Streven. Jaargang 10
(1942)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLetterkundige kroniek
| |
IDe geheele hedendaagsche literatuur bestaat uit drie genres: de roman, de poëzie, de critiek. En de dramatiek? zal men vragen. Meer en meer valt deze buiten het literaire domein. Eerst wanneer een dichter als Verschaeve of een schrijver als Walschap een drama publiceert, heft de critiek de oogen op. De dramatiek wordt een kunst op zichzelf, waarbij de regie aan belang heeft gewonnen wat de tekst er aan verloor. Gelijk voor de muziek, bespreekt men de opvoeringen eerder als interpretaties, en vluchtig zal men de waarde en beteekenis van den dramatischen tekst nog aangevenGa naar voetnoot(2). Ook de poëzie betreedt, meer dan vroeger, een eigen weg. Tegenover den roman doet ze pover aan, maar ook aristocratisch: ze incarneert meer het | |
[pagina 234]
| |
begrip 'kunst', de roman meer het begrip 'leven'. Nu gaan wel veel schrijvers, na een verzen-makende jeugd, tot den roman over; weinig volwassen romanciers echter keeren naar de verskunst terug. Men wordt hoofdzakelijk het eene of het andere, veruit het vaakst romanschrijver, - en de poëzie staat er als een grillig aangelegd, door liefdevolle handen mooi onderhouden, tenslotte nogal afzijdig en verlaten tuintje. De literaire didactiek heeft zich bijna uitsluitend tot de critiek beperkt, de critiek van literaire werken of van plastische kunstenaars. Raakt zij een ander onderwerp aan: het standpunt blijft artistiek of aesthetisch, of het opstel zou niet meer literair heeten! Zulke beperking van den horizon beteekent verminkingGa naar voetnoot(3). Want werd het grootste proza niet dikwijls buiten elke literaire bekommernis om geschreven, en diende de geheele literatuur niet steeds gevoed door een universeelen geest en ervaring, die toevalligerwijze slechts in kunstvorm zich uitten? Van de meer algemeene cultuur en leven scheidt de hedendaagsche literatuur zich af; omgekeerd vervreemden deze van de literatuur. Naargelang men al of niet voor letterkundige wil doorgaan, is men het of men is het niet, - en ik ken vertellers (van de beste vertellers voor ons volk), die maar geen literairen naam verwerven, omdat ze de conventioneele oekasen niet naleven. Willekeurige grenzen beperken de velden van schoonheid; die uitwendige beperking beteekent, voor wie ze grondig doorschouwen wil, een inwendige berooving en verdeeldheid.
Vooral de romankunst wordt beoefend; als een magneet haalt zij alle krachten naar zich toe. Zeker, er verschijnen niet weinig novellen en korte verhalen; doch deze zijn slechts het ruitervolk van Kapitein Roman, en een andere vorm van verhaalkunst komt slechts uitzonderlijk voor. De roman, gelijk hij thans de boekenmarkt in beslag neemt, is een complex verschijnsel. Enkele jaren geleden kon men nog namen vinden voor zijn verscheidenheid: de verbeeldingsroman, de naturalistische roman, de psychologische roman, de thesis-roman; maar wie vermag de hedendaagsche productie te catalogeeren? Zonderen we den historischen roman en den fantastischen roman uit (binnen welke genres toch ook een regenboog van schakeeringen bestaat); hoe valt de rest dan uiteen! De roman in dagboek, de roman in brieven, het menschelijke document in welken vorm dan ook, de belijdenis, het verhaal van een levensloop, de geschiedenis van drie geslachten: naar inhoud en voorkomen konden we, tot in het oneindige, maar indeelen! De roman, is vooreerst een verhaal, heeft met recht Walschap beweerdGa naar voetnoot(4); maar de meeste hedendaagsche romans, die van Walschap niet heelemaal uitgezonderd, zijn op de eerste plaats toch iets anders. Zij duren slechts enkele jaren; de geheele productie verloopt als de opeenvolgende nummers van een tijdschrift. Bepaalde werken, niet altijd de allerbeste, hooren even bij de actualiteit, en worden dan vergeten. Zoo onverwacht en zoo hoog loopt hun succes op, omdat het koopen en schenken van boeken zoozeer in zwang is gekomen, en, ten overstaan van het publiek dat zich wil laten beïnvloeden, is de reclame oppermachtig. Romans zijn gelijk films of sporthelden: zij genieten een ongeëvenaarde populariteit; doch hun tijd is kortGa naar voetnoot(5). Literair en artistiek warden ze meestal overschat; het genre mist vorm en stijl. De groote hebben levenswaarde; ze verrijken en verdiepen, en het is heel moeilijk, voor wie nooit een roman ter hand neemt, zijn tijd te doorgronden. Doch kunstwaarde bezitten ze slechts toevalligGa naar voetnoot(6). Want zelden is de inhoud zoo gelukkig gevonden, zoo diepmenschelijk doorvoeld, doordacht, doorpeild, zoo raak geïsoleerd; zelden de vorm zoo taalkundig zuiver, zoo precies sober en passend, zoo melodisch bekorend en plastisch suggestief, zoo evenredig en harmonisch met al zijn onderdeelen: dat de gewrochten onder de 'monumenta aere perennius' een plaats verdienen. Meestal zijn het handige, knappe, boeiende, heel waardeerbare - soms geniale - improvisaties; maar een kunstwerk wordt, als zoodanig, nooit geïmproviseerd.
