Streven. Jaargang 10
(1942)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoekbesprekingGodsdienst, MoraalDr. V. HEYLEN, Voor meer rechtvaardigheid. Voorafgegaan door een brief van Zijne Eminentie Kardinaal van Roey, Aartsbisschop van Mechelen. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 1942, 182 blz., Fr. 18. Deze kleine verhandeling, waarin de auteur, naar belofte, 'den middelweg' bewandelt tusschen 'de technische verhandelingen en de gewone vulgarisatiewerken', kan niet samengevat worden omdat zij zelf zooveel samenvat: in een levendige taal en met bewijsvoering, die een grondige kennis der actueele toestanden onderstelt, houdt zij ons een rijke leering voor, met veelvuldige nieuwe perspectieven. De lezer, die den titel heel breed opvat, komt niet bedrogen uit: vele misschien beangstigende problemen vindt hij hier opgelost, en ver en diep neemt hij, in het menschelijk leven, den weerklank waar van recht en rechtvaardigheid. R. Carpentier Kan. Dr A. JANSSEN, Leergang van bijzondere moraalphilosophie, 2e deel: Natuurrecht. - 2e druk. Universitas, Leuven, 1942, 248 blz., Fr. 50. Het is geen geringe hoedanigheid voor een professor in de Moraalphilosophie zijn leerstof duidelijk en klaar, schematisch en gemakkelijk assimileerbaar uiteen te zetten. De op zich zelf vrij weinig begeesterende problemen over recht en rechtvaardigheid weet S. zakelijk voor te stellen, en af en toe levendig te maken met een paar concrete vragen te behandelen, als b.v.: 'Kan een katholiek socialist zijn?' (blz. 156). In een eerste afdeeling worden de algemeene begrippen 'rechtvaardigheid en recht in het algemeen' beschouwd. Nogal lang weidt S. in de tweede afdeeling uit over het privaat of individueel recht, met interessante vragen over euthanasie, eugenetiek, sterilisatie, en dergelijke. Dit deel is waarlijk goed gebouwd. In een derde, veel kortere, misschien wel wat bondige, afdeeling, wordt het familierecht behandeld. We mogen ons verheugen omdat onze katholieke hoogstudenten over zoo'n degelijk gestelde handboeken beschikken. A. Darquennes Ida Friederike COUDENHOVE, De twee torens. Drie brieven over klooster en wereld, uit het Duits vertaald door de Sleutelbos. - Lecturis, Eindhoven, 1942, 104 blz. Behalve de drie brieven: 'bij een begin', 'bij een professie', 'tusschen klooster en wereld', bevat dit bundeltje een opstel over de H. Jeanne d'Arc, 'de Heilige die de wereld gaf, wat de wereld toekwam'; uit deze inhoudsopgave blijkt reeds dat de schrijfster voornamelijk het christelijk leven in de wereld wilde voorstellen en doen waardeeren. Wat niet belet dat, in de heerlijkste bladzijden juist, het religieuze leven wordt behandeld. De religieuze volmaaktheid en de christelijke volmaaktheid voor de leeken zijn de twee torens op het gebouw van Christus' Kerk. Beide verschillen geheel, beide oorspronkelijk, - en met haar uitgesproken zin voor heldenmoed en heiligheid, anderzijds met haar realiteitsvol optimisme, durft de schrijfster het aan, nu het Katholicisme naar nieuwe levensvormen zoekt, de rol, de beteekenis, de doenwijze af te lijnen van vrouwen in de wereld, geheel in den dienst van Christus en zijn Kerk. Alles even temperamentvol geschreven als oorspronkelijk gedacht en apostolisch aangevoeld. De vertaling heeft de lenigheid van het Duitsch wel bewaard, doch zonder zijn sobere kracht te handhaven; het proza, hier en daar wat slordig, heeft iets van een thee-causerie. Toch moeten we het werkje heel warm aanbevelen. Em. Janssen Uitgewerkte lessen in opvoedend catechismusonderricht. Voor den tweeden graad in aansluiting met het godsdienstprogramma. Door 'De Zusters der Christelijke scholen van den H. Jozef' te Vorselaar. Eerste en Tweede deel. - Goede Pers, Averbode, 1942, 277-286 blz., 2 deelen Fr. 65. De degelijkheid en het door ervaring bevestigde aangepast-zijn van de methode | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Zusters van Vorselaar, hoeven we niet te onderlijnen. De stofbehandeling is concreet, meestal uitgaande van gevallen in het kinderleven. Verhaaltjes, vergelijkingen spreken de kinderen persoonlijk aan. De lessen zijn opgebouwd naar leereenheden; niet naar rangorde van de Catechismusvragen, zoodat met een verjongden Catechismustekst, zooals Mgr. Van Eynde in het voorwoord schrijft, deze uitgewerkte lessen hun bruikbaarheid ten volle zullen bewaren. De bordschema's, waardoor deze uitgave van de vorige verschilt, zijn een echte aanwinst, evenals de indeeling per graad een schoone verbetering beteekent. J. Verwimp Les plus belles paroles du Christ. - H. Wellens & Godenne, Bruxelles, 1939, 99 blz., Fr. 10. Een reeks Evangelieteksten werden verdeeld over een twaalftal hoofdstukken, waarvan elk een aspect wil weergeven van Christus' heilsboodschap aan de ontredderde menschheid van heden. Titels als 'Zijn oproep', 'zin zending', de 'toekomst en onze bestemming' geven eenigszins den inhoud weer van het geheel. Wat aan deze bescheiden bloemlezing een speciale waarde en bekoring verschaft, zijn de mooie afbeeldingen van Christus, die grootendeels aan de groote meesters der Nederlandsche schilderkunst werden ontleend en aan de teksten als een stemmige illustratie werden toegevoegd. M.D.B. G. FEUERER, Unsere Kirche im Kommen. - Herder, Freiburg i. Br., 228 blz. Dit boek bestaat uit een reeks philosophische beschouwingen over de verschillende aspecten van de Kerk. Een eerste groep wordt samengebracht onder den titel: Weg zur Kirche, en handelt over de openbaring en de Verlossing. Daarna wordt de oorsprong van de Kerk behandeld, haar stichting door en haar eenheid met Christus. De sacramenteele macht van de Kerk vormt het derde hoofdstuk, terwijl het vierde haar betrekkingen met de historische feiten als kultuur, godsdienst enz... onder het oog neemt. Verder wordt de Kerk als gemeenschap beschouwd, en tenslotte wordt Die Grundgestalt der Kirche geschetst. De schrijver wil philosophisch doordringen in het wezen van de Kerk en van haar vele eigenschappen. En ongetwijfeld lukt het hem op menige plaats een oorspronkelijk en werkelijk verrijkend inzicht te geven in het diepe wezen der dingen. Dikwijls echter komt hij slechts tastend vooruit, Sommige hoofdstukken schijnen te sleepen, door de herhaling, met andere woorden, van dezelfde denkbeelden. Men komt er werkelijk niet verder mee, en de soms ingewikkelde en gezochte terminologie vergoedt het gemis niet aan werkelijke diepte. Dat wil niet zeggen dat de lezer niet met veel vrucht zal nadenken over deze beschouwingen. Integendeel. De opvatting dat het wezen van de Kerk dient gezocht te worden in de eenheid van haar zending en van haar wezen als gemeenschap is, zoo al niet nieuw, dan toch zoo uitgediept en voorgesteld, dat ze onze inzichten werkelijk verrijkt. Verder moet de schrijver er nog voor geprezen worden, dat hij er steeds den nadruk op legt hoe wij, levende christenen, de heiligheid der Kerk moeten tot een werkelijkheid maken door de heiligheid van onzen eigen levenswandel. De Kerk is niet alleen voor ons een feit, zij is een taak en een verantwoordelijkheid. F. De Raedemaeker Nils BESKOW, Keer terug naar de Zon. Tien voordrachten. Naar de derde uitgave met toelating van den schrijver uit het Zweedsch vertaald door Fr. Andreas (Nic.) Metz O. Cist. Priester. - St-Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1942, 144 blz., Fr. 16. Vertaald met de bedoeling de Nederlandsche bewonderaars van den grooten Zweedschen bekeerling een idee te geven van diens rijk en meeslepend woord, 'heffen deze preeken de gedachten en harten op tot Christus, de eeuwige Zon'. Zij dateeren van den tijd, dat Beskow er lang nog niet aan dacht de Luthersche kerk te verlaten, maar hartstochtelijk de waarheid zocht, die hij in 1929 eindelijk vinden mocht. Deze tien voordrachten, reeds in 1902 door B. samengebracht, zijn alle, op één na (dat den titel geeft aan het boek en ontleend is aan een woord van Björnson), verklaringen van schriftuurteksten. We zijn den Beskow-kenner P. Metz dankbaar omdat hij ons eens te meer vertrouwd heeft gemaakt met de rijke ziel van den Zweedschen bekeerling. De voetnoten zijn soms wel overbodig. J. Smets Fr. CROLS, pr., Uit het Leven. - Vlaamsche Boekencentrale, Antwerpen, 1942, 103 blz., Fr. 18. Zooals de andere werken van den schrijver zijn ook deze greepjes 'uit het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leven' gemoedelijk en frisch geschreven, rechtstreeks naar het hart. Vlaamsche gezelligheid en priesterlijke vroomheid, sprankelende blijheid en diepe levenswijsheid wisselen mekaar af, om over al de aspecten van het leven, de vreugdige zoowel als de droevige, het licht te laten glijden van het christelijk geloof. Vooral wordt de weg getoond naar een heilig en gelukkig huwelijk. Warm aanbevolen voor rijpere meisjes. A. Fimmers P. GHYSSAERT, Laura Staelens, Een 'Heilige' van het Sana. - K. Beyaert, Brugge, 1941, 127 blz., Fr. 16,50. Een boek dat een levensdocument voorlegt en bescheiden wil stichten. Niet louter verhalend maar tegelijk naar bepaalde zielsaspecten ordenend, verwerkte en vertaalde E.H. Ghyssaert, Aalmoezenier van het Sana, uittreksels uit dagboek en brieven van een alleszins merkwaardige jonge vrouw uit het Brusselsche. Doorheen de zalvende en sobere taal wordt door den overvloed der kleine bizonderheden de atmosfeer van ziekte en ziekenhuis misschien ongewild maar klemmend gesuggereerd; mede dan ook de heimelijke kracht en broos-gevoelige verfijning van ziel en zelf-ontleding waar Gods genade in beweegt om de kleinere en grootere gevoelsoffers van het leven en, in die daadbeluste ziel door ziekte van intrede in het klooster afgehouden, de groote aanvaarding van onmacht en dood. M. Brauns Prof. Dr. L. REYPENS S.J., Ruusbroec de Wonderbare. Bloemlezing uit zijn werk als 'Doctor divinus'. - De Seizoenen 17, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1941, 99 blz., Fr. 12. De keuze van den bloemlezer was bij dezen de meening 'dat de tijd er nu is, om Ruusbroec ook bij zijn moderne taalgenooten zijn volste recht te laten ervaren, door hem als mystiek denker in het licht te stellen, en zijn adelaarswieken vrij in de sfeer te laten zweven, die specifiek de zijne moet heeten, en waarin zij allen hem zien die hem genoemd hebben den grootsten mysticus van het Westen'. Daarom werd gekozen wat de wezensstructuur der ziel, haar opgang en leven in Geest en God door schepping en schouwing belichtte. De bloemlezer noemt zijn bewerking een 'vertaling' waarin hij in moderne taal en spelling de meeste tekstmoeilijkheden uit den weg ruimt. Of P. Reypens' eigen streng kunstgevoel 's meesters eigenheid ongerept liet? De kennis en liefde van onzen grooten Ruusbroec-kenner staat borg voor trouwe vertolking en inleiding, die voor de meeste lezers een welkome verklaring van Ruusbroec's eigen tekst en - hopen we - een wegwijzer er naar zal zijn. A. Ampe. Werkers in Gods Koninkrijk, Thomas a Kempis, David Livingstone, Guido Gezelle, Pastor von Bodelschwing, Ludwig Ingwer Nommensen, Moody en Sankey, Mr Willem van den Bergh, Dr J.H. Gunning J.Hz. - La Rivière en Voorhoeve, Zwolle, 217 blz., ing. fl. 2,60, geb. fl. 3,50. Deze protestantsche verzameling van vrome biographieën is natuurlijk geen boek voor Katholieken; maar ze doet ons nadenken. Op één na, Thomas a Kempis, worden slechts menschen uit de negentiende eeuw behandeld: allen (behalve Guido Gezelle natuurlijk) Protestanten en protestantsche zendelingen. En het is wel interessant den Engelschen ontdekkingsreiziger Livingstone naast den Duitschen organisator Von Bodelschwing aan te treffen; beiden op hun beurt tegenover de Amerikaansche propagandisten Moodey en Sankey, en de onderling zoo verschillende Hollanders Van den Bergh en Gunning. Voeg den Deenschen zendeling op Sumatra Nommensen daar bij: dan bemerkt u den rijk gekleurden regenboog. De religieuze geest in dit boek verschilt sterk van din katholieken: geen dogma noch sacramenten; vrijer bewegen de predikers zich in een ruimere wereld; nogal nuchter, daarom niet minder heldhaftig, vervullen zij hun taak. Nogmaals: dit is geen boek voor Katholieken. Doch met een groot interesse hebben wij het gelezen; zonder nadenken leggen we het niet ter zijde. Em. Janssen Stanislas VAN DE VELDE, O.F.M., De H. Franciscus van Assisië. Naar het Deensch van Johannes Jörgensen. - Vierde uitgave. Lannoo, Tielt, 1942, 296 blz., ing. Fr. 32,50, geb. Fr. 47,50. Is het niet een teeken van onzen tijd, dat in een wereld, waarin het verlangen naar comfort en de zelfzuchtige burgerlijkheid hoogtij vierden, een levensbeschrijving van den Arme van Assisië in zoo'n korten tijd reeds een vierde Nederlandsche uitgave beleeft? Het is waar, dit leven is reeds geschreven met een pakkenden eenvoud en een zeldzaam begrip van de ziel van Franciscus; het is ook waar dat deze Nederlandsche vertaling keurig ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zorgd is en zwier heeft; het is nog waar dat de illustratie's, op een paar uitzonderingen na, met smaak gekozen zijn en goed gereproduceerd. Maar toch blijft boven alles de groote aantrekkelijkheid van dit boek de innige voldoening, die ieder ernstig lezer smaakt, bij het overschouwen van de onvergelijkelijke vreugde en bestendigen vrede in Franciscus' ziel, hoe arm en totaal naakt ze ook weze in de oogen der menschen. Onze blikken worden, willens nillens, gericht naar het hoogere, waar wij allemaal, nu meer dan ooit zoo'n heimwee naar voelen, waar serene vreugde ons de kleinzielige zelfzucht der aarde doet vergeten... en wij worden beter en milder voor de menschen. Daarom blijven wij den schrijver, den vertaler, den uitgever dankbaar voor zoo'n boek. A. Darquennes J. JORGENSEN, Bronnen bij de studie van het leven van den Heiligen Franciscus van Assisië. Uit het Deensch vertaald door P. Stanislas Van de Velde, Minderbroeder. - Tweede uitgave, Lannoo. Tielt, 1942, 78 blz., Fr. 18. Deze studie dankt haar ontstaan aan controversen, in de geleerde wereld gevoerd, over de bronnen voor de levensbeschrijving van den H. Franciscus van Assisië. Op een streng doorgevoerde wetenschappelijke wijze onderzoekt S. zoowel de werken van Franciscus zelf, als de vier groepen van levensbeschrijvers en nog enkele andere bronnen, waaronder de Kronijken der Franciscaner Orde. De degelijkheid van Jörgensen's levensbeschrijving van den H. Franciscus van Assisië wordt er door gegrond. Alleen wetenschappelijk geschoolden zullen dit werkje met nut raadplegen. A. Darquennes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LetterkundeDr. P. MINDERAA, Karel Van de Woestijne. Zijn leven en werken. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, Manteau, Brussel, 1942, 659 blz., ing. Fr. 125, geb. Fr. 150. In zijn 'Inleiding' verdedigt de auteur zijn eigen onderneming. Iemand zou namelijk een breedvoerige levensbeschrijving van Karel Van de Woestijne voor nutteloos kunnen houden: zijn verzen zijn schoon op zichzelf en het overige van zijn leven heeft weinig belang! Maar wie de schoonheid der verzen aanvoelt, ondergaat de ziel van den dichter: als bij intuïtie leert hij hem kennen, - en de levensbeschrijving bevestigt of weerlegt proefondervindelijk zijn intuïtie. Niets is zoo interessant als een literaire psychologie, op grond van zékere gegevens; daarom, liever dan een bloote levensbeschrijving, ontvangen we, in het verhaal verwerkt, een zielkundig peilen van den kunstenaar. Voor het zoo complexe geval-Van-de-Woestijne, wil Dr. Minderaa ons alles ineens bezorgen. Dit lijvige boek is slechts het eerste van 'minstens twee deelen' (blz. 12). Het behandelt 'leven en werk... tot dèn wereldorlog'. Wel valt de grootste quantiteit van het werk in deze periode, temeer daar veel, dat na den oorlog in boekvorm verscheen, daarvoor reeds klaar lag; maar het tweede boekdeel zal ook studies bevatten over de poëtische techniek, den prozastijl, de invloeden... De auteur wil nu eenmaal àlles aangrijpen en vastleggen; groot moet zijn 'bewondering' wel zijn 'voor dezen buitengewoon belangwekkenden mensch' (blz. 9); groot is de onze voor zijn moed, werkkracht en (na lezing van het werk) zijn bereiken. We kenden verschillende Van de Woestijne's: van Joris Eeckhout, Marnix Gijsen, Urbain van de Voorde, Matthias Rutten; telkens kregen we een indruk van vooringenomenheid of apriorisme. Telkens werd Van de Woestijne alleen bij deelen bestudeerd: de lyrische dichter of de mensch; de epische dichter echter, de prozaschrijver, vooral de journalist, bleven meestal buiten beschouwing, - en dit is de eerste groote verdienste van den nieuwen biograaf dat hij, zonder ook maar iets te verwaarloozen, alles op alles laat inwerken. Hij vernieuwt het onderwerp. Zijn tweede groot verdienste is de objectiviteit. Doordringen in de ziel van een Zuidnederlandsch liberaliseerend Katholiek: voor de meeste Noordnederlandsche Protestanten was het wel een onmogelijke en hopelooze taak; waar Dr. Minderaa nochtans meesterlijk in slaagde. Wel blijft het moeizaam-zich-inwerken merkbaar, en zonder lang zoeken haalden we verkeerde voorstellingen of onbegrepen standpunten op; maar met nooit begevenden speurzin, eindeloos geduld en grenzelooze sympathie (tot het naïeve toe), heeft hij zich tot een der onzen gemaakt: dankbaar om zooveel toewijding aanvaarden wij hem in onze gemeenschap. Zijn werk, we zegden het reeds, vernieuwt het onderwerp. Het doet wel eens overladen aan en beschrijvend-aan-de-oppervlakte; het wordt licht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
