| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
A. VAN HOVE, Gods Algemeene Heilswil. Het vraagstuk der zaligmaking van alle menschen. - Standaard - Boekhandel, Antwerpen, 1942, VIII - 197 blz. Fr. 35.
We zien met genoegen dat de reeks Leerboeken der Dogmatica, door wijlen Pater Al. Janssens gesticht, doorgaat. Onderhavig boek is er een kostbare aanwinst voor. Het behandelt, uitvoeriger dan in om het even welk handboek het geval is, een onderdeel van het traktaat over de goddelijke Voorzienigheid: het probleem al. hoe met dit dogma overeen te brengen is dat schijnbaar zoo talloos vele menschen buiten den eenigen weg der zaligheid blijven. Schr. heeft, gebruik makend van de standaardwerken van een Capéran en Harent, de ingewikkelde zaak grondig ingestudeerd, zooals reeds bleek uit artikelen daarover door hem de vorige jaren in 'Collectanea Mechliniensia' gepubliceerd. De uiteenzetting is klaar en overzichtelijk. Voor de noodzakelijkheid van het Doopsel ware nochtans o.i. verkieslijker geweest eenvoudig naar desbetreffend traktaat te verwijzen: blz. 142-154 daarover komen als een te lange parenthesis voor, en moesten toch noodzakelijk ontoereikend blijven.
Prof. Dr. E. Druwé
Kan. Dr. J. VAN BRABANT en Dr. R. STOCK, Christus en Zijn Kerk. Het ware Christendom. Brepols, Turnhout, 1942, 280 blz., ingenaaid, Fr. 32, gecartonneerd Fr. 36.
In dit apologeticahandboek voor de twee hoogste humanioraklassen, werd het deel van poësis door Dr. Stock, dat van Rhetorica door Kan. Dr. Van Brabant verzorgd. Naast eenheid van opzet en plan is dan ook een sterke verscheidenheid in uitwerking, stijl en atmosfeer tusschen beide deelen merkbaar.
Dr. Stock volgt uitsluitend de progressieve of historische methode. Zijn uiteenzetting is streng wetenschappelijk: hij spaart den student geen enkele nuance van een historisch argument, geen enkele schakel van een philosophische bewijsvoering. We durven ons zelfs afvragen of de doorsnee-student de kracht en waarde van zulke argumenten, bij een zoo ver gevorderde gespecialiseerde techniek, nog voldoende kan waardeeren? En of dergelijke methode niet te eenzijdig en te levensvreemd is, om het geloof van de rijpende jeugd, in haar Sturm-und-Drang-jaren, hecht en blijvend te fundeeren? In zijn genre echter is deze uiteenzetting zeer degelijk. De auteur geeft blijk van breede belezenheid, heeft zin voor het essentieele en teekenende in een bewijsvoering, weet bij gedwongen beperking van zijn object de centrale problemen ter behandeling uit te klezen (het geheel achterwege laten van de synoptische kwestie komt ons nochtans overdreven voor). De uitvoeriger behandeling van monotheisme en messianisme in het O.T. lijkt ons een aanwinst. In het hoofdstuk over het mirakel zagen we graag meer nadruk gelegd op de 'ratio signi', en in het bewijs van het Godsbestaan kon het onderscheid tusschen chronologische en logische serie wellicht duidelijker verklaard worden.
Kan. Dr. Van Brabant obenadert het probleem van de kerk achtereenvolgens langs de drie klassiek geworden wegen. Na het historisch onderzoek over de stichting der Kerk door Christus, toetst hij haar waarde aan de vier kenmerken er past dan de regressieve of 'volksche methode' toe, door het actueele feit der kerk als een getuigenis aan te toonen voor haar goddelijkheid. Deze veelzijdige belichting wekt van den aanvang af den indruk van grooter volledigheid en meer algemeen-menschelijke belangstelling. Zoo krijgt b.v. de schrijver gelegenheid de studenten ook nader bekend te maken met de afgescheiden kerken, met de roemrijkste bladzijden uit de kerkgeschiedenis, en met steeds actueele vragen als de wonderen van Lourdes. Wel wordt het geschiedkundig gedeelte niet zoo breed en uitvoerig uitgewerkt als in het boek van De Raedemaeker - dat als aanvulling voor den leeraar van groot nut zal blijken - maar het is schematischer, overzichtelijker, bewust aangepast aan humaniorastudenten en daarom als handboek bruikbaarder. In dit tweede deel treft ons ook een grootere mildheid, die wij in het eerste deel ongraag missen, en die toch niets aan de wetenschappelijke degelijkheid afdoet. Alleen reeds de toespelingen, in vele titels, op bekende hedendaagsche essais of letterkundige werken, stellen de godsdienstige problemen meer in de nabijheid van het volle cultureele leven van den jongen; en de heele uiteenzetting lijkt ons ook meer aangepast aan het ontwikkelingspeil van een humaniorastudent. Ook de lossere, minder stroeve stijl doet daar wellicht iets aan. Een enkele leemte: is, zelfs in een apologeticaboek, niet een korte behandeling wenschelijk van de beteekenis en draagwijdte der pauselijke onfeilbaarheid en van de kerkelijke driedubbele macht in het algemeen?
Als geheel is dit boek, door de degelijke behandeling van de stof zoowel als door de heldere en overzichtelijke voorstelling ervan, een kostbare aanwinst. Het vult een ware leemte aan in ons aan goede godsdiensthandboeken zoo arme humanioraonderwijs. De keurige uitgave blijkt onder de oorlogsomstandigheden nog niet geleden te hebben.
L. Monden
K. BERQUIN pr., Geloofsrechtvaardiging. - Schoonbaert-Goes, Brugge, 238 blz.
In 238 bladzijden geeft de schrijver een volledige schets van de geloofsrechtvaardiging (apologetika). Het is duidelijk dat hier geen sprake is van volledig uitgewerkte bewijzen; deze zijn meestal kort samengevat, vooral in het eerste deel: 'De Rechtstreeksche methode', de bewijzen namelijk der ware Kerk door haar kenteekenen. In het tweede deel volgt de schrijver de 'traditioneele methode': Wijsgeerige grondslag; bewijzen van Gods bestaan; historische grondslag; de Roomsche Kerk voldoening van de hoogste menschelijke betrachtingen; antwoord van de opwerpingen tegen Heilige Schrift, dogma's en leven der Heilige Kerk. Als handboek, door den leeraar zelf aan te vullen kan dit werkje, aan de Colleges en elders, veel diensten bewijzen.
J. Cuypers
| |
| |
Dr. E. KALT, Werkbuch der Bibel. I. Band: Das Alte Testament. Met 86 afbeeldingen en bijgaande verklaringen. - Herder, Freiburg i.B., 1941, 583 blz., 9.80 Mark; geb. 11.80 M.
De belangstelling voor de H. Schrift, die stilaan doordrong in ruimere kringen, stelt ook nieuwe eischen aan Godsdienst- en Bijbelonderricht: de geloovigen hebben recht niet alleen op een degelijke inleiding tot een juist begrip van de heilige Boeken, maar ook op een voor het godsdienstig leven vruchtbare uiteenzetting van het woord Gods. Vroomheid en wetenschap zijn twee hoofdvereischten van elk Bijbelonderricht, dat aan de hedendaagsche noodwendigheden wil beantwoorden.
Deze praktisch niet gemakkelijk te vereenigen eigenschappen vindt men op voortreffelijke wijze verwezenlijkt in dit naar inhoud en vorm gansch nieuwe 'Werkbuch der Blbel'.
Zooals de titel laat vermoeden, is het boek op de eerste plaats bestemd voor de leiders van en deelnemers aan Bijbelkransjes en Bijbelavonden, zooals die sinds enkele jaren onder de Duitsche katholieken werden ingericht. Doch het is tevens een handleiding voor Bijbelonderricht in het algemeen en wil een nuttig werktuig aan de hand doen voor al wie met de godsdienstige vorming van de jeugd is belast.
In een betrekkelijk korte inleiding (24 blz.) wordt vooreerst de beteekenis en het belang van het 'woord Gods' uiteengezet; we vernemen er hetgeen elk ontwikkeld geloovige omtrent den Bijbel moet weten: zijn plaats in de wereldliteratuur, zijn goddelijk karakter, de inspiratie, de inerrantie, de verhouding tot het Kerkelijk leergezag en tot elk geloovige in het bijzonder. Daarna volgt een vluchtig overzicht van alle boeken van het Oude Testament.
Het werk zelf behandelt achtereenvolgens van uit een veelzijdig standpunt (door verscheidenheid van drukletter aangeduid) den inhoud van elk boek van het Oude Testament afzonderlijk. Na een overzicht van de heilsbeteekenis van het boek in zijn verband tot de heele heilsorde, volgt een uitgebreide verklaring van uitgelezen teksten. Steunend op deze verklaring en er op voortbouwend geeft de schrijver daarna telkens in den vorm van Bijbelcatechese een uiteenzetting van de katholieke geloofsleer, zooals die in de Overlevering en in de huidige leer van de Kerk wordt bevestigd; tevens antwoordt hij op de meest verspreide moeilijkheden en opwerpingen.
Hierbij worden al de verschillende vakken der Bijbelwetenschap betrokken: zoowel politieke geschiedenis als literatuuren cultuurgeschiedenis, archeologie, aardrijkskunde, plant- en dierkunde. In de eigenlijke Schriftverklaring behoort de schrijver tot een meer conservatieve richting: zoo zullen b.v. niet alle exegeten het eens zijn met zijn verklaring van het boek der Genesis. Doch verre van zijn eigen meening te willen opdringen, laat hij steeds den weg open voor ruimere opvattingen. Het komt er trouwens bij hem vooral op aan den Bijbel te leeren lezen niet uit gewoon-menschelijke nieuwsgierigheid, maar om zich een dieper inzicht te vormen in de geleidelijke ontwikkeling van de bovennatuurlijke heilsleer en de verwezenlijking van het goddelijk plan der Verlossing. Daarom legt hij den nadruk vooral op de leer, meer dan op het feitenmateriaal; hij streeft naar een bezit niet van de letter der H. Schrift, maar van den geest en het leven.
De groote verdienste van het werk ligt dan ook in de methode. Zelfs voor hen, die in de exegese meer vooruitstrevende principes huldigen, blijft dit boek een kostbare leidraad en een schets, die zich uitstekend leent tot persoonlijke ontwikkeling en aanpassing.
Een aanhangsel geeft bovendien ter veraanschouwelijking van het onderwijs een prachtige collectie uitgelezen platen, die met de bijgaande verklaringen gemakkelijk te gebruiken zijn als projectiemateriaal.
De vele bibliographische gegevens staan borg voor de wetenschappelijke degelijkheid en vormen een kostbare hulp voor wie zich op grondiger studie wil toeleggen. Dat de schrijver zich niet richt tot vakmenschen zal wel de reden zijn, waarom hij bijna uitsluitend Duitsche boeken en artikelen citeert en dikwijls geen woord rept over hoogst belangrijke werken in andere talen.
We bevelen het werk ten zeerste aan: niet alleen voor degenen, die aan anderen Bijbelonderricht moeten geven; maar ook voor wie door persoonlijke studie een dieperen kijk in de H. Schrift wil verwerven.
E. De Cooman
Dr. Th. VAN TICHELEN, De Grootmeester der katholieke Bijbelstudiën: M.J. Lagrange. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1942, 90 blz., 25 fr.
Dit werkje wil enkel een korte levensschets geven van P. Lagrange als geleerde en als kloosterling. In de hem eigen sappige taal brengt de leerling Van Tichelen een dankbare en bewonderende hulde aan zijn gewezen professor en vriend. P. Lagrange was niet alleen een pionier en een reus in de Bijbelwetenschap, maar tevens een heilig priester en kloosterling wiens onwankelbare trouw aan geloof en Kerk tot voorbeeld mag worden gesteld. Hij is de stichter en de bezieler geweest van een werk, dat hem lang zal overleven.
E.D.C.
Dr. A. VAN DEN BORN, Toepasselijke Bijbelteksten, voor preek, meditatie en geestelijke lezing. Romen, Roermond-Maaseik. 1941, 653 blz., gen. Fr. 80, geb. Fr. 92.
Dit boek maakt deel uit van de collectie 'Romen's tekstverzamelingen'; deze verschijnt naast de collectie 'Romen's compendia' waarin reeds Dr. H. Van Groessen's 'Katholieke Moraaltheologie' en 'Het kerkelijk recht voor religieuzen' verschenen. Ook dit werk is voortreffelijk.
Het omvat, naast de bijbelteksten gerangschikt volgens de alphabetische orde der trefwoorden (het eigenlijke werk), een zaakregister met de belangrijkste woorden die niet als trefwoord konden worden opgenomen, en een register van alle voorkomende teksten. Een aanhangsel geeft enkele teksten voor bijzondere gelegenheden.
Toepasselijke bijbelteksten zijn echter geen toegepaste bijbelteksten: ieder moet ze voor zichzelf verwerken, en hun verband met den contekst mag niemand ignoreeren.
We hebben mier dus enkel een leidraad, met de garantie dat de geciteerde teksten 'volgens hun letterlijken zin passen op het trefwoord, waaronder ik ze opnam' (voorwoord); de naam van Dr. Van den Born waarborgt meteen keuze en interpretatie. Het werk gebruikt den tekst van de Canisius-uitgave. Helder en degelijk
| |
| |
verdient het de belangstelling van al wie zich ernstig bezig houdt met predikatie of geestelijke leiding.
