Streven. Jaargang 10
(1942)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Economische kroniek
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelling neemt men dan ook kennis van een document als het jongste jaarverslag van de Bank voor Internationale BetalingenGa naar voetnoot(1), dat naar gewoonte, maar breedvoeriger dan ooit, al de belangrijkste inlichtingen weergeeft die men in een neutraal land heeft kunnen verzamelen over den economischen toestand van alle landen ter wereld gedurende het afgesloten jaar. Men zou hier het heele verslag willen ontleden maar daar we ons moeten beperken zullen we alleen trachten voor eenige groote landen deze twee vragen te beantwoorden: tot welke bedragen zijn na twee jaar de onkosten van den oorlog gestegen; en waar hebben de Staten het noodige geld gevonden om ze te dekken? We beginnen met een land dat amper eenige weken echten, hevigen oorlog gekend heeft. De cijfers zijn er des te treffender om. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FrankrijkHet gewone budget van den Franschen Staat, waar de min of meer normale en loopende uitgaven opgeteekend zijn en dat door de gewone, loopende inkomsten volkomen zou moeten gedekt worden, heeft in 1941 de som van 100 milliard Fransche Franken bedragen. De belastingen hebben 72 milliard Fr. opgebracht, zoodat reeds het gewone budget een tekort laat van 28 milliard Fr. M.a.w. heeft de Staat, om zijne normale uitgaven te kunnen betalen, 28 milliard Fr. moeten leenen. Dat is nog slechts een klein, onbeduidend begin. Hieraan moeten gevoegd worden al de buitengewone uitgaven die in hun geheel door leeningen moeten gedekt worden. 1) Daaronder vallen, ten eerste, eigenlijke oorlogskosten: uitgaven van het leger, opeischingen, enz. die nog niet vereffend waren geweest en herstelwerken in de uitgestrekte geteisterde gebieden. Eerst had men voor die twee posten 37 milliard Fr. voorzien maar in feite heeft men niet meer dan 25 milliard uitgegeven: voornamelijk in de tweede helft van het jaar heeft de schaarschte aan materialen de bouwnijverheid aanzienlijk vertraagd of zelfs stopgezet. 2) Andere onkosten die ook onmiddellijk betrekking hebben op den oorlog zijn de sommen die betaald moeten worden voor de bezetting van het land. Bij den wapenstilstand was bepaald geweest dat de Fransche Staat per dag 400 millioen Fr. in Fransch geld zou betalen voor het onderhoud van de bezettende troepen en dat hij bovendien voor verschillende bijdragen in natura te zorgen zou hebben, voornamelijk voor de huisvesting (met meubileering, verwarming en verlichting) van de manschappen, de officieren en van de bijbehoorende diensten. Vanaf 11 Mei 1941 zijn de dage- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijksche betalingen tot 300 millioen Fr. herleid, zoodat men voor het geheele jaar 122,5 milliard Fr. in geld heeft moeten betalen, plus ongeveer 7,5 milliard in natura, dat is in 't geheel 130 milliard Franken. 3) Tot hier toe hebben we definitieve uitgaven opgesomd. Nu volgen nog voorschotten die de Staat aan verschillende organismen of aan particulieren moet doen: 8 milliard Fr. aan half openbare lichamen (spoorwegen, postwezen, enz.), die ook in vredestijd gewoonlijk door den Staat moeten geholpen worden; en 12 milliard aan de schuldeischers van de Fransch-Duitsche clearing. Duitschland is nl. voor het oogenblik te zeer met oorlogsproductie bezig om evenveel waren naar Frankrijk te kunnen uitvoeren als Frankrijk naar Duitschland stuurt. Van den anderen kant is men overeengekomen, den wederzijdschen handel niet contant te betalen maar, door middel van het Clearing-Instituut, de betalingen voor den uitvoer van het eene land te compenseeren door de betalingen voor den uitvoer van het andere land. Zulk een regeling, om vlot te werken, veronderstelt natuurlijk dat er ongeveer evenveel uit beide landen uitgevoerd wordt en dat er bijgevolg ongeveer evenveel in beide landen te innen en te betalen is. Daar Duitschland nu echter veel minder uitvoert, zijn er te weinig Fransche invoerders die sommen aan het Clearing-Instituut verschuldigd zijn en te veel Fransche uitvoerders die sommen eischen van het Clearing-Instituut. Dat komt hierop neer dat men op crediet uitvoert, dat de Franschen crediet verleenen aan de Duitschers, en daar de particulieren dien last niet kunnen dragen, is het ten slotte de Fransche Staat die langs het Clearing-Instituut de noodige sommen (in 1941: 12 milliard Fr.) aan de Fransche uitvoerders voorschiet. Precies dezelfde toestand doet zich voor in België, Holland, enz. De totale uitgaven van den Franschen Staat in 1941 zijn dus de volgende geweest:
