Streven. Jaargang 10
(1942)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLetterkunde kroniek
| |
[pagina 191]
| |
Te zeer toch van uit moderne tooneeltheorieën, - en zoo kwam, na lezing van dit wetenschappelijk overigens verantwoord boekGa naar voetnoot(5), de vraag bij ons op: bracht een zuiver-literaire studie thans niet meer aarde aan den dijk? Laten we met een voorbeeld antwoorden; met de schets namelijk van een literaire studie op EsmoreitGa naar voetnoot(6). Om de beurt behandelen we den inhoud, de structuur, de gestalten, den vorm en den geest van het eerste der 'abele spelen'. Heel even trekken we de lijnen dan door: hoe zou zulke studie, op elke van de andere drie spelen toegepast, de geheele groep beter leeren kennen? | |
De inhoudEsmoreit, de zoon van den koning van Sicilië, zal huwen met Damiët, de dochter van den koning van Damast. Zoo triomfeeren deugd en christenheid. Dat huwelijk en die triomf zijn aan beider liefde te danken, - en Esmoreit, een spel van de liefde, stelt voor hoe deze ontstaat, hoe zij alles en allen in één verzoening vereenigt. Zij ontstaat doordat Esmoreit door Damiët wordt opgevoed; doch zulks is slechts mogelijk na een geheimzinnige ontvoering. Zij vereenigt alles en allen in één verzoening: Esmoreit, om Damiët waardig te worden, zoekt zijn geslacht op en vindt het; Damiët, die Esmoreit niet missen kan, reist hem achterna en vindt hem op haar beurt. In het midden van het stuk, (vv. 406-591) leeren Esmoreit en Damiët elkander als minnenden kennen. Dat tooneel besluit het verleden; het is de kiem van de toekomst. Van naderbij onderzocht, leidt het ons in de liefde binnen, welke de bestemming van Esmoreit en die van Damiët beide beheerscht.
Bij een ontboezeming van Damiët die zich alleen waande, verneemt Esmoreit die haar reeds bemint, hoe zij hem, een vondeling, liefheeft. Onmiddellijk en onverbiddelijk neemt hij het besluit: zijn geslacht zal hij opzoeken, om dan terug te keeren, haar misschien waardig. Beide minnenden stellen elkander heel hoog: de liefde van Esmoreit vangt met een verwonderde nieuwsgierigheid aan, waarom hij Damiët zoo waardeeren moet (vv. 406-419); Damiët van haar kant kan zich Esmoreit niet anders voorstellen dan van hooge afkomst (vv. 446-449)Ga naar voetnoot(7). Zoodra zij elkanders liefde kennen, is Esmoreit niet meer te weerhouden: hij moet haar waardig zijn!... Voeg bij deze waardeering een volstrekte trouw: aan ontrouw wordt zelfs niet gedacht (cfr. vv. 572-581), - en baseer waardeering en trouw op een onverwoestbaar vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid. Zoo geloovend wagen beide minnenden alles. Hun liefde is sterk ethisch en idealiseerend. Normaal, doch niet noodzakelijk (cfr. vv. 517-523), onderstelt zij een hooge geboorte, waarbij zich dan consequent de toepassing voegt van het bekende 'Noblesse oblige'. Zij onderstelt ook een totaliseerend geloof; met een zoo volstrekte zedelijke verplichting, dat zwakheid bijna ondenkbaar wordt. Zij beïnvloedt voorkomen en omgang. Met den hoogsten eerbied, stijf en volgens de etiquette, bejegenen de minnenden elkander. Vluchtige vlagen van lyriek heffen ze boven de vormelijkheid uit; deze moeten dan een bijna ongepast 'misbaar' heeten (cfr. vv. 534, 550, 561). Zoo plaatst zij de personen boven de habitueel waargenomen werkelijkheid, in een stijl van opgaande lijnen, in een gothiek die ze tot symbolen verheft. Zooveel zuiverder bereikt men, door den oppervlakkigen schijn heen, het diepere leven.
