Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 479]
| |
Kultuurhistorische kroniek
| |
[pagina 480]
| |
De Russische denker Niklaas BERDJAJEW, heeft in zijn 'De Nieuwe Middeleeuwen' een kultuurhistorische studie gemaakt zoowel van de ondergaande beschaving als van de nieuwe rijzende kultuur. Hij besluit dat wij terug moeten naar de Middeleeuwsche kultuur; niet in den Ʃin dat wij de klok tien eeuwen moeten terugzetten en al wat later moeizaam verworven werd, eenvoudigweg negeeren, - niets is valscher dan het Fransche spreekwoord 'L'histoire est une éternelle recommenceuse' - maar wij moeten de grondslagen van de Middeleeuwsche beschaving als basis leggen van onze nieuwe Weltanschauung. Om deze twee redenen dus, de behoefte om ons te bezinnen over het verleden, en de dood aan een ideaal voor de toekomst, is de studie van de Middeleeuwen bijzonder actueel. Wij zijn dan ook de R.K. Standaard-Boekhandel dankbaar dat hij ons een keurige Nederlandsche vertaling biedt van het magistrale werk van Dr. Gustav SCHNUERER 'Kirche und Kultur im Mittelalter'Ga naar voetnoot(1). Het eerste der drie deelen behandelt de Vroege Middeleeuwen, de Wording van de West-Europeesche christelijke kultuur van de 4e tot de 9e eeuw; het tweede deel de Hooge Middeleeuwen, de bloeiperiode van de Middeleeuwsche beschaving, van de dood van Karel de Groote (814) tot het einde der Kruistochten (1270). Onder de vele interessante problemen, die de Zwitsersche professor behandelt, willen wij er twee in het oog vatten, die ons een duidelijk inzicht geven in de tijdswende die wij zelf beleven, het tijdsgewricht van de vijfde eeuw, en het hoogtepunt der christelijke Middeleeuwsche beschaving in de 12e en de 13e eeuw. | |
De geboorte van het christelijk middeleeuwsch Europa.Nergens heb ik den tragischen ondergang van het Romeinsche Rijk zoo pakkend beschreven gevonden als in dit werk van G. SCHNUERER. Op het einde van de 4e eeuw lag rond de Middellandsche Zee een wereldimperium zooals nog nooit in Europa bestaan had, en nadien ook nooit meer zou tot stand komen. Sinds 800 jaren had geen vijandelijke soldaat meer den voet gezet in Rome. De Romeinsche legioenen beschermden de ver afgelegen grenzen van het rijk, het Romeinsche recht ordende het leven van de meest heterogene | |
[pagina 481]
| |
volkeren, de pax Romana heerschte over de gansche oude wereld, de Helleensche kultuur had zich overal doorgezet, en de katholieke godsdienst had sinds het Edikt van Milaan (313) in volle vrijheid alle landen en standen doordrongen: werkelijk de Romeinsche burger en Roomsche katholiek mocht zich veilig voelen en God danken voor deze ontzaglijke weldaad. In 375 echter rukt Alarik met zijn woeste Wisigoten het rijk binnen, en in 406 bezwijkt de Rijn onder den druk der wilde Germanen. Barbaarsche volkeren stroomen het Imperium binnen, jagen de Romeinsche legioenen voor zich uit, loopen de versterkte steden onder den voet, en overrompelen het gansche Westelijke rijk. Plots verschijnt Alarik voor de poorten van het heilige Rome, de hoofdstad van de gansche beschaafde wereldGa naar voetnoot(2). Als Hieronymus dit verneemt breekt hij los in geweeklaag: 'De stem begeeft mij, en terwijl ik dicteer, onderbreken zuchten mijn woorden; de stad is verwonnen, die de aarde verwon'Ga naar voetnoot(3). De ontreddering in de geesten bleef in die chaotische vijfde eeuw zoo aanhouden dat velen dachten: nu komt het einde der wereld. Geen wonder, honderd jaar lang trekken verscheidene Germaansche stammen, Oost- en Wisigoten, Boergonden, Vandalen, Herulen, Quaden, Franken door het rijk, en verwoesten en plunderen naar goeddunken. De Helleensche kultuur gaat in die verwarring totaal ten onder, pas drie eeuwen later zal de Karolingische Renaissance een eerste glimp