Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 334]
| |
Ignatiaansche levenstechniekGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 335]
| |
hooren. Hij alleen zal de scoutsbeweging ten volle begrijpen, die èn scoutsgeest èn scoutstechniek bestudeert, en niet den geest plaatst naast de techniek, of de techniek naast den geest, maar beide, op elkander inwerkend, tot één levend geheel vereenigt. | |
Het JezuïtismeDeze eenvoudige beschouwing over de eenheid van geest en techniek zouden we hier in verband willen brengen met het zoogenoemde 'Jezuïetisme'. Hierdoor wordt bedoeld de aan de Sociëteit van Jesus eigene speculatieve en praktische grondbeginselen, waarop de H. Ignatius van Loyola zijn ordestichting bouwde, en die vier eeuwen reeds door zijn zonen onversaagd in praktijk worden gebracht. Noch de studie van den Jezuïetischen geest op zich zelf, noch de studie van de Jezuïetische techniek op zich zelf, kunnen tot de kennis leiden van het ware geheim en van de ware macht der Jezuïeten. Legt men, zooals Fülöp-MillerGa naar voetnoot(1) het doet, vooral den nadruk op de bedrijvigheid en de werkmethodes van de Jezuïeten in den loop der geschiedenis, dan zal men misschien wel in enkele scherpe formules de groote principes der Jezuïetentechniek hebben vastgelegd: 'de kadavergehoorzaamheid', het streven naar geestelijke wereldheerschappij, het 'achter duizend maskers' zich vermommende aanpassingsvermogen, enz.; van den Jezuïet echter zal men slechts een bediegelijk beeld geteekend hebben, waar noch Ignatius noch zijn zonen zich in zullen herkennen. - Maar ook het andere uiterste dient vermeden te worden; en wie de christelijke, of meer bepaald, de Jezuïetische levenshouding begrijpen wil, mag zich er niet mee tