| |
| |
| |
Gesprekken over volksverbondenheid en literatuur
door Diotimos
Derde gesprek
Over volksverbondenheid en kunst
Bestaat er verband, meent u, tusschen den godsdienst en de kunst?
Ik dacht dat we over de volksverbondheid en de kunst zouden praten!
Over de kunst gaat het toch reeds! Bestaat er verband, meent u? Of onderscheid?
Welk verband, en welk onderscheid?
Dat wil zoo ineens niet gezegd worden. Maar we kunnen probeeren het antwoord te benaderen; ik wacht op uw vragen.
| |
I
Is de kunst, naar haar inhoud, van den godsdienst onderscheiden?
Me dunkt van ja. Ze is uiteraard niet religieus.
In zoover ze alles van het leven kan en mag behandelen. Zoover het leven gaat, strekt de kunst zich uit.
Zoover de wetenschappen gaan, de theoretische en de practische, en alle vormen van waarneming en ondervinding?
Sterkt de godsdienst zich niet even ver uit?
De godsdienst zal het heele leven wel beïnvloeden. Strikt
| |
| |
genomen behelst hij toch slechts de openbaring; den eeredienst; de inrichting, macht en ontwikkeling van de zichtbare kerkgemeenschap.
Zoodat de kunst zich van den godsdienst afscheidt door haar voorwerp, dat profaan en algemeen is...
...zich als zoodanig aansluit bij de wetenschap en ervaring?
Is dat niet te veel gezegd? Want als een kunstenaar en een geleerde hetzelfde onderwerp behandelen, behandelen zij het geheel verschillend.
Hetzelfde onderwerp toch?
Behalve dat de wijze van behandelen daar reeds op inwerkt.
Voor een geleerde en voor een kunstenaar blijft hetzelfde onderwerp hetzelfde niet. Voor den geleerde ligt het van al het overige goed afgescheiden: een uitgestrekt en vruchtbaar landgoed. Hij ontgint het; hij legt er een tuin op aan, voor aardappelen of rozen, en hij kweekt nieuwe soorten. Stap voor stap overwint zijn noeste vlijt de wilde natuur. Dat landgoed nu kan voor den kunstenaar een oerwoud zijn, een park, of zelfs een moestuin; maar hij ontdekt het. Hij zwerft er doorheen. Misschien jaagt hij op fazanten of everzwijnen; misschien slaapt hij in de koele schaduw, of voedert, uit de hand, tamme herten; misschien stapt hij er verveeld in rond, korzelig omdat hij niets vindt dan verveling; - maar nooit is hij de naarstige wroeter, altijd de speelsche genieter. En zijn speelsch genot metamorfoseert het eigendom: het wordt hem hemel of hel, paradijs of woestijn.
Waar komt die lyriek nu op uit?
Het onderwerp van den kunstenaar kan niet precies dat van den geleerde zijn. Onderling moeten zij verschillen als het lijk en het levend wezen: de geleerde doet aan anatomie; het kunstwerk weerspiegelt den flikkerenden levensvloed.
Maar de kunst blijft profaan?
Toevalligerwijze is zij wel eens religieus, gelijk ook de wetenschap.
Toevalligerwijze slechts?
| |
| |
En heur habitueel-profane inhoud onderscheidt haar van den godsdienst?
Hoe houdt de kunst met den godsdienst dan verband?
Vraag het aan wie het weet!
Ieder kunstenaar van formaat heeft iets van een profeet, en elk groot kunstwerk doet zich voor als een openbaring of een sacrament.
Als iets waaraan men dus dient te gelooven, wat men met ontzag moet benaderen?
Ja, heel anders dan een wetenschappelijke verhandeling bij voorbeeld. Hij wil veel mèèr zijn.
In de religieuze gesteldheid van den mensch moet de reden toch liggen?
Eenvoudig deze: die religieuze gesteldheid laat zich veel verder gelden dan op het gebied der religie!