De geest van het zoo beschouwde centrale tooneel Is die van het geheele werk: geen oppervlakkige waarnemingen; een dieper inzicht. Dat verklaart een paar toevallige ontmoetingen; eenigszins verklaart het ook de onwaarschijnlijk aandoende bijzonderheden. De ontmoetingen vooreerst. Waarom komt Platus bij Robberecht uit, precies als deze Esmoreit wil dooden (vv. 142-209)? Waarom treft de dolende Esmoreit, zooveel jaar later, zoo ineens zijn gevangen moeder aan (vv. 591-701)? De Middeleeuwer zou zulke critische vragen waarschijnlijk niet begrijpen. Toevallige ontmoetingen maakten het geheel, meende hij, zooveel heerlijker: werd dan, boven het tooneel, Gods wijze hand niet zichtbaar, die Esmoreit en Damiët naar elkander en naar hun bestemming geleiddeGa naar voetnoot(8)? Doch ziehier een precieser antwoord: in de symbolische sfeer geven het toevallige en onwaarschijnlijke-bij-de-waarneming geen | |
[pagina 192]
| |
aanstoot. De feiten künnen plaats grijpen; het 'hoe' heeft geen belang. En de twee betwiste tafereelen komen eenvoudig hierop neer: Robberecht wil Esmoreit dooden, maar Platus koopt hem af; Esmoreit bereikt zijn moeder, die zucht in de gevangenis. De onwaarschijnlijke bijzonderheden daarna. Volgens de voorzegging van Platus zou Esmoreit niet alleen met Damiët huwen, doch ook haar vader dooden (cfr. vv. 70-71); daarvan komt wel niets terechtGa naar voetnoot(9). - Bij den koning beschuldigd Robberecht de koningin (vv. 314-336, 342-345)Ga naar voetnoot(10); hoe kan hij dan, na den terugkeer van Esmoreit, de geheel vertrouwde gunsteling blijven (vv. 712-721 en vlgd.)? Hoe wordt overigens de onschuld der koningin bewezen, tenzij in zoover Esmoreit nog leeft? - Op den 'band', waarin de boorling gevonden werd, zijn de wapenen van Sicilië en Hongarije geborduurd (vv. 778-780); doch Esmoreit die hem draagt trekt er geen partij uit (vv. 596-599), evenmin als Damiët die hem bewaarde (vv. 288-289, 582-584). Hij moet dienen als bewijsstuk, gelijk ook het onweerlegbaar getuigenis van Platus tegen den bedrieger Rubberecht: niet dan ten koste van veel onwaarschijnlijkheid, lijkt het, zijn zulke bewijzen voorhanden. Maar zulke inconsequenties hebben voor den Middeleeuwer niet veel belang. Zonder aarzelen aanvaardt hij alle inkleeding en bijzondere voorstelling; indien slechts het kapitale verloop onafwendbaar en diepgaand gezien wordt.
De inhoud van Esmoreit beeldt dus sober, idealiseerend en toch concreet, de liefde uit, die, wonderbaar ontstaan, na zware beproeving alle goeden verheugt en vereenigt. | |
De structuurNemen we den proloog (vv. 1-30) en den epiloog (vv. 996-1006)Ga naar voetnoot(11) weg, dan valt het verloop van de overblijvende 965 verzen in twee deelen uiteen: Esmoreit onmondig kind (vv. 31-405), Esmoreit volwassen jongeling (vv. 406-995); de centrale scène van daar straks volgt tegelijk uit het eerste deel (vooral uit vv. 256-291) en zet het tweede deel in. Het tweede deel bevat 590 verzen tegenover de 375 van het eerste. Men kon het eerste wel een voorspel noemen; doch daarvoor is het toch weer te belangrijk. Zoo komen we tot een opmerkelijke 'tweeheid van tijd'; het tweede deel mocht als titel dragen: 'twintig jaar later'Ga naar voetnoot(12). Aan die tweeheid van tijd beantwoordt een tweeheid van handeling: in het eerste deel worden de minnenden gescheiden (maar die scheiding bereidt een nieuwe vereeniging voor); in het tweede deel (na een nieuwe scheiding) allen vereenigd. Het eerste deel laat het tweede wel niet verwachten; het tweede sluit er echter volkomen bij aan: zoo komt alles terecht. Doch dit is slechts een tweeheid-in- het-groot; daarnaast (beter: daarin) bestaat een tweeheid-in het-klein: om de beurt, of bijna toch, grijpt het voorgestelde in Sicilië plaats of te Damast, - en ziehier een nog volkomener alterneeren: Tegenover het besluit van Robberecht (vv. 31-57) staat de zending van Platus (vv. 58-141). Tegenover het verkocht-worden van Esmoreit (vv. 142-225) zijn aanvaardworden (vv. 226-291). Tegenover het verstooten-worden der koningin (vv. 292-405) de liefde-verklaring tusschen Damiët en Esmoreit (vv. 406-591). Tegenover Esmoreit's vinden en aanvaard-worden in Sicilië, waarbij Robberecht schijnheilig de straf ontduikt (vv. 592-841), de reis en de aankomst van Damiët en Platus, waarbij Robberecht ontmaskerd wordt en gestraft (vv. 842-995). Ook dit alterneeren vormt een tweeheid. Door een herhaalde slingerbeweging wekt het stuk aanhoudend nieuwe belangstelling op en houdt de gevoelens in evenwicht; terwijl het geheele verloop eveneens een slingerbeweging aftoekent, een enkele. Singerbeweging: dat woord kenmerkt het best stijl en structuur. Op verscheidene wijzen beweegt men zich van pool tot pool: van scheiding naar vereeniging en van vereeniging naar scheiding; van christenland naar heldenland en terug; van waan naar waarheid en van vernietiging naar stichting; van den triomf van den booze naar zijn straf, bij de zegepraal van den goede. En daaruit leiden we niet alleen de strenge styleering af; daaruit volgt ook dat het tooneelwerk nog sporen draagt van de epiek.