chaotisch en het leest niet prettig. Daartegenover staat dat zijn auteur toch nauwgezet de diepten peilt (men leze vooral zijn laatste hoofdstuk 'Eenzelvigheid en doodsverlangen'), en alleen na het tweede boekdeel zullen we over den diepgang der resultaten kunnen oordeelen. Intusschen, al bespeurden we graag een vastere religieuze en wijsgeerige vorming, geniet hij reeds geheel ons vertrouwen en spant onze verwachting. Want met recht koos hij, ter beschrijving van den allesbeheerschenden trek in Van de Woestijne's gelaat, volgende terzine uit De modderen man: 'Ziet: dit gelaat is lood, en zorge is 't zuur dat vreet door 't lood, en 't diepst van al de heete voren beet om God, o mijn begeert, die borgde 't pijnlijkst beiden' (blz. VI en blz. 564). Em. Janssen Jan DE HARTOG, Hollands glorie. Roman van de zeesleepvaart. - Een-en-twintigste druk. Standaard-Boekhandel, 1942, 439 blz., ing. Fr. 65, geb. Fr. 85. Een dik, duur boek heeft in Noord-Nederland tusschen October 1940 en Juni 1942 twintig drukken beleefd, en werd reeds verkocht in 150.000 exemplaren! In Augustus verscheen de eerste Vlaamsche uitgave van 5000 exemplaren: wanneer deze bespreking verschijnt, is ongetwijfeld reeds gebleken, dat ze viermaal zoo groot had kunnen zijn. Hier, als in Holland, gaat de aanbeveling van mond tot mond, de leiding ontglipt volkomen aan een tijdschrift. Daarom is mij door de redactie geen aanbeveling gevraagd, doch een bezinning; ook omdat zij wist dat ik dit boek reeds ruim één jaar geleden in handen kreeg. Want vlak na lezing is een rustig oordeel onmogelijk; dit boek verdraagt ook eigenlijk geen kritiek, het verlangt allerminst als kunstwerk beoordeeld te worden; het vraagt heelemaal niet naar een oordeel: er gaat slechts één eisch van uit: ik moet gelezen worden, en die eisch is onontkoombaar. Wanneer wij er na een jaar op terugkomen en het toch in onze letterkunde pogen te klasseeren, komt het ons voor, dat de ondertitel: Roman van de Zeesleepvaart' het genre niet geheel dekt. Evengoed had hij kunnen zijn: Epos, of Mythe, van de Zeevaart. Van alle drie de genres heeft het werk te veel, om onder één te worden gerangschikt; laat dit misschien een reden zijn, waarom het wegens gebrek aan harmonie later niet voor 'klassiek' gehouden zal worden; moeilijk kan men zich voorstellen dat men ooit nog Hollands Glorie vergeten zal. Moeilijk kan men zich zelfs voorstellen, dat dit werk ook in de Europeesche letterkunde ooit vergeten zal worden en dat zelfs de Engelschen veel boeken hebben geschreven van deze kwaliteit. Belangwekkend is het verhaal, levensecht de weergave, overweldigend het tempo, de suggestie. Elk dezer oogpunten werken wij even uit. De roman. Jan Wandelaar brengt het van matroos tot stuurman, van stuurman tot kapitein, van kapitein tot ondernemer: bevorderingen door kranig optreden in adembenemende zeemansavonturen eerlijk met onze volle sympathie verdiend. In overmoedige jeugd is het de lieve Nelly, tijdens de bezonnen mannenjaren de onstuimige Riekie, die hem zijn heerlijke inborst gaaf houden. Tegelijk is Jan de vertegenwoordiger van den eerlijken, eenvoudigen zeeman in dien hoopelooze strijd tegen het gemeen kapitalistische spel van den scheepmagnaat Kwel. Zoo hooren wij de geschiedenis van de Hollandsche Zeesleepvaart 1900-1920, en het is bemoedigend genoeg, dat voor stof tot Hollands Glorie het jongste verleden volstaat en niet steeds de zeventiende eeuw van stal gehaald moet worden. Het epos. De verhalen zijn volgens den schrijver opgeteekend uit den mond van kapitein Moerman en wij hadden zoo iets vermoed. Want de epische trek die aan dit boek eigen is, moest het wel danken aan nauw contact met, aan opteekening uit den volksmond. Behalve de verhalen lijken haast al de zinnen, stuk voor stuk, onmiddellijk van de schepen en de kroegen en de scheepvaartkringen opgehaald. De stormbeschrijvingen zijn zonder meer episch; maar ook typeeringen van kleine scènes, b.v. het examen (p. 11), het huidhoudboekje (p. 99). En honderden zinnen; maar men kan niet het geheele boek citeeren! 't Is niet de genoeglijkheid van stijl, het montere om van te smullen, dat hier en daar afbreuk doet aan dat epische, maar een tikje teveel aan sentimentaliteiten (hoofdstuk X), culmineerend in de slechte vondst van een vrouw op de plecht. Dat schaadt aan onze zeemansvoorstelling, al is de scène nog zoo pakkend. Roman en epos loopen elkaar wel eens in den weg. Van Schendel is misschien zuiverder in zijn soort. Maar wat beteekent Brouwer van het Fregatschip, schepping van filosofische inleving op een kamer, naast Wandelaar van de 'Jan van Gent', onmiddellijke schepping van de volksfantasie? Jan Wandelaar moge iets te gevoelig zijn voor een held, in ieder geval is hij veel te kranig voor een romanfiguur. Een volk dat zich door zijne persoonlijkheid laat bezielen, zal nog belangrijke sleepersdiensten bewijzen aan de wereld. De Mythe. Alle Nederlanders zijn geen Hollanders en alle Hollanders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mythe. Alle Nederlanders zijn geen Hollanders en alle Hollanders toch wel iets heel kenmerkends. Dat kenmerk is hier uitgedistilleerd en wordt ons in onvermengd elixir opgediend. Het varen is een mythe. Evenals het boeren. Wij hebben hier met een bijna even primairen levensworm te doen, dien der Zee-Germanen. Ook de Hollander kent zijn bodem-mythe, maar 'bodem' is een woord voor 'schip'. In zijn notedopje dobberend op de wijde zee, ziet hij de zaken juist andersom: 'Wat is Holland? Een pokje op de kaart, zo klein, dat je je niet eens meer het huisje tracht voor te stellen, dat daar ergens in het noorden van dat pakje zitten moet. En dan zit er in dat huisje een vrouwtje en in dat vrouwtje een kindje... Het schip, dat is nummer één, en de mannen op dat schip, dat zijn de maats. Voor de rest geen nieuws, laat de wereld maar draaien, als de hemel valt zijn we allemaal dood' (p. 61). Tegen de Coolen's en de De Vries'en en de Timmermans'en was het, alsof plotseling het Hollandsche genie reageerde, eindelijk genoeg hebbend aan al dat honkvaste gedoe. De triomf is volkomen: geen der genoemden kan het halen bij De Hartog. Hollands Glorie is niet opgediend als mythe, maar werkt als een mythe: onontkoombaar komt men in den greep van den schrijver, in den greep van den zeeman, van de zee zelf. Beelden maken zich van u meester, een ademsrhythme bevangt u, uwe gedragingen worden beïnvloed. Gij krijgt een inspuiting van zuivere Hollandine; gij zult altijd in u blijven dragen, voortaan, iets van den zeeman. Dit is de prijs die elke lezer moet betalen. Nu kan zulk een inspuiting wel iets gevaarlijk zijn voor de Hollanders zelf, die daardoor tot een al te fel bewustzijn van hun ras worden geprikkeld; voor de andere gewesten, met name voor Vlaanderen, zoo landelijk en zoo continentaal in het denken, kan m.i. deze inspuiting het tegendeel van kwaad. Die vindt genoeg tegenwicht en anderzijds belet de huidige blokkade het toch, dat onze jeugd in massa van huis weg zou loopen, het zeegat uit! Op zich is dus het genre van dit boek niet ongevaarlijk. Van zulk talent zou verschrikkelijk misbruik gemaakt kunnen worden. Maar schadeloos voor geloof en zeden is de overgave aan dit boek. Er staat geen onvertogen woord is, alles is even gezond en frisch ('Een zeemansleven is een rauwe beweging, maar twintig geslachten strenge kuischheid praten ook nog mee', p. 240). Gave natuur, goede zin en dadenlust boezemen zich in en God wordt niet vergeten. 