Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Normale en gerantsoeneerde voeding
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebied en bijzonder het niet-kennen onzer dagelijksche voedselbehoefte en der samenstelling van het voedsel zijn mede de schuld der asociale gedragswijze en ontembare rush naar allerlei soort voedingswaren, die sommige burgers bij het aanleggen van een voorraad betoond hebben. Talrijke goede initiatieven om ons volk beter en verstandiger te leeren eten bestonden reeds vóór Mei 1940. Langs pers, radio, volksvoordrachten enz. heeft men getracht de gezonde princiepen der volksvoeding te verspreiden. Toen het uitbreken van den oorlog in September 1939 een eerste bestorming der winkels van voedingswaren had teweeggebracht en het spook van een mogelijke rantsoeneering voor menigeen een onweerstaanbare prikkel werd om een voorraad voedingswaren op te doen, werd te Antwerpen door het Gemeentebestuur een Geneeskundig Voorlichtingskomiteit voor Volksvoeding opgericht. Het eerste doel, nl. het in de pers doen verschijnen van wekelijksche artikels waarin de wetenschappelijke gronden van onze voeding werden uiteengezet, werd gedeeltelijk verwezenlijkt. Het tweede doel, het verspreiden van deze gedachten door het gesproken woord of voordrachten die voor het volk natuurlijk aanschouwelijker rijn, werd niet verwezenlijkt wegens de gebeurtenissen van Mei 1940. Dit laatste doel werd zeker wel bereikt door een tentoonstelling over 'Voeding en Rantsoeneering' die in September jl. eveneens te Antwerpen gehouden werd. De bezoekers hebben aldaar door allerhande aanschouwelijke voorstellingen kunnen zien hoe nauwkeurig de samenstelling van het voedsel gekend is; hoe deze samenstelling zich tenslotte steeds herleidt tot het al of niet aanwezig zijn van eiwitten, vetten, koolhydraten of suikers, water, vitaminen en zouten; hoe de normale behoefte aan voedsel van den mensch wetenschappelijk is bepaald en verschilt volgens den leeftijd, volgens het lichaamsgewicht, en vooral volgens den arbeid dien het lichaam moet verrichten; hoe het tenslotte mogelijk is die dagelijksche behoefte in een cijfer uit te drukken en daaruit door middel van de gekende samenstelling der voedselsoorten die zich eveneens in cijfers uitdrukt, met mathematische zekerheid een basisdieet voor iederen leeftijd en voor ieder beroep samen te stellen. Maar - zal men zich afvragen - is het wel noodig aan de menschen al die voedingsgeleerdheid in te prenten? is het menschelijk instinct niet dààr om in normale tijden en misschien | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs in rantsoeneeringstijden ons min of meer automatisch naar de meest gepaste voeding te drijven? Men werpt op dat onze voorouders toch ook gezond waren en zeker geen voedingstabellen geraadpleegd hebben... Anderen vinden het alles behalve aangenaam door de voedingswetenschap te moeten vernemen dat hun smakelijke biefstuk 3/4 water bevat, of dat koffie en thee waarvoor ze juist zoo'n hooge woekerprijzen betaalden, geen voedingswaarde hebben. Op dit alles kan slechts geantwoord worden dat, indien de aard van onze voeding grootendeels bepaald wordt door de heerschende gewoonten, door het klimaat (b.v. vleeschvoeding in koude klimaten, fruit- en groentenvoeding in warme klimaten), door datgene wat de bodem der streek ons kan opleveren, het instinct niet in staat is den mensch te leiden in het bepalen der hoeveelheid voedsel die hij dagelijks noodig heeft. Niets is bedrieglijker dan het gevoel van verzadiging van den honger. Talrijke menschen eindigen hun eetmaal als ze voelen dat ze gegeten hebben en meestal is dit gevoel hetzelfde als overvoeding vermits het slechts optreedt bij een zekeren graad van maagdilatatie. Het is niet de beschikbare ruimte in de maagholte die onze voedselbehoefte moet bepalen: het feit van veel te 'kunnen' eten, bewijst nog niet dat men zooveel voedsel noodig heeft. Dat men het vroeger zonder wetenschap der voeding heeft kunnen stellen, veronderstelt nog niet dat men daarom gezonder was. Integendeel, de enorme daling van het kindersterftecijfer in de na-oorlogsche periode van 1918 tot nu toe heeft bewezen dat een grondige kennis van de voeding der zuigelingen onontbeerlijk is en dat naarmate de zekere en gezonde princiepen méér tot de bevolking doorgedrongen zijn, er steeds minder gevallen van zware en doodelijke darmstoornissen bij de zuigelingen voorkomen. Voor de zuigelingen en kleine kinderen is iedereen het thans ééns dat de voedingswetenschap zooveel als een mirakel bewerkt heeft. Maar voor de volwassenen? Het valt misschien minder op dat diezelfde wetenschap onontbeerlijk is omdat een verkeerde, een onvoldoende of te rijke voeding bij hen minder snel aanleiding geeft tot ernstige en doodelijke stoornissen die zich door een sterftepercent laten uitdrukken. De dagelijksche geneesheerenpraktijk leert echter dat het grootste procent ziektegevallen spijsverte- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ringsstoornissen zijn en dat het meerendeel hiervan aan een verkeerde voeding of voedingswijze te wijten is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VoedingstechniekVooreerst een woord over verkeerde voedingstechniek. Talrijke omstandigheden hebben het buitenshuis eten in de hand gewerkt. Het zenuwachtige, koortsige leven laat aan vele menschen geen tijd over voor maaltijd of spijsvertering. Haastig wordt er door de handelsreizigers 'tusschen twee