De roman overwoekert den tuin van onze literatuur. Alle andere genres moeten | |
[pagina 235]
| |
wijken en kwijnen, of overweldigd verbasteren, of zich afzonderen in superbe hoekjes. Op alle gronden schiet de romanplant op; ale vormen neemt zij aan; ze bloeit en verwelkt in alle seizoenen. Langzaam krijgt de tuin een tropisch aspect van nuttelooze overladenheid: waar blijven de beproefde vruchten, het onvergankelijk goed? | |
IIAlvorens het roman-verschijnsel te beoordeelen, beschouwen we even het verhaal en de verhaalkunst in het algemeen. Hiervan gaan we uit: het verhaal vindt zijn oorsprong in de feiten zelf. Omdat er wat gebeurt, wordt er verteld, en ook de meest fantastische vertelling dient zich als werkelijkheid aan. Ieder mensch wil het belangrijkste van wat hij doorleeft vasthouden en mededeelen. Hij noemt het ervaring; deze trekt de lijn van zijn verleden in de toekomst door, zij maakt zijn leven één en consequent. Ook andere menschen kan zij voorlichten en geleiden, een veelvuldig pogen harmonieeren tot één onderneming, die tijd en ruimte omspannen wil. Tijd en ruimte wil zij omspannen, den hemel met de aarde ook vereenigen. Want elk feit of feitencomplex blijft geheimnisvol; wie het verhaalt, maakt het helder van beteekenis: van de beteekenis namelijk die zijn geloof er aan hecht, zijn geloof aan een meedoogenloos noodlot of aan een ondoorgrondelijke wijsheid en goedheidGa naar voetnoot(7). Op het raakvlak van ervaring en droom teekent het verhaal zich dan af. Van de duizenden kleine ervaringen niet alleen, die als in een mozaiek zich vereenigen; van de ééne groote ervaring ook, die het veelvuldige verbindt! En anderzijds van den droom: van het meest vitale verlangen en verwachten; van de diepste overtuiging meteen dat een bovenmenschelijke kracht de stervelingen geleidt en hun lotgevallen regelt! Het verhaal verbindt waarneming met intuïtie (met een mystiek, zouden we haast zeggen). Uit velerhande belevingen haalt de verteller zijn kleingoed soms op, dat hij zéé samenvoegt als hij weet dat het geschieden moét; soms vertelt hij een ingewikkeld gebeuren eenvoudig na, het geleidelijk vervormend tot de warme klaarte van eigen verlangen en overtuiging. Het verhaal stelt feiten voor, van licht doorglansd, - en de lichtende feiten openbaren de persoonlijkheid van den verteller. Het is de eerste verovering op het zintuiglijke en vervlietende: tijdsverloop en waarneembaarheid blijven bewaard; van binnen uit echter staan ze verhelderd door een zelf onzichtbaren vuurhaard. Altijd is het verhaal, voor elke cultuur of religie die eeuwen duren wil, de onontbeerlijke grondslagGa naar voetnoot(8).
Opdat men veel zou vertellen, moet er veel geschieden. Menschen die, steeds bij elkander, een eentonig leven leiden, weten niet wat zeggen. Het toenemende vertellen in een gemeenschap wijst dan op een kentering, lang misschien reeds geschied, doch waarvan men de gevolgen nu in zich opneemt. Men kan het verhaal de echo der feiten noemen: een veel vervormende echo dan, die andere feiten weer inluidt. Mooie en groote voorvallen maakt het meestal mooier nog en grooter: de hemel gaat open en een geheimzinnige hand geleidt helden en menschen. In glorie-brengende verhalen bloeit een glorievolle geschiedenis uit: haar machtigste stuwing naar nieuwe glorie. Maar ook een gemeenschappelijke ontaarding vindt haar vertellers en vertellingen. Verhalen die ze voortzetten en doen toenemen: het ineenstorten van een wereld roep echo's op, waarbij andere werelden konden begeven! De verhaalkunst is dan essentieel: ofwel verbijsterend, verwarrend, ongodsdienstig; ofwel moraliseerend, leerend, in een zekeren zin religieusGa naar voetnoot(9). Met haar en door haar bezield, vangt elke cultuur aan, elke vorm van hooger collectief leven; tot zij dat alles ondermijnt en prijs geeft aan de vernieling. Zij legt grondslagen of sticht puinen. Zij trekt de menschen naar omhoog: dan wordt een verhalencyclus zuiver en één; uit een onverpoosd besnoeien en verbinden glanst een verrukkelijk levensbeeld op. Zij duwt ze ook naar omlaag: dan woekeren alom onkruid en verstikkende slingerplanten.