Daartegenover staat de opbrengst van de belastingen: 72 milliard Fr. Er blijven dus 203 milliard die de Staat zich op een andere manier heeft moeten aanschaffen. Hoe is hij daarin gelukt? Nauwkeurige gegevens daaromtrent bezitten wij niet, maar men weet dat ongeveer 70 milliard van de Banque de France komen; de uitgifte van Schatkistbons heeft ongeveer 100 milliard opgebracht; een leening in October door de Caisse Autonome d'Amortissement aangegaan heeft dit organisme | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in staat gesteld 12 milliard aan de Schatkist te bezorgen en de overige 20 milliard zijn waarschijnlijk gedekt geweest door het gebruik van wissels, getrokken op de Crédit National, waarmee de Staat 50% - en vanaf October 1941 75% - van zijn schulden tegenover aannemers en industrieelen mag betalen. Van de 203 milliard Fr. is dus eigenlijk niets door leeningen op langen termijn gedekt geweest. De voorschotten van de emissiebank (die einde 1941 een totaal bereikten van 208 milliard Fr.) hebben in den loop van het jaar een vermeerdering van de in omloop zijnde bankbriefjes veroorzaakt van haast 50 milliard (267 milliard op 24-12-41 in plaats van 218 milliard op 26-12-40). Het totaal der Schatkistbons in omloop zou gestegen zijn van 87 milliard Fr. einde 1939 en 164 milliard einde 1940 tot 263 milliard einde 1941. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DuitschlandOver de uitgaven van Duitschland gedurende de laatste jaren is zeer weinig gepubliceerd geweest. Maar we beschikken over tamelijk volledige gegevens omtrent de inkomsten van het Reich en daar het niet aan te nemen is dat een land tegenwoordig geweldige bedragen zou te leen vragen om ze ongebruikt te laten, kunnen we uit het totaal van den actieven kant van het budget vrij nauwkeurig het totaal van den passieven kant afleiden. Zoo stellen we vast dat Duitschland gedurende het jaar 1941 ongeveer 95 milliard Reichsmark moet verteerd hebben: ongeveer Rm 20 milliard voor de burgerlijke uitgaven (luidens een verklaring van den Minister van Financiën in September 1941) en dus ongeveer Rm 75 milliard voor de militaire uitgaven (waaronder 5 milliard voor de toelagen aan de families van de leden van de Wehrmacht). Ziehier aan welke bronnen die sommen geput werden. De belastingen hebben in 1941 Rm 30,7 milliard geleverd (tegen 26,2 milliard in 1940). Bijdragen van de gemeenten, de 'landen', enz., de winsten van de Staatsondernemingen en andere inkomsten van dien aard worden geschat op 3 à 4 milliard. De sommen die de bezette gebieden verplicht zijn te betalen moeten hier ook bij gerekend worden: dat zijn inkomsten voor het Reich. Zij zouden voor het financieele jaar 1941-42, samen met een bijzondere belasting in het Protectoraat Bohemen-Moravië, ongeveer Rm 14 milliard bedragen hebben (o.m. Rm 5.340 millioen uit Frankrijk, Rm 1.300 millioen uit België en blijkbaar ongeveer Rm 1.400 millioen uit Nederland). Laten we voor het burgerlijk jaar 1941 12 milliard rekenen. In 't geheel dus, voor het jaar 1941, heeft de Duitsche Staat ongeveer Rm 46 milliard ontvangsten geboekt. En voor de rest heeft hij schulden gemaakt. Schatkistbons heeft hij uitgegeven voor een bedrag van 24.523 millioen; de Reichskreditkassen hebben hem 3.007 millioen voorgeschoten: zoo is de kortloopende schuld gestegen met 27.843 millioen tot een totaal (op 31 December 1941) van Rm 57.955 millioen. Leeningen op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langen en half-langen termijn heeft men uitgeschreven voor een ongeveer gelijk bedrag, Rm 22.212 millioen, waardoor op 31 December 1941 die categorie van de schuld Rm 50.204 millioen bereikt had. Alle categorieën van de binnenlandsche schuld samentellend (ook eenige oudere schulden) en rekening houdend met de terugbetalingen (die in 1941 Rm 1.042 millioen beloopen hebben) komen we dan tot het volgende resultaat: vermeerdering gedurende het jaar 1941: Rm 49.012 millioen, totaal bedrag einde December 1941: Rm 115.691 millioen. Hoe de oorlog steeds duurder kost blijkt duidelijk uit de volgende kwartaalcijfers die telkens de opbrengst aangeven van de gewone belastingen en van de aangegane leeningen.