treinuren' gegeten, door de eenen op het perron of in de hal van het station, door de anderen al staande in de eene of andere 'automatic' of 'bar', door anderen wederom in telkens verschillende restaurants, zoodat hun spijsverteringsorganen steeds ook anderen kost te verwerken krijgen. Bureelbedienden beginnen het voorbeeld der werklieden na te volgen en eten 's middags op de plaats van hun werk nl. hun bureel; ofwel spoeden ze zich snel heen en weer naar huis om in enkele minuten hun eten te verorberen en, éér de spijsvertering aan den gang is, terug aan het werk te zijn. Zakenlieden lezen natuurlijk hun dagbladen tijdens de maaltijden en moeten tevens met volle aandacht naar de radioberichten luisteren. Door al die kategoriën menschen wordt er verstrooid en haastig gegeten en dit om reden van het zakenleven dat den voorrang moet hebben op het zoo gewichtige en rustige proces der spijsvertering. Het eenig bewuste werk dat de spijsvertering van hen vergt nl. het opnemen en voornamelijk het kauwen van het voedsel, wordt bij hen herleid tot het onbewust inslikken in een recordtempo van het voorgeschotelde maal en dan moet de maag, de darm en het gestel maar zien wat ermee aan te vangen. Haastige eters vergeten hun mond en de mond heeft in de spijsvertering zooveel te vertellen als de maag. Het is niet zonder reden dat in den mond drie paar groote speekselklieren benevens een aantal kleinere kliertjes uitmonden en dat er 32 tanden in staan. De spijsvertering begint in den mond: aldààr moet door het kauwen een eerste verdeeling der spijzen gebeuren en worden de meelspijzen en suikers door hun vermenging met het speeksel aan een eerste vertering onderworpen. Een goede kauwing in den mond beteekent een besparing aan mechanischen arbeid voor de lagerliggende gedeelten van het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spijsverteringsstelsel; zij beteekent tevens een goede vermenging met het speeksel en dus het aanzetten van de vertering. Alléén de zoo voorbereide spijsbrei is gereed cm in de maag terecht te komen alwaar de volgende verteringsprocessen zonder veel moeite verloopen. Wanneer we achter de X-stralen het verloop der spijzen volgen, dan zien we dat hoogstens na 6 uren de maag ledig is. De spijsbrei bevindt zich dan in den dunnen darm, waar de nuttige voedingsbestanddeelen worden opgenomen voor het lichaam. De ongebruikte resten vindt men na 12 uren terug in het eerste deel van den dikken darm terwijl het zich 24 uren na de opname van het voedsel in het laatste deel van den dikken darm en van het spijsverteringskanaal bevindt. Het traject in een normalen darm van het begin tot op het oogenblik dat de resten den darm verlaten, bedraagt één dag; een normale gezonde darmwerking veronderstelt een normale ontleding. Onnoodig te zeggen dat de haastige eters voor dit laatste proces al zoo weinig tijd weten te vinden als voor het eerste en zoo krijgen ze naast hun spijsverteringslasten bovendien nog de plaag der constipatie die dan bovendien zelf de spijsvertering weer ongunstig beïnvloedt zoodat de arme slachtoffers op den duur in een gesloten kringloop gevangen zitten. Het zijn de meest sprekende voorbeelden van een verkeerde voedingstechniek bij volwassenen. We moeten dus beginnen met terug aan te leeren: op tijd en op bepaalde uren de maaltijden te nemen. Tusschen de maaltijden moet een voldoende tijdsduur zijn opdat de maag zich ontledige. De maaltijden moeten bij voorkeur in den huiskring genomen worden omdat men vooreerst er meer tijd aan kan besteden en vervolgens het eten beter aangepast kan worden aan ieders spijsvertering en anderzijds de maag zich gemakkelijker aanpast an een vaste keuken. Eten al staande, wanneer het systematisch geschiedt, moet veroordeeld worden omdat het steeds aanleiding geeft tot haastig eten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voedingshygieneDe voedingshygiene vormt naast de voedingstechniek een belangrijk punt. Inzake voedingshygiene is door het volk nog zooveel als alles te leeren. Er zijn misschien weinig menschen die niet weten dat er mikroben bestaan, maar velen weten niet dat 'vuil' voor het voedsel synoniem is met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'besmet', dat vuile handen en nagels, vuil aardewerk, vuile kannen, glazen of potten de beste broeihaarden zijn voor mikroben en het voedsel kunnen besmetten. De kennis der mikroben is het vertrekpunt en de triomf der hygiene: talrijke vruchtbare ontdekkingen heeft zij als gevolg gehad, o.a. het bezorgen van rein drinkwater, de gepasteuriseerde melk voor kinderen, de gesteriliseerde groenten, het bewaren van voedingsmiddelen in ijskasten enz. Als men echter tegenover die triomfen nagaat hoe sommige menschen al de lessen, die de mikrobenleer ons heeft aangeleerd, verwaarloozen, dan slaat men de handen in elkaar. Het bestudeeren der handen alleen van diegenen die onze dagelijksche voedingsmiddelen manipuleeren en moeten afleveren, is de moeite waard en wekt niet zelden weerzin op. Met de handen wordt het vuilste werk verricht en toch vinden sommige kruideniers, beenhouwers, bakkers e.a. zonder het minste sociale verantwoordelijkheidsgevoel, het niet noodig meermalen daags de handen af te borstelen om het voedsel dat door diezelfde handen gaat niet te besmetten. Men mag zoo streng toch niet zijn, zal men zeggen? Daarop antwoorden we dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn. Het overdragen van besmettelijke ziekten door