van heropleving vertoonen; het hooggeprezen Romeinsche recht, het meesterwerk van het Romeinsche genie, wordt door het primitieve Germaansche recht vervangen; de eeuwenoude Middellandsche Zeestaat verbrokkelt in een aantal staten en staatjes onder barbarenkoningen. Wij kunnen terecht zeggen: de grootste katastroof die Europa ooit trof. En toch! Wij kunnen slechts dankbaar zijn dat dit orkaan over Europa heeft gewoed. Het was hoog tijd dat het Romeinsche rijk ten onder ging. De hoofdoorzaak van de ineenstorting van het machtige Imperium ligt hierin dat het één staat vormde, zonder één volk te omvatten. | |
[pagina 482]
| |
Een volk kan niet vergaan, tenzij misschien na vele eeuwen, een staat echter die in tegenstrijd is met het volk dat hij bestuurt, moet vroeg of laat verdwijnen. Van uit Rome werd het Westen van het Romeinsche Imperium bestuurd. Een keizer door intrigues of door het geweld der wapenen aan het bewind gekomen, trachtte zich in het corrupte hof staande te houden, totdat een zegevierende generaal of het gekuip der hovelingen hem onttroonden of doodden. Als wij bedenken dat zoo'n keizer onbeperkte macht had, beseffen wij ook dat niet het welzijn der burgers, maar het favoritisme de politiek regelde. De economische en sociale toestand was even weinig bevredigend. De gezonde, bloeiende boerenstand was ten onder gegaan daar aan de rijke senatoren geen andere geldbelegging dan grondaankoop was toegestaan. Slaven echter om dit groot-grondbezit rendeerend te maken, waren er minder en minder wegens de weinige oorlogen, en zoo werden vruchtbare akkers stilaan tot woestenijën. De ontzettende fiscale druk woog loodzwaar op de middenstanders, en deze trachtten er aan te ontkomen door op te stijgen tot de senatorenklas of af te dalen in den slavenstand. Alle levensvrijheid, alle edel streven werd in de kiem gedood: de staatsmachine moest functionneeren in dezen beambtenstaat. Als echter eenmaal de boeren- en de middenstand, deze twee hechte steunpilaren van een gezonde maatschappij, zijn vernietigd, volgt onvermijdelijk de totale ineenstorting. De zedenverwildering, die sinds eeuwen in de hoogere kringen en in Rome hoogtij vierde, was stilaan tot in de laagste volkslagen doorgedrongen; daardoor werden de grondslagen van het gezin en dus van het volk ondermijnd. Een ontvolking op groote schaal zette in. Het was in de katholieke Kerk een eenvoudige reactie van zelfbehoud, de zoo echt christelijke maagdelijkheid en strenge ascese te prediken, terwijl de christelijke caritas in de periode van vervolging de hoofddeugd was geweest. Al reageerden de besten, de overgroote meerderheid werd in het zedenverval meegesleurd. Rond het midden der vijfde eeuw, schreef Salvianus, een priester van Marseille, met den ijver en misschien ook met de overdrijving van een boeteprediker: 'Hier gebeurt er onzuiverheid, daar ontucht, ginder onmatigheid, elders uitspattingen, overal heerscht de duivel'Ga naar voetnoot(4). Wij kunnen SCHNUERER slechts beamen waar hij schrijft: 'Het oude Romeinsche rijk en het Romeinsche maatschappelijke stelsel waren rijp voor den ondergang'Ga naar voetnoot(5). De Romeinen echter uit de 5e eeuw, die zich krampachtig vastklamten aan het voortbestaan van dit 'groot' Romeinsche rijk, zagen wel de scheuren in het eeuwenoude gebouw van het Imperium, maar konden in de verste verte niet vermoeden dat er pas op de puinen van hun veelgeprezen staat een gezonde kultuur, een christelijke beschaving kon opbloeien. Met de invallen der Germanen worden de | |
[pagina 483]
| |
