blz., Fr. 7. |
COPPENS, A., Jeugd oefent en speelt. - De Sikkel, Antwerpen, 1942, 151 blz., Fr. 38. |
CRACCO, Prof. Dr., Schets eener geschiedenis der economie. - 2e uitg. De Phalanx, Brussel, 1943, 252 blz., Fr. 64. |
CUYPER, K. De -, Leerboek voor het theoretisch en practisch boekhouden. - 2e uitg., Van In, Lier, 1943, 264 blz., Fr. 35. |
DECKERS, Thilda, Een banier, een zwaard en een klein meisje. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 132 blz., Fr. 30. |
DUMONT, Georges, H., Banquibazar. La colonisation belge au Bengale au temps de la Compagnie d'Ostende. - Les Ecrits, Brussel, z.j., 222 blz. |
DURME, F. Van -, Lieven Duvosel. Uitgegeven in opdracht van 'Volk en Kunst' en den 'Internationalen Cultuurdienst'. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 34 blz., Fr. 15. |
ELZINGA, Dr. S., Het economisch hoger onderwijs als vertegenwoordiger der moderne cultuur. - G. Delwel, Wassenaar, z.j., 120 blz. |
EUCKEN, Walter, Die Grundlagen der Nationalökonomie. - 3e uitg. Fischer, Jena, 1943, 334 blz., R.M. 11,50. |
FAUVILLE, A., La psychologie et le choix de la profession. - Bâtir 2 II, Casterman, Doornik, z.j., 83 blz., Fr. 7. |
FOUARGE, Georges, Gymnastique professionnelle. - Les éditions de la jeunesse, Brussel, 1942, 98 blz., Fr. 25. |
GESTEL, Dr. C. Van -, O.P., Mysterium crucis. Tien reeksen vastenpredikingen. - Geloofsverdediging, Antwerpen, z.j., 2 deelen, 278 en 245 blz., ing. Fr. 90, geb. Fr. 114. |
HALLER, D. Dr., Joannes, Von den Karolingern zu den Staufern. Die altdeutsche Kaiserzelt (900-1250). - De Gruyter, Berlijn, 1942, 141 blz., RM. 1,62. |
HEMPTINNE, Chr. de - en A. BRUGGEMAN, Van moeder geleerd... Eerste godsdienstonderricht. - Beyaert, Brugge, z.j., 2 deelen, 112 en 103 blz., Fr. 28. |
HULLE, L. Van -, S.T.B., De Kruisweg. - Vromer leven-serie 15. Liturgisch apostolaat, Dendermonde, 1943, 31 blz., Fr. 2,50. |
JONGEN, H., Montfortaan, Rosa. Offerlam te midden van den oorlog (1929-1940). - 3e uitg. Geloofsverdediging, Antwerpen, z.j., 207 blz., Fr. 18. |
KIRCHGRABER, Dr. Richard en Dr. Robert JUST, Wirtschaftskunde der Schweis. - 3e uitg. Verlag des Schweizerischen Kaufmännischen Vereins, Zürich, z.j., 80 blz. |
LECOUTERE, C.P.F., Inleiding tot de taalkunde en tot de geschiedenis van het Nederlandsch. Vijfde verbeterde en vermeerderde druk bewerkt door L. GROOTAERS. - De Vlaamsche Drukkerij, Leuven, 1942, 447 blz. + 27 blz. platen en kaarten, Fr. 100. |
LOEHR, Aemiliana, De tijdkrans van het kerkelijk jaar. - Beyaert, Brugge, z.j., 364 blz., Fr. 55. |
LORENZ-HERZOG, Inga. Gezonde en vroolijke kinderen. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 123 blz. |
LUCAS, P. Joseph, Gentleman. Allerlei over de kunst van zelfbeersching. |
|
|