bacillendragers die daarom zelf niet ziek behoeven te zijn, is een feit. Roodvonk, diphterie en typhus zijn er de sprekende bewijzen van. Heel zeker is het rechtstreeksch kontakt met een zieke veel gevaarlijker, maar dat wil niet zeggen dat onrechtstreeksche overzetting niet kan geschieden. Hoe ruw de werkelijkheid ook moge klinken, worden de paratyphus en typhusziekte hoofdzakelijk overgedragen door rechtstreeksch kontakt met den zieke, ofwel onrechtstreeks door voedingswaren die langs weinig of veel omwegen besmet werden door ontlasting of urine der zieken. Groote epidemiën dezer ziekten komen thans niet meer voor. De systematische ontsmetting van het drinkwater, de systematische afzondering der zieken en opleiding van het verzorgend personeel hebben hier wonderen verricht. En toch komen nog af en toe gevallen van paratyphus of typhus voor na het eten van vleesch, oesters of pâtisserie of na het drinken van ongekookte melk, en dit ongetwijfeld door onzindelijkheid en nalatigheid van diegenen die die voedingswaren bewerkt of in handen hebben gehad. Gebrek aan sociale verantwoordelijkheidszin... | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden van slechte voedingshygiene zijn er met de vleet. Sinds men overal en door alle middelen de eerste en noodzakelijkste begrippen der kindervoeding en kinderhygiene onder de bevolking heeft verspreid, zijn onze moeders thans de eersten om zuivere melk, zelfs gepasteuriseerde of gestassaniseerde melk voor hunne kleintjes op te eischen. Ze weten dat melk zonder mikroben ook in een zuigflesch zonder mikroben terecht moet komen, wil al het gesteriliseer in de melkerij of door het koken niet onnuttig geweest zijn. Maar hoeveel dergelijke moeders begaan niet de domheid die prachtig kiemvrije zuigflesch, gevuld met kiemvrije melk, met de meest virulente kiemen uit hun eigen mond te besmetten door voorafgaandelijk zelf eens aan de flesch te proeven of de melk wel zoet genoeg of warm genoeg is? Is het dan te verwonderen dat hun kinderen mondontsteking, keelpijn, darmontsteking en zoo meer krijgen? Men raadt tegenwoordig en met recht aan, groenten en fruit rauw te eten. Rauw is echter geen synoniem met vuil, en in ieder geval mag die raad geen aanleiding geven tot het onzindelijk te koop stellen, verzenden en verpakken zooals het maar al te dikwijls op onze markten gebeurt. Tot de kleinste zaken kan men afdalen: dat visch in besmet zee- of rivierwater gezwommen heeft, is nog geen reden dat in menige vischwinkel er nog wat mikroben zouden bijkomen door allerhande manipulaties vanwege koopers of verkoopers, door het inpakken in oude vuile dagbladen en dies meer. Menige winkelierster overwint de moeilijkheid van het openen van een papieren zak, door er in te blazen, niet vermoedende dat alzoo de zak met volstrekte zekerheid besmet wordt, enz., enz. Zindelijkheid in de voeding is een hoofdvereischte: in de keuken en in winkels voor voedingswaren, moet dezelfde reinheid heerschen als in een operatiekamer. Het eten moet zorgvuldig gereinigd worden door menschen die zelf niet vuil zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voedingsleerWanneer er op gebied van Voedingstechniek en Voedingshygiene nog zooveel aan te leeren en te verwezenlijken valt, hoe moet het dan wel gesteld zijn met de kennis der eigenlijke voedingsleer die zich bezighoudt met de innerlijke samenstelling van het voedsel, met de waarde der voedsels, met het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraagstuk onzer voedselbehoefte e.a. Zooals wij in den aanvang geschreven hebben, wordt een voedselbehoefte niet gemeten aan het hongergevoel, aan de heerschende gewoonten of aan de menschelijke intuitie. Wie spreekt over een hoeveelheid dagelijksch voedsel moet dit in cijfers weten uit te drukken, en dit is tegenwoordig heel goed mogelijk door de moderne voedingswetenschap. Verre van ons de gedachte dat de cijfers in de voedingswetenschap een absolute waarde hebben. Het is voldoende in verschillende handboeken de samenstelling van éénzelfde voedingsmiddel op te zoeken, om tot de ontdekking te komen dat de aangegeven cijfers zeer sterk verschillen. Hetzelfde kan gezegd worden over het cijfer onzer dagelijksche voedsel- of Caloriénbehoefte dat volgens de schrijvers en volgens de laboratoria hooger of lager is. Nochtans blijven de schommelingen binnen de perken eener positieve wetenschap zoodat al de gegevens die hierna volgen een onmiskenbare waarde bezitten. Om geen verwarring van 't begin af aan te stichten, moeten we terugkeeren tot de innerlijke samenstelling van het voedsel. Door de talrijke vulgarisatieartikels die in dagbladen reeds over dit onderwerp verschenen zijn, begint het zoo stilaan tot het publiek domein te behooren te weten dat een volledig voedsel drie hoofdbestanddeelen moet bevatten, nl. eiwit, koolhydraat of suiker, vet. Die drie bestanddeelen zijn daarin aanwezig in verschillende soort en hoeveelheid naar gelang het onderzochte voedsel. Naast deze hoofdbestanddeelen zijn water, zouten en vitaminen, deze laatste twee eveneens in veranderlijke soort en hoeveelheid, erin aanwezig. Over ieder dezer stoffen een woord uitleg. Eiwitten, albuminen of protéinen, zijn ingewikkelde stikstofverbindingen die in ons organisme onontbeerlijk zijn voor het in stand houden of het opbouwen van nieuw weefsel. Zij zijn gebonden aan de samenstelling der levensstof of protoplasma der cellen waaruit onze organen zijn opgebouwd. Hieruit begrijpt men