landen weer bevolkt, de vruchtbare bodem bebouwd, bosschen gerooid. Nu komt er door de Germaansche invloeden volksverbondenheid tusschen bestuurders en onderdanen, tusschen de standen onderling; nu ook kan een gezond familieleven steunend op reine zeden, op eerbied voor de vrouw, en op de gerechte trots op een talrijk kroost, vrij ontluiken. Gelukkig had de Kerk de zedelijk gezonde, levenskrachtige elementen van de Romeinsche maatschappij in zich opgenomen en ze tot sterke, heilige persoonlijkheden gevormd, gelukkig ook had zij de Romeinsche organisatie en het Romeinsche recht, den schat van de Grieksch-Romeinsche kultuur, gevrijwaard, om nu in het rustige bezit van de groote menschelijke en de hoogste bovennatuurlijke waarden, de kerngezonde, wilde Germanen tegemoet te treden, om samen de schitterende christene beschaving van de Middeleeuwen te doen ontluiken en opbloeien. 'Ja, het Romeinsche rijk moest ondergaan, om plaats te bieden voor een vrije ontplooiing van christelijke cultuur'Ga naar voetnoot(6). | |
Het hoogtepunt van de christelijke middeleeuwsche beschavingOnder Karel de Groote kwam een eerste voorloopige synthese tot stand van alle elementen die de Europeesche kultuur constitueeren; de politieke traditie van het Romeinsch imperium, de godsdienst van de katholieke Kerk, de classieke wetenschap en letteren, en de gezonde oerkracht der barbaarsche volkeren. Maar spoedig viel het Karolingische rijk uiteen en pas in de 12e en 13e eeuw zou de christente Middeleeuwsche beschaving tot haar vollen bloei komen. Onder de vele typische trekken van deze veelzijdige kultuur, willen wij er slechts eenige nader beschouwen, die meer bepaald door de Renaissance zijn verloochend geworden en ons dan ook in het huidige tijdsgewricht meer belang inboezemen. Wat een eigen kenmerk geeft aan de Middeleeuwen is de eenheid van Kerk en Staat, de samenwerking van paus en keizer. De spanning tusschen pausdom en keizerschapGa naar voetnoot(7) is vanzelf sprekend niet steeds in een ideaal evenwicht geweest; meermalen heeft de paus en heeft de keizer zich een te groot recht aangematigd op het eigen domein van den andere; het zou eeuwen aanloopen voor hun wederzijdsche macht nauwkeurig was bepaald, en men zoowel een Byzantijnsch Caesaropapisme als een absolute theocratie bewust afwees. Over het algemeen heeft deze samenwerking van geestelijke en wereldlijke macht de heilzaamste gevolgen gehad zoowel voor de godsdienstige zending van de Kerk als voor het politieke bestuur van den Staat. De Europeesche christenheid voelde zich een eenheid, waarin de paus de geestelijke oppermacht had en de keizer, ten- | |
[pagina 484]
| |
minste op bepaalde oogenblikken, een min of meer uitgebreid wereldlijk gezag. Zij vormde echt een Res publica christiana. Naarmate de Middeleeuwsche kultuur zich verder ontplooide kwamen de nationale strevingen meer en meer op den voorgrond, maar altijd bleef dat diepe bewustzijn één groot volk, met één beschaving en één godsdienst te vormen. Dat juist maakt nog steeds de diepe ondergrond uit van Europa's eenheid, niettegenstaande alle oogenschijnlijke versplintering. Een in het oog loopende uiting van de samenwerking tusschen de geestelijke en wereldlijke macht, zijn de kruistochten. Paus Urbanus II roept te Clermont (1095) de gansche christenheid op voor de bevrijding van de plaatsen, die Christus door Zijn lijden heeft geheiligd. Door het gansche christene volk zindert een heilige geestdrift; één kreet weergalmt: 'Deus le volt', 'God wil het'. In Frankrijk en de Lage Landen, in de Rijnstreek en Zuid-Duitschland, in Italië en Sicilië staan duizenden, honderdduizenden op om het H. Land te gaan veroveren op de ongeloovigen. Twee eeuwen lang zullen steeds nieuwe christen legers onder leiding van hun prinsen en vorsten naar het Oosten optrekken, twee eeuwen lang zullen ontelbare katholieken hun bloed vergieten voor de vrijmaking van de H. Stad. Het moge waar zijn dat stilaan andere dan religieuse motieven vele