Bij ieder mensch zit zij heel diep; niets gaat dieper. Als ik nu eens zegde (we praten toch onder Katholieken) dat zij bij allen de grondgesteldheid is? Voor alle menschen is Christus toch gestorven; in het aanvaarden of verwerpen van dien verlossenden dood bestaat toch eenieders beslissende levensdaad! Daarheen is hij vooreerst gericht, en die gesteldheid werkt in alles door.
Hoe geheimzinnig het, bij wie Christus niet kent, ook moge geschieden.
Die gesteldheid onthult de binnenste kern van elk leven en van de geheele geschiedenis: den wereldstrijd tusschen het goed en het kwaad, den Verlosser en den geest der boosheid, de liefde en den haat. Zij verheldert den blik op het aardsche tooneel. Menschen van goeden wil leert zij ademen in de sfeer van de liefde: het is hun zaliger te geven dan te ontvangen; niets maakt hen gelukkiger dan rit zichzelf te treden en zich
| |
| |
met een ander te vereenigen; in den dood vinden zij de hoogste liefde hierbeneden, in het verrijzen haar zalige voltooiing. Deemoedige onderwerping en liefde, of hoogmoedige opstand en haat: dit alternatief verdeelt de menschen en verscheurt veler binnenste.
Maar wat heeft dat met de kunst gemeens?
Ware schoonheid ontstaat waar de religieuze gesteldheid voelbaar doorwerkt: Gods barmhartige aanwezigheid ondergaat men als een magnetisme. Het kunstwerk evoceert nu deze aanwezigheid; ook het meest profane magnetiseert ons met Gods bijzijn.
Is er geen andere schoonheid en kunst?
Een bedrieglijke, die alles heeft van de ware, behalve het wezen zelf.
U theoriseert dapper door!
Toch houd ik er nu mee op. Het belang van de kunst en het kunstwerk moest ik slechts even fundeeren.
De kunst geeft den overgang aan tusschen het zuiver-religieuze en het zuiver-profane. Zij is niet religieus; toch bereidt zij den mensch het best voor tot religieuzen deemoed. Zelden is zij zuiver-profaan; toch wordt het profane leven nooit dieper gepeild. Bij niet geloovigen bewaart zij den eerbied en het ontzag; wie religieus leeft, wordt, tegen enggeestigheid, kwezelachtigheid en inquisitie-geest in, soepel gehouden en ruim van denken. Schoonheid en kunst leggen de brug: den ongeloovige leeren zij verwijlen in de sfeer van het geloof, den geloovige in die van het breed-menschelijke. Afgezien van zijn geloof, bezit niemand een kostbaarder, een minder vervreemdbaren schat dan de verfijning waarmede hij de schoonheid waarnemen, de kunst genieten kan. Daardoor wordt hij 'humanior': tegelijk meer ontwikkeld, edel, edelmoedig, - en met recht was het voornaamste opvoedingssysteem der laatste eeuwen op de letterkundige vorming gebaseerd: een opleiding tot de kunst.
Geldt dat voor den mensch of voor de gemeenschap?
Voor beiden. Maar de toepassing op de volksgemeenschap moeten we nauwkeuriger nagaan. Zoo komen we tot ons onderwerp.
Laat me het inleiden met een versje van Adama van
| |
| |
Scheltema, dat evenzeer tot besluit kan dienen van wat we reeds vaststelden:
Schoonheid, die in den hemel zijt,
Die de eeuwigheid heeft opgeschreven
Geef ons iets van uw eindloosheid,
Geef ons van uw verhevenheid,
Schoonheid, die in de wereld zijt,
Die tusschen menschen hangt te beven
Geef ons van uw eenvoudigheid,
Geef van uw mededeelzaamheid,
Schoonheid, die in ons zelve zijt,
Die moeder ons heeft meegegeven,
Geef aan onze oogen zuiverheid,
Geef aan ons hoofd uw helderheid,
| |
II
Duidelijk is dat versje sociaal geïnspireerd.