Deze slingerbeweging duidt dus op een strenge styleering. Styleering is altijd versobering; verarming kan zij beteekenen, doch ook verdieping: dan resul- | |
[pagina 193]
| |
teert de eenvoudige slingerlijn uit een verscheiden en verward gebeuren. Zoo wordt een gevarieerd feitenverloop hier tot een allersummierste ontwikkeling teruggebracht: de twee polen der handeling staan vast; daartusschen bewegen zich de personen. Zij is echter een nog epische styleering. Te uitsluitend bestaat ze uit nevenschikking en tegenstelling; terwijl de volgroeide dramatiek, door onderschikking vooral, door voorgrond en achtergrond, door doen gebeuren en laten vertellen, de feiten tot een veel striktere eenheid nog te herleiden weet. | |
De gestaltenDe gestalten zijn op elkander aangewezen: Damiët op Esmoreit, Platus op Robberecht, de koning van Damast op den koning van Sicilië, de moeder van Esmoreit op... Damiët. Opmerkelijk is vooreerst hun stijve onveranderlijkheid. Met een voldoend getal van reëele trekken ingekleed, zijn ze echt en symbolisch meteen. Symbolisch in de sfeer der liefde: zij verzinnebeelden de moederlijke en de voorechtelijke liefde, het inwerken van den booze en van Gods Voorzienigheid. Esmoreit en zijn moeder zijn op zichzelf duidelijk genoeg; ook Damiët, die, om de beurt, de moederlijke en de voorechtelijke liefde incarneert. Om deze drie centrale gestalten bewegen zich Platus en Robberecht; niemand meer dan Platus is de geleider naar Gods wil, terwijl Robberecht de lagen legt van den booze. De twee vorsten beschouwen we als noodzakelijke figuranten. Robberecht spreekt en handelt het meest vulgairGa naar voetnoot(13). In dit edelste van de abele spelen neemt hij de rol waar, die in Gloriant aan 'de hangdief' toekomt, in Lanseloet aan den 'warande huedere'. Een hooggeborene moet wel bedorven zijn om zijn fatsoen te vergeten, en de hier geschetste idealiseerende liefde onderstelt nog duidelijk een hoogen adel. Opmerkelijk is ook de dubbele rol van Damiët: op Esmoreit'a moeder vooreerst, daarna op Esmoreit zelf aangewezen. Hoort dat niet bij de hooger aangeduide tweeheid van tijd en handeling? In zijn twee perioden vertoont het stuk een tweevoudige groepeering van gestalten, wier verscheiden inwerken op elkander de handeling doet geschieden. Het procédé is even eenvoudig als essentiëel dramatisch: volkomen harmoniëeren verwikkeling en personen, en niets anders geschiedt dan dat eenieder zijn bestemming bereikt. Het onderstelt nochtans, meenen we, een langdurige epiek, die, tot het uiterste besnoeid en versoberd, zich ineens tot dramatiek laat omzetten. De diepere zin van deze tweeheid komt meteen aan het licht. Hij ligt besloten in spreekwijzen als 'Loontje komt om zijn boontje', 'Alles komt terecht', 'Na lijden verblijden', 'Nos actes nous suivent', 'Wat God vereenigen wil houdt geen mensch gescheiden'. Hij legt de wezenlijke richting van elk leven bloot: een ethisch-religieuze norm en evenwicht, waarheen tenslotte de feiten zich altijd wenden. Altijd en tot het uiterste mag men op God vertrouwen, zoo men volgen durft de Idealiseerende liefdeGa naar voetnoot(14). | |
Vorm en geestVan den vorm is veel reeds verklaard. Naar de epiek wijzen de nevengeschikte tafereelen en hun onderlinge tegenstelling. Ook hun ver doorgevoerd schematisme: de personen opgeroepen met 'Waer sidi'; de andere vaste uitdrukkingen en zegswijzenGa naar voetnoot(15); de vele monologen en dialogenGa naar voetnoot(16). Van haar komen de versvorm en de strikt onderhouden stichomythie: episch blijft de symbolische sfeer, waarin alles ligt verzonken. Wie aandachtig den tekst nagaat, geniet van de verfijnd soepele verskunst: van haar vele gevoelsschakeerlingen en van de filigraanteekening der personen, ieder met de hem eigen taalGa naar voetnoot(17). Tel- | |