't Boek is wel wat te realistisch, om zonder meer aan lederen college-student gegeven te worden; maar iedereen die behalve verbeelding ook eenige tucht over zijn verbeeling bezit, zal met de lezing winnen. Cl. Beukers STIJN STREUVELS, Lenteleven. - De Lijsternestreeks 1, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 241 blz., ing. Fr. 25, geb. Fr. 42,50. Dit is de tiende uitgave van Streuvels' eerste boek: een verzameling van dertien schetsen, die, den 21 Maart 1899, tegelijk als volksuitgave en als luxeeditie was verschenen. Volgens de mededeeling op blz. 4, zou de eerste luxeeditie slechts in April 1899 klaar zijn gekomen. In deze dertien schetsen vinden we den geheelen Streuvels weer: onzeker nog, tastend, maar een groote belofte. Twee er van, Lente en 's Zondags, zijn klassiek geworden; andere, Op den dool voornamelijk en Het einde, doen onzuiver aan. De meeste, nog niet groot van proportie, voorspellen meer dan ze reeds schenken; want, al is het impressionisme van rond 1900 lang voorbij, toch nemen we het jeugdige, volle, persoonlijke geluid waar, dat de tijdgenooten moet hebben getroffen. Wat mochten ze verwachten! In deze nieuwe uitgave, den grooten schrijver waardig, zijn de boekversieringen van Julius De Praetere gereproduceerd, die eens de eerste luxe-uitgave opluisterden. Em. Janssen Stijn STREUVELS, De teleurgang van den waterhoek. - Derde druk, De Lijsternestreeks 21, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 317 blz., ing. Fr. 30, geb. Fr. 50. De teleurgang van den waterhoek werd door Streuvels geconcipieerd in 1906, toen, te Avelgem, over de Schelde een brug werd gebouwd; het werk verscheen niet voor 1927, en we krijgen den indruk dat het, van dezen machtigen auteur, het machtigste werk had kunnen zijn. Het is het, jammer, niet geworden. De Schelde, het leven bij de Schelde, het bouwen van de brug en het inwerken daarvan op zeden en gemoederen: met een ongeëvenaard meesterschap legt Streuvels het voor ons open; meesterlijk eveneens teekent hij het minnespel en de verleiding van de fantastischonberekenbare Mira; maar Mira en de Schelde zijn samen geen zuivere harmonie geworden. Verschillende besluiten doen ons De teleurgang aan de hand: In de eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tien jaren na den voorgaanden wereldoorlog bereikte de kunstenaar zijn hoogtepunt; tegelijk verloor hij de eenvoudige zekerheid, die hem vóór dien oorlog had gekenmerkt: hij werd een zoeker, een artistiek experimentator. Beter dan elk ander misschien wijst dit boek, zonder een zuiver meesterwerk te zijn, op Streuvels' macht en veelzijdigheid. En wat wordt de Lijsternestreeks, geleidelijk, een heerlijk monument! Buitengewoon suggestief werken, in dit nummer, de zes titelvignetten van D. Acket in. Em. Janssen Joe VAN ROOY, Egmont. - Davidsfonds, Leuven, 1942, 307 blz., ing. Fr. 18, geb. Fr. 22. Een nieuw romanschrijver dient zich aan: Jos van Rooy, die ons, slag op slag, twee lijvige romans voor de voeten gooit. Had hij vroeger reeds twee dichtbundels uitgegeven: even onopgemerkt zal deze recente productie niet meer voorbijgaan. Belde romans zijn... lijvig: deze auteur durft en kan de groote compositie weer aan. Neem Egmont ter hand: aanstonds voelt ge u verplaatst in de ruime sfeer van avonturen en heldhaftigheid; lees den aanvang van Vader en zoon: het verhaal laat u niet meer los, eer ge weet hoe, op de ontginning van Rombout de Flier, zijn zoon en opvolger Eric ten gronde is gegaan. Beide werken zijn geschreven met een benijdenswaardige vaart en macht, met een opmerkelijken zin voor epiek en heroisme: hokte de romankunst bij ons ooms in benauwde vertrekken; na verscheidene anderen weliswaar, gooit deze nieuwe auteur op zijn beurt het venster open. Beide boeken vertoonen ook hetzelfde gebrek: ze zijn romantisch, tot het onwaarschijnlijke toe. Zonder een scherp bewustzijn van artistieken plicht, werden ze vrij slordig geschreven; de verbale grootspraak wint het nog op de nauwgezette plastiek en de verzorgde vertelkunst. Doch laten we hier onderscheiden. 1o Egmont verhaalt de wapenfeiten, de politieke loopbaan en den dood van Graaf Lamoraal van Egmont. Een mozaïek van kleurige tafereelen; een verscheidenheid waarbij de eenheid toch niet heelemaal teloorgaat! Iets meer verzorgd, ware het werk een van onze allerbeste volksboeken; ook gelijk het is, bekoort het stellig de meeste lezers, en het Davidsfonds verrichtte, met deze uitgave, goed werk. Van een intrigue mogen we niet spreken; de jeugdigovermoedige, de krijgshaftig-vermetele, de naïef-vertrouwvolle Egmont gaat, als een glanzende ridder, door de hoofdstukken heen en houdt ze samen. Geen ware karakterteekening; een vertelling met gapingen, onvoldoende gevuld door enkele programmatisch steeds opgeroepen soldeniers; tafereelen die vaag blijven omdat de auteur aan het scherpzetten den noodigen tijd niet besteedde: deze en veel andere fouten kan men in Egmont ontdekken, alle toch eenigszins goed gemaakt door de vele beloften die zulke historische verbeelding bevat. En dit is het voornaamste: in den historischen roman ligt voor Jos van Rooy misschien meer toekomst dan in het actueele verhaal, al overtreft nu Vader en zoon, in alle opzichten, zijn voorganger. 2o) Vader en zoon vertelt hoe de ontginner Rombout de Flier, ergens op moerasgrond tusschen twee dorpen, een aanzienlijk boerenbedrijf sticht, waarvan zijn zoon Eric een industrieele nieuwstad vermag te maken. Voor de eerste helft doet het werk aan Hoe het groeide van Hamsun denken; voor de tweede aan De onderneming van Gorki. Doch Jos van Rooy durft, als een Katholiek, deze problemen aan van leven en ontwikkeling: al brengt hij alles niet tot klaarheid, geleidelijk bereikt hij wel, hopen we, de religieuze verdieping. Niet geheel werd de romantische imagerie van Egmont overwonnen; doch hier zijn karakters, intrigue en compositie. Alle deelen komen als organisch verbonden voor; het geheel vormt een ononderbroken verloop, dat zich juist voltooit aan het einde. In Vader en zoon begroeten we, niettegenstaande taalfouten, gebrek aan artistiek styliseeren en wat onwerkelijke romantiek, een van onze meest praegnante romans der laatste jaren. Tot een sterk gecomponeerde epiek, met groote daden onder ruimen hemel, wordt de romankunst teruggevoerd, en de verhaalkunst vermag het weer den lezer of toehoorder met heldhaftigheid te boeien. Egmont en Vader en zoon zijn goede boeken; maar blijven volwassen lezers eerder voorbehouden. Jammer dat, voor Egmont, te uitsluitend de niet-katholieke geschiedschrijvers werden geraadpleegd. Kanunnik Floris Prima bij voorbeeld ziet de feiten der zestiende eeuw wel in een ander licht! Em. Janssen Frans VERACHTERT, Als druppels dauw. - Standaard-Boekhandel, z.j., 197 blz., ing. Fr. 28, geb. Fr. 40. Deze bundel bevat twaalf schetsen: herinneringen uit den kindertijd (de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vlegeljaren reeds), doorgebracht ergens in de Kempen tijdens den anderen oorlog. Ailergewoonste herinneringen, bij het eerste zicht althans, die de auteur echter tot ongewoon-poëtische avonturen weet om te tooveren; het zijn 'druppels dauw', met bijna telkens de zon er in en den hemel! Een simpel gebeuren wordt verteld, met zorg toch uitgekozen; kinderlijk staat alles gesuggereerd, zonder grootspraak in wat grooter proportie, als onderging men zoo iets voor het eerst. De smaak der meeste stukken brengt ons de namen van Hans Carossa te binnen, Alain Fournier, Maurice Gilliams: zonder deze grooten te evenaren, gelijkt de auteur toch op hen; in een genre dicht bij het hunne heeft hij zichzelf gevonden. Waarin bestaat zijn genre? In het kleine ziet hij het groote weerspiegeld, in den dauwdruppel den hemel, in de landelijkheid de algemeen-menschelijkheid. Twee feitjes brengt hij samen: de verrassing vonkt als een vuurwerk. Soms glanzen velerhande kleine belevinkjes als een landelijke regenboog. Van het zuiverste idealisme is het zuiverste realisme doorstraald. Ouder geworden, weet Verachtert nog dat 'het kind