Grootheid, goedheid, eerlijkheid, gelijk ze hier bedoeld worden, zijn sociale deugden. Maar dat zij gaven zouden zijn van de schoonheid in den hemel, in de wereld, in ons zelve: ik wil het wel gelooven, al zie ik het niet.
Dat wordt wel klaar! De volksverbondenheid vereenigt ons met onze volksgenooten van alle tijden: samen streven we èèn bestemming na, blijven we trouw aan èèn Voorzienigheid.
Zoo besloten wij ons eerste gesprek ...
Volksverbondenheid is dienstbaarheid, aan een religieuze overtuiging tenslotte gevoed.
Ziehier waar het om gaat in ons derde: een dienstbare volksverbondenheid berust vooreerst op een traditioneele kunst, het volk heelemaal eigen. Van den anderen kant kan geen tradittoneele en eigen kunst bestaan, die de volksverbondenheid niet zou bevorderen.
| |
| |
Ik dacht dat de volksverbondenheid vooreerst op de religie berustte.
De religie is de diepere grond, die overigens het geheele moreele leven gronden moet. Maar elke godsdienst heeft zijn heel bijzondere proportie...
Zoodat de heldhaftigste beoefenaars van den godsdienst boven de volksverbondenheid uitstijgen...
...wat we ook reeds behandelden. De kunst sluit evenrediger bij de volksverbondenheid aan.
En beide zouden op elkander zijn aangewezen?
Wat is het kunstwerk voor den kunstenaar?
Ik probeer voort te gaan op wat u me voorhieldt. In het groote kunstwerk heeft de maker het diepste van zichzelf gelegd, het geheim van zijn leven. En dàt geeft hij weg.
Het heeft voor een ander toch waarde?
Het heeft àlle waarde. Het persoonlijkste leven werkt door op al het bestaande. In het diepste van zich vindt de mensch verbondenheid; daarom geeft hij, met de grootste vreugde, zijn diepere wezen weg tot aller baat.
Wat is het kunstwerk dan?
Het is geen beeld, geen afschaduwing van het leven; als magisch roept het het leven op: het leven in zijn meest besloten bron en zijn innigste eenheid. Het is, zooals u het zegde, een op allen inwerkende tegenwoordigheid. Het plaatst ons in het veld van het goddelijk magnetisme, en niets ligt ons dieper dan die magnetiseerbaarheid.
Wat doet de kunstenaar daarbij?
De kunstenaar is de eerst-gemagnetiseerde, die de magnetische kracht verder mededeelt. Hij schenkt zijn diepste wezen, zich bewust dat anderen zich daarin zullen herkennen.
Wat is het kunstwerk dan voor wie het geniet?
Wie het kunstwerk genaken en genieten kan, ontdekt zichzelf-en-het-heelaal. Het meest intieme leven ontdekt hij als het meest algemeene, de persoonlijkheid als de deelname aan een verbonden bestaan.
| |
| |
Wie het kunstwerk geniet, voelt zich dus èèn met den scheppenden kunstenaar?
Hij voelt zijn eigen wezen opgenomen in de allen-omvattende eenheid van natuur en bestemming.
Eèn ook met zijn medemenschen?
Het kunstwerk legt dus banden?
Het is een band. Niet alleen in wat het uitbeeldt, in zijn inwerken ook, is het algemeen-menschelijk. Het smeedt ons aan elkander. In een magnetisch veld hecht het ijzer zich aan het ijzer; in de sfeer van schoonheid en kunst hecht de mensch zich aan den mensch. Onmiddellijk na de christelijke naastenliefde, bewerkt de kunst de innigste verbondenheid.
Hoeft ze daarom te prediken?
Integendeel! Doch ze moet waar zijn; valsche kunst scheidt de menschen.
Weer wordt u de meester, ik de leerling.
Vindt men daarom, in den huiskring bij voorbeeld, een gezamenlijk gelezen boek niet zooveel mooier?
En alle stadsbewoners kunnen zoo fier zijn om den éénen gothischen toren, die uitsteekt boven hun huizen!
En een geheel volk wordt zoo bezield door één roman of één lied!