dadelijk hoe belangrijk het eiwit in onze voeding is. Eiwitrijke voedsels, waaruit we onze eiwitbehoefte kunnen putten zijn: vleesch, kaas, gedroogde erwten en boonen, eieren, melk. Koolhydraten of suikers vormen de nodige brandstof opdat onze cellen en dus ook onze organen energie zouden kunnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leveren. Wanneer een spier zich samentrekt en een beweging als gevolg heeft, geschiedt dit dank aan een verbranding van suiker in het spierweefsel. De zuurstof die wij inademen wordt door den bloedsomloop naar het spierweefsel gebracht; hetzelfde gebeurt met de suikers die wij met de voeding opnemen. Moet een spier zich samentrekken en energie leveren dan verbrandt de zuurstof de aanwezige suiker, juist zooals de verbranding van benzine in een motor warmte en beweging verwekt. De warmte die in ons lichaam bij de verbranding der suikers ontstaat, komt ten goede aan het onderhouden der lichaamstemperatuur. De energie uit zich door de spierbewegingen en de daaruitvolgende verplaatsingen van onze ledematen of van ons lichaam. Uit dit alles is het duidelijk dat hoe meer we arbeiden, hoe grooter onze behoefte aan koolhydraten zal zijn. Suikerrijke voedsels, buiten de gewone huishoudsuiker, zijn b.v.: alle meelspijzen, havermout, sommige groenten, zoete vruchten, honing, macaroni, enz. Vetten zijn in tegenstelling met de suikers réserve-brandstoffen. Zij leveren bij de verbranding méér als dubbel zooveel energie op als de suikers. Het lichaam plaatst de vetten als réserve rond allerhande organen en onder de huid van waaruit ze kunnen gemobiliseerd worden wanneer het lichaam ze noodig heeft. Vitaminen zijn onontbeerlijk, al is het slechts in kleine hoeveelheid, in iedere gezonde voeding, opdat het lichaam in leven zou kunnen blijven. Men blijft voor vereenvoudiging steeds zeggen dat er 4 vitaminen bestaan, maar in werkelijkheid bestaan er veel meer. Nochtans de vier eersten A, B, C, D, zijn het best en het langst bekend omdat, bij hun afwezigheid in de voeding, ook vier belangrijke en sinds lang bekende ziektetoestanden optreden nl. bij afwezigheid van A: Oogverzweringen of Xerophtalmie; van B: bepaalde zenuwverlammingen; van C: zware bloedarmoede of Scorbuut; van D: ontkalking en verkromming van het skelet, Rachitis of Engelsche Ziekte. De vetoplosbare vitaminen A en D vinden we vooral in boter, melk, eieren, haring en vooral in de levertraan die de rijkste bron ervan is. De wateroplosbare vitaminen B en C vinden we, wat het eerste betreft vooral in volkorenbrood, in versche melk, in biergist, wat het tweede betreft vooral in rauw fruit en groenten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zouten zooals Phosphaten, carbonaten en sulfaten komen in een normale voeding voor. Echter ook enkelvoudige mineralen zooals ijzer, koper, mangaan, calcium, natrium en kalium moeten erin aanwezig zijn. Water wordt ons aangebracht door de vloeibare voedingswaren, doch eveneens door de zoogezegde vaste voedsels. Wie zou het kunnen vermoeden immers dat b.v. vleeseb tot 75% water kan bevatten
Uit al deze voedingsbestanddeelen moet het lichaam putten: het materiaal tot herstel en opbouw van nieuwe weefsels, de kracht tot beweging en tenslotte de warmte die onze lichaamstemperatuur op peil houdt. Het lichaam wordt met voorliefde vergeleken met een motor die door een bepaalde brandstof in beweging kan gebracht worden en warmte afgeeft. Bij den mensch is het voedsel de energie-leverende brandstof. Juist zooals men voor idere brandstof de hoeveelheid warmte kan bepalen die per 100 of per 1000 gram geleverd wordt, weet men thans nauwkeurig, hoeveel energie of warmte ieder voedingsmiddel kan geven. De warmte-eenheid is de Calorie d.i. de hoeveelheid warmte, die noodig is om 1 liter water van 14,5°C. tot 15,5°C. te brengen. Wanneer we dus van een voedsel zeggen 'het levert per Kilogram zóóveel Caloriën op' dan geven we een juist gedacht van de kracht of energetische waarde ervan. Die Calorieën worden geleverd door de gezamenlijke verbranding van suikers, eiwitten en vetten die in het voedsel bevat zijn. Daar echter die drie hoofdbestanddeelen niet in ieder voedsel aanwezig zijn, is het best mogelijk dat een voedingsmiddel zeer caloriënrijk zou zijn en toch uiterst onvolledig. Zoo b.v. levert een kilogram huishoudsuiker 4000 Calariën op, terwijl één liter volle melk slechts 671 Caloriën geeft, en niettemin is dit laatste voedingsmiddel waardevoller omdat het een volledig voedsel is. Het Caloriëngehalte van een voedsel licht ons dus niet in over de innerlijke waarde hiervan. Het natuurkundig begrip 'Calorie' is onmisbaar voor het berekenen onzer dagelijksche voedselbehoefte. In de voedingsleer spreekt men dus niet meer van: we hebben dagelijks zóóveel 'voedsel', echter wel zóóveel 'Caloriën' noodig. Het vaststellen dezer dagelijksche Calorieën-behoefte was de eerste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgave. Eéns deze vastgesteld, moest er nagegaan worden in welke verhouding ieder der voedingsbestanddeelen - eiwit, suiker, vet - in onze dagelijksche voeding moet aanwezig zijn om mee te werken aan de totale som Caloriën. Het gaat inderdaad niet op deze laatste enkel b.v. door suikers te doen opbrengen. Het is noodig dat de 3 voedingsbestandeelen in een bepaalde verhouding daaraan meehelpen. Tenslotte moest er bepaald worden welke de beste voedingsmiddelen zijn, die in aanmerking komen voor het dekken onzer Caloriënbehoefte.