Het heeft hier geen belang, de romanproductie sedert de achttiende eeuw in haar geheel te overschouwen; maar ze valt samen met de nieuwe levensvormen die zich van toen af openbaardenGa naar voetnoot(10). Van de groote kentering der laatste twee eeuwen is zij de getuige en het teeken; | |
[pagina 236]
| |
ethisch en aesthetisch dient ze dus beoordeeld gelijk men dien tijd in zijn geheel zou beoordeelen, en alles kan met één woord wel niet gezegd! Daar gaan we niet op in. Verband leggen we alleen tusschen de laatste jaren, hun wanorde en weelde, hun onstuimige woelingen, hun meedoogenloos vernietigen en drang naar vernieuwing, en de zoo ontzagwekkende toegenomen romanproductie en romanlectuur. Alles komt in onzen tijd tot uiting, het allerbeste naast het allerslechtste; evenzoo hoort in den hedendaagschen roman alles thuis, het vernieuwen en het bederven der samenleving. Op elk groot roman past dus een afzonderlijk oordeel; tegelijk kan men ook de totale romanproductie tenzeerste betreuren en bepaalde werken heel hoog stellen... Doch wij bedoelen hier alleen het geheel op de hand te wegen. Niet graag denken we terug aan de laatste jaren voor den oorlog: de dreigende dagen met donderkoppen aan de vier windstreken. Hoe diep de gemoederen toen veranderden: als de noodige afstand zal genomen zijn, wijst de toekomst het eens uit. Doch normaal moesten de vele wendingen en keeringen een overvloedige verhalende literatuur aanvoeren, even oppervlakkig en chaotisch bijna als de elkander opvolgende nieuwsberichten: een verhalende literatuur met telkens messianische voorstellingen en sombere diagnosen. En even normaal zouden de menschen dien stortvloed voor een literairen groei en bloei houden, telkens betooverd door de phosphoresceerende actualiteit. De roman (of alles wat, van ver, op een roman moet gelijken) is, in zijn overdadigheid, het opium geworden, dat den werkelijkheidszin benevelt en de wilskracht ontzenuwtGa naar voetnoot(11). Naast de reëele wereld die ze willen ontvluchten, leven veel menschen thans in een prikkelende en verlokkelijke droomsfeer. De vele romans en verhalen nemen den zin voor verantwoordelijkheid, oprechtheid en diepte weg; zij tooveren een fata morgana voor, die, benaderd, verzwinden zal in zonnebrand. Wie verslaafd is aan de romanlectuur voert, als in een vliegmachine, steeds loopings uit, tot hij, duizelend, niet meer weet waar de aarde is en waar de hemel. Hij leeft duizend levensGa naar voetnoot(12); tenslotte leeft hij het zijne niet meer. Dit vonnis is streng. Het geldt echter roman in het bijzonder; alleen de veelvormige romanfurie, gelijk wij ze thans waarnemen. | |
IIIOnze besluiten (grootendeels herhalingen) willen we, genummerd, zoo duidelijk mogelijk formuleeren. Een praktische houding wordt er vanzelf door aangeduid. 1o De literaire waarde van den roman hangt samen met de innerlijke vitaliteit van het epische genre. Daar onze zwaar wentelende tijd wel verhalen uitlokken moest, moesten de beste epische producten van een acuut tijdsbewustzijn getuigen, een diepgaand penetreeren en intiem aanvoelen, een rijkbedeeld en soepel temperament, velerhande gaven van geest en hart, uitdrukkingsvermogen en plastische kracht. De beste romans zijn thans geladen met een machtige dynamiek, en het genre ontplooit zich, veelzijdig en verscheiden, steeds ruimer. Zijn literaire onwaarde is van de overtollige en overhaaste productie afhankelijk. In onzen gejaagden tijd, met zijn onbekookte avonturen en onverantwoorde improvisaties, missen ook de beste romans stilte en bezinning. Ze zijn noch besnoeid noch bezonkenGa naar voetnoot(13). Het genre mist daarbij stijl en vorm; taal, voorstelling en compositie dragen dikwijls sporen van een onvergeeflijke slordigheidGa naar voetnoot(14). 