vader is van den man': in zijn schetsen licht de mannelijke ernst op (de mannelijke gehechtheid vooral aan volk en streek) achter de meest spontane, de meest onbezonnen kinderlijke avonturen. Een groot werk biedt hij ons niet aan; misschien moet hij zich in zijn genre nog ontwikkelen. Maar dit werk 'als druppels dauw' heeft zijn geheel eigen bekoorlijkheid en waarde. Em. Janssen 't HAAKSTERTJE, Licht en donker. - Van In, Lier, 171 blz., Fr. 12. Wij weten niet in hoever deze verhalenbundel door critici of lezend publiek werd opgemerkt; maar hij is uitstekend. Negentien kleine schetsen vormen, gebundeld, geen boek waar de doorsnee-lezer naar grijpt; daarbij komen dezelfde motieven hier wel eens terug: teksten uit dagboeken bij voorbeeld, zieke menschen, zelfzuchtige genieters en dienstvaardige gelukkigen, dompelaars waar rijken meelij mee hebben. Doch daartegenover: wie is, als de auteur, zoo geheel in het Hollandsche milieu thuis en in het Vlaamsche? wie weet zoo evocatief te schrijven, zoo te tooveren met wisselende indrukken en kleine opmerkingen; alles in een rijk en smijdig, kleurig en keurig proza. gebroken en toch één, volksch en toch voornaam, even spontaan als verzorgd! En vooral, hoe openbaart zich in die verhalen het mooie leven: de zaligheid van àlles te geven en dàn pas geheel blij te zijn! Lees De brandkast van 't pastoorke, Tante Marie of De schoondochter om, in de langer uitgewerkte vertellingen, de tegelijk typeerende en peilende kracht der schrijfster waar te nemen; ga dan naar de innigheid toe van Profielen of De witte boot, - vandaar naar de verhevenheid (niet zonder strijd te bereiken) van Tusschen licht en donker, Gevonden bladen uit een dagboek, Berusting... Er is niet veel ontspanningslectuur waar de lezer - vooral de lezeres - taalkundig, artistiek, menschelijk en religieus, zooveel aan zal hebben. Em. Janssen F.R. BOSCHVOGEL, Willem van Loo. Historische roman. - Lannoo, Tielt, 1942, 272 blz., ing. Fr. 32,50, geb. Fr. 47,50. Dit boek verhaalt van een kleinzoon van Robrecht den Fries, den kerel Willem van Loo, die, tweemaal ontgoocheld bij het dingen naar de grafelijke kroon van Vlaanderen, ontgoocheld eveneens in de liefde, na een lange ballingschap en tenslotte een roemvol verblijf in Engeland, eindelijk, blind en gelaten, naar zijn vaderland terugkeert om er te sterven. Met vreugde begroeten wij dezen historischen roman. Een meesterwerk heeft Boschvogel ons niet geschonken (daartoe zijn de intrigue en de inkleeding te romantisch-goedkoop); maar een breede fantasie, een reeds vaardige pen en een geestdriftige gehechtheid aan Vlaanderen staan voor verderen arbeid wel borg. Door de nogal onwerkelijke romantiek moet hij nog heenbreken, veel grootspraak en klatergoud weggooien, diepte leeren, bezinning en peilen: dan wordt hij, fijner kunstenaar en machtiger mensch, een weldoener van ons volk. Em. Janssen Anton VAN DE VELDE, Schep vreugde in 't leven. - Vlaamsche Boekencentrale, Antwerpen, 1942, 286 blz., ing. Fr. 55, geb. Fr. 68. 'Schep vreugde in 't leven': wie dezen titel ziet op den fleurigen omslag, weet meteen dat hij behoefte heeft aan een echt plezierig boek. Daar is nu zooveel ernst en zorg; wij doen dagdagelijks zoozeer ons best, om op de hoogte te komen van de problemen van den tijd en om ons partijtje mee te ordenen met al die ordenaars van vandaag, dat wij eens het heel andere moeten hebben, een boek vol plezier en muziek. Nu, de eerste bladzijden stellen niet teleur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een bont gezelschap uit een klein Luxemburgsch stadje musiceert ons aan het lachen. Doch daar komen allerlei verwikkelingen het eenvoudige vertelsel doorbreken; gaat zoowaar de schrijver ook al problemen stellen; rijst de angst dat hij nu een groote roman wil probeeren, waartoe hij momenteel zoo duidelijk de krachten mist.... Lees echter over deze teleurstelling heen en reeds vóór het zonnige einde hebt gij de waarde van dit boek erkend: die niet ligt in de waarschijnlijkheid van het vertelde avontuur, noch in de enkele bladzijden van loutere plezierigheid, maar in de opgewerktheid en den levensmoed die de schrijver door het gedrukte woord heen laat opademen; in zijn onverstoorbare blijmoedigheid en diepen christelijken zin. Zoo krijgt de kooper meer nog dan hij zocht en is den schrijver dankbaar. Cl. Beukers E. VAN HEMELDONCK, Kroniek. - Thijmfonds, 's Gravenhage, 370 blz. Misschien is dit nieuw boek het beste dat we van Van Hemeldonck nog ontvingen. Het verhaalt de carrière van een dorpsonderwijzer, met hoeveel genegenheid en idealisme geteekend! Zijn apostolaat (er is geen ander woord voor) in het Kempische dorp Rielen, de droeve en blijde gebeurtenissen in gezin en omgeving, - en hoe, op het einde, alles terecht komt: zijn kleinzoon wordt boer op de hoeve, die zijn vader op heide en grondeigenaar veroverde.... Of beter: het boek verhaalt de geschiedenis van een dorp en zijn bewoners, gelijk een nauwgezet, edel en initiatiefrijk onderwijzer in alles meeleeft. Het meest gelijkt dit werk op Johan van der Heyden; het is echter reëeler en met een warmer hart geschreven. Van den anderen kant komen de gebreken van den auteur (misschien ook zijn begrenzing) duidelijker aan het licht. Aan zijn idyllische sfeer ontkomt hij te moeizaam; te zwak is zijn greep in het tragische leven. Al noemt hij zijn schepping een mozaiek; toch vinden we ze licht chaotisch, min of meer ordeloos, zonder proportie tusschen de verschillende gedeelten, onregelmatig vorderend en met gapingen aan het einde. Te herhaaldelijk en te goedkoop worden bepaalde thema's aangewend: dat van de muziek bij voorbeeld, van zangers, van tooneel, - en ook bepaalde uitdrukkingen komen te dikwijls weer: zoo de koordirigent die 'de stemmen ontbindt'. Duidelijk is Van Hemeldonck tot een groot en diepgaand werk in staat; duidelijk zwelgt hij nog in landelijke stemmingen, in een even opgeschroefde bewondering, in de zachte symboliek van vereenvoudigde gestalten. Aan zichzelf moet hij thans ontstijgen; aan de verworven stiefvaardigheid, die de verdieping zou vervangen. Nu staat hij, dunkt ons, voor de beslissing: met een nogal geweldige poging en een heel strenge zelfcritiek komt hij tot de hooge kunst spoedig over; ofwel schrijft hij boeken gelijk hij er reeds schreef, wat beter of wat slechter, maar niet anders meer. Wij wenschen natuurlijk het eerste, en verhopen dan ook alles. Em. Janssen Jozef SIMONS, Bonifacius Suikerbuik. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1942, 150 blz., Fr. 18. Bonifacius Suikerbuik hoort niet bij de beste boeken van Jozef Simons (dat zijn Dientje Goris en Eer Vlaanderen vergaat); heeft hij er echter één, dat typischer aandoet? Want deze anekdotische levensbeschrijving van den kosterszoon uit Neerdorp, die studeerde te Hoogstraten en te Antwerpen, die een literair tijdschrift stichtte en tenslotte sneuvelde aan den IJzer: zij vat veel levenservaring, humor en ideaal samen, zooals de jonge Simons ze moet opgedaan hebben, gesmaakt en gedroomd. Ze is kwajongensachtig en toch ernstig, levenslustig en toch stil, gelaten en vol van een idealistisch hunkeren. Geen boek misschien zal den auteur zoo dierbaar zijn als dit allereerste van hem, waarin overigens zijn oeroude pennevruchten (die van den 'Keikop', zaliger gedachtenis) licht verbeterd zullen voortbestaan. Wij weten niet hoe jongeren op zoo'n boek reageeren; ons maakt het, met de vele herinneringen die het oproept, blij en weemoedig meteen, maar gelukkig. Em. Janssen Jan WECKX, Ons klein verbond. - Ignis, Brussel, z.j., 116 blz. 