[pagina 194]
| |
kens als ze 'buten kere staen'Ga naar voetnoot(18), verliest het vers zijn zachte zangerigheidGa naar voetnoot(19); waar de idealistische bewogenheid ze aangrijpt, zingt het zooveel luider en hooger. Verscheidene brokstukken pasten in een Middelnederlandsch liedGa naar voetnoot(20); daardoor niet het minst nemen we, eens te meer, den inspireerenden geest waar: hooge en bewogen liefde. In welke richting beweegt zich deze geest? Want dit eerste der abele spelen moet ofwel de hooge bezieling der ridderromans neerhalen en de epiek verburgerlijken, ofwel door versobering de verheven opvatting der liefde zuiveren en verdiepen. Met Gloriant en Lanseloet in verband gezien, doet Esmoreit, tegenover de ridderromans gesteld, de verburgerlijking en vergroving aanvangen. Doorheen de op elkander volgende abele spelen neemt het realisme toe; een zeker fatalisme wordt zelfs merkbaar en geweldiger openbaart zich de macht van 'Vrouw Venus'Ga naar voetnoot(21). Op zichzelf echter beschouwd, en indien we van het overige niets afwisten, liet Esmoreit, met zijn tenger-lyrischen toon en de verhevenheid zijner gesprekken, ons wel twijfelen. Even toch maar; want spoedig merkten we de licht ontnuchterende schematiseering op, het onmiskenbare begin van realisme, het iets te veel moraliseeren. Uit het on-dynamische der religieuse overtuigingGa naar voetnoot(22) viel wel niets af te leiden... Esmoreit moet dan geschreven zijn door een nog jeugdig dichter, heel begaafd en zeker van zichzelf, wiens soepel aanpassingsvermogen hem in de ridderromantiek vanzelf binnenleidde. Ouder geworden, had hij het zoo spontaan niet meer gekund. * * * Vatten we onze velerhande besluiten nu samen. Over den oorsprong en de mogelijke bronnen van het verhaal hebben we niet gereptGa naar voetnoot(23). Doch als het waar is dat Esmoreit uit een verscheidenheid van verspreide thema's werd samengesteld: eens te meer herkennen we het bijzonder talent van zijn dichter. Niet met flonkernieuwe vondsten en voorstellingen creëert hij; wèl door onverwachte verbindingen en schakeeringen. Uit bestaande motieven bouwt hij een orspronkelijk verhaal op; uit de epiek doet hij de dramatiek ontstaan; in een concreet geval legt hij de leer van de liefde. Hij is nog jong, jeugdig en soepel. Den droom der ridderromantiek maakt hij zich eigen; hij, een burger nochtans, die zich weldra (indien tenminste Gloriant en Lanseloet ook van hem zijn) veel meer naar het machtige, licht cynische realisme zal toekeeren. In zijn tijd verkwijnt het oude idealisme. Even rekt het, op het toonel, zijn bekoorlijk bestaan; doch voor niet lang.
Esmoreit begroeten we dan als ons eerste werkelijk tooneelstuk. Zijn epischen oorsprong verraadt het nog, in zijn overigens dramatische structuur en conceptie. Het is een streng gestyleerd gewrocht, halverwege tusschen werkelijkheid en symboliek, waarneming en contemplatie, typeering van menschen en zangerige dichtkunst, voorval en inzicht, contingentie en noodzakelijkheid. Nu onze hedendaagsche kunst dikwijls tot vormen, kleuren en typen-naar-het-uiterlijke is vervlakt: nog bekoort ons, frisch, reëel en bezonken, die oude verbeelding. Veel dieper echter liggen haar wezen en waarde: zij hoort bij onze onvergankelijke schatten van wijsheid-in-schoonheid. |
|