Talrijke gespecialiseerde laboratoria voor voedingsproblemen hebben zich sinds ruim veertig jaren met deze drie vragen beziggehouden en het is logisch dat niet altijd overeenstemmende resultaten en cijfers gevonden werden. Een zekere standardiseering drong zich na een bepaalden tijd op om de uiteenloopende resultaten te herleiden tot een eenvoudig schema waarmede iedereen genoegen kon nemen. In den schoot van den Volkenbond ontstond aldus in de jaren 1935-1936 een bijzondere Commissie van voedingsspecialisten die gansch het voedingsprobleem en de tot dan toe gepubliceerde cijfers over Caloriënbehoefte e.a. terug nagegaan hebben en een synthetisch verslag hebben ingediend dat gekend staat onder den naam van het 'rapport de Londres, revu et complété', waaraan wij volgende gegevens ontleenenGa naar voetnoot(1):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit zijn de bijzonderste standaard-gegevens uit het verslag. We zegden in het begin reeds dat cijfers in de voedingsleer geen absolute waarde hebben maar slechts een orienteering toelaten. De hoogervermelde cijfers zijn 'ideale' cijfers, want zooals we het verder zullen zien, kan het menschelijk lichaam in werkelijkheid, wanneer het noodig is, zich met veel minder tevreden atellen, zonder dat daarom de gezondheid eronder lijdt. Nochtans is de verdienste van dergelijk verslag in hoofdzak het feit dat het in cijfers synthetiseert datgene wat in normale omstandigheden een optimale voeding moet zijn. Het geeft ons eveneens oogenblikkelijk een inzicht in wat in normale tijden ondervoeding en overvoeding zal zijn. De behoefte der zwangere vrouw wordt door de Commissie niet hooger geschat (in rusttoestand 2400 C.); de moeder die haar kind zelf voedt, heeft daarentegen in rusttoestand 3000 C. noodig. Indien zij arbeid verricht, gelden de onder (2. -) vermelde cijfers. De eiwitbehoefte der zwangere en der zoogende vrouw is hooger en gaat van 1 tot 2 gr. per Kgr. lichaamsgewicht.
We weten dus dat de totale som Calorieën die we dagelijks noodig hebben 't zij in rust 't zij bij arbeid, opgeleverd moet worden eenerzijds door minstens 1 gram eiwit per Kgr. lichaams- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewicht en per dag, en anderzijds door de vetten en koolhydraten of suikers. Wat deze twee laatste voedingsbestanddeelen betreft is er geen definitieve uitspraak der Commissie geweest, vermits ze zegt: 'L'alimentation doit comporter de la graisse, mais nos connaissances actuelles ne sont pas suffisantes poer une détermination exacte de la quantité nécessaire. Il est rationnel de consommer largement certaines graisses à cause de leur teneur élevée en vitamines A et/ou D.' Dit wil niet zeggen dat we zoo maar vrijop vet en koolhydraten moeten eten om het overschot onzer Caloriënbehoefte te dekken. De regel is dat bij het gezonde individu de suikers of koolhydraten hiervoor op de eerste plaats in aanmerking komen. Zonder algemeene regel te zijn mag men zeggen dat een normale persoon per Kgr. en per dag 1 gr. en hoogstens 2 gr. vet noodig heeft, en dat dan het overige door koolhydraten moet aangevuld worden. Om deze droge uiteenzetting beknopt samen te vatten en daarna met onze huidige rantsoeneering te vergelijken, mogen we zeggen: dat een volwassene van 70 kgr., indien hij niet arbeidt, 2400 C. noodig heeft, die hem worden opgeleverd door 70 gr. eiwit (voor de Caloriënwaarde te vermenigvuldigen door 4), door ± 70 gr. vet (id. te vermenigvuldigen door 9), het overige door de koolhydraten (id. te vermenigvuldigen door 4).