'Ons klein verbond' is dat van den huisvader die in dezen roman zijn ervaring opbiecht, met zijn vrouw en zijn twee kinderen. In het lichtzinnige en gevaarlijke gaat hij tot aan de grens van den ontrouw; ontrouw wordt hij niet, want het besef van een geheimzinnigen band en plicht brengt hem tot orde en vrede terug. Goed bedoeld en met zorg geschreven, is het werk toch maar een moderoman. Door zijn stijl vooreerst, duidelijk op moderne dichters nagevolgd, onnatuurlijk en duister. Door zijn talrijke flodder-scenes uit badplaatsen en het stadsleven, die het verglijden en het gevaar moeten verbeelden. Door zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oppervlakkig beschrijven van het huiselijk geluk, dat uit stoeipartijen met de kinderen zou bestaan en geschenken aan de soms geliefkoosde vrouw. Zoo mist het verhaal een dieperen achtergrond van psychologie, religiositeit en redelijkheid. Jan Weckx heeft idealisme, moed en talent; stellig is hij tot iets beters in staat. Maar dan mag hij de verdieping met de sophistisch getinte geestigheid niet meer verwarren, noch de stijlschoonheid met een zekere poëtische rhetoriek. Em. Janssen Emmy van LOCKHORST en C.J. KELK, Duizend en één avond (4e, 5e en 6e bundel). - Van Ditmar's Boeken Import, Antwerpen, 237 blz., telkens, Fr. 30 per deel. De vierde en vijfde bundel bevatten respectievelijk avonturen- en liefdesvertellingen, terwijl de laatste werd samengesteld uit diverse bijdragen van Noord- en Zuidnederlandsche auteurs, hoewel ook hier, zooals trouwens in heel de reeks, ruim gebruik werd gemaakt van vertalingen, Ja zelfs de leuke Herodotos is van de partij. Niet alle stukken zijn even sterk van vorm of inhoud, boeiend blijft de verzameling altijd. Daarom verdient deze uitgave een warme aanbeveling. Zij brengt in den huiskring het korte verhaal dat door den tooverstaf van zijn verbeelding de gezelligheid van menigen winteravond zal verhoogen. Vele verhalen kunnen door iedereen worden gesmaakt, het geheel blijve den volwassen lezer voorbehouden. Vermelding verdient ook dat aan de meeste van de uitheemsche schrijvers een korte bibliographie is gewijd. J. Talloen Waldemar BONSELS, Die Biene Maja und ihre Abentueuer. - Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart-Berlin, 187 blz., geb. RM. 5, Illustrierte Ausgabe RM. 5,75, Volksausgabe geb. RM. 3,25. Vooraan in deze nieuwe uitgave van het boek dat in 1912 verscheen, vinden we: '801. bis 810. Tausend'; dat zegt genoeg. Een mooier insektenverhaal als de avonturen van de bij Maja wordt wel niet gevonden. Het laat Erik van Bomans, dat nochtans een groote waardeering verdient, ver achter zich. Men kan het met De kleine Johannes van Van Eeden vergelijken; maar Van Eeden's sprookje is gegrond op psychologische ervaringen; dit fantastisch verhaal op waarnemingen uit het insektenleven en, veel dieper, op een zeker animisme. Een ongevaarlijk animisme echter, terwijl het, in Mario bij voorbeeld van denzelfden schrijver, veel sterker tot uiting komt. Laat ouderen en jongeren dit boek lezen; ze zullen niet weten wàt het meest bewonderen: de betooverende schoonheid van den dag en van den nacht; het allerverscheidenste leven in het woud, bij den vijver, in park en weide; de nergens falende fantasie waarmede de schrijver de bekoorlijkste natuur op het sprookjesplan verheft en toch zichzelf laat; zijn zwevenden verhaaltrant en geestige voorstelling, naturalistisch getrouw en poëtisch omschoppend. Wat we hier aanbevelen is een klein meesterwerk. Em. Janssen Joachim VON DER GOLTZ, Verzonken land. Uit het Duitsch vertaald door B. Decorte en L. Symoens. - Manteau, Brussel, 158 blz., ing. Fr. 25, geb. Fr. 38. Dit boek (Duitsche titel Die Marcellusflut) verhaalt van een reusachtigen springvloed die, op een Sint-Marcellusnacht in de vijftiende eeuw, een breede oeverstrook van Oost-Friesland, gedeeltelijk voorgoed, onder water moet hebben gezet. Om deze ramp weeft de auteur zijn sage; het is die van het meisje Tetta, een raadselachtige vondelinge, bevreemdend en onweerstaanbaar met dit volk verbonden. Profetisch kondigt zij het ongeluk aan, tot ook zij omkomt in de golven. Land en volk, goedheid en trots, christendom en het kosmische leven, liefde en plicht: alles trekt zich samen omheen dezen tragischen levensloop, sober en krachtig verteld, in den poëtischen sage-stijl die precies werd getroffen. Een grootsch werk zouden we dezen roman noemen; doch hij blijft iets te smal, en de sage zelf, iets te weinig harmonisch uitgegroeid, doet even denken aan ijs-van-één-nacht. Toch hebben de vertalers goed werk verricht, en verdient hun arbeid, voor gevormde lezers, een warme aanbeveling. Em. Janssen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aardrijkskunde, GeschiedenisGeorges H. DUMONT, Marie de Bourgogne. - Ch. Dessart, Brussel, 1942, 219 blz., Fr. 27. Onder de verscheidene vrouwen, die in de geschiedenis van de Lage Landen bij de Zee een beslissende rol hebben gespeeld is Maria van Boergondië (1457-1482) wellicht de meest aantrekkelijke en de meest tragische. Door haar vader, Karel den Stout(moedig)e, den machtigen hertog van het Westen, in haar jeugd, voortdurend uitgespeeld om de Oostenrijksche, Fransche, Engelsche en andere pretendenten tot een huwelijk te lokken, stond zij, nauwelijks 20 jaar oud, bij den noodlottigen dood van haar vader voor de muren van Nancy in 1477, plots zonder leger, zonder staatsgelden, zonder verbondenen, voor de ruïne van het Boergondische rijk. Haar diplomatische zin, de sympathie van haar onderdanen, het verraderlijke spel van Lodewijk XI dat ten slotte tegen hemzelf uitdraaide, en haar huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk hebben haar staten toch nog kunnen redden voor volledige ontbinding. Deze historische studie van M. Georges H. Dumont is een echt juweeltje. Met fijne tact tracht de auteur binnen te dringen in het intieme leven van de edele, door-christelijke en zeer sympathieke Maria van Boergondië. Levendig en schilderachtig, en tevens helder en overzichtelijk verhaalt hij dit zou bewogen leven. Een paar hoofdstukken over de kunsten en over de Renaissance aan het hof van deze prinses vervolledigen het kultureele beeld. De schrijver neemt positie tegen Kervijn de Lettenhove, die in zijn 'Histoire de Flandre', de Vlaamsche democratie, door dik en dun verdedigt, door de handelwijze en de houding van de prinsen, van Karel den Stoute en Maximiliaan in een voordeelig daglicht te stellen. Wellicht wordt de tegenstrever van den sluwen Lodewijk XI, als een te fijn diplomaat en te koel redeneerende tacticus voorgesteld. De interne ontbinding van het Boergondisch centralistisch staatsbestel door het afgedwongen Groot Privilegie van 1477 is zeker een ramp geweest voor de politieke grootheid van de Lage Landen bij de Zee - zooals de schrijver in navolging van zijn professor en inleider van het boek, Prof. Dr. Léon Van der Essen, zegt, - maar toch heeft deze ramp Vlaanderen ten gepasten tijd voor de verfransching gered. Het Groot Privilegie was o.a. een 'réaction contre l'emploi abusif et presque exclusif du français dans les rouages administratifs des provinces flamandes' (blz. 97). M. Dierickx Prof. Dr. H.T. COLENBRANDER, Oranje en het Wilhelmus. - Burgersdijk & Nienmans, Leiden, 1942, 58 blz. Nu de geschiedkundige werken de markt overstroomen, is het een delikaat genoegen eens een studie te lezen, waarachter men den echten historicus, den ernstigen wetenschapsmensch voortdurend aanvoelt. Na tamelijk uitvoerig den oorsprong van den naam 'de Zwijger' te hebben uiteengezet, schetst Dr. H.T. Colenbrander het leven van Oranje in de bewogen periode 1566-1569. Daarna zoekt hij naar den auteur van het vrome Wilhelmus, dat in Dec. 1568 of in Jan. 1569 moet gedicht zijn, bij den terugtocht van Oranje naar Straatsburg. Hij schrijft het toe aan een Nederlander in Oranje's leger, 'kloek van hart, vroom van zin, te nauwernood calvinist, maar standvastig in tegenspoed' (blz. 42), die waarschijnlijk tot het gehoor van den Calvinistischen predikant Saravia behoorde. Daarop volgt de auteur Oranje tot op den ongelukkigen 10 Juli 1584 te Delft. Op de 58 blz. van deze studie wijdt Dr. Colenbrander er amper 4 aan het Wilhelmus - het onderzoek naar het auteurschap -, de rest aan het leven van Oranje. Wellicht bedoelde de schrijver aan te toonen hoe Oranje's leven weerspiegeld staat in het Wilhelmus, maar dan hadden wij graag gezien dat er meer aandacht werd verleend aan den religieuzen factor in de ontwikkeling van den Zwijger, om daardoor het diep-godsdienstige in het Wilhelmus beter te begrijpen. M. Dierickx | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OpvoedkundeYv. VANHAEGENDOREN-GROFFI, en M. VANHAEGENDOREN, Meisjes-gidsen. Inleiding tot de beweging der meisjes-gidsen I, II. Inrichting van het groepsleven van meisjes-gidsen. Vlaamsche-Scouts-Pers-Comité, Leuven, z.j., 80, 108 blz. De naam van de schrijvers van dit