V.V.
Spiritualité de la famille. - Rencontres 8., La pensée catholique, 38 Quai Mativa, Luik, 238 blz., Fr. Fr. 24.
In 25 bijdragen van ongelijke waarde maar alle doordrongen van een veroverend optimisme en een kerngezond idealisme, worden de verschillende aspecten van de christelijke familie behandeld. De heiligheid in het huwelijk; de taak van vader en moeder en de plaats van het kind; de voorbereiding op het huwelijk, van den jongen, van het meisje; de verloofden; het gezin in den staat; het gezin in de maatschappij: burgers-, werklieden- en boerengezinnen; het gezin in de Kerk. Alles wordt besloten door een studie over 'Huwelijk en Maagdelijkheid', zelf bekroond met een beschouwing over de Moeder-Maagd.
Christus sprak tot zijn volgelingen: 'Ik laat u in de wereld, maar gij zijt niet van deze wereld'. Dit programma moet niet alleen voor priesters en kloosterlingen werkelijkheid worden; het geldt ook voor de gehuwden. Ook voor hen sprak Jezus dat andere woord: 'Niemand kan twee meesters dienen'. Daarom was het nuttig en wenschelijk dat hun zou getoond worden hoe zij, niet spijts maar in en door hun gezin, moeten opgaan naar God; hoe het huwelijk voor hen is: 'une parabole qui se développe sans fin au gré de l'existence conjugale comme une préfiguration de notre union avec Dieu' (blz. 51).
A. Fimmers
Ch. J. MULLALY, S.J., Mijn Kloosterleven. Ingeleid en vertaald door A. Marlier S.J., - Bibliotheek can den Bode van het H. Hart, Van In, Lier, 1942.
In kleine hoofdstukken van twee à drie bladzijden houdt de schrijver ons de leer voor over het katholieke kloosterleven: haar wezen, bestanddeelen, verplichtingen, oefeningen, devoties; het is speciaal bestemd voor de Congregaties met gemengd contemplatief en actief leven. Het doel en de wensch van den auteur zijn: den weg naar de geestelijke volmaaktheid beter te belichten en een grootere waardeering te wekken voor het religieuze leven. Misschien lijkt de verdeeling van het onderwerp in veel kleine hoofdstukken daartoe minder geschikt; doch deze juist maken het werk bruikbaar voor dagelijksche geestelijke lezing. Misschien vinden wij het te rustig en effen geschreven, zonder veel diepte noch bezieling; maar er is klaarheid in de gedachte en de schrijver zoekt inspiratie bij bekende auteurs over het geestelijk leven. De vertaling is degelijk.
L.V.
A. VAN HOVE. De bronnen van het kerkelijk recht tot het begin der VIe eeuw. Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België. - Paleis der Academiën, Brussel, 1941, 25 blz., Fr. 12.
Alhoewel het opsommen van kenbronnen over het algemeen een weinig boeiende stof ter lezing biedt, zeker als het gaat over rechtskundige wetenschappen, toch blijft het een buitenkansje, als een der grootste hedendaagsche Canonisten een weinig wil mededeelen van zijn grondige, wetenschappelijk gefundeerde kennis.
De lezing van Prof. A. Van Hove zal vele jongeren in de studie van het Kerkelijk Recht van nut zijn. Wij durven hopen dat Schr. ook over de perioden na de VIe eeuw een zoo volledige als overzichtelijke bronnenbespreking zal geven, al zou zulks in meerdere lezingen moeten geschieden.
A. Darquennes
J.A. OTTO S.J., Kirche im Wachsen. - Herder, Freiburg i. Br., 1940, 204 blz.
De ondertitel van dit boek: 'Vierhundert Jahre Jesuitenorden im Dienste der Weltmission' bepaalt het eigenlijke onderwerp. De schrijver behandelt eerst de missiegedachte bij den H. Ignatius van Loyola, en het eerste optreden, met Franciscus Xaverius aan het hoofd, van de Sociëteit in de missielanden. Vervolgens schetst hij den missiearbeid van de oude Sociëteit tot aan haar opheffing in 1773, om tenslotte een overzicht te geven van de moderne Jezuïetenmissie. In dit werk vindt men een groot aantal statistieken, door enkele kaartjes geïllustreerd, een karakteristiek van de voornaamste missionarissen: een Ricci, een de Nobili, een Schall, een Petrus Claver, en tenslotte korte maar zeer gevatte beschouwingen over het probleem der adaptatie in de missiemethode. (bv. blz. 125 en vlg., bl. 24 en vlg.) In een kort bestek worden ons hier veel feiten en gedachten in een volmaakte orde bijgebracht. Een uitstekende aanwinst voor onze missiebibliotheek.
F. De Raedemaeker
M. CRAEYNEST, Kardinaal Lavigerle. Apostel van Afrika. - Missietijdschrift Nieuw-Afrika, Antwerpen, 1942, 252 blz., Fr. 25.
Voor de Witte Paters van Afrika bestaat er wel geen betere propaganda dan de levensbeschrijving van hun stichter, een der grootste missionarissen en invloedrijkste prinsen der Kerk in verleden eeuw. In 1891 pas overleed hij, - en als we zijn zonen en dochters nu ontmoeten, zoo temperamentvol gekleed, ontkomen we nooit aan den indruk: de eerste stuwing duurt nog voort. Ongemeen werkzaam en verbazend initiatiefrijk, werd Charles Lavigerie, eerst leeraar aan de Sorbonne en later aartsbisschop van Algiers, wonderbaar gezegend; verrassend openbaart zijn leven wat, in pas verloopen tijden, een mensch vermocht, wat God vermocht in een mensch. Algerië, Jerusalem, Congo, Tunisië, moesten aan zijn veroveringsdrang gelooven; - herhaaldelijk verwoest en met marterissenlaarsbloed gedrenkt, stonden de missievelden, kort daarop, steeds zooveel heerlijker; - op het einde van zijn leven leed de groote Kardinaal, na zijn toast te Algiers in 1890, misschien zijn grootste beproeving.
De levensbeschrijving, die Pater Craeynest ons aanbiedt, is niet de vrucht van een oorspronkelijke en vernieuwde studie; populair stelt ze voor wat anderen reeds creëerden, hier en daar onhandig zelfs en wat oppervlakkig. Even legt de auteur nadruk op het aandeel der Vlamingen in het pionierswerk der Witte Paters; hij schenkt ons een werk, dat jongere en oudere lezers in de sfeer overbrengt van heldhaftigheid en hooge verlangens.
Em. Janssen
Louis SOURIE. Het Heilig avontuur van Godelieve, Gudula, Kristin en Lutgardis. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1942, 99 blz., Fr. 12.
Zoek in deze vier opstellen geen hagiographische wetenschap, zelfs niet het so- | |
| |
bere levensverhaal van vier heiligen-van-bij-ons; zoek er de opgetogen bewondering in van den nog jongen idealist die, geenszins blind voor de hedendaagache ontreddering, aan schoonheid en vroomheid zijn hart heeft verpand. Aan zijn dochtertje Kristin draagt hij zijn werkje op: het bevat, van den vertrouwenden vader, alle droomen en verlangens.
Lyriek en verhaaltrant hinderen elkander wel eens. De taal kon zuiverder zijn, ook hier en daar de smaak; vooral de uitbundigheid diende bedwongen. Doch wie zal niet opgaan in deze warme blijdschap; wie zal niet dapperder, bij zooveel wonderbaars dat toch zoo menschelijk blijft, het harde leven liefdevol tegemoet treden?
Em. Janssen
Ambr. M. BOGAERTS O.P., Riddervolk, Wezen en werking der Dominikaansche Derde Orde. - De Lelie, Tienen, 1942, 91 blz., Fr. 16.
Dit is meer dan een propaganda-brochure voor de Derde Orde van de Dominikanen, want propaganda blijft zoo dikwijls bij de letter die doodt; hier krijgt men den geest, die levend maakt. Er zit gloed in dit boekje, zooals de titel het reeds laat vermoeden. Schrijver schetst den waren geest, de organisatie en de vruchtbare werking der Dominikaansche Derde Orde. Het vierde hoofdstuk dat een vrij uitgebreide Dominikaansche lectuur aangeeft, zal bij velen welkom zijn. Af en toe een paar kleinigheden, die in een volgenden druk kunnen verbeterd worden: de bepaling der 'Broederschappen' (blz. 13); den waren geest 'der' Dominikaansche krijgsdienst (blz. 17); niet consekwent gebruik van de buigings-n: tot verdere uitbloei (blz. 27), het... lid mag geen enkele plicht verwaarloozen (blz. 27). Ook de verwaarloosde punctuatie is bij het lezen vaak hinderlijk.
Deze brochure is de eerste in de nieuwe Dominikaansche reeks: 'Levenswijding'.
A. Darquennes
Ambr. M. BOGAERTS O.P., Paus Pius XII spreekt... Levensbeeld van Paus Pius XII en bloemlezing uit de pauselijke brieven en toespraken. - De Lelie, Tienen, 1942, 86 blz., Fr. 21.
Beschouw dit boekje niet alleen als een hulde aan Zijne Heiligheid Pius XII; veel meer werd het met een praktisch doel opgesteld: Christus' plaatsvervanger wijze ons den weg naar nieuwe ordening en vrede; alle Katholieken dienen zich te doordringen van wat hij ons voorhoudt.
Hoofdzakelijk biedt dit werk ons een geheel verantwoorde bloemlezing aan uit de pauselijke documenten. Ziehier de titels van de hoofdstukken (zoo komt ineens haar bruikbaarheid aan het licht): 'Dwalingen van dezen tijd; Het ideaal van het herstel; De grond van het herstel; De menschelijke persoonlijkheid; De familie; Maatschappelijke orde; Vrede en internationale orde; Radio-toespraak op 13 Mei 1942 ter gelegenheid van zijn bisschoppelijk jubileum'.
Als we hierbij nog voegen dat elk hoofdstuk systematisch werd ingedeeld, is elke verdere aanbeveling wel overbodig.
E.J.
Johannes JORGENSEN, H. Margaretha van Cortona. Uit het Duitsch door P. Stanislas Van de Velde, Minderbroeder. Tweede uitgave. - St.-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1942, 104 blz.
Deze vertaling was vanwege P. Stanislas Van de Velde een daad van piëteit, zoowel tegenover Jörgensen, wiens werken hij in Vlaanderen leerde kennen, als tegenover de heilige, die zondares was vooraleer zij de roem werd van de Franciscaner Orde. Het boekje ademt in de ruime atmosfeer van Franciscus, waar het groote offer bloeit in blijdschap en liefde. Het leven van de heilige is geteekend naar de bronnen. En toch missen wij ongaarne de poging, om de geleidelijke lijnen van het groeiende zieleleven te ontwarren: de menschelijkheid in haar zondigheid, de strijd om het vastgevezelde egoïsme. Hoe typischer lijkt ons het beeld uit Alban Goodier's 'Heiligen voor Zondaars'! De stijl stremt soms het verhaal. Verouderde en foutieve taal ontsieren dit sympathieke werkje.
A. Ampe
J. GESSLER, De mystieke wijnpers te Aarschot en elders. - Aangeboden door de Firma Boon-Hecking, Leuven, 1942, 39 blz., niet in den handel.
Deze tweede, bijgewerkte uitgave biedt ons een grondige studie omtrent de verspreiding - in kunst en literatuur - van het motief, dat Christus voorstelt als de wijnpers (Isaïas LXIII, 3). Vooral wordt hier bibliographisch gewerkt, maar dan ook volledig en 'erschöpfend'. Dankbaar werd hier gebruik gemaakt van het sinds de eerste uitgave verschenen artikel van J. Leeuwenberg: 'De Meester van Aarschot in Oud-Holland', LVIII (1941); zoodat alles werd bijeengezameld wat den iconograaf en liefhebber kon nuttig zijn. De vreugde der kleine of precieuse ontdekkingen (b.v.), de 'Mystieke Wijnpers' uit de verzameling F. Boon-Heeking, Leuven) en de fierheid, waarmee Nederlandsch erfgoed wordt opgeëischt, bezielen de opsommingen.
A. Ampe
| |
Wijsbegeerte
Dr. Ferd. SASSEN, Geschiedenis der patristische en middeleenwsche wijsbegeerte. - Philosophische Bibiotheek, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 323 blz., ing. Fr. 38, geb. Fr. 58.
De kennis van de geschiedenis der patristische en Middeleeuwsche wijsbegeerte moet zeker onder de meest belanglooze wetenschappen gerekend worden. Het pleit voor het intellectueele peil onder de Vlamingen dat er reeds een derde druk noodig is gebleken van het uitstekend werk van Dr. Ferd. Sassen.
Alhoewel de tweede uitgave eerst dagteekent van 1932 (de eerste was van 1928) heeft de schrijver toch nog belangrijke verbeteringen aangebracht, rekening houdend met den nieuwen stand der wetenschap. 'Het beeld van de Middeleeuwsche Wijsbegeerte, schrijft hij, heeft zich op verschillende punten aanmerkelijk gewijzigd.'
De voornaamste veranderingen werden dan ook aangebracht in de afdeeling aan de Middeleeuwsche Wijsbegeerte gewijd. Men vindt er een nieuwe indeeling van de 'Vroegscholastiek', nl. in 'De Wording der Scholastiek' waarin ook de vroegere 'Vorming van problemen en richtingen' wordt begrepen, en 'De Renaissance der Twaalfde Eeuw', wat in de vorige uitgave
| |
| |
bescheidener klonk: 'Vaste lijnen en omtrekken, 12e eeuw.' Misschien wordt er met het woord 'Renaissance', al te veel gewoekerd: een feit is dat het meer en meer in de mode komt en dat welhaast elke eeuw in onze kultuurgeschiedenis haar renaissance zal kennen.
Als meer wezenlijke wijziging stip ik de indeeling van de stroemingen aan in het hoofdstuk over 'De Bloeitijd der Scholastiek'. Zij verdient o.i. de voorkeur boven die der vorige uitgave. De splitsing van het Augustinisme, in het oudere en het jongere waartusschen het Aristotelisme wordt behandeld, beantwoordt beter aan het historisch verloop en vergemakkelijkt het vergelijken van de systemen.
Ook op de détailpunten werden verbeteringen aangebracht. De 'Summa de bono', vroeger toegeschreven aan Phillppus Gravius komt nu op den naam van zijn waren schrijver te staan, Philippus Cancellarius. Meer dergelijke feiten wijzen er op hoe zorgvuldig Dr. Sassen zijn 'Geschiedenis van de Wijsbegeerte' op de hoogte houdt van de jongste wetenschap.
F. De Raedemaeker
Inleiding tot de logica en methodologie. Volgens Prof. Dr G. HEYMANS. Bewerkt en voltooid door Mr. W.A. Pannenborg. - Sijthoff, Leiden, 1941, 186 blz.
De bekende Groningsche hoogleeraar Prof. Dr. G. Heymans liet in handschrift de nota's achter van de lessen in de logica die hij gedurende lange jaren doceerde. Mr. W.A. Pannenborg bezorgde ons een uitgave van deze aanteekeningen, door hemzelf aangevuld en tot een tractaat van de Logica samengesteld.
De indeeling is klassiek. In het eerste deel de denkleer: over de begrippen, de oordeelen en de redeneeringen. In het tweede de methodologie of bewijsmethoden: de deductieve en de inductieve.
We vinden hier een zeer duidelijke uiteenzetting van deze klassieke stof. Sommige definities kunnen ons echter niet voldoen, omdat ze tenslotte voortkomen uit een verkeerde theorie van de kennis. Zoo lezen we: 'De voorstellingen, die in de oordeelen voorkomen, zijn... afkomstig van (uit- of inwendige) waarnemingen'; zij zijn datgene, wat in onzen geest van die waarnemingen achterblijft en later, meer of minder verflauwd en dikwijls op een nieuwe manier geordend, ons weer tot bewustzijn kan komen' (blz. 16). In feite zijn zulke voorstellingen vage herinnering gen van 'zinnelijke beelden'. Wanneer dan de definitie voorkomt: 'Begrippen zijn niets anders dan scherp bepaalde voorstellingen' (blz. 18), dan kan men met recht daaruit besluiten dat scherp bepaalde zintuigelijke herinneringsbeelden begrippen zijn. Er zouden dan ook geen vage, onduidelijke begrippen kunnen zijn! De vergissing bouwt op het feit dat er van meet af aan geen onderscheid wordt gemaakt tusschen de zintuigelijke en de intellectueele kennis, gene concreet, deze steeds abstract. Een begrip is in feite een intellectueele voorstelling. Uit deze definitie kan men zijn algemeene kenmerken duidelijk afleiden: algemeenheid, onstoffelijkheid (in een bepaalden zin), enz... Ook kan een waar begrip vaag zijn of scherp omlijnd, evenals een zinnelijke voorstelling.
In de Indeeling van de begrippen missen we de analoge begrippen die zulk een voorname rol spelen in de methaphysica. Maar de logica van Prof. Heymans is er niet op ingericht om ons in te leiden tot het metaphysisch denken. In feite is zij een inleiding tot het klassiek wetenschappelijk denken van de negentiende eeuw; zij geeft de logische rechtvaardiging van het wetenschappelijke met een hypothese. Vandaar ook de lange uitweidingen over de waarschijnlijksheidsbewijzen, de kansrekening, de meetmethoden, welke laatste althans eerder in een wetenschappelijk tractaat thuishooren. Als inleiding tot het metaphysisch denken, of tot het 'verstehend' denken is deze logica totaal onbruikbaar. Zelfs de logische problemen door de huidige natuurwetenschappen opgeworpen, worden niet aangeroerd. Mits het in acht nemen van deze beperkingen, is het boek bruikbaar en de lectuur ervan is aan te bevelen, om reden van de Nederlandsche vaktermen.
F. De Raedemaeker
| |
Letterkunde
De reis van Sente Brandane. Naar den Comburgschen tekst uitgegeven, met inleiding, aanteekeningen en bibliographie, door Dr. A.T.W. BELLEMANS. - Klassieke Galerij 5, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 139 blz.,
De Reis van Sente Brandane is een van de oudste overgeleverde gedichten van onze taal: het dateert nog wel uit de XIIe eeuw. Het is bewaard gebleven in de twee groote verzamelhandschriften, het Comburgsche en het Hulthemsche, die zoovele schatten van onze Middeleeuwsche letterkunde hebben gered: in twee van elkander tamelijk sterk afwijkende vormen, die wel geen twee verschillende bewerkingen zijn, maar twee late, vrije overschrijvingen, na andere (verloren) voorgaande, van eenzelfde origineel. De tekst zelf werd reeds meermalen uitgegeven, het laatst in 1894, door E. Bonebakker: die in een eerste deel beide recensies naast elkander plaatst, en in een tweede een wetenschappelijke verantwoording met een degelijk wetenschappelijke inleiding geeft.
De hier door Dr. Bellemans bezorgde uitgave is die van den tekst volgens het Comburgsche handschrift. In een zeer handig formaat, met vele verklarende aanteekeningen, die als een doorloopende vernederlandsching zijn van liet oude gedicht, is zij bestemd in 't bijzonder voor de ontwikkelde Vlamingen, die op zulke wijze ook kennis met de schatten van hun oude letterkunde kunnen maken. Een inleiding gaat vooraf, die den laatsten stand der philologische wetenschap over dit gedicht aangeeft. Ook deze is zeer verdienstelijk, al worden er hier, uit den aard der zaak, geen nieuwe aspecten geopend. Misschien diende meer onderscheid gemaakt tusschen de oudste versie, zooals die in de 'Peregrinatio Sti Brendani' en van daar uit in het oude Fransch gedicht van monnik Benedeiz voorkomt, waar Brendaan op zoek gaat naar het Land van Belofte, en een minder ascetisch-mystieke, meer avontuurlijke versie, waarin Brendaan om zijn ongeloof aan wonderen, door God op een negenjarige zeevaart uitgezonden en door de wonderen die hij ontmoet van zijn
| |
| |
ongeloof genezen wordt, zooals in ons gedicht. Wat niet belet, dat ook in deze avontuurlijke zeereis het symbolisme overheerscht: de avonturen zijn symbolen, en deze geven er hun bijzondere beteekenis aan. Een zeer uitvoerige en nauwkeurige bibliographie besluit deze uitgave, die ook beroepsphilologen zeer op prijs zullen stellen.
Dr. J. Van Mierlo
Dr Rob. ROEMANS, Prof Dr Lodewijk Scharpé (Tielt, 24 October 1869 - Betekom, 4 Mei 1935). - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 118 blz.
Over den nog altijd betreurden Leuvenschen Hoogleeraar heeft Dr Roemans een boek geschreven, zooals hij alleen dat kan. Tijdschriften, documenten, wetenswaardigheden, getuigenissen: alles werd onderzocht en geverifieerd; de overtalrijke resultaten, alle van een etiket voorzien, vormen een rijken oogst en een heerlijke posthume hulde. Om de beurt stelt de auteur den levensloop van Dr Scharpé voor; schetst hij hem als mensch, als professor, als bedrijvig in velerhande wetenschap. Voeg daarbij een volledige bibliographie van den overledene en een zorgvuldig opgemaakte bibliographie over hem - alles, wij herhalen het, getuigend van de meest betrouwbare nauwgezetheid -: zoo kunt u den schat waardeeren, dien Dr Roemans ons aanbiedt.
Schreef hij zoo niet een merkwaardige bijdrage tot de geschiedenis der ontwikkeling van onze taal- en letterkundige wetenschap, en tot de geschiedenis van het Vlaamsche idealisme?
Em. Janssen
Lode MONTEYNE, Uit het Vlaamsch tooneelleven te Antwerpen (XIXe en begin XXe eeuw). - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 52 blz.
Heel eenvoudig vertelt de auteur hoe het Antwerpsche tooneelleven zich ontwikkelde: van Jan Frans Willems tot Joris Diels; van de op sensatie beluste romantiek van Victor Driessens tot de hooge artistieke eischen van Dr de Gruyter; van het 'Groot en het Klein Wafelhuis' tot aan den K.N.S. op de Comedieplaats. Met een bijna bewogen vereering haalt hij de vergeten namen op van Lambertus Kettman en van Ary van den Heuvel; zooveel andere onbekenden huldigt hij, die den opstand en den bloei hebben mogelijk gemaakt.
Alleen L. Monteyne, sinds jaren met tooneelgeschiedenis en tooneelleven geheel vertrouwd, kon zulk boekje schrijven. Van een taaie en levendige belangstelling en toewijding, van een veelvuldige ervaring, is het een bescheiden, daarom niet minder kostbaar, resultaat.
Em. Janssen
Louis SOURIE, Inleiding tot de geschiedenis van 'Van Nu en Straks'. - Vermaut, Kortrijk, 1942, 187 blz.
De titel van dit werk geeft niet duidelijk zijn inhoud aan; het bevat de voorgeschiedenis van 'Van Nu en Straks', beter nog: de onmiddellijke voorbereiding er van. Na een breedvoerig 'voorbericht' (blz. 9-31) en een inleidend hoofdstuk dat nog eens 'voorbericht' had mogen heeten (blz. 33-62), gaat de auteur van 1883 (beter: van 1880) uit, om Van Langendonck, Vermeylen, Hegenscheidt, De Bom, Langerock, Schamelhout, De Raet en anderen te volgen: hun onderlinge kennismaking, hun eerste probeersels en polemieken, hun opvattingen en idealen; alles wat ze er toe bracht in 1893 de Van-Nu-en-Straks-beweging in te zetten. En het spreekt vanzelf dat ook Max Rooses, Pol de Mont, Rodenbach, Swarth, Gezelle, Max Waller en Willem Kloos herhaaldelijk voor het voetlicht verschijnen. Door een uitgebreide en onvermoeide bronnenstudie gediend, heeft Sourie dat literaire overgangstijdperk geheel oorspronkelijk belicht: geen letterkundig geschiedschrijver mag zijn resultaten nog over het hoofd zien.
Graag zagen wij het werk scherper gedacht en soberder geschreven. Sourie onderscheidt het gezaghebbende van het minder gezaghebbende niet geheel; hij wil zoo wat iedereen tevreden stellen; hier en daar schrijft hij nogal onbesuisd. Zoo maakt hij van Bergmann 'beslist een even groot kunstenaar' als van Conscience (blz. 64, 65); zoo zouden de Hollandsche Nieuwe-Gidsers 'ongewenschten' geweest zijn ';bij een Da Costa' (die overleed in 1860!); zoo loopt hij verward in zijn eigen Ideeën en komt nergens tot een alles omvattend, helder geformuleerd besluit. Naar ons oordeel is de Van-Nu-en-Straks-beweging een product van haar tijd, gekenmerkt, in de naburige landen méér dan bij ons, door de geweldige opkomst van het socialisme, de heerschappij van het naturalisme, der decadente bekoring van het impressionisme en van het symbolisme, met, even verdrongen maar geenszins overwonnen, een nationale en een religieuze romantiek.
Graag hadden we dit boek dus geschreven gezien met ruimer vergezichten, een vaster peilenden blik, minder superlatieven en meer sobere zelfzekerheid. Maar we weten dat L. Sourie zich alle moeite zal getroosten om, wanneer dit boek reeds onmisbaar is, zijn volgende studie definitief te doen zijn. Ook zoo verdient hij onze dankbare waardeering. Em. Janssen
Petrus Leonardus Marie GROOTENS S.J., Dominicus Baudius. Een levensschets uit het Leidse humanistenmilieu 1561-1613. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Utrecht, 1942, XVI - 237 blz.
Merkwaardig is het hoe de studie vaar onze Nederlandsche cultuur op het einde der zestiende en het begin der zeventiende eeuw deze laatste jaren aan belangstelling heeft gewonnen. Het humanisme echter, dat heel deze periode beheerscht en als het ware de sfeer uitmaakt waarin de verschillende vormen van kunsten en wetenschappen zich hebben ontwikkeld, blijft nog onvoldoende bekend: steeds missen we een geschiedenis van het Nederlandsche hummanisme. Ondertusschen vormt deze studie van P. Grootens weer een degelijke bijdrage, waardoor dit tekort geleidelijk wordt aangevuld. Dominicus Baudius is een typische verschijning van zijn tijd. Aanhanger van het Calvinisme, verliet hij als kind zijn vaderstad Rijsel om, na een tienjarig verblijf te Aken, zijn studiën te voltooien aan de pas gestichte universiteit van Leiden. Zijn schitterende begaafdheid en zijn innemend karakter verwierven hem weldra de gunst: zoowel van den curator der universiteit, Janus Dousa, als van den aanzienlijkste onder de professoren, Justus Lipsius. Van dan af zien we Baudius opgenomen in de drukke humanistenwereld, waarvan Leiden thans het middenpunt was geworden. Met de voornaamste geleerden van zijn tijd onderhield hij een geregelde briefwisseling. Eén bekommernis echter ging heel dit leven beheerschen: de aanhoudende geldzorgen, waaraan zijn ver- | |
| |
kwistend leven niet vreemd was. De uitgave van dichtwerken, zijn verblijf in Frankrijk, zijn bemoeiing met Scaliger's komst naar Leiden en ten slotte zijn eigen benoeming tot professor aan de universiteit aldaar, hadden als drijfveer, zoo niet als voornaamste oorzaak, die finantieele moeilijkheden. Dat ongeregeld leven was ook de oorzaak van zijn vroegtijdigen dood.
Aan de hand van de vele brieven, en dank zij een nauwgezet opsporen van een omvangrijke documentatie, heeft P. Grootens ons een oorspronkelijke levensschets geleverd van dien uitzonderlijk begaafden man, wien zijn onbestendig leven verhinderde een grooter philologisch werk tot stand te brengen. Hierbij echter werd zoozeer de nadruk gelegd op de persoonlijke verhoudingen van Baudius tot de letterkundigen van zijn tijd, dat zijn tienjarige philologische arbeid als professor volledig in de schaduw bleef. En, al was Baudius meer aestheticus en dichter dan philoloog, graag toch hadden we wat meer vernomen over zijn praestatie als geleerde en over zijn bijzondere plaats in het Leidsche humanisme.
Het geheel wordt in een levendige taal voorgesteld, alhoewel men de lezing van het werk bezwaarlijk vlot zal noemen. Veel brieven en latijnsche citaten maken het lezen zwaar; het eerste hoofdstuk verzamelt bovendien zooveel losse gegevens, dat de hoofdpersoon er onder verdwijnt. Dit is trouwens hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat het werk geschreven werd als proefschrift, waarbij het er vooral op aankomt om een degelijke en oorspronkelijke historische bijdrage te leveren. En daarin is P. Grootens ten volle geslaagd.
K. Leus
J.H. BROEKMAN, Taalverhoudingen in Zuid-Afrika. - Zuid-Afrikaansche reeks 2, Wiek Op, Brugge, 1942, 46 blz., ing. Fr. 12.
Bij de blanke bevolking lijkt het Engelsche element geleidelijk met het Afrikaansche te zullen versmelten, en Zuid-Afrika gaat een Dietsch-Afrikaansche toekomst te gemoet. Dat is wel het voornaamste besluit van dit boek (van minder belang toch is de korte studie over Zuid-West-Afrika en die over de taalverhoudingen onder de kleurlingen); doch daarbij dient gevoegd dat, op grond van velerhande statistieken, een kostbare beschrijving wordt gegeven van alle menschengroepen die Zuid-Afrika bewonen.
E.J.
J.M. GANTOIS. Hoe ik mijn volk en mijn taal terugvond. - Wiek Op, Brugge, 1942, 58 blz. Fr. 24.
Dit boekje bevat den tekst van een lezing, door den Eerw. Heer Gantois in Vlaanderen gehouden. Zelf geheel in het Fransch opgevoed, leerde hij vanaf zijn achttiende jaar slechts Nederlandsch; doch reeds had hij Vlaanderen leeren kennen, en vooral sedert zijn Universiteitsjaren te Rijsel werd hij een der ijverigste en vurigste vechters en werkers voor de Nederlandsche taal en cultuur in Fransch Vlaanderen. Dit boekje verhaalt dan, met een jeugdig Idealisme, hoe, beneden onze Zuidergrens, een regionale 'blauwvoeterie' uitgroeide en uitgroeit tot een bewuste cultuurbeweging; het brengt ons in contact met den eertijds beruchten Abbé Lemire, met den nog betreurden Rijselschen Hoogleeraar Kanunnik Looten, met den Zuiderling Georges Blaton, wiens 'Pourquoi j'aime la Flandre' eertijds door Stijn Streuvels bij ons werd binnengebracht.
Broederlijk leven we den hier vertelden strijd mee, in een vreemd land, om onze eigen belangen, - en binde de 'Zuid-Vlaamsche Reeks' (waarvan deze uitgave nummer een is) ons veel nauwer nog samen met onze stambroeders van 'over de schreef'.
Em. Janssen
Willem ELSSCHOT, Het tankschip. - P.N. Van Kampen, Amsterdam, 1941, 85 bladz.
In deze novelle treedt Boorman weer op, de held van 'Lijmen' en van 'Het been', en hij overtreft zichzelf; in hoever de auteur dat op zijn beurt beoogt, blijkt uit zijn slotzin: 'Op den oorlog, Frans, want oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goeden kant, is 't waar of niet' (blz. 85)?
Misschien, bij het verwerken van deze intrigue tot een roman, bezorgt ons Elsschot zijn knapste productie. Zijn we dan een literair meesterwerk rijker? Wél het werk van iemand die, ver boven het gewone, menschen peilen kan, ze bewegen doen als marionetten, ze beschrijven en over hen vertellen; - van een cynicus, wiens cynisme een schreien suggereert om meer menschelijkheid; - van een allerhandigst lijmer-met-verhalen, die bedrog en oprechtheid door elkaar gooit. Maar te aanhoudend poseert Elsschot om er zelf niet in te loopen, en de groote, hooge, milde menschelijkheid, waarnaar hij duidelijk hunkert, ligt niet op dien weg.
Em. Janssen
Jozef SIMONS, Bij ons in de Kempen. - Pro Arte, Diest, z.j., 165 blz. Fr. 25.
Tot een meesterwerk zullen we dezen bundel van negen verhalen niet verheffen; hij draagt echter zijn naam met eer: hij brengt ons in de Antwerpsche Kempen. In de leuk-ondeugende Kempen met 'De strooptocht', 'Rouwkoop', 'Verlies van geheugen'; in de fier-satlrische Kempen met 'Simili', 'De peperkoek', 'De laatste rit'; in de romantisch-weemoedige Kempen met 'Caïphas', 'Marelleke', 'Valentijn'. Vroeg men ons nu welke stemming in de Kempen overheerschend is en welke bij Simons het diepst ligt: aarzelend weliswaar zouden we tenslotte antwoorden: romantische weemoed.
We konden hier bijvoegen dat 'Marelleke' aan 'Dientje Goris' doet denken, 'De peperkoek' en 'De laatste rlt' aan bepaalde tafereelen en indrukken uit 'Eer Vlaanderen vergaat'. De gewone thema's van Simons konden we ophalen; maar dan schreven we geen bespreking meer.
Warm aanbevolen.
Em. Janssen
Filip DE PILLECIJN, Pieter Fardé. De roman van een Minderbroeder. - Derde druk, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 116 blz., Fr. 18.
Jozef SIMONS, Eer Vlaanderen vergaat. - Elfde en twaalfde duizendtal. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 218 blz. Fr. 18.
Anton VAN DE VELDE, Pukkie Pech. Fantastische roman. - Derde oplage, Pro Arte, Diest, 1942, 173 blz., Fr. 30.
Met groote vreugde bevelen we deze drie herdrukken aan: duidelijk vallen ze bij ons lezend publiek in den smaak; evenzeer zullen ze goed stichten en genot verschaffen. Het werk van Simons, een oor- | |
| |
logsverhaal van meer dan twintig jaar geleden, grijpt ons telkens aan door zijn onvergankelijke actualiteit; dat van Van de Velde leert, aan de rijpere jeugd vooral, meewarigheid, mildheid en geluk; het handig gefantaseerde en prachtig-sober geschrevene van De Pillecijn komt zooveel meer actueel voor, nu Dr. Olbrechts ('Vlaanderen zend zijn zonen uit!' blz. 209-232) de geheele geschiedenis van Pieter Fardé niet alleen heeft naverteld, maar ook critisch onderzocht. Zooveel meer weten we nu over de verbeelding van Fardé en over die van De Pillecijn; zooveel onweerstaanbaarder bekoren ons beide.
E.J.
Richard DEWACHTER, Kapelaan Van Bolle. - Pro Arte, Diest 1942, 275 blz., Fr. 35.
Dit boek is een vervolg op 'Jeanke', nu Jean geworden. Jean de Marollenjongen in zijn opgaan naar het Priesterschap: zijn mooi apostolaat in eigen milieu, als jonge Kapelaan, met de kleine kanten en bittere teleurstellingen, maar vooral met zijn diepe vreugder.
Een echt, gezond volksboek, hier en daar misschien wat lang uitgesponnen; bv. bij sommige toestanden en beschrijvingen van religieuze ceremoniën, - maar het meest toch, spannend en ontroerend. Gestalten als die van Anna en Fien Kadul zal men niet licht vergeten. En wij wachten, met den schrijver, af, wat uit de personages in 'Kapelaan Van Bolle' nog groeien zal.
Warm aanbevolen, voor onze volksboekerijen vooral.
J. Burvenich
Frans VAN HEDDEGEM, Oorlogsdagen. Van Albertkanaal tot Schipdonksche vaart. - Goebeert, Ronse, 1941, 173 blz., 1 buitentekstplaat.
Een eenvoudig, onopgesmukt relaas van zware dagen. Die den oorlog meemaakten zullen bij iedere bladzijde wel moeten denken: Zoo was het. Een boek waar àlle overtollige romantiek, alle bitterheid uit werden geweerd en waar toch voortdurend het hart in meespreekt. Ontspannende en deugddoende lectuur.
J.B.
Victor HUYS, Bakelandt en de rooversbende van het Vrijbosch. - Teekeningen van R. Demoen. Zesde uitgaaf, Lannoo, Tielt, 1942, 350 blz., 25 fr.
Bakelandt is een figuur in het Vlaamsche volksleven. Onbewogen, kloekmoedig, met een belanglooze, niets of niemand, vooral zichzelf niet ontziende berekening, oefent hij zijn bedrijf uit, tot een hoogere macht hem tegenhoudt: Bakelandt de ontrefbare is getroffen en de onbuigzame buigt voor die macht, God en het recht. Hij is de held val de baanstrooperij. - Pakkende legenden, zonder pretentie of literatuur; volle, kloeke menschenkennis. Zij die het Westvlaamsch kunnen smaken zullen de vernederlandsching van deze uitgave betreuren.
E.V.
ALBE, Miniaturen. - Wiek Op, Brugge, 1942, 55 blz., Fr. 25.
Niet minder dan vijf-en-twintig oorspronkelijke sprookjes, in een sober en verfijnd proza geschreven, vinden we in dit keurig uitgegeven boekje gebundeld. Een minder bekend aspect van Albe's talent brengen ze aan het licht. Naast soortgelijk werk van Van Schendel gelegd, doen ze wat kortademig en schraal aan, en voor beide auteurs is het gebrek dan hetzelfde: hun verbeeldingen missen wel eens de bezonkenheid, het onontbeerlijke kenmerk der eeuwige wijsheid. Te dicht staan ze bij bepaalde actualiteiten, modellen of gelijkenissen, vernuftige invallen: in de diepste zee zijn de parels niet gevormd tot onvervreemdbaren glans. Na bijna elke lezing krijgen we even den indruk: het verlossende woord dient nog gesproken.
Dit neemt onze hoogt waardeering voor dit werkje niet weg; maar de sprookjes blijven ongelijk van waarde. Het werkelijke, het onweerstaanbaar bekorende sprookje, die gelukkige ontmoeting van verbeelding en ervaring, komt zoo dikwijls niet voor.
Em. Janssen
ALBE. Van adellijken bloede. Gedichten. - Wiek Op, Brugge, 1942, 36 blz., Fr. 35.
Stille, bezonken poëzie, zacht-omzingend de geheimen van leven, liefde en dood. Een poëzie van fijne vormelijkheid en voorname stiliseering, waar weemoed graag zijn ragfijne netten doorheen weeft. Een enkelen keer strandt het gedicht op een wellicht tal te zakelijk gezegde, dat minder harmoniseert met de melodie van het geheel.
L. Vander Kerken
P. VAN MOERLANDE, Kinderverhaal. Versjes voor huis en school. - Tweede druk, Lannoo, Tielt, z.j., 76 blz., Fr. 12.
Wij bespraken destijds (Streven III, December 1935, blz. 223-224) de eerste uitgave van deze vijftig versjes voor kinderen. We wezen op de verscheidenheid van inspiratie en vorm, de soepele aanpassing bij de psychologie en de doenwijze van kinderen, de bruikbaarheid van dit werkje voor ouders en opvoeders, zijn natuur-gezonden, nationalen, katholieken geest. Graag wijzen we op dit alles een tweeden keer.
E.J.
Adalbert STIFTER, Vrijgezellen. Uit het Duitsch vertaald door L. Dewilde. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 220 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22.
Adalbert STIFTER, De narrenburcht. Vertaald door Jan Vercammen. - De Kinkhoren, Brugge, 1942, 179 blz.
Van Stifter was zoo goed als niets vertaald in het Nederlandsch, en nu komen er ineens drie novellen bij, want de uitgave van het Davidsfonds bevat er twee: 'Der Hagestolz' en 'Der Waldsteig'. Wie wat meer weten wil over Stifter († 1868) leze de inleiding van Jan Vercammen op 'De Narrenburcht'; een duidelijke en beknopte uiteenzetting over het leven en werk van dezen laat-romantieker, wiens verhalen bekoren door de frissche teederheid van zijn figuren en de gezonde atmosfeer van het met zooveel liefde beschreven Oostenrijksche bergland. Telkens is de ontknooping van de intrigue een gelukkig huwelijk: bepaald ongewoon voor ons, modernen, die meer vertrouwd zijn met de somberste afloopen; 'n tikje té idyllisch wellicht, en toch, juist daarom, uiterst welkom. Is dat misschien de reden geweest van deze keus? Wat er ook van zij, deze twee boekjes zullen o.i., op onze volksbibliotheken vooral, een verdienden bijval genieten. Beide vertalingen zijn vlot, de eerste taalkundig niet altijd onberispelijk.
J. Talloen
| |
| |
Charles DE COSTER, Smidje Since. In het Nederlandsch vertaald door Stijn Streuvels. - De Seizoenen 27, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942. 107 blz.
In den Rebelais-toon, hem eigen, vertelt de auteur van een Gentschen smid, die zijn ziel aan den duivel had verkocht en die om zijn liefdadigheid drie gunsten verkreeg, waarmede hij den duivel kon beetnemen. Zulk werkje te vertalen was juist iets voor Stijn Streuvels, wiens plastische taalvaardigheid het ons onverminderd aanbiedt. Zoowel gewone lezers als fijnproevers zullen er genot aan beleven; maar niemand vergete dat de geschiedenis der Nederlandsche beroerten in de zestiende eeuw toch anders is dan Ch. De Coster lijkt te onderstellen.
Em. Janssen
FELIX TIMMERMANS, Le Curé de la Vigne en fleur, mis en français par Joseph Maenhout. - L'Essor, Paris-Bruxelles, 1942, 218 blz., 21 fr.
Niet zonder een tikje scepticisme slaat iemand, die het sappige Vlaamsch van een Felix Timmermans gesmaakt heeft, een Fransche vertaling open, en het spreekt dat niets boven het oorspronkelijke gaat.
Toch valt deze vertaling geweldig mee. Ze geeft niet alleen trouw gedachten en geschiedenis weer, maar ze heeft iets van den geur en de kleur, de tinten en de tonen te pakken van het Vlaamsch.
Alleen de weergave van 'Heeroom' door 'mon Oncle-Curé' lijkt minder gelukkig.
B. De Wint
F. DE PARADE, Polderland. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 178 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22.
In zes verhaaltjes krijgen wij hier een kijk op het leven der menschen in de Polders. Telkens eindigt het geval tragisch: een sluiswachter verdrinkt in zijn sluis, een rijke boer schiet bij vergissing een armen stumperd neer; in twee moole geschiedenissen zetten boschwachter of gendarmen een strooper op de hielen; dan wordt ons verteld hoe een molenaar in een storm verongelukt, ten slotte hoe een landlooper in een hospitaal mirakuleus den dood ontmoet. Treffend en suggestief zijn vele tafereeltjes, juist gevat de talrijke natuur-indrukken. Er ligt over het boek een atmosfeer, met de zangerige winden der Scheldeoevers, met de zompige beemden der Polders, vooral met het schamel bestaan van die dorpsmenschen, die zoo weinig vreugde kennen in hun leven. Hierdoor doet De Paradé wel even denken aan Streuvels; maar zijn nogal eentonige stijl, met de vele korte zinnetjes, mag wel wat levendiger worden.
I. de la Potterie
Emiel FREDRIX, Krieweltje. - Goudvinken 1, De Kinkhoren, Brugge, 108 blz.
De geschiedenis van een mier die het nest verlaat om de wereld te leeren kennen en de menschen: hoe zij terugkeert naar haar zusters, verzoend met de eenvoudige rol van werkmier, die haar door de natuur werd toegewezen. Een insectenboek dus, waarschijnlijk onder den invloed van Bonsels' 'Die Biene Maja', of van Bomans' 'Erik', of van allebei.
Frisch geschreven, verdient het werkje alle aanbeveling, hoewel hier en daar één enkel regeltje nog stroef klinkt voor een vertelling uit 'Sageland'. En zal onze leergierige jeugd vrede nemen met den verleden tijd op blz. 12: 'het bosch dat zoo lekker ruikte'? Zeer verzorgde uitgave.
J. Talloen
Bert RANKE, Hoe Christoffel Columbus de nieuwe wereld ontdekte. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 91 blz., ing. Fr. 12.
Bij gelegenheid van de 450e verjaring van de ontdekking van Amerika, wil de schrijver de groote gebeurtenis van het jaar 1492 voor de jeugd nog eens vertellen. Verhalen van dien aard, vooral over ontdekkingsreizen, vallen bij de jongens van nu in den smaak. Het boek schetst ons geheel het leven van Columbus, vanaf zijn jeugddroomen te Genua en zijn wedervaren aan de hoven van Europa tot aan zijn roekelooze tochten naar het onbekende Westen. Zoowel door den nogal lossen stijl als door de illustraties, is het eerder voor kleinere jongens geschikt, doch zeker zal het hen begeesteren voor den onversaagden avonturier, zoo slecht eens beloond om den onschatbaren dienst dien hij aan de oude wereld had bewezen.
I. de la Potterie
| |
Kunst
Dr A. STUBBE, Het zien en genieten van schilderkunst. Aesthetische beschouwingen. - Standaard-Boekhandel, 1942, 199 blz., geïll., Fr. 35.
Er werden in den laatsten tijd door bevoegde aesthetici en kunstcritici verschillende pogingen aangewend om het kunstlievend publiek tot een werkelijk aesthetisch genieten op te voeden. Sommige werken van Lützeler o.m. zijn een mooi voorbeeld van het genre. De taak die deze schrijvers zich stellen is uit den aard der zaak nogal delicaat: zij is niet philosophisch, niet kunsthistorisch, niet kunstkritisch, niet specifiek pedagogisch, zij is dit alles tegelijk maar in een zeer concrete voorstelling en in een nauw contact met een eigen intens en zuiver aesthetisch beleven der kunstwerken. Daarbij komt nog, dat het leeren genieten der kunst nog heel iets anders is dan het leeren van de meeste andere dingen: want het gaat hier uiteraard steeds om het meest onzegbare en onmededeelbare van onze menschelijke beleving. Het mag ons dan ook niet verwonderen, als we Dr S. als besluit van zijn betoog zoo maar zonder meer hooren verklaren, ja dat ten slotte het eenige middel om schilderkunst te leeren genieten is... schilderkunst te bekijken, zooals er maar één middel is om muziek te leeren genieten en dit is naar muziek te luisteren, en maar één middel om literatuur te leeren genieten en dat is te lezen, maar te lezen en te herlezen alleen het beste, te luisteren 'niet op ongecontroleerde wijze naar alle mogelijke muziek', maar met telkens nieuwe aandacht naar het beste, en te bekijken niet vluchtig en op goed geluk af, 'maar herhaaldelijk en geestdriftig... het beste.'
Het eigenlijke kunstgenieten kan men dus niet van een ander leeren, men moet het zelf leeren: en ook de meest gespannen lectuur van ohet boek van Dr S. zal van een gestampten Beotiër nog op slag en stoot geen Helleen maken. Alles wat men doen kan is een hoop vooroordeelen en
| |
| |
psychologische hindernissen, die de kunstcontemplatie belemmeren, uit den weg te ruimen om een geleidelijke zelfoefening in het zien en genieten mogelijk te maken. Dit doet Dr S. dan ook op voortreffelijke wijze. De meeste menschen zijn maar al te geneigd am bij het aanschouwen van een schilderwerk hun genot te zoeken in vele dingen die met het authentieke kunstgevoel in den grond niets te maken hebben: het onderwerp in zich, de louter technische vaardigheid, een al te subjectieve emotie, een zeker gevoel van gekendheid, de bepaalde stijl, enz. De verschillende hoofdstukken stellen zich tot doel den lezer door deze al te materieele geinteresseerdheid heen te helpen en hem op te voeren tot het eenige essentieele: de huivering eener geïnspireerde, diep-menschelijke ontroering, die zich adaequaat uitdrukt in een autonome eenheid en een rhythmische harmonie van kleuren en lijnen, waarbuiten ook het meest verheven onderwerp van aesthetisch standpunt geen de minste onafhankelijke beteekenis bezit.
Het boek besluit met een reeds vroeger gepubliceerde studie over de onderlinge verhouding van kunst en natuur.
L. Vander Kerken
Lode ZIELENS, Opsomer. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 83 blz., geïll., Fr. 125.
L.Z. geeft ons in dit werk een zeer secure en rustig-betoogende schets van de ontwikkeling en de beteekenis van den Vlaamschen landschapschilder en portrettist Opsomer. Laten we maar onmiddellijk aanmerken dat het boek goed geschreven is en vlot leest, wat in dit genre literatuur al geen geringe verdienste is.
Opsomer is een authentieke Lierenaar en zijn vele reizen in het buitenland en naar het artistieke Italië hebben nooit den echt Nederlandschen aard van zijn zoo veelvuldig werk kunnen verdringen, maar dit alleen tot grooter diepte en meesterschap kunnen bevruchten. Het academische was hem bijna van meet af aan een overwonnen standpunt, maar ook het om zichzelf gezochte pittoreske en klein-verrassend anecdotische hielden zijn talent niet op. Van den Hollander Breitner leerde hij intens te leven, zichzelf te zijn en de eigenheid van dit leven in grootsche picturale harmonieën uit te drukken. Zijn realistisch impressionisme was wars van alle peuterige experimenten en vindt steeds de kracht van het essentieele. In al zijn onderwerpen en motieven trilt de visie van zijn eigen wereld, al bleef ten slotte die wereld wel wat in zichzelf gevangen en opent hij geen verre geestelijke perspectieven.
Als portrettist was hem de koude natuurgetrouwe weergave nooit hoofdzaak. - L. Zielens weet ons dan ook te vertellen dat sommige van zijn portretten door de bestellers geweigerd werden, wat trouwens in de geschiedenis van onze roemrijke Nederlandsche schilderkunst geen nieuwigheid is. Zijn portretten zijn de uitdrukking van een intens en verbazend-direct ervaren levensbeeld en verraden in de kracht van hun sobere begrenzing de steeds aanwezige persoonlijkheid van den meester.
Het boek bevat verder nog een catalogus van Opsomer's werk vanaf 1934 - voor de rest wordt verwezen naar het in 1933 verschenen boek van Paul Colin - en een keuze van 25 reproducties die een vrij volledig overzicht geven van Opsomer's evolutie.
L. Vander Kerken
Dr E. BONTINCK, Physica en Schilderkunst. Inleiding tot de studie van physische verschijnselen toegepast op schilderkunst en schildertechniek. - Basisreeks, Manteau, Brussel, 79 blz., geïll.
Dit boekje komt aan een werkelijke behoefte tegemoet. Het gebeurt maar al te vaak, dat een juiste appreciatie van schilderwerken door een totale onwetendheid omtrent hun materieele techniek in de war gestuurd wordt. Dit overzichtelijk handboekje leert ons de bizonderste toepassingen der physica en meer speciaal van de optica en de kleurenleer, die voor de schildertechniek van belang zijn, het gebruik van verfstoffen en vernissen, het leven en de ziekten van schilderijen en de moderne methoden voor hun onderzoek.
L. Vander Kerken
A. DE POORTERE, Barth. Verschaeren. - Kunstenaars van Heden. Standaard-Boekhandel, 1943, 30 blz., geïll., Fr. 15.
De schrijver tracht ons in deze brochure op zakelijke wijze de kunst van den Mechelschen schilder B.V. te karakteriseeren en wijdt een korte beschrijving aan zijn bizonderste werken, waarvan hij vooral de plasticiteit, de gulle Brabantsche visie en den volkschen geest bewondert.
L. Vander Kerken
F.R. BOSCHVOGEL, Als ich can. - 2e uitgave, Lannoo, Tielt, 203 blz., ingen. Fr. 27,50, geb. Fr. 45.
Dit eenigszins geromanceerd levensverhaal van Jan Van Eyck was een tweede uitgave overwaard. Het levensdetail van beroemde mannen, vooral uit eigen nationaal verleden, interesseert ons altijd. - Van zijn eerste jaren af volgen we den geniaal begaafden jongen, die van uit zijn 'soete Masegou', over Maastricht, Keulen, Dijon, Mehun-sur-Yèvres, Quesnoy, Den Haag, de volle ontwikkeling van zijn talent bereikt in het prachtlievende en rijke Brugge van de Bourgondiërs. Dit werk is vulgarisatie van goed allooi, niet koud historisch, maar levend en toch aan het historisch kader getrouw. Soms voelt men wel dat deze poging om een 'levend' persoon voor te stellen, niet totaal geslaagd is en dat de toon irreëel klinkt; maar het geheel werk kennelijk geschreven met genegenheid en warme sympathie.
J. Noë
| |
Geschiedenis, aardrijkskunde
F.R. BOSCHVOGEL, Bobrecht de Fries, de grootste Graaf van Vlaanderen. - Dietsche Gestalten 1, Lannoo, Tielt, 1942, 143 blz., ing. Fr. 17,50, geb. Fr. 30.
M BOEY, Prins Willem. - Dietsche Gestalten 2, Lannoo, Tielt, 1942, 160 blz., ing. Fr. 17,60, geb. Fr. 30.
A. BLOMMAERT, Willibrord, Bouwer en Boer. - Dietsche Gestalten 3, Lannoo, Tielt, 1942, 152 blz., ing. Fr. 17,60, geb. Fr. 30.
De laatste jaren verschenen er in Noord en Zuid tal van geschiedkundige werken over markante persoonlijkheden der Lage Landen, de eeuwen door. Bijna al deze studies zijn technisch wetenschappelijk gehouden. Om het volk zelf voor zijn grootsch verleden en groote mannen te ontvlammen
| |
| |
is wellicht de historische roman het beste middel; 'De Leeuw van Vlaanderen' en 'De Kerels van Vlaanderen' van Conscience bewijzen het. Nu verrast ons de Drukkerij-Uitgeverij Lannoo te Tielt met een reeks frissche, keurige historische romans voor de jeugd en voor het volk. Op het titelblad: een schild waarop de zwarte leeuw op geluw veld 'gebekt en gepoot van keel', afstekend op de sobere lijnen van zwaard, palet en boek. Illustratie door Jos. Speybroeck.
'Het is de bedoeling van deze 'Dietsche Gestalten' schrijft F.R. Boschvogel, 'de Grootsten uit heden en verleden bij ons volk en bij onze jeugd in te leiden, en dit door hun bont en boeiend levensverhaal', en hij besluit met de leus: 'Voor de eenheid en gaafheid van ons volk! Voor eigen outer en heerd! God zegene dezen arbeid, God zegene ons volk!'
1. In een gespierden, zwierigen stijl verhaalt F.R. Boschvogel het koene en bewogen leven van 'Robrecht de Fries', die uitgroeide van Hollandsche watergraaf tot den stichter van het Dietsche kernland. Hoog van gestalte, met de sterke vuist aan het zware zwaard, recht op zijn ros, zoo rijdt de fiere graaf door de heroïsche tijden van de eindigende elfde eeuw.
Dit heldhaftig leven van Robrecht den Fries is historisch verantwoord. Toch is het te Westvlaamsch gehouden: waarom wordt niet vermeld dat Robrecht, nog voor den slag te Kassel, te Gent als graaf erkend werd door een ganschen groep edelen? Zijn trouwe vriendschap met den grooten paus Gregorius VII wordt wel aangestipt, maar had veel meer moeten uitkomen. De hoogmiddeleeuwsche atmosfeer echter is uitstekend weergegeven.
2. Het is niet gemakkelijk, voor een katholieke jeugd een meesleepend en toch geschiedkundig juist leven te schrijven van 'Prins Willem' van Oranje. In het begin en het midden van die uiterst roerige zestiende eeuw, maakt de Roomsch-katholieke Kerk een diep zedelijk verval door; anderzijds is Filips II, de koning van Spanje en van de Nederlanden, de kampioen van het Katholicisme, nu niet bepaald een enthousiasmeerende figuur. Prins Willem zijnerzijds, uit een Lutheraansche moeder geboren, ontwikkelt zich van de katholieke praktijk tot het Calvinisme; al moet toch weer beklemtoond worden dat hij geen religieus mensch was, maar vooral ja uitsluitend een politiek ideaal nastreefde.
Over het algemeen heeft de auteur zich goed van deze uiterst moeilijke taak gekweten: het is werkelijk een katholieke jeugdroman van den grooten Zwijger geworden. Bizonder treffend is hoe de zwaar geslagen prins telkens weer op den Dillenburg troost zoekt en vindt bij zijn meevoelende en meelijdende moeder. Een echt tekort is dat de katholieke herleving na het Concilie van Trente, verre van een factor van beteekenis te zijn, zelfs niet wordt aangegeven. Mogen wij ook laten opmerken dat het heerlijke 'Wilhelmus', zoo diepvroom en in niets de katholieken kwetsend, niet van den fellen, haatdragenden Calvinistischen Marnix van St. Aldegonde is (blz. 106)?
3. Dank zij de talrijke studiën over Willibrordus, die in 1939, bij de twaalfhonderdste verjaring van zijn afsterven, verschenen, is de apostel der Nederlanden uit de grijze nevelen van die weinig bekende tijden duidelijker naar voren gekomen. Al. Blommaert heeft die gegevens tot een boeienden jeugdroman verwerkt. 'Willibrord', in Engeland geboren, hunkert naar de bekeering van zijn stam- en rasgenooten in de Lage Landen bij de Zee. Toch bereidt hij zich tot zijn tweeëndertigste jaar voor op zijn missiearbeid. Bij Antwerpen aan wal gekomen, vindt hij, de Fries, den weg naar het hart van die keiharde, heidensche Friezen. Hij bouwt en boert, bidt en predikt, doorreist de Lage Landen van de Scheldemonden naar het hooge Noorden en dan weer naar het aantrekkelijke Echternach in Luxemburg. En steeds staat die sympathieke zendeling, de stoere sterke strijder, de Godsman en wijze vader, de organisator en bestuurder, scherp afgeteekend tegen den achtergrond van dat harde maar kerngezonde leven van de bewoners der Lage Landen.
Van deze drie romans is 'Willibrord' het zwakst gebouwd. Alleen reeds het feit dat meer dan een derde van het boek loopt over de vorming van den Willibrord, die bijna vijftig jaar lang de Nederlanden evangeliseerde, wijst op een wanverhouding (of ligt het aan de bronnen?). Ook is het verhaal te schematisch gehouden: de talrijke data in den tekst verscherpen nog dien indruk. De 'Prins Willem' van zijn kant heeft bijna geen data; wat o.i. een groot tekort is, daar in die uiterst bewogen zestiende eeuw elk jaar de politieke en godsdienstige toestand gewijzigd werd.
'Robrecht de Fries', door Boschvogel als een man uit één stuk uitgebeeld, is de meest begeesterende gestalte.
Over 'Prins Willem' hangt een aarzeling, die de jeugd wel minder bevallen zal, maar die er zijn moest, om Oranje historisch juist voor te stellen. 'Willibrord' om den vurigen ijver van den apostel, zijn stambewustzijn, en zijn kerngezonden tijd, zal zeker de jeugd betooveren en verheffen.
Met verwachting zien wij uit naar de andere nummers van de twaalf aangekondigde levens in deze eerste reeks. Als het peil van de eerste drie romans behouden blijft, dan vangen deze 'Dietsche Gestalten' een succestocht aan in de Lage Landen.
M. Dierickx
Frans M. OLBRECHTS, Vlaanderen zendt zijn zonen uit. - Davidsfonds, Leuven. 1942, 255 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22.
Na zooveel anderen, wier namen en voorbeelden hij ophaalt, voelt Dr Olbrechts zich op zijn beurt een zoon dien Vlaanderen heeft uitgezonden. Met al zijn voorgangers weet hij zich één en hij erft hun geest over: dat is de prettige, de onvervangbare indruk die dit boek op menig lezer maken zal; de auteur schreef het met geheel zijn ziel.
Ontdekkér in verre landen en tijden, telkens opnieuw geprikkeld door Vlaamsche namen en gestalten, verwijt hij ons cordaat onze onverschillige onwetendheid. Dat moét veranderen! Willem van Rubroek stelt hij ons voor, Joos van Ghistel, Pieter van Gent, Niklaas Cleynaerts, Ogler van Busbeek, Emanuel de Aranda, Ferdinand Verbiest, Joris van Geel, Pieter Fardé; omheen deze grooteren beweegt zich dan 'legio'. Mongolië, Ethiopië, Mexiko, Peru, Noord-Afika, Congo, China: we doorreizen alle werelddeelen, om achteraan te vernemen (blz. 238-252) dat we van de zwerftochten der Vlamingen nog bijna niets afweten. We doorloopen alle eeuwen, van de dertiende tot de achttiende; doch heel veel
| |
| |
komt daarvoor en daarna. We ontvangen dus slechte een vluchtigen greep uit een veelvuldig en bijna onoverzienbaar materiaal: zooveel beter kennen we, zooveel fierder, ons volk, zijn zwerfzuchtigen ondernemingslust, zijn nooit begevende kracht.
Heeft het Davidsfonds ons ooit een beter volksboek aangeboden: een boek als een openbaring van onszelf-op-de-wereld?
Em. Janssen
Dr J.C.H. DE PATER, Nederland-Vlaanderen. De scheiding in de 16e eeuw historisch belicht. - Willem De Zwijgerstichting, Pansierstraat 3, Scheveningen, 1941, 31 blz.
Deze brochure heeft een actueelen klank: dat blijkt uit de inleiding, het besluit en eigenlijk den toon van het gansche betoog. De naam van Dr de Pater staat voldoende borg voor de degelijkheid van deze studie om nog een aanbeveling nodig te hebben. Laten wij dadelijk de kern van het betoog aansnijden. De stelling van den auteur kunnen wij, zonder schakeeringen, aldus omschrijven: Taal- en stamverwantschap hadden in de 16e eeuw als saambindende factor weinig belang voor een natie; de godsdienstige factor overheerschte: 'In de scheuring op godsdienstig gebied ligt mitsdien de diepste oorzaak van de scheiding van Nederland en Vlaanderen in de 16e eeuw' (blz. 10). En in het besluit trekt de auteur die lijn verder door: 'Als Noord en Zuid in 1815 nog eenmaal worden vereenigd, dan is het in diepste wezen nogmaals de religieuze factor, die tot nieuwe scheiding leidt. Deze traditie leeft onder ons volk nog altijd voort' (blz. 30).
In de 16e eeuw is zeker de godsdienstige factor doorslaggevend; al laten wij toch opmerken dat de scheiding tusschen Noord en Zuid ten slotte bewerkt is door de wapenen, van Farnese vooral. De scheuring in 1830 is deels aan den godsdienst te wijten, maar dat de Revolutie van 1830 kon slagen is vooral op rekening van de 'Franschgezindheid' der leidende standen te schrijven, die 20 jaar Fransche overheersching hadden gekend. Het gaat ons echter vooral om den slotzin van den schrijver: 'Het vraagstuk Nederland-Vlaanderen wordt, zoo gezien, nog altijd beheerscht door religieuze factoren' (blz. 31). Nu het christendom in West-Europa zoo bedreigd is, is misschien de tijd gekomen dat de katholieke en calvinistische Nederlanders, die onder alle Westeuropeeërs het christendom het meest gaaf hebben bewaard, hun oude veeten vergeten en elkander leeren begripen. Wie weet wat zulke eensgezindheid nog beveiligen, ja stichten kan?
M. Dierickx
Dr. Fr. BLOCKMANS, De voorbereiding van een grooten tijd. Gent tot omstreeks 1336. - De Seizoenen 22, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 104 blz., Fr. 12,50.
Sinds enkele jaren verschijnt er geregeld eens of tweemaal per jaar een degelijke Studie van Dr. Fr. Blockmans. De auteur wordt stilaan een bevoegdheid in de middeleeuwsche geschiedenis van Gent. Hij behandelt hier achtereenvolgens de stichting van Gent en van zijn twee abdijen, het eerste en het tweede 'portus', de Gentsche economie tot bij het begin der XIVe eeuw, het grondgebied en de instellingen van Gent en ten slotte het politiek gebeuren in de Schelde-en-Leie-stad tot omstreeks 1336.
Of de accuratesse en de strenge redeneering, die een vakgeleerde zoo aangenaam aandoen, in den smaak zullen vallen van het groote publiek, is een open vraag. Een werkelijk tekort in deze overigens interessante studie is dat er een kaart ontbreekt, waarop de St. Pieters- en de St. Baafsabdij, het eerste en het tweede 'portus', de Kouter en Nederkouter, enz. zijn aangegeven. Nu is het vijfde hoofdstuk: 'Het Grondgebied van Gent' eenvoudig onleesbaar voor al wie de Arteveldestad niet grondig kent. Twee mooie platen illustreeren deze degelijke studie.
M. Dierickx
Christine FROWEIN, Vier eeuwen kleeding in Nederland. Met 41 illustraties. - Schijnwerpers 45. Het Spectrum, Utrecht, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, s.a., 103 blz., Fr. 22,50.
Een aardig, mooi geïllustreerd boekje over de kleederdracht in Noord-Nederland sinds de 16e eeuw. Deze schets van de steeds wisselende, vaak uiterst wondere mode zal een scepticus misschien doen twijfelen aan het gezond verstand van onze voorouders, maar kan even goed een humorist een satire sui generis ingeven over de zotheid der menschen.
Opvallend is dat in de bloeiperiode 1630-1660, toen de Noord-Nederlanders volledig zichzelf waren in streven en cultuur, zeden en gewoonten, zij niet alleen een eigen nationaal kostuum hadden dat den middelweg hield tusschen de strenge ingetogenheid van de Spanjaards en het fantastisch speelsche van de Franschen, maar dat 'de Hollandse kleding der koopvaardersdochters toonaangevend voor geheel Europa gedurende 1630-1660 is geweest' (blz. 18). De kleederdracht doet dus een waardemeter aan de hand voor het schatten van het nationale zelfbewustzijn en van de politieke en cultureele zelfstandigheid.
M. Dierickx
Theun DE VRIES, Rutger Jan Schimmelpenninck. - Leopold, Den Haag, 1941, 315 blz., ing. Fl. 2, geb. F1. 2,60.
Op het einde der achttiende eeuw groeit in Nederland onder den derden stand het verzet der Patriotten tegen den corrupten regentenstaat en den willoozen Willem V. Rutger, Jan Schimmelpenninck (1761-1825), vurig Patriot in zijn jeugd, begroette, lijk zoovelen, de Fransche Revolutie als het uiteindelijk opruimen met het uitgeleefde oude regiem, en het aanbreken van een democratischen tijd. Maar zijn aanvankelijke geestdrift voor Frankrijk - met wiens hulp de Bataafsche Republiek in 1795 werd opgericht - bekoelde weldra tot een steeds toenemend verzet tegen de verdrukkers. Na zijn fiere houding en zijn fijne diplomatie, als ambassadeur te Parijs, tegenover Talleyrand en Bonaparte zelf, bezweek hij, helaas, uit eerzucht; toen Napoleon hem het presidentschap van de Bataafsche Republiek in 1805 aanbood. De laatste raadpensionaris van Nederland moest echter na één jaar de plaats ruimen voor koning Lodewijk Napoleon, en eindigde in blindheid en vereenzaming een zoo schitterend ingezette carrière.
Dit leven van Nederlands meest vooraanstaande persoonlijkheid in deze bewogen jaren, is vlot, opgewekt, met animo geschreven en leest prettig, zelfs meesleepend. De schrijver weet met rake, inte- | |
| |
ressante details een periode of een gebeurtenis scherp te typeeren, om tegen dien achtergrond de groote gestalte van den voornamen, fijnbegaafden, 'liberalen' Schimmelpenninck te doen uitkomen. Het is werkelijk een boeiende monographie over de overgangsperiode van de oude Vereenigde Provinciën naar het Koninkrijk der Nederlanden; welke periode wij, Vlamingen, zoo bitter weinig kennen.
M. Dierickx
W.J. VAN BALEN, Johan Maurits in Brazilië. - H.P. Leopold, Den Haag, 1941, 188 blz., ing. Fl. 2, geb. Fl. 2,60.
De vulgarisatiewerkjes van W.-J. Van Balen over Nederland's verleden, geschreven in een prettigen, soms wat breedvoerigen en gewild-onklassieken stijl, zijn zeer geschikt om den historischen horizon van het lezend publiek te verruimen. Het hier vermelde werk geeft een levendig beeld van Nederland's korte maar lnhouodsvolle koloniale geschiedenis in Brazilie, gedurende de eerste helft der 17e eeuw.
K. Van Isacker
L.J.M. PHILIPPEN, Beknopte methodiek der geschiedvorsching. Leidraad voor de leden der oudheidkundige kringen. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 217 blz.
E.H. Philippen schreef deze methodiek 'om de leden onzer oudheidkundige kringen behulpzaam te zijn bij het verwerven van het minimum vereischte historische vakkennis'. Volgens de klassieke indeeling in heuristiek, critiek en synthese wordt, met een luxe van definities en beschrijvingen der verschillende 'begrippen' omtrent bronnen, bouwstoffen, vormen van critiek, factoren der synthese, enz., de wijze uiteengezet waarop een historisch werk theoretisch moet groeien.
Voor een beginneling in de geschiedenis is het wel interessant een kleine summa bij de hand te hebben waarin hij de verklaring vinden kan van de voor hem nieuwe historische begrippen, en practische gegevens betreffende de voornaamste hulpwetenschappen. Toch vragen we ons af of dit boek tenslotte zoo nuttig zal zijn, als de schrijver lijkt te verwachten. Werd er niet te veel aan algemeen theoretiseeren over de geschiedenis en de geschiedvorsching gedaan, ten koste van werkelijke praktische raadgeving? (Bij voorbeeld: hoe vindt men zijn weg door de verschillende archieven in ons land? hoe moet het opstellen van een bibliographie aangepakt worden?, enz. Het is in elk geval gevaarlijk aan theorie over de geschiedenis te doen zoo men den geest van de wetenschap niet levend in zich draagt. De theorieën die men van anderen overneemt, worden dan zoo algemeen dat ze niet meer juist zijn. Deze 'methodiek' beschouwt de geschiedvorsching te exclusief als een behandeling van afzonderlijke feiten, en het geschiedkundig werk als een, zij het dan ook critisch en gewetensvol, samenvoegen van die feiten. Een werk als dat van E.H. Philippen moet natuurlijk geen philosophie van de geschiedenis geven, maar doet dan ook, en juist daarom, beter zich niet te wagen op het terrein van de theorie omtrent de geschiedenis en de geschiedkundige methode.
Het best geslaagde deel zijn de Bijlagen met hun praktische aanduidingen betreffende de voornaamste hulpwetenschappen.
K. Van Isacker
Paul DE VREE, Geschiedenis van het schip. - De Seizoenen 28, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1942, 120 blz., 82 buitentekstplaten.
Wij mogen deze geschiedenis van het schip welkom heeten, want, helaas, 'we zijn onze zeetraditie kwijt', een traditie die ons nochtans aan een zoo roemrijk verleden herinnert. Dit vulgarisatiewerk kan heel wat bijdragen om aan dit tekort te verhelpen. De schrijver is de moeilijkheid van zijn taak bewust; 'wie een geschiedenis van het schip binnen de grenzen van een honderdtal bladzijden wil dringen, doet aan fakiristische mutileeringen.' En toch heeft schrijver, om volledig te willen zijn, misschien niet genoeg 'gemutileerd'; hierdoor zullen minder vertrouwde lezers wellicht afgeschrikt worden. Overigens is deze monographie degelijk en betrouwbaar; ze biedt ons tal van interessante gegevens en sluit met een dertigtal welgekozen platen ter illustratie.
L. Baudez
Chr. MONHEIM, Congo-Bibliographie. - Veritas, Antwerpen, 1942, 211 blz., Fr. 55.
Met het oog op de studie van een Congoprobleem, het verzamelen van documentatie en materiaal voor een persoonlijk werk, biedt deze bibliographie een zeer te waardeeren hulp. Zij bevat niet alleen de verwijzingen naar de boeken, doch daarenboven naar talrijke tijdschriftartikelen. Het opnemen van deze laatste verwijzingen, lijkt ons de grootste verdienste van dit werk, omdat tot nogtoe de oplossing van een Congo-vraagstuk, de stof voor een ethnologisch onderzoek, eerder in tijdschriften gevonden wordt dan in boeken.
Bij het uitkiezen van tijdschriften en artikels - de groote moeilijkheid alhier - gold de graad van wetenschappelijke waarde.
Volledig wil deze bibliographie niet zijn, zegt schrijver in zijn voorwoord, wél praktisch. Met opzet werd daarom een bibliographie over zuiver-technische vragen terzijde gelaten: daarvan zijn de specialisten toch op de hoogte en de toevoeging ervan zou het werk hebben overladen.
Het doel van schrijver, ons namelijk een praktisch werk ter hand te stellen, wordt verder bevorderd door een rationeele indeeling der stof in 4 deelen: een staatkundig en bestuurlijk, een economisch, een geschiedkundig en eindelijk een aesthetisch deel.
Een alphabetische naamlijst vergemakkelijkt het gebruik van deze aanbevolen verzameling.
L. Bruyns
Theo BOGAERTS, 'Ik ging eens naar New-York'. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 168 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22.
Schetsen over een veertiendaagsch verblijf in New-York, gevat tusschen het verhaal van de heenreis op de 'Nieuw Amsterdam' en van den terugkeer aan boord van de 'Statendam', allebei booten van de Holland-Amerikalljn. Vlotte journalistiek, zeer leuk bovendien, hoewel de humor wat systematisch lijkt ingelascht. Velen zullen aan deze bladzijden een paar prettige uurtjes beleven. Wie echter of wat vertrouwd is met de uitgebreide literatuur over de nieuwe wereld en de verwanten van Ballit zal betreuren dat dit dagboek niet een beetje dieper is van inhoud en origineeler van toon. Keurige uitgave, in weerwil van het oorlogspapier.
J.T.
| |
| |
| |
Economie
Gerard VERBRUGGEN en Dr R. VANALDERWEIRELDT, Leerboek van het fabrieksboekhouden ten dienste van het onderwijs en de praktijk. - De Vlaamsche Drukkerij, Leuven, z.j., 379 + 25 blz., Fr. 100.
R. BERNY, La comptabilité industrielle. Traité compet de comptabilité industrielle. - L'Avenir, Brussel, z.j., 352 blz., Fr. 60.
Zonder aarzelen noemen wij deze beide werken over fabrieksboekhouden uitmuntend in hun aard. Ze verschillen echter, om den opzet van de schrijvers en daarbij, naar het ons voorkomt, ook ten gevolge van het midden waarin deze werkzaam zijn: de Heer Berny doet zich hier in de eerste plaats als leeraar, de schrijvers van het 'Leerboek' als mannen der praktijk voor, wier werk dan ook minder geschikt schijnt voor 'het onderwijs' dan 'La comptabilité industrielle'.
Dit laatste munt vooral uit door overzichtelijkheid en geeft blijk van scherpen paedagogischen zin die tot uiting komt in de zeer methodische indeeling en voorstelling der stof alsook in de technische uitvoering die - ondanks de papierschaarschte! - bij middel van bijzondere, uitplooibare bladen de aangehaalde voorbeelden der aan te wenden documenten dichter bij de werkelijkheid brengt. Kortom: het werk van Mr. Berny zal in de eerste plaats den leeraar en den student dienstig zijn.
Het 'Leerboek' zal integendeel in de eerste plaats aan den nijveraar uitmuntende diensten bewijzen - en heel bijzonder, om reden van de keurige, vlotte en rijke taal, aan onze Vlaamsche nijveraars die vooral uit Fransche bronnen hun kennissen moesten putten -. Het beperkt zich immers geenszins bij het uiteenzetten van het 'hoe'. De schrijvers hebben daarenboven, zooals het Voorwoord het ons zegt, 'er naar getracht... ook het 'waarom' van deze of gene administratie of boekhouding te verklaren'. Hun werk laat klaar uitkomen hoe een schijnbaar omslachtige, tijd- en geldroovende boekhouding in werkelijkheid de kortste weg is naar het slagen en de eenige veilige waarschuwer die u financieele rampen doet voorkomen. Het put het behandelde onderwerp als het ware volkomen uit; m.a.w., het is een standaardwerk dat ons volledig in een oordeelkundig, doeltreffend, verantwoord fabrieksboekhouden inleidt.
Dr K du Bois
P.N. DEVOLDER, Volk en gezinsleven. Een enquête door de Christelijke Arbeidersvrouwengilden. - Ark-serie. Christelijke Arbeidersvrouwen, Brussel, z.j., 208 blz.
De K.A.V. (Kristelijke Arbeidersvrouwenorganisatie) stelde, in December 1938, onder hare leden - ze telde er toen 122.500 - een onderzoek in: ze bezorgde hun nl. een vragenlijst, door haarzelf, haar man of een harer kinderen in te vullen. Hier worden de uitslagen van dit enkwest meegedeeld en gevat beoordeeld. Het onderzoek is wel niet rechtstreeks representatief, in dezen zin dat enkel antwoorden van de besten uit een keurgroep binnenkwamen. Ze is echter daarom niet minder leerrijk voor ons omdat hare uitslagen ons veel leeren of duidelijk laten vermoeden betreffende den stoffelijken, cultureelen, zedelijken en godsdienstigen toestand van ons Vlaamsche volk. Alwie daar belang in stelt en vooral alwie aan zijne opbeuring wil werken zal dan ook dit boek ter hand nemen om vast te stellen dat er nog wel een lichtzijde overblijft, die hoop voor de toekomst rechtvaardigt, maar dat zich van den anderen kant een doortastende, diepingrijpende werking opdringt. Dit besluit mocht reeds vóór het losbreken van den oorlog getrokken worden. Hetgeen wij weten omtrent de zedelijke en godsdienstige verwoestingen die hij onder ons aanricht, moet ons er toe aanzetten met verdubbelde krachten het opbeuringswerk aan te vatten.
Dr. K. du Bois
Dr. Karl BURKHEISER, Finanzierung des totalen Krieges. - Bank-Verlag, Berlin, 1941, 56 blz., RM. 2.
De titel van deze brochure geeft geen nauwkeurige aanduiding van de behandelde stof. De bekende Duitsche auteur spreekt er zeer weinig over de eigenlijke 'financiering' van den oorlog: twee of drie bladzijden, heelemaal op het einde van de brochure, zijn gewijd aan een bespreking van de vraag of de Staat zijn oorlogsuitgaven moet dekken door middel van leeningen of van belastingsverhoogingen. In de rest van zijn werkje geeft Burkheiser den lezer een idee van wat er in een oorlogseconomie feitelijk achter den 'geldsluier' geschiedt. - Hij stelt eerst vast welke de drie bronnen zijn waaruit reëele goederen voor de bewapening kunnen geput worden, nl. het loopende nationale inkomen, het gespaarde nationale bezit en buitenlandsche leveringen op krediet. Dan gaat hij na wat praktisch hieruit verwacht kan worden. Tenslotte onderzoekt hij welk economisch systeem het best geschikt is om aan de noodwendigheden van een oorlog aangepast te worden en concludeert met een opmerking die hij reeds in zijn Inleiding had gedaan: dat een totale oorlog slechts met een totalitaire economische inrichting kan gevoerd worden; de zwakheid van het liberalisme bestaat hierin dat het geheel en al op vrede gericht is en steunt op een 'naïef economisch optimisme' dat meent de oorlogen en de Staten voorgoed te kunnen uitschakelen en een wereldorde te kunnen opbouwen uitsluitend geleid door recht en economische doelmatigheid.
R. Van Ooteghem
| |
| |
HULLE, L. Van - S.T.B., De bisschop. - Vromer leven-serie Nr 13. Liturgisch kunstapostolaat, Dendermonde, 1942, 19 blz., Fr. 2,50. |
HULLE, L. Van - S.T.B., De Kerk. - Vromer leven-serie Nr 12. Liturgisch kunstapostolaat, Dendenmonde, 1942, 28 blz., Fr. 2,50. |
HUYSMAN, Jan-Baptist, Het geheim van het Oude Boek. Gedachten over het lezen van de Schrift. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1941, 110 blz., ing. Fr. 28, geb. Fr. 36. |
JAGER, Th. de -, De ontwikkelingsgang van de taalkunst der Nederlanden. Beknopte schets. - De Rotterstroom, Rotterdam, z.j., 186 blz. |
JANSSENS, B., O.P., Wederopbouw van het godsdienstig leven. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1942, 24 blz., Fr. 6. |
JONGKEES, A.G., Staat en Kerk in Holland en Zeeland onder de Bourgondische Hertogen, 1425-1477. - Bijdragen van het Instituut voor middeleeuwsche geschiedenis der Rijks-universiteit te Utrecht, uitgegeven door Prof. Dr. O. Opperman. Wolters, Groningen, 1942, 359 blz., f. 7,90. |
LEBEER, Dr. J., Familiale opvoeding van het moeilijke kind. - Familieleven, 12. Geloofsverdediging, Antwerpen, z.j., 31 blz., Fr. 5. |
LINDEMANS, Lk. Ing. Paul, De Vlaamsche landbouw in het verleden. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 64 blz. |
LOOI, Minus Van -, De Bastiaensen. - Manteau, Brussel, z.j., 207 blz., ing. Fr. 25, geb. Fr. 38. |
LUETZELER, Dr. Heinrich, Inleiding tot de philosophie van de kunst. Vertaling Drs. Br. Franciscus Joseph. - Altiora, Antwerpen, z.j., 175 blz. |
MIERLO, Prof. Dr. J. Van - S.J., Onze middelnederlandache woordkunst. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 53 blz., Fr. 12. |
PERSOONS, Felix, Zonen van Abbas. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 229 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22. |
PHILIPPOT, Abbé Robert, La profession et la personne. - Batier, 2e reeks 1. Casterman, Doornijk, z.j., 95 blz., Fr. 7. |
POORTERE, A. De -, Barth. Verschaeren. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1943, 30 + 8 blz., Fr. 15. |
POUCKE, Godelieve Van -, Openbare werken en conjunctuurpolitiek. - Economische-sociale bibliotheek XIX. Standaard-Boekhandel, 1942, 268 blz., Fr. 65. |
RANKE, Bert, Hoe Christoffel Colombus de Nieuwe Wereld ontdekte. Een verhaal voor de jeugd. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 91 blz., Fr. 12. |
ROOSENS, R. Dr. med., Handleiding bij het medisch onderzoek van sportbeoefenaars. Vade mecum Nr VII. Kamer van geneesheeren, Antwerpen, 1942, 88 blz. |
SCHEPENS, Piet, De Zweedsche letterkunde. - 'Die suverlicke boexskens' 2, Pro Arte, Diest, 1942, 79 blz. Fr. 18. |
SCHOUWENAARS, M.C., Een kijkje in de kinderopvoeding. - Familieleven 13 Geloofsverdediging, Antwerpen, z.j., 55 blz., Fr. 7,50. |
SCHRIJVERS, R., Terminologische kijkjes, - Brepols, Turnhout, 1942, 154 blz., Fr. 25. |
SIMONS, Jozef, De laatste flesch. - 3e uitg., Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 110 blz., Fr. 12. |
SIMONS, Jozef, Dientje Goris. - 5e uitg., Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 157 blz., Fr. 15. |
SOURIE, Louis, Inleiding tot de geschiedenis van 'Van Nu en Straks'. - Vermaut, Kortrijk, 1942, 187 blz., Fr. 35. |
SOURIE, Louis, Prosper Van Langendonck. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 211 blz., Fr. 20. |
TERLINDEN, Vicomte Charles, Prinoesses Belges du passé. - Dessart, Brussel, 1943, 321 blz., Fr. 42. |
VALVEKENS, Dr. P. Em., O. Praem., De onbekende Keizer Karel V. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 311 blz., ing. Fr. 35, geb. Fr. 45. |
VELDE, Anton Van de -, Pelgrimage door Antwerpen. - 'Die suverlicke boexskens' 1. Pro Arte, Diest, 1941, 23 blz., Fr. 12. |
VELDE, Anton Van de -, Willem van Saeftinge. - Dietsche Gestalten 1 Lannoo, Tielt, z.j., 285 blz., ing. Fr. 30, geb. Fr. 45. |
VERCAMMEN, Jan, Drie suites. - 2e uitg., 'Die suverlicke boexskens', 4. Pro Arte, Diest, 1942, 63 blz., Fr. 28. |
VOCHT, Prof. Dr. Kan. H.; Prof. Dr. F.M. OLBRECHTS; E.H.L. PHILIPPEN; Drs. A. DEHEEGHER, Nicolaus Clenardus. Met een inleiding van Dr. H.F. Bouchery. - Uitgave van het Museum Plantin-Moretus. De Sikkel, Antwerpen, 1942, 108 blz., Fr. 50. |
Galerij van Dietsche grooten. Teekeningen van R. De Ruyck, tekst van F.R. Boschvogel. Eerste reeks: portretten van H. van Veldeke, J. van Maerlant, J. Ruusbroec, G. Gezelle, H. Verriest, A. Rodenbach, P. De Mont, K. Van de Woestijne, R. De Clercq, Stijn Streuvels, F. Timmermans, F. De Pillecijn. - Lannoo, Tielt, Fr. 100. |
La limitation des dividendes et des tantièmes. - Centre d'études des sociétés, Brussel. Bruylant, Brussel, 1942, 163 blz. |
Toepasselijke bijbelteksten voor preek, medidatie en geestelijke lezing, verzameld en geordend door Dr. A. Van den Born. Romen's tekstverzameling. Romen en Zonen, Maaseik, 1941, 653 blz., ing. Fr. 80, geb. Fr. 92. |
| |
| |
[binnenkant achterplat]
[binnenkant achterplat]
| |
Boeken bij de redactie toegekomen van 21 Nov. 1942 tot 20 Jan. 1943. Bespreking in de mate van het mogelijke.
BERGENGRUEN, Werner, Der Grosstyrann und das Gericht. - Hanseatische Verlag, Hamburg, 1935, 304 blz., RM. 5,80. |
BERGENGRUEN, Werner, Die Heiraten von Parma. Novellen. - Hanseatische Verlag, Hamburg, z.j., 236 blz., RM. 4,80. |
BERNY, R., La comptabilité industrielle. - L'Avenir, Brussel, z.j., 352 blz. |
BERVE, Helmut, Griechische Geschichte. I Von den Anfängen bis Perikles. II Von Perikles bis zur politischen Auflösung. - Herder, Freiburg i. Br., 1931, 1933, 308 en 359 blz., RM. 8,50 en 11. |
BONTINCK, Dr. Ed., Physica en schilderkunst. Inleiding tot de studie van physische verschijnselen toegepast op schilderkunst en schildertechniek. - Manteau, Brussel, z.j., 79 blz. + 8 platen. Fr. 15. |
BOSCHVOGEL, F.R., Als ic can. - Tweede uitgave. Lannoo, Tielt. z.j., 205 blz., ing. Fr. 27,50, geb. Fr. 45. |
BRABANT, Kan. Dr. J. Van - en Dr. R. STOCK. - Christus en zijn Kerk. Het ware Christendom. - Brepols, Turnhout, 1942, 279 blz., ing. Fr. 32, geb. Fr. 36. |
BOCK, R. De -, Binnenvaartuigen en visschersschepen op de Schelde rond 1900. - De Sikkel, Antwerpen, 1942, 79 dubbele blz., Fr. 120. |
BOSSCHE, Louis Van den -, Breughel. 'Die suverlicke boexskens' 5. - Pro Arte, Diest, 1942, 51 blz., Fr. 18. |
BUITENDIJK, Dr. W.J.C., Het Calvinisme in de spiegel van de Zuid-Nederlandse literatuur der Contra-Reformatie. - Wolters, Groningen, 1942, 369 blz., f. 6,90. |
CROLS, W.E.H, Frans, Bloemlezing uit de werken van -, Vlaamsche Boekencentrale, Antwerpen, z.j., 173 blz., Fr. 24. |
CRUYSBERGHS, Mgr. Spiegel-Verhaaltjes. - Vromer leven-serie 14. Liturgisch kunstapostolaat, Dendermonde, 1942, 64 blz., Fr. 2,50. |
DAISNE, Johan, De trap van steen en wolken. Roman - Manteau, Brussel, z.j., 360 blz., ing. Fr. 65, geb. Fr. 85. |
DANIEL-ROPS, Psichari. - Plon, Parijs, 1942, 238 blz. |
DEGIVE, F., La psychotechnique et l'éducation physique. - Cahiers de l'éducation physique. - Fouarge, Brussel, 1942, 15 blz. |
DEKKERS, Dom E., O.S.B., Inleiding tot de liturgiek. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 132 blz., Fr. 24. |
DHONT, Dr. J., Korte geschiedenis van het ontstaan van het graafschap Vlaanderen. Van Boudewijn den IJzere tot Robrecht den Fries. - Manteau, Brussel, z.j., 79 blz., Fr. 15. |
DEL-NEGRO, Dr. Walter, Die Philosophie der Gegenwart in Duitschland. - Meiner, Leipzig, 1942, 124 blz. |
DESSEL-POOT, Marie Van -, Toen de herten riepen. Roman uit de Ardennen, - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 246 blz., Fr. 73,80. |
DEVOLDER, P.N., O.F.M., De ethiek van den arbeid. - Economisch-sociale bibliotheek XX. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 307 blz., Fr. 65. |
DEVOLDER, P.N., Volk en gezinsleven. Een enquête door de christelijke arbeidersvrouwengilden. - Ark serie. Christelijke arbeidersvrouwen, Brussel, z.j., 206 blz. |
DEWACHTER, Richard, Jeanke. Uit het leven van de Marollen. Roman. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 190 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22. |
DUQUESNE, Arsène, Organisation moderne des affaires. - 2e. uitg. Arduc, Brussel, z.j., 316 blz., Fr. 45. |
ELEBAERS, Dr. Karel, De romankunst van Gerard Walschap. - 'Die suverlicke boexskens' 6 Pro Arte, Diest, 1942, 165 blz., Fr. 38. |
FREDERIC, Emiel, Krieweltje. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 108 blz. Fr. 20. |
GHELDERODE, Michel de -, Kerstkroniek - 'Die suverlicke boexskens 3. Pro Arte, Diest, 1942, 31 blz., Fr. 18. |
GODELAINE, † Dr. C., Wat is theaterkunst? - Een belangrijk essay over theaterkunst, waarin bewezen wordt dat the bron van het tooneelstuk een interne actie is en niet de gesproken tekst. - Manteau, Brussel, z.j., 92 blz., Fr. 15. |
GOERRES, Ida Friedrike, Die siebenfache Flucht der Radegundis. - 3e uitg. Herder, Freiburg i. Br., 1942, 258 blz., ing. RM. 3, geb. RM. 4,50. |
GIJSEN, Marnix, Peripatetisch onderricht. Nieuwe kroniek der poëzie. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 195 blz., Fr. 35. |
GINNEKEN, Jac. van - S.J., Geert Groote's levensbeeld naar da oudste gegevens bewerkt. - Verhandelingen der Nederlandsche Akademie van wetenschappen. Afdeeling letterkunde. Nieuwe reeks, deel XLVII, Nr 2. Noord-Hollandsche Uitgevers maatschappij, Amsterdam, 1942, 391 blz., f. 6,90. |
HECHTE, Martha, Die flämische Dichtung van 1830 bis zur Gegenwart. - Diederich, Jena, z.j., 95 blz., RM. 2. |
HEEMSKERCK Düker, Ir. W.F. en P. FELIX, Wat aarde bewaarde. Vondsten uit onze vroegere geschiedenis. - Van Ditmars Boeken-import, Antwerpen, z.j., 176 blz. |
HERWIG, Franz, Fernando de Magellan der grosse Seefahrer. - Herder, Freiburg i. Br., z.j., 106 blz., RM. 1,40. |
|
|