Het aandeel van de belastingen is dus bijna onafgebroken verminderd: iets meer dan de helft in Oct.-Dec. 1939, 36% in Oct.-Dec. 1941. Toch is tusschen de budget-jaren 1938-39 en 1941-42 de opbrengst van de belastingen gestegen van Rm 17,7 milliard tot 32,3 milliard. Meer dan 75% van die vermeerdering komt van de inkomsten-belasting en van de omzetbelasting. Wat de leeningen betreft, het meest karakteristieke feit is dat ze meerendeels niet bij het publiek geplaatst worden doch onmiddellijk hij allerhande instellingen. Hieruit volgt dat er geen groote uitgiften zijn waarvoor propaganda gemaakt moet worden en die in een bepaald aantal dagen dienen gedekt en afgesloten te zijn. De fondsen worden onafgebroken uitgegeven en 'stilzwijgend' geplaatst: de Schatkistbons bij de Reichsbank en voornamelijk bij de particuliere banken, de schatkistcertificaten eveneens bij de banken en de 'liquiditeitsleeningen' bij de spaarkassen, de verzekeringsmaatschappijen en de instellingen voor sociale verzekeringen. Van Augustus 1939 tot December 1941 hebben alleen de particuliere banken de geweldige som van Rm 45 milliard aan den Staat bezorgd. Zulks brengt natuurlijk gevaren mee: dat geld behoort aan de banken niet toe en kan door de deponenten teruggeëischt worden. Men heeft dan ook getracht vormen van deposito's in te voeren die tot na den oorlog geblokkeerd zijn. De werklieden b.v. worden aangezet om deel te nemen aan het 'Eiserne Sparen'. Elke maand mogen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij van hun loon Rm 26 (of soms méér) aftrekken, waarop zij noch belastingen moeten betalen noch bijdragen moeten storten voor de sociale verzekeringen. Die som wordt bij een bank of een spaarkas geplaatst, brengt 3,25% interest op maar mag eerst na den oorlog, en mits één jaar voorbericht, teruggetrokken worden. Aan de ondernemingen zelf worden twee andere vormen van geblokkeerde deposito's aangeboden: de Betriebsanlage-Guthaben en de Warenbeschaffungs-Guthaben. Wie daaraan deelneemt zal na den oorlog vrijgesteld worden van belastingen op sommen die hij besteedt aan de hernieuwing van zijn materiaal (Betriebsanlage) of aan het aanleggen van nieuwe stocks (Warenbeschaffung). Een eerste inschrijving op die geblokkeerde rekeningen heeft op 10 Januari 1942 Rm 710 millioen opgebracht terwijl het Eiserne Sparen einde Maart 1942 250 millioen vastgelegd had. Het grootste deel van de Duitsche oorlogsfinanciering geschiedt met binnenlandsche middelen. Men mag toch niet uit het oog verliezen dat het aandeel van het buitenland werkelijk zeer aanzienlijk is: het neemt den vorm aan, b.v., van betalingen voor bezettingsonkosten, aankoopen van Duitsche Staatsfondsen door banken van bezette gebieden, bijzondere belastingen, warenlevering op krediet (met als begeleidend verschijnsel de opeenhoping van Clearing-schuldvorderingen), verkoop van waren in de bezette gebieden zelf tegen nieuw uitgegeven Reichskreditkassenscheine (die vroeg of laat zullen moeten ingetrokken worden en door den Duitschen Staat langs de Reichskreditkassen terugbetaald), enz. Te oordeelen naar de gegevens van de Bank voor Internationale Betalingen, is men blijkbaar nog onvolledig wanneer men schat dat in 1941 een vijfde van het Duitsche budget door het buitenland gefinancierd werd. Voor Engeland zullen we ongeveer dezelfde verhoudingen vinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EngelandDe uitgaven van den Engelschen Staat, die vóór den oorlog nauwelijks het milliard Pond Sterling bereikten, zijn in het financieele jaar 1 April 1940 - 31 Maart 1941 tot £ 4 milliard gestegen en in 1941-42 tot nagenoeg £ 5,5 milliard. Voor het laatste jaar was de onderverdeeling als volgt:
Het deel daarvan dat door de gewone belastingen gedekt werd, is, in tegenstelling met hetgeen in andere landen gebeurt, vermeer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derd. In 1940-41 hebben de belastingen £ 1.409 millioen opgebracht, d.i. 35,2% van de uitgaven, in 1941-42 £ 2.074 millioen, d.i. 37,7%. Indien men alleen let op de verhouding van de belastingopbrengst tot de vermeerdering van de Staatsschuld, dan is het resultaat nog opvallender. In 1940-41 had de Staat voor £ 2.458 millioen nieuwe schulden aangegaan terwijl de gewone inkomsten slechts £ 1.409 millioen (dus 36,4% van het geheel) gaven. In 1941-42 zijn die cijfers respectievelijk £ 2.682 millioen, £ 2.074 millioen en 43,6%. In de samenstelling zelf van de nieuwe schuld is er ook een duidelijke evolutie waar te nemen. In het vorig jaar was de schuld op korten termijn met £ 1.324 millioen vermeerderd, de leeningen op langen en half-langen termijn met £ 1.134 millioen. In 1941-42 hebben deze laatste £ 1.992 millioen verschaft terwijl de kortloopende schuld slechts met £ 690 millioen gestegen is. In dit geringer bedrag is begrepen een som van £ 192 millioen geleverd door een nieuwen vorm van Staatsleening: certificaten die niet verhandelbaar zijn en bestemd om de fondsen op te slorpen die de firma's op zij leggen met het oog op de te betalen belastingen; het zijn dus als het ware ontvangstbewijzen van vooruitbetaalde belastingen, maar zij brengen 1% op tot het oogenblik waarop de belastingen opeischbaar zijn. Een andere nieuwigheid moet hier vermeld worden. Blijkbaar ingaande op een voorstel door den bekenden professor van Cambridge J.-M. Keynes in een reeks artikelen van de Times rond Februari 1940 gemaakt, heeft de Engelsche Regeering een systeem van gedwongen sparen ingevoerd. Sedert April 1941 is nl. de belasting op de loonen verhoogd; zij treft nu werklieden die vroeger niets moesten betalen omdat hun loon te laag was. Vóór den oorlog betaalden ongeveer 1 millioen werklieden £ 2,5 millioen belastingen op hun inkomen. In 1941-42 hebben 5,5 millioen werklieden £ 125 millioen betaald. Maar de helft van dat bedrag (60 millioen) wordt beschouwd als een leening: een deel van hun loon moeten de werklieden voor de oorlogsnoodwendigheden ter beschikking van den Staat stellen; dat deel is echter niet verloren, het wordt opgeschreven op een spaarrekening die na den oorlog terugbetaald zal worden: de werklieden zijn gedwongen die sommen te sparen. Eveneens is de belasting op de winstvermeerdering van de vennootschappen gebracht op 100%. Maar daarvan zal de Staat slechts 80% definitief bewaren. Een vijfde van de winstvermeerdering zal na den oorlog terugbetaald worden. Laten wij nu nog even nagaan welke rol het buitenland en het Empire gespeeld hebben in de financiering van den oorlog in 1941. De voornaamste hulp komt natuurlijk van de Vereenigde Staten, vooral sedert de toepassing van de Lease and Lend Act van Maart 1941 waardoor de President volmacht gekregen heeft om aan de landen 'wier verdediging een vitaal belang biedt voor de verdediging van de V.S.' oorlogsmateriaal, voedingswaren en andere producten te leveren zonder op de betaling te letten. Deze is sine die verdaagd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en zal mogen geschieden door 'leveringen in natura of overdracht van bezittingen of van gelijk welk ander voordeel de President voldoende zal achten'. Terloops gezegd bedroegen in Mei 1942 de kredieten als gevolg van die wet aan alle landen toegestaan, de aardige som van 48 milliard dollars. Tot einde Maart had Engeland daarvan, zooals we reeds hooger zegden, £ 600 millioen gebruikt. Bovendien moeten we nog rekening houden met de bestellingen