Aan de hand van al deze nuttige gegevens, die tevens onontbeerlijk zijn om een klaar kwantitatief inzicht in een voedingsbehoefte te krijgen, willen we thans even de tabel der gerantsoeneerde voedingswaren voor de maand Januari 1941 van dichtbij bestudeeren. (zie Tabel No 1). We zien dat, indien al de vermelde produkten wel degelijk te bekomen zijn, onze zegeltjes ons dagelijks 1414 Caloriën zullen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het besluit ligt voor de hand: op zich zelf genomen is natuurlijk de rantsoeneeringstabel ver onder het noodzakelijke. Er is vooreerst een absoluut tekort aan Caloriën: voor rustende menschen, van 1000 Caloriën ongeveer; voor arbeiders van 2 tot 3 duizend Caloriën. Vervolgens is er een tekort aan de verschillende voedingsbestanddeelen: de eiwitten zijn amper voldoende, de vetten mikroskopisch en de koolhydraten eveneens in te kleine hoeveelheid. Het ware voldoende in deze tabel de vetten op het vereischte peil te brengen om een rustende persoon in voedingsevenwicht te houden (zie hooger). Het meerendeel der bevolking is echter aan den arbeid gebleven, heeft dus méér Caloriën noodig en zoo stelt zich voor ieder volwassene de vraag: Hoe vullen we dit Caloriën-tekort op de meest verstandige en gezonde wijze aan? we zullen voor vereenvoudiging veronderstellen dat niemand een voorraad heeft opgedaan, en dan wordt de vraag: Is het thans nog beschikbare, nietgerantsoeneerde, voldoende om het Caloriën-tekort van iemand die geen voorraad heeft, aan te vullen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We moeten hiervoor terugkeeren tot de innerlijke waarde van een voedsel. Dit laatste heeft des te méér waarde dat het meer verscheidenheid en rijkdom aan de drie hoofdbestanddeelen heeft, doch ook rijk is aan bepaalde zouten (ijzer, kalk, phosphor e.a.), vitaminen en bepaalde eiwitsoorten die voor den opbouw van weefsels kunnen dienen. Men noemt dergelijke rijke voedsels in de Fransche literatuur 'les aliments protecteurs' waaronder we rekenen op de eerste plaats: melk en melkderivaten (boter, kaas), eieren, en bij de vleeschsoorten de klierweefsels (lever, zwezerik e.a.); voorts de bladgroenten, het fruit, vette visch en vleesch (spieren). Wij moeten steeds trachten onze voedselbehoefte zooveel mogelijk te dekken door deze 'aliments protecteurs', want bij gelijke energetische waarde verdienen zij steeds den voorrang boven de zoogenaamde 'aliments énergétiques' die enkel energieleverend zijn en als aanvullende voedingsstoffen moeten dienen. Bij deze laatsten behoort zeker wel de suiker. Geraffineerde suiker is volledig ontdaan van mineralen en vitaminen en is dus enkel nuttig als energiebron. Meerdere oliën en vetten verliezen na het raffineeren hunne protectorische elementen en hetzelfde is waar voor de meelsoorten die des te armer aan diezelfde elementen worden naarmate ze méér gebuild worden. Er stellen zich dus de volgende vraagstukken: het aanvullen van het Caloriëntekort, van het tekort aan vet vooreerst en daarna van Koolhydraten en in geringere mate van eiwit, en tenslotte het opsporen van protectorische voedingsstoffen in het bijzonder om al die tekorten te dekken.
Niet-gerantsoeneerd zijn op de eerste plaats de groenten en het fruit. Het zijn goede protectorische voedingsmiddelen vermits ze veel zouten opleveren en rijk zijn aan wateroplosbare vitaminen B en C. Heel veel Caloriën leveren zij niet op gezien hun groot watergehalte en de afwezigheid van vet. Gedroogde groenten en fruit hebben natuurlijk een grootere caloriënwaarde maar zijn zooveel als ontdaan van hun vitaminen. Zoo b.v. geeft 1 Ko versche erwten 600 Cal., terwijl diezelfde erwten, gedroogd, vijf maal zoo rijk aan Caloriën zijn. We moeten echter in een zekere mate die Caloriën-rijkdom opofferen door dagelijks een deel fruit of groenten rauw te eten, daar we op die manier het nuttig effekt der Vitaminen B en C hebben. Groen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten en fruit, die een ware alkalische voeding vormen, moeten een tegengewicht uitmaken tegen de zuurvormende spijzen zooals vleesch, eieren, bloem. Bij de versche groenten zijn het rijkst aan Caloriën: schorseneeren, artisjokken, sommige koolsoorten, raapkool, ramenas. De andere dagelijksche groenten zooals witloof, selder, spinazie, tomaten, prei, salade leveren allen beneden de 300 Cal. per Kilogram. Versche groenten bezigen om ons Caloriënaantal op een tastbare wijze aan te vullen is vooreerst onmogelijk wegens economische redenen en vervolgens wegens de hoeveelheid die iederen eetlust zou breken. De gedroogde groenten als erwten en boonen, die dit wèl kunnen, zijn gerantsoeneerd. Bij het versche fruit vallen te vermelden: appelen, peren, druiven, sinaasappelen. Hetzelfde kan herhaald worden als voor de groenten: veel caloriën worden in de hoeveelheden die we dagelijks gebruiken, niet bijgebracht, maar anderzijds is versch fruit in iedere voeding onmisbaar wegens de protectorische elementen die erin bevat zijn. Bij het gedroogde fruit verdienen de vijgen en dadels vermeld te worden. Hun prijs is duur, maar anderzijds leveren zij in een kleine hoeveelheid (b.v. 100 gr.) toch rond de 250 Caloriën. Naast groenten en fruit komen de noten in aanmerking. Zij zijn interessant voor aanvulling wegens hun zeer aanzienlijk vetgehalte, en we hebben hooger gezien dat het vet het 