Westerlingen tot een kruistocht bewogen, en dat vele kruisvaarders zich allesbehalve als katholieken gedroegen in het H. Land, één zaak staat vast: velen en zeer velen hebben uit liefde tot hun Zaligmaker, hun leven gewaagd in een godsdienstigen strijd. Opvallend is echter dat die telkens opnieuw oprukkende scharen onder leiding van den paus hun krachten hebben vereend, dat het gansche christen Europa in een eendrachtig pogen heeft gestreefd naar een hoog religieus doel. De Middeleeuwsche kultuur paarde aan haar godsdienstige idealen ook een wetenschappelijk interesse, een breede kultureele belangstelling. In navolging van de hoogescholen van Bologna, Parijs en Oxford, die tegen het einde der twaalfde eeuw ongeveer tegelijkertijd ontstonden, werden er in den loop der 13e en 14e eeuw in alle christene landen universiteiten opgericht. Om den invloed van de Kerk aan te geven, volstaat het te vermelden dat van de vierenveertig vóór 1400 opgerichte universiteiten er eenendertig pauselijke stichtingsbrieven hadden ontvangen, terwijl er eenentwintig uitsluitend op grond van zulke oorkonden als universiteit werden erkend. De theologie was de meesteres van alle wetenschappen en werd door den H. Thomas Aquinas O.P. tot een grootsch systeem uitgebouwd. De H. Albertus Magnus O.P. en verscheidene Engelsche Franciskanen, waaronder vooral Roger Bacon, hebben zich blijvende verdiensten in de natuurwetenschappen verworven. De Romaansche stijl die afstamde van den oud-Romeinschen basiliekstijl werd vervangen door een stijl die gansch van christelijken oorsprong was. De Gothische kathedralen die hoog boven de lage houten woningen der burgers oprezen, verzinnebeeldden de geloofsblijheid, de zekerheid en | |
[pagina 485]
| |
het religieuse heimwee der dertiende-eeuwsche Middeleeuwen. 'Hoe moet de drift naar boven der pilaren en de sierlijkheid van het gewelf zinnen en harten omhoog hebben getrokken, en de bonte pracht van ramen, altaren en reliekschrijnen de harten hebben verwarmd, en de pronk van velerlei beelden, overal door hun symboliek tot nadenken prikkelend, en de duizelingwekkende hoogte der torens steeds verbazing hebben gewekt!'Ga naar voetnoot(8). In tegenstelling met het starre fixisme van de Oostersche kulturen, zien wij in het Middeleeuwsche Europa de samenwerking van het geestelijke en het wereldsche bijna op alle kultuurgebieden de grootste triomfen boeken. Al is op een of ander domein, vooral op dat der natuurwetenschappen, nog groote vooruitgang mogelijk, toch zijn van nu af aan de vaste grondslagen gelegd voor een harmonische, organische kultuur die de wereld zou veroveren. Men heeft gezegd dat in de Middeleeuwen de persoonlijkheid zich niet vrij kon ontplooien, dat het voortbestaan der slavernij een eeuwige schande is voor de Kerk, dat de vrijheid geweldadig aan banden werd gelegd, enz.... Nopens de slavernij kan men laten opmerken dat er lijfeigenen waren, geen slaven, en dat hun bestaan een noodzakelijk gevolg was van de heerschende sociale en economische toestanden. Niemand minder dan H. Pirenne schrijft: 'Si paradoxal que cela paraisse, il est vrai de dire que la grande propriété du Moyen Age a sauvegardé la classe des paysans. La servitude a été pour eux un bienfait'Ga naar voetnoot(9). Wanneer men in een bandelooze vrijheid, in een cultus van de persoonlijkheid, het hoogste ideaal ziet, dan zal men de Middeleeuwen misprijzen, zooals bijv. een J. Burckhardt, de geniale verheerlijker van de Italiaansche Renaissance; maar wanneer men, zooals nu steeds meer gebeurt, de spanning tusschen persoon en gemeenschap als het vruchtbare principe van de kultuur aanziet, dan zal men wellicht in de Middeleeuwen, niet zoo'n duistere periode zien. De Middeleeuwsche mensch was een organisch onderdeel van