Door den Leeuw van Vlaanderen bij voorbeeld, of door den Wilhelmus!
En de reeks van kunstwerken, doorheen de eeuwen van zijn bestaan, leggen zijn geheimsten levensstroom bloot.
En de geheime levensstroom drijft jonge kunstenaars steeds weer naar nieuwe gewrochten.
Waarbij geheel hun geslacht zich nog eens herkent, zich nog eens vernieuwt...
Het lijkt wel als zongen we samen een Te Deum!
Ter eere van de kunst en ter eere van het volk. U ziet wel hoe beide begrippen elkander oproepen.
Toch zag ik hun verband graag nader bepaahl.
...In ons eerste gesprek zegden we dat het volk het ruimste gezin is, tegelijk de engste wereld-op-zichzelf.
| |
| |
Het is de meest spontane vorm van samenleving, die zich geheel zelfstandig en onafhankelijk voordoet.
Het is het natuurlijke veld, waarop de kunst zelfstandig bloeien moet. Want zijn ruim, onafhankelijk, als persoonlijk bestaan biedt ruimte en gelegenheid voor een veelzijdige en krachtige, een geheel eigenaardige kunstproductie, geheel naar het volkskarakter.
Terwijl het volkskarakter, dat zich daarin uitspreekt, zich daaraan meteen zal sterken?
Zoo bestaat er wisselwerking...
Laat mij nu voortgaan. Het volk heeft een eigen bestemming, die zich in de kunstwerken het zuiverst uit. Wederkeerig voeren de groote kunstwerken het volk het veiligst tot zijn bestemming.
Nu ik weer. Het moet zijn hoogste bestemming bereiken: de bovennatuurlijke. Het moet zijn genooten in de gerechtigheid en broederlijkheid leeren leven, op naastenliefde en religie tenslotte gegrond. Voor zijn deel, moet het hen zelfs tot religieuzen deemoed en trouw opvoeren; anders ondermijnde het zichzelf. En geen beter middel dan zijn kunst, tot zulke bevestiging en verheffing!
Omdat de kunst, zooals u het zegde, den overgang aangeeft tusschen het profane en het religieuze?
Zoodat de reeks van eigen groote kunstwerken het zuiverst de vitale traditie van een volk vastlegt...
...het zuiverst de volksgenooten begeestert om die traditie steeds voort te zetten, haar zoo mogelijk te overtreffen...
...het volk dus vereenigd houdt, edel, ruim denkend, levend in gerechtigheid...
De volksverbondenheid voedt zich dus vooreerst aan de eigen kunst.
En de eigen kunst aan de volksverbondenheid. Die twee zijn op elkander aangewezen.
Quod erat demonstrandum... Waar blijft uw versje nu?
Ik zou hier tè veel kunnen aanhalen. Bijna al de klassieke werken uit alle culturen: gebouwen, schilderijen, beelden,
| |
| |
muziek, letterkunde; haast alle hooren ze in een nationale traditie thuis! Een eindelooze reeks ook van prologen en epilogen! Een nog eindeloozer reeks van kleine voorbeelden - liederen, verhalen en verzen - waarin de volksziel altijd weer zichzelf herkent! Denk aan den proloog van Rodenbach's Gudrun bij voorbeeld; of aan de runenspreuk uit dat werk, gelijk ze in ons nog doortrilt:
Laat stijgend storten zelfs den uitverkoren,
uit houwe trouw wordt Moereland herboren.
Of denk aan den slotzin van Conscience's Leeuw van Vlaanderen; waarmede ik eveneens besluiten wil:
Gij, Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg bij de roemrijke daden, welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was, - wat het nu is, - en nog meer wat het worden zal, indien gij de heilige voorbeelden uwer vaderen vergeet.
* * *
Een vraagje nog: komt alle kunst het volk ten goede?
Alle ware kunst, ja; alles wat men kunst noemt, helaas neen! Doch laten we dat onderscheid, in een volgend gesprek, toepassen op de letterkunde.
|
|