werk, waarvan ons thans de eerste twee deeltjes voorliggen, waarborgt de degelijkheid ervan, gesteund op ervaring en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een breeden onverschrokken kijk op de problemen van onzen tijd. Dr. M. Vanhaegendoren schonk ons reeds het Standaardwerk over 't Verkennersleven, in dit tijdschrift te zijner tijd besproken (Streven VI, 280 vlg.), en in de meest verspreide kringen dankbaar onthaald. In meer bescheiden vorm verschijnt nu, van de hand van Mevrouw Yv. Vanhaegendoren, in samenwerking met Dr. M. Vanhaegendoren, het werk over de vrouwelijke verkennersbeweging: Meisjes-Gidsen. Omtrent de noodzakelijkheid van een zelfstandige Meisjes-Gidsen-Beweging in het Vlaamsche gedeelte van België mag, voor wie houdt van gezonde toestanden, geen twijfel bestaan. Naast het Verkennen voor jongens, maar geheel onafhankelijk ervan, dringt de Gidsen-beweging zich op; een jeugdwerk dat tot in zijn diepste vezels moet zijn: vrouwelijk, ondubbelzinnig en loyaal Vlaamsch, integraal christelijk. - Elk geschipper op een van deze gebieden grijpt op de leefbaarheid van die beweging onmiddellijk in; tegelijk op de ideale mogelijkheid: moeders te vormen voor ons volk, in een kader, dat geheel aan den aard en geest der vrouw beantwoordt. Hier kan de nadruk niet genoeg op gelegd worden. Het eerste deel vertoont een helder beeld van wat het meisje is in de opeenvolgende perioden van haar leven, en aan welke eischen het jeugdwerk dan ook moet beantwoorden. De persoonlijkheid moet er, lichamelijk en geestelijk gevormd worden in dienst van de gemeenschap. Vorming dus van het lichaam, van de praktische vaardigheid, van karakter en gemoed, tot vrouwelijkheld en gezinsleven, tot gemeenschapsleven. Een vorming, doordeesemd van godsdienst. Dit eerste deel wordt besloten met een overzicht van de Methode en de Beweging der Meisjes-Gidsen; hoe deze aan al die vereischten beantwoordt: alzijdig, evenwichtig, verwekster van spontaneïteit; door het meisje er toe te brengen zelf aan haar vorming mee te werken, in het kader van Belofte, Wet en Goede Daad. In het tweede deel wordt dan, meer uitgesproken, over de techniek gehandeld, wat betreft het inrichten van het groepsleven: de kleine gemeenschap waarin het meisje via de familie, de groote gemeenschap zal leeren dienen. Dat in dit deel de aandacht eerst en vooral uitgaat naar de leidster, zal niemand verwonderen. In volle oprechtheid wordt daarna de standenkwestie besproken, de betrekkingen met ouders en overheid, naast andere problemen van meer technischen aard: financies en heem, groepsgeest en -tradities, rondewerking, romantische sfeer en spelen. Wat door dit alles heen - evenzeer beschouwing als door concrete gegevens - treft, is de soepele aanpassing van het Verkennen aan de vrouwelijke psyche. In dit werk ook is nergens iets van boven-af opgelegd; het geheel is gegroeid uit ernstig en liefdevol besef van de nooden van het meisje, zonder ooit daarbij uit het oog te verliezen dat deze nooden zeer nauw verbonden zijn met die van ons volk. Naast de technische gegevens, onmisbaar voor dengene die het met de jeugd te ernstig meent om te kunnen improviseeren, vindt de lezer vooral een geest die leven wekt en kerngezonde bezieling. Mogen vele meisjes en vrouwen, die edelmoedig en bekwaam genoeg zijn om haar vrijen tijd te geven aan jeugdvorming, dit werk ter hand nemen en geestdriftig meewerken aan de verdere uitbreiding van de Meisjes-Gidsen-beweging, Kerk, Volk en Land ten bate. Wij zien met belangstelling uit naar de volgende deeltjes. J. Burvenich Dr J. DE ROECK, Wat zal ik mijn kind zeggen? Hoe moet ik het zeggen? Wanneer zal ik het zeggen? Wenken voor ouders over sexueele voorlichting en opvoeding. - Vierde omgewerkte (16e tot 23e duizendtal), Lannoo, Tielt, 1942, 71 blz., Fr. 7,50. Sedert een veertigtal jaren houd ik me met moreele vraagstukken bezig, en ijverde steeds voor doelmatige en voorzichtige voorlichting: met groote belangstelling las ik dus dezen vierden omgewerkten druk van een boek, dat ik meermaals heb aanbevolen. Men zal mij het recht niet ontkennen ronduit te spreken, opdat het voortaan nog tot grooter nut strekke van ons volk. Het werkje is 'gegrondvest op hoogere beginselen' en 'berust op een religieuze... levensbeschouwing' (Woord vooraf); ook wordt in de voorbeelden van voorlichting God dikwijls genoemd, zooals het behoort. Daarbij is feitelijk de wijze van spreken tot het kind 'aangepast aan de omstandigheden, kiesch, geleidelijk en individueel' gelijk ons Vierde Concilie van Mechelen (1920; d. 56) het vergt. We zien dus niet in, waarom de richtlijnen door onze Bisschoppen gegeven nergens vermeld staan: voorlichting is toch een bij uitstek zedelijk vraagstuk, voor katholieken door de Kerk te bepalen. Ook zou het Imprimatur moeten gedrukt in zoo'n boek waar het voortdurend gaat over 'iets wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor den godsdienst of de goede zeden van bijzonder belang is' (Kerkelijk Wetboek, can. 1385, 1394). En waarom niet gewezen op gebed, geestelijke leiding, Biecht en Communie tot behoud der kuischheid, en anderzijds op de begeerlijkheid, het treurig gevolg der erfzonde? Wie daar geen rekening mede houdt, zegt Pius XI in zijn huwelijksencycliek, kan over geslachtszaken niet grondig en duidelijk spreken. Is het Huwelijk wel bestemd om goede burgers te kweeken voor den Staat (blz. 60), wiens macht tot eugenetische maatregelen niet ver reikt, dan is het nog meer bedoeld om dienaren Gods en waardige leden der Kerk te doen ontstaan. Dit aconfessioneel standpunt zal de schrijver wellicht gekozen hebben, om zijn boek ook door onkatholieken te doen aannemen en gebruiken; maar meteen deed hij het onvolmaakt en onvolledig zijn voor katholieken. En dat is betreurenswaardig. Ware de oplossing niet in een dubbele uitgave: eene op principieel katholiek, dus waarachtig standpunt, en een andere op louter natuur-menschelijk standpunt? Niet omdat de zedenleer tweeslachtig zou zijn, want de voorschriften der kuischheid zijn natuurrechtelijk dezelfde voor alle menschen; maar ze komen ten volle tot hun recht alleen door de redenen en de middelen welke de christelijke Openbaring voorhoudt. - Over veel ondergeschikte onderwerpen geeft de schrijver in het voorbijgaan uitstekende wenken, b.v. over alcoholvrije opvoeding, of tegen onzinnige gelaatsschmink, lichtzinnigen opschik, ongezond kameraadschap, coëducatie, oneerbare dansen, gemengde baden. 'Voorlichting' is een kwestie van wijze toepassing volgens de omstandigheden, en zoo gebeurt het dat wij op zekere plaatsen wat minder of wat meer zouden zeggen. Hier en daar staat een uitdrukking, die wij niet tot de onze zouden maken (b.v. blz. 19, 21, 43, 55, 57). Wat de taal betreft, is de accusatiefvorm niet altijd logisch onderhouden. J. Salsmans | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EconomieEidgenössische Krisenabgabe, Ergebnisse der III Periode 1938-1939. Contribution fédérale de cris, Résultats de la IIIe période 1938-1939. Steuerbelastung in der Schweiz 1941. Charge fiscale en Suisse en 1941. - Administration fédérale des contributions. Bureau fédéral des contributions. Bern, 1942, 74 en 54 blz. De crisisbelasting waarvan ons hier de financieele uitslagen meegedeeld worden, treft én de burgers persoonlijk én de vennootschappen. Wij kunnen uit de verstrekte gegevens enkele interessante vergelijkingen met België instellen en besluiten trekken. ZWITSERLAND telt ruim 1 millioen gezinnen (in 1930: 4.066.000 inwoners en 1.002.404 gezinnen). Welnu enkel 271.542 personen werden door de belasting getroffen omdat de weinig welhebbenden vrijgesteld waren (nl. de inkomsten beneden 4.000 Fr.Ga naar voetnoot(1), waaraan 400 Fr. voor de gehuwden en 500 Fr. voor ieder kind ten laste bijgevoegd werd; voor het bezit waren gelijkaardige vrijstellingen voorzien. Onder de belastingbetalers treffen wij aan:
Bij onze vergelijking met BELGIE moeten wij hier, bij gebrek aan deugdelijker statistieken, de gegevens aanhalen betreffende de supertaxe op de inkomsten van 1935. Ze vermelden ons:
Evenals in Zwitserland, zijn in België de 'rijken' weinig talrijk en hun inkomsten en bezit, vergeleken met het gezamenlijk inkomen en bezit der massa, vrij gering.