2o Zijn cultureel belang volgt uit het feit dat, met de verhaalkunst, de cultuur in den voedenden bodem wortelen moet. In en door het verhaal vooreerst beseffen de menschen den zin van wat geschiedt; zoo vooreerst teekenen overtuiging en gedachten zich af. De beste romans van dezen tijd (al zijn ze uit den hoop niet gemakkelijk te onderkennen) hooren bij den onderbouw der komende cultuur. Hun cultureele hinderlijkheid spruit uit de hedendaagsche decadentie voort, die zij wederkeerig aanwakkeren. De levensernst is er uit geweken; men speelt met problemen en verschijnselen, waarvan men de uiteindelijke oplossing niet ter harte neemt. Het alles offerende, volhardende, asketische zoeken naar geheel de waarheid wordt door den toover der verbeelding vervangen, door de begoochelende waarneming; het krachtdadig bereid staan door een theatrale vaardigheid; de adel van gemoed door een vertellende overtuigingskracht. Zonder veel | |
[pagina 237]
| |
aandacht voor richting of resultaat verspreidt of ondergaat men invloeden; de overmatige romanproductie heeft een geestelijke, zedelijke, religieuze avontuurlijkheid onder de menschen gebracht. Met een onrustige zelfbegoocheling en een vadsige zelfzucht hecht men zich aan voorbijgaande (soms onbeschaamde en dikwijls ongerijmde) stroomingen of reclames. Als opgedirkte negers jagen we ons op, wier grootste schatten glaskralen zijn en klatergoud. 3o Den invloed van den roman hebben we zoo reeds aangeduid. Ontegensprekelijk zijn de beste hedendaagsche werken onvervangbare krachten ten goede; even onweerlegbaar ondermijnt de roman-vloed de samenleving. Door zijn overtollige overdaad vooreerst, ontwrichtend en dissolveerend! Alle kennis wordt onzeker, beschrijvend, of zij bestaat uit opinies. Ook de zedelijkheid, het eer- en schaamtegevoelGa naar voetnoot(15), de eerbied en de godsdienstigheid verzinken en verzwinden. Door de nivelleering die daaruit voortvloeit! Niet de vaklieden der wetenschap oefenen op hun eigen domein gezag uit; de romanschrijvers en romanlezers, bij wie de fantasie of het napraten het ontbrekende moet aanvullen. In een misprezen hoek teruggeduwd, verliest de nuchter voorzichtige degelijkheid haar recht. Door zijn pretentie om alle vragen bevoegd te willen oplossen! Nu speelt de intuïtie, ook in de wetenschap, een belangrijke rol; maar een haastige ervaring en de verbeelding van één dag, in gezelschap van een zelfvertrouwen dat niet weifelen kan, zijn meestal slechte gidsen. Blinden kunnen geen blinden leiden!... ... Bij een zich vernieuwende samenleving, kon deze overweldigende groeikracht misschien laten besnoeid en omgezet tot een verkwikkend paradijs. Van zulke keering ten goede bespeuren we totnogtoe vrij weinig. 4o Sedert den oorlog vooral, zien we de romanproductie op groote schaal geïndustrialiseerd. De goedkoope uitgaven, de uitgaven in afleveringen en in reeksen: niemand houdt ze nog bij, en zooveel machtiger werkt de reclame in. Laat sommigen van een cultureelen vooruitgang weer spreken, en van ons volk dat (zoo lang na Conscience) eindelijk toch lezen kan; met meer recht beweren we dat aan zwakken en kinderen thans zware, voor hen onbruikbare en gevaarlijke werktuigen in handen worden gegeven. En aan de hedendaagsche verwording, niet alleen van godsdienstzin en zedelijkheidsgevoel, ook van cultureele voornaamheid en fiere zelfstandigheid, heeft de massale verspreiding der romans deel en schuld. Ook voor de cultuur is de industrie een tweesnijdend zwaard, - en worden te uitsluitend industrieele belangen beoogd en behartigd: zoo vervalt de cultuur.
* * *
De romanproductie wijzen we geenszins af: op zichzelf beschouwd is ze onvermijdelijk en goed; doch haar tempo voert een stroom aan van willekeur en sensatie. Beperkt, gezuiverd, verdiept, gaat ze ons voor naar een krachtige cultuur, een hoog levenspeil; bij het zuiverend ordenen van dezen Augias-stal zijn de vereenigde krachten van alle weldenkenden wel niet overbodig! |
|