van Engeland in de Vereenigde Staten vóór 11 Maart 1941 geplaatst en met de aankoopen die niet onder de toepassing van de wet vallen. Dat alles heeft men effectief moeten betalen, hetzij met goud, hetzij met dollars. Welnu van de goudreserve moest in 1941 niet veel meer overblijven; en de onmiddellijk beschikbare dollartegoeden waren zeer zeker alle door de betalingen van 1940 opgeslorpt. Men heeft dan naar andere middelen moeten uitzien. De Engelschen zijn herhaalde malen verplicht geweest een deel van hun Amerikaansche fondsen af te staan aan de Engelsche regeering die ze verder in de V.S. verkocht. Daar dit groote nadeelen meebracht heeft de Britsche Schatkist ten slotte bij de Reconstruction Finance Corporation een vijftienjarige leening van $ 425 millioen aangegaan; zij moet daarvoor al de overblijvende deelnemingen in den Amerikaanschen handel of industrie, ter waarde van ongeveer $ 500 millioen, als waarborg deponeeren. Hoeveel van dat alles in het financieel jaar 1941-42 gebruikt is geweest kan niet nauwkeurig nagegaan worden. Canada maakt deel uit van de Commonwealth of Nations maar heeft zich, op monetair gebied, nooit aangesloten bij het sterlingblok. De industrie heeft er de laatste jaren een geweldige uitbreiding gekend en is in staat zeer aanzienlijke leveringen van oorlogsmateriaal te verzekeren. In 1941-42 heeft de Engelsch-Canadeesche betalingsbalans een overschot gelaten van ongeveer £ 250 millioen. Dat geld stond dus ter beschikking van de Canadeesche Regeering te Londen. Gedeeltelijk heeft zij het gebruikt om obligaties van haar vroegere schuld tegenover Engeland terug te koopen en te vernietigen, en de rest heeft ze omgezet in een voorschot aan de Engelsche regeering waarop gedurende den oorlog geen interest betaald hoeft te worden. Daarenboven heeft Canada in Maart 1941 besloten aan de Engelsche Regeering een gift te doen van 1 milliard Canadeesche dollars, maar dat zal eerst in het huidige budget-jaar 1942-43 zijn uitwerkselen hebben. Tusschen Engeland en de andere landen van het sterlingblok zijn de financieele betrekkingen natuurlijk nog veel gemakkelijker. Het is juist een kenmerk van het sterlingblok dat de emissiebanken van de landen die er deel van uitmaken steeds een reserve in Pond Sterling moeten bezitten te Londen en dat die reserve even goed als goud tot dekking voor de uitgifte van bankbriefjes mag dienen. Engeland kan dus aan die landen eenvoudig in Pond Sterling betalen. Hun tegoeden in Londen stijgen daardoor maar er stelt zich praktisch geen transferprobleem. Trouwens heeft het Empire groote schulden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegenover Engeland: het maakt van de gelegenheid gebruik om er een deel van terug te betalen. Onder al de verschillende vormen waarvan we gesproken hebben zou het aandeel van het buitenland en van het Empire in de oorlogsfinanciering van Engeland in 1941-42 ongeveer £ 1.400 millioen bedragen hebben: £ 600 millioen als gevolg van de Lease and Lend Act en £ 800 millioen voortkomende uit het likwideeren van buitenlandsche beleggingen of uit de opeenhooping te Londen van deposito's van het buitenland of het Empire. De uitgaven van £ 5,5 milliard zijn dus voor 3/4 door het binnenland gedekt en voor een vierde door het buitenland.
Al die cijfers hebben onze lezers wellicht een weinig duizelig gemaakt. Maar ze geven ons een nieuwen kijk op de titanische bedrijvigheid van een modernen 'totalen oorlog' en op de problemen die er door gesteld worden voor de na-oorlogsche periode. Daarover uit te weiden zou ons veel te ver voeren. We hebben trouwens geen ander inzicht gehad dan objectief eenige gegevens mede te deelen die onze belangstelling waard zijn. |
|