Men telde in ZWITSERLAND 18.493 gewone naamlooze vennootschappen met 8.172 millioen kapitaal en reserves en 2.033 holdings en participatie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maatschappijen met 2.933 millioen kapitaal en reserves. De grootste deden zich als volgt voor:
In BELGIE bestonden, in 1938, 7.694 naamlooze vennootschappen met 66.159 millioen kapitaal en reserves, waaronder: met een kapitaal van 50 à 100 mill. Fr.: 84 met 8.494 mill. Fr. kapit. en res. met een kapitaal van meer dan 100 mill. Fr.: 86 met 27.287 milt. Fr. kapit. en res. In Zwitserland zijn de naamlooze vennootschappen talrijker dan in België maar hun bezit overtreft slechts weinig dat der Belgische vennootschappen. Wij moeten hier echter in aanmerking nemen dat onze bevolking ongeveer het dubbele is der Zwisersche. Per inwoner is er dus ruim tweemaal zooveel kapitaal in de naamlooze vennootschappen belegd in Zwitserland als in België.
'Steuerbelastung...' doet ons talrijke gegevens aan de hand, die duidelijk laten uitkomen dat de belastingdruk in Zwitserland sedert 1914 bijna aanhoudend zwaarder werd. Tegenwoordig is hij geweldig vooral op wie een aanzienlijk kapitaal bezit. Het arbeidsinkomen is veel minder zwaar belast. K. du Bois L'economie sans abondance. - Rencontres 6, 7. La Pensée catholique, Luik, 1942, 301 blz., Fr. 30. Dit dubbel nummer van de keurige reeks 'Rencontres', bedoeld in de eerste plaats om de Katholieken uit Frankrijk in deze moeilijke tijden voor te lichten, steekt eenigszins van de andere af. Het behandelt namelijk economische vraagstukken, waaruit enkelen wellicht zullen besluiten dat het minder op zijn plaats is onder uitgaven die aan godsdienstige, cultureele en zedelijke problemen gewijd zijn. Maar, zooals de Introduction terecht opmerkt: 'le problème économique égale non seulement les autres en importante, mais les conditionne même dans une large mesure'. Hoe aan hoogere ontwikkeling doen wanneer men honger lijdt! Daarbij: 'il faut savoir si l'étonnant développement que la science puis la technique contemporaines ont donné à l'industrie humaine étouffera l'homme ou l'épanouira'. Zestien schrijvers komen aan de beurt en ze vertegenwoordigen nogal uiteenloopende strekkingen. Elk hunner kreeg echter een duidelijk bepaald onderwerp te behandelen. Een eerste deel, over 'Premières transformations de l'économie française', brengt ons tot het besluit... dat er in Frankrijk nog getast wordt. Het tweede deel: 'Modifications générales des structures capitalistes' geeft leerrijke theoretische beschouwingen ten beste, in 't bijzonder over den invloed der groote groepeeringen op de concurrentie en over de nieuwste opvattingen betreffende de vorming der prijzen bij onbeperkte concurrentie en bij het onvolmaakt monopolie dat tot stand komt wanneer slechts enkele ondernemingen met elkaar mededingen. Uit het derde deel: 'Les lignes d'un dépassement' zal men vooral de vrij lange studie van François Perroux over de Charte du Travail met belangstelling lezen. Hij stelt, naar aanleiding van de tekorten, vooral van het tekort aan duidelijkheid en beginselvastheid der Charte, zeer Interessante vragen die vraagstukken van principleelen aard nopens het corporatisme raken. K. du Bois Prof. Dr. J.A. VAN HOUTTE, Van ruilverkeer tot wereldhandel. Economische geschiedenis. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1942, 278 blz., ing. Fr. 75, geb. Fr. 95. Voor vier jaar verscheen de eerste uitgave van dit werk (onder den titel: 'Economische geschiedenis. De historische wording van de hedendaagsche weredeleconomie'). Thans is het als het ware tot zijne voltooiïng, tot zijn volle ontwikkeling gekomen: de eenheid van den inhoud werd verder bevorderd door de grenzen van de eerste behandelde periodes een weinig te wijzigen; ook aan de geschiedenis van den landbouw werd een plaats ingeruimd; eindelijk werd gebruik gemaakt van al het nieuwe dat in vier jaar door specialisten aangebracht werd. Prof. Van Houtte werkt synthetisch: hij schetst groote, ja grootsche tafereelen waarin de hoofdtrekken scherp uitkomen en een duidelijk beeld geven van het kenmerkende der beschreven periodes. Vooral op de meest belangrijke tijdperken wordt de aandacht gevestigd, nl. 'het Herfsttij der Middeleeuwen', waarin wij de kern aantreffen van de wezenlijke bestanddeelen onzer huidige economie, en op de 'economische omwenteling' die ons tot de kapitalistische ordening van vóór den eersten wereldoorlog bracht. - De periode tusschen de twee wereldoorlogen wordt niet behandeld. Het werk is voor een vrij ruimen lezerskring bedoeld en de wijze van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uiteenzetting, alsook de schrijftrant er aan aangepast. Deze laatste kon evenwel, meenen wij, wat vlotter zijn. De geest waarin deze studie geschreven werd is tevens streng realistisch, zakelijk en diep menschelijk, sociaal. De werkelijke mensch, niet de homo oeconomicus, staat in het midden der belangstelling. Het economische blijft het hoofdmoment, zooals aan economische geschiedenis past, maar ook de sociale elementen en de sociale reacties op het economisch gebeuren worden vermeld. Moge dit werk niet enkel de studenten van den hoogleeraar bereiken maar daarbij ver daarbuiten reiken. Alle ontwikkelden zullen er veel uit leeren, dat zij, en niet enkel de specialist, behooren te kennen. K. du Bois Erich GROENER, Taschenbuch der Handelsflotten 1940, zweite Auflage, mit 728 Schiffsbildern und Schiffsbeibildern. - J.F. Leymann, München, 1940, 471 blz. RM. 9, (voor het buitenland RM. 6,75). Van de handelsschepen der wereld bestonden totnogtoe slechts onvolledige of weinig hanteerbare Engelsche repertoria, zooals het lijvige Lloyd's Register. Dit Taschenbuch wil volledigheid met overzichtelijkheid en zak-formaat vereenigen. Het bevat de voornaamste karakteristieken van alle schepen van meer dan 1000 BRT., met een afbeelding van al de meest typische. L.B. Joseph HOEFFNER, Wirtschaftsethik und Monopole im fünfzehnten und sechzehnten Jahrhundert. Freiburger staatswissenschaftliche Schriften, Heft 2. - Gustav Fischer, Jena, 1941, 172 blz., RM. 7,50. De economische geschiedenis van de XVe en XVIe eeuwen is gedurende de laatste decennia veel bestudeerd geweest en het is opvallend hoeveel gelijkenissen die periode ziet de onze vertoont, niet alleen wat de feiten betreft, de economische ontwikkeling, maar ook in de ideeën, de economische mentaliteit. Op deze mentaliteit juist wordt onze aandacht gevestigd door het nieuwe boek van J. Höffner. Na in een eerste deel zeer in het kort het kader te hebben geschetst waarin het economische leven van dien tijd zich afspeelde en de voornaamste monopolies van de XVe en XVIe eeuwen te hebben opgesomd, onderzoekt schr. welke houding de tijdgenooten aangenomen hebben tegenover het verschijnsel van de monopoolvorming. Vooral de leer der scholastische moraaltheologen wordt breedvoerig uiteengezet; en niet ten onrechte, want men vindt in hun werken, samen met een verrassend diep begrip voor de economische toestanden, een zeer duidelijken weerklank van de groote gedachtenstroomingen en aspiraties van hun tijd. Of sommige groote figuren van de Laat-Scholastiek zelfs niet zoo zeer beïnvloed zijn geweest door de heerschende opvattingen en door de toenmalige economische gebruiken dat zij iets van de zuivere christelijke leer er bij hebben laten inschieten, is een nieuwe vraag die nog verder zou moeten onderzocht worden. Hun beoordeeling van de monopolies in ieder geval en hun leer van den rechtvaardigen prijs waarmede zij in nauw verband staat passen heelemaal niet in het strakke en al te simplistische schema waarmee men de economische theorieën van de Scholastiek pleegt te kenschetsen. De rechtvaardige prijs, volgens de groote moralisten van de XVe en vooral van de XVIe eeuw, is geen andere dan de natuurlijke prijs, degene die beantwoordt aan de feitelijke toestanden en verhoudingen (vraag en aanbod). Practisch zal dat de gewone, gebruikelijke prijs van de markt zijn, op voorwaarde dat de markt geheel vrij is. En de monopolies worden juist veroordeeld omdat zij hierin een element van stoornis brengen, de vrijheid van de markt vernietigen en een beletsel zijn voor de vorming of zelfs voor de kennis van den rechtvaardigen prijs. Voor meer dan een specialist van de economische geschiedenis zal dat alles vrij nieuw klinken, maar schr. gaat toch te ver wanneer hij zegt dat die opvattingen geheel en al in de vergetelheid geraakt waren. Voor de hedendaagsche moralisten zijn Vitoria, Molina, Lessius, Laymann geen onbekenden, en hun leer evenmin. Dat belet niet dat J. Höffner een grooten dienst bewezen heeft door een brug te slaan tusschen twee wetenschappen die al te zeer van elkaar vervreemd zijn. Moge dit interessante werk aansporen tot verdere bestudeering van dat grensgebied. R. Van Ooteghem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[binnenkant achterplat]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken bij de redactie toegekomen van 21 Sept tot 20 Nov. 1942. Bespreking in de mate van het mogelijke.
|