de maatschappij. De ambachtslui vereenigden zich in gilden, en de handelaars in hanzen, die hun strenge voorschriften oplegden, maar ook beschermden tegen oneerlijke concurrentie en allerlei gevaren. De poorters van een gemeente hadden voor elkander goed en bloed veil; wanneer een burger in nood 'gemeente! gemeente!' riep, snelden zij onmiddellijk toe, juist zooals zij op het luiden der stormklok dadelijk te wapen liepen om hun gemeenschappelijke vrijheden te verdedigen. De machtige kathedralen werden door vele generaties van stadsbewoners, ten koste van groote geldelijke offers en met taaie volharding, steeds hooger opgetrokken; en wanneer eindelijk de Gothische kerk in het midden der stad oprees, was het een blijvend symbool van de trouw aan de voorvaderen en van den socialen zin, even goed als van het godsdienstig idealisme van de burgers. Het is ons hier niet te doen een ideaal beeld van de Middeleeuwen | |
[pagina 486]
| |
voor te tooveren, dat niet strookt met de werkelijkheid. Schaduwzijden waren er genoeg. Toch zal die rijke harmonische kultuur, waarin de godsdienst zegevierde over de wereld, en de geest over de stof, ons steeds als het tehuis onzer kinderjaren blijven toewenken.
* * *
Bij het overschouwen van de Westeuropeesche geschiedenis zien wij drie groote keerpunten, de 5e eeuw, de eeuwwisseling rond 1500 en 1789. De Middeleeuwen werden in bange barensweeën geboren, maar een rijke kultuur ontstond waarin de hoogste bovennatuurlijke en natuurlijke levenswaarden harmonisch samenvloeiden. De Renaissance werd door den mensch in blij optimisme en volle zelfzekerheid veroverd; ofschoon zij inzette met een schitterend succes op bijna alle kultuurgebieden, verviel zij krachtens haar eigen principes in verdeeldheid, en leidde tot de ontbinding van de maatschappij en tot laïcisme. De Fransche Revolutie was een jeugdige overmoedige beweging die de West-Europeesche eenheid wou herstellen op den grondslag der Renaissance-principes. Het was de puberteitscrisis van den Renaissance-mensch, niet de geboorte van een nieuwe kultuur. Hoe meer wij de verscheiden aspecten van de huidige tijdswende overdenken, des te meer wordt ons duidelijk dat onze tijd opvallend veel gelijkenis vertoont met het pijnlijke wordingsproces van de Middeleeuwsche beschaving. Een zelfde overgeleverd-zijn aan kosmische krachten, een zelfde meegesleurd-worden zonder uitzicht op een betere toekomst; laten wij verhopen dat het ook een zelfde bouwen zal zijn aan een nieuwe, gezonde wereldkultuur. Het is als moest met vuur en zwavel uit onze ziel gebrand worden het valsche kultuurbeeld van de vorige eeuwen. De Renaissance is, juist lijk de Laat-Grieksche en de Laat-Romeinsche kulturen, en meer nog dan deze, een beschaving die door het negeeren van den godsdienst noodzakelijk vervalt tot een materialistische Weltanschauung, een vlakke levensopvatting. Anderzijds zijn alle Oostersche kulturen en tot op zekere hoogte ook de Byzantijnsche alleen op den godsdienst gebouwd; zij verwaarloozen en miskennen de wetenschap, de kennis en het benuttigen van deze wereld en raken gefixeerd in een starre, onbeweeglijke orde. De Middeleeuwen alleen verbonden de zorg voor het tijdelijke met de bekommernis om het eeuwige, het wereldsche streven met de religieuse idealen, het gekeerd-zijn naar het Diesseits met het blijvend gericht staan op het Jenseits, de Middeleeuwen bewerkten een harmonische synthese tusschen de christene religie en de Helleensche kultuur, tusschen godsdienst en wetenschap. Die kultuur heeft de wereld veroverd. Meteen zijn niet alleen de grondslagen van elke gezonde beschaving en van onze avondlandsche in het bizonder blootgelegd, maar is ook de weg gewezen die leidt uit de hedendaagsche verwarring en stuurloosheid. |
|