'wanhopige' punt der rantsoeneering is. Het plantaardige vet van noten wordt in de vegetarische voedingswijze algemeen gebezigd om het dierlijke vet te vervangen en nu onze voeding toch méér vegetarisch dreigt te worden zullen de noten ook weer terug bij de vleescheters in aanzien moeten stijgen. Hazelnoten zijn zeer vetrijk (63%); daarna komen amandelen (55%), de gedroogde inlandsche noten (58%), de olienoten (49%). Noten leveren in kleine hoeveelheid veel Caloriën: 600 à 670 per 100 gram. Kastanjes zijn eerder vetarm te noemen; ze zijn echter rijk aan koolhydraten en ze leveren dan ook 300 C. per 100 gr. op. Veronderstel dus dat we dagelijks 100 gr. kastanjes en 100 gr. noten zouden eten, we zouden ons regiemmet 1000 Caloriën aanvullen, doch tevens ook onze dagelijksche vetbehoefte dekken. Die veronderstelling behoeft hoogenaamd geen werkelijkheid te worden, want er zijn nog andere voedingswaren die ons kunnen helpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ei b.v. levert 6 gr. vet en 7 gr. eiwit op, in 't totaal rond de 70 Cal. Hier en daar zal men in een winkel nog wat kaas vinden, vetarme natuurlijk, die waarschijnlijk een 200-tal Cal. per 100 gr. zal geven. Voor afgeroomde melk mogen we toch zeker niet de minachting hebben die sommige menschen er thans voor aan den dag leggen, wanneer we in het reeds aangehaalde verslag der Commissie van Genève het volgende lezen: 'La Commission attire l'attention sur la haute valeur nutritive du lait écrêmé; bien que Ie prélèvement de la graisse le prive de Vitamine A, il contient encore des protéines, des Vitamines B et C, du Calcium et autres éléments minéraux. La Commission déplore qu'une grande quantité de cet aliment précieux soit gaspillée dans de nombreux pays'. Dat was in 1936... Er zal thans geen druppel meer verspild worden, sinds alen weet dat 1 liter afgeroomde melk toch 380 Cal. bijbrengt. Evenzooveel goeds kan verteld worden van botermelk en Yoghourt: ze zijn vetarm, maar blijven toch aanbevelingswaardige voedseis. Bij de vleeschsoorten is de keus klein: kip, konijn, wild komen voor dagelijksch gebruik niet in aanmerking. Liebig's vleeschextract levert per koffielepel een veertiental Caloriën. Het ware natuurlijk een weldaad indien een ruime vischtoevoer het vleeschtekort kon vervangen, want wat de samenstelling betreft is er niet veel verschil met het gewone vleesch. Het eiwitgehalte van beiden is ongeveer hetzelfde. Oesters, mosselen, garnalen kunnen als aanvulling dienen. Het zou ons te ver leiden nog verder uit te weiden over alle nevengeschikte voedingsmiddelen die hier of daar nog te vinden zijn. Ook over de kwestie van alcohol die zeker Caloriën levert maar enkel een genotmiddel is. Wanneer we met het voorgaande nu probeeren een aanvullingstabel op de eigenlijke rantsoeneeringstabel te maken, dan zou deze om tot 2400 Caloriën, alsook tot de noodige vethoeveelheid te geraken, er ongeveer als tabel 2 moeten uitzien. Als we dit 'verre van alledaagsch' regiem nu samentellenn bij de cijfers der rantsoeneeringstabel dan bekomen we in 't geheel 2421,5 Cal. verdeeld over omtrent 356 gr. koolhydraten, 60 gr. vet en 112 gr. eiwit. Hoe moeilijk en onwaarschijnlijk het ook moge schijnen, het is dus tenslotte nog mogelijk voor een niet of matig | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We mogen niet vergeten dat, indien al deze cijfers uiterst schrap berekend zijn en op zijn best bekeken nog een ondervoedingsregiem weergeven, we ook vertrokken zijn van de hypothese dat men over geen kleine voorraad waaruit af en toe kan geput worden, zou beschikken. Iedere voorzienige huismoeder heeft toch getracht enkele zeer rijke voedingsmiddelen, die een zekeren tijd bewaard kunnen blijven, op zij te leggen. Uit onze voorafgaandelijke uiteenzetting is gebleken dat hoofdzakelijk vette spijzen ons van nut zullen zijn. Doorgaans zijn kleine hoeveelheden dezer spijzen reeds voldoende om het tekort aan te vullen. Dergelijke nuttige produkten zijn b.v.: spek, hesp, volvette kaas, chocolade, sardienen in olie en andere vischof vleeseliconserven, havermout, gecondenseerde melk, aardappelen enz. Voor zwangere vrouwen, voor kinderen en zieken komt gelukkig volle melk die hen wordt toegekend een zeer groot deel hunner voedselbehoefte aanvullen. De tot dusver toegekende hoeveelheden zijn redelijk en voldoende. We lezen immers in het reeds aangehaalde verslag van Genève: 'Ie lait doit constituer une fraction importante de l'alimentation | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
à tout âge. La Commission approuve la tendance manifestée en certains pays d'en augmenter la consommation jusqu'à un litre par jour pour les femmes enceintes et allaitantes, et d'en assurer une quantité relativement importante aux nourrissons, aux enfants de tout âge et aux adolescents. La ration de lalt fournit 100-75% des Calories totales pendant la première année de vie, descend à environ 50% à 3-5 ans et à environ 25% à l'âge de la puberté. Aux âges plus avancés, on peut remplacer une partie de lait ou de la viande par du fromage'. Is er dus voor de zwangeren, voor de kinderen, voor sommige zieken en daarnaast ook voor sommige zwaar-arbeiders goed gezorgd, voor den doorsnee-volwassene die het enkel zou moeten stellen met het gerantsoeneerde en met het nog beschikbare ongerantsoeneerde, is zijn dagelijksche voeding een zeer netelig vraagstuk. Het weze voor hem echter een troost dat al de voorgaande 'ideale' cijfers geen onverbiddelijke 'conditio sine qua non' voor het behoud eener goede gezondheid zijn. De ondervinding heeft geleerd dat het lichaam, als het moet, zich met veel minder kan tevreden stellen, ja zelfs in die voorwaarden nog een normalen arbeid leveren. Chittenden heeft in 1905 bewezen dat hij gedurende 8 maanden normaal gezond kon blijven en gewoon arbeiden met 27 Caloriën slechts per Kgr. lichaamsgewicht en een totale hoeveelheid eiwit van 36 à 40 gram. Hindhede heeft bewezen dat die eiwitbehoefte zelfs nog lager mag dalen tot 22 gr. De vleeschvrije voeding en de lacto-vegetarische voedingssystemen (Bircher-Benner, Lahmann, Ragnar-Berg), wat ook de wetenschappelijke waarde ervan weze, hebben toch tenslotte bewezen dat met een betrekkelijk klein Caloriëngehalte (rond de 2300) en met ongeveer 44 gr. eiwit men in goede gezondheid kan blijven. Soms is de gezondheid zelfs beter (genezing in sommige gevallen van migraine, jicht, huidziekten e.a.). Het verminderen in onze huidige rantsoeneering van vleesch, wild en gevogelte, brengt ons stilaan naar een méér vegetarische voedingswijze welke aan een zeker percent der bevolking beslist geen kwaad zal doen. Een nauwkeurige analyse der lacto-vegetarische voeding geeft aan dat er tamelijk veel vet in voorkomt hetgeen door noten, boter, room, gecondenseerde melk e.a. bekomen wordt en dit is natuurlijk in deze tijden een onverwezenlijkbaar iets. Er zijn thans meerdere duizenden personen die sinds jaren een dergelijk zoogezegd ondervoedingsregiem gevolgd hebben en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich niettemin in voedingsevenwicht en goede gezondheid bevinden. Dit komt natuurlijk doordat gansch hun regiem berekend is op rijkdom in protectorische elementen. Die zijn er gelukkig in de tegenwoordige rantsoeneering eveneens nog, zoodat we ons toch niet te snel mogen laten ontmoedigen door de vrees dat onze gezondheid gevoelig zal lijden onder de voedselbeperking. Een rechtstreeksch gevolg der rantsoeneering zal zijn dat ons lichaamsgewicht zal dalen, vermits de meesten hunne gewone bezigheid doorzetten. Wie weet hoe welkom deze gewichtsdaling bij sommige personen zal zijn... Dames die vroeger met wanhoop hun gewichtstoename volgden, de grootste specialisten hiervoor raadpleegden, de verste kuuroorden bezochten en een heele reeks geneeskundige specialiteiten hadden ingenomen, zien thans eindelijk hun wensch vervuld, omdat ze veelal in hun vroegere behandeling één ding vergeten waren of niet volgden nl. de beperking van voedsel en vet, en het nalaten van het dagelijksch bezoek aan de pâtisserie. Zeer zeker bestaan er constitutioneele en hereditaire factoren alsook stoornissen in de endokriene klieren die de zwaarlijvigheid zoowel als de magerheid in de hand werken. Maar zwaarlijvigen zijn dikwijls personen die in den aanvang reeds hunne ziekte verwaarloosd hebben: ze leidden een sedentair leven, waren apathisch, hielden van rust en slapen, hadden daarbij een goeden eetlust, namen aldus een te groot aantal Caloriën voor hunne behoefte op en zetten het niet verbrande voedsel in réserve nl. in vet om. Ongemerkt kwam de eene na de andere kilo erbij en éér dat de zieke het zelf bemerkt, behoort de graad van vetlijvigheid gewoonlijk reeds tot het pathologische. Zwaarlijvigheid leidt tot allerhande ziekten, nl. suikerziekte, hartziekte, Arterio-sclerose en Hypertensie. Dat we dus vermageren is een normaal en voor velen een heilzaam verschijnsel. De bijgaande figuur geeft trouwens zeer goed weer wat de Amerikaansche verzekeringsstatistieken hebben geleerd. Vetlijvigen rond den leeftijd van dertig jaar hebben een veel korteren levensduur dan de mageren. Zonder onze toevlucht te nemen tot statistieken, durven we beweren dat in ons land in vredestijd méér aan overvoeding dan aan normale voeding gedaan werd, en overvoeding gedurende lange jaren is slechter voor de gezondheid dan ondervoeding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figure 1. Zóó gaan 10 zwaarlijvigen en 10 mageren vanaf hun dertigjarigen leeftijd door het leven. (Uit E.P. Joslin: Diabetic Manual).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedurende enkelen tijd. We moeten thans uit het onvermijdelijke toch nog het goede willen herkennen en aan buik en maag wat geduld opleggen. Vastenkuren en beperkingskuren voor volwassenen zijn heilzaam: ze brengen de organen tot rust, ontgiftigen het lichaam en houden ons gewicht op peil. In plaats van te morren moeten we uit de onvermijdelijke rantsoeneering een nut willen trekken: we moeten gansch het voedingsprobleem en onze persoonlijke voeding met een ander oog leeren bezien. Alles goed ingezien, is de huidige gerantsoeneerde voeding sterk onvoldoende; maar zoolang we kunnen blijven beschikken over fruit, groenten, eieren, boter, melk e.a. kortom al de protectorische voedingsmiddelen, al is het in verminderde hoeveelheid, zal, wanneer we methodisch het tekort aanvullen, onze gezondheid onder deze gedwongen vastenkuur niet zooveel te lijden hebben. We moeten ook voor de toekomst ons voedingsplan opbouwen: méér matigheid in het eten en drinken, ons lichaam niet nutteloos met Caloriën overlasten en onze gezondheid te nutte maken al hetgeen de moderne voedingsleer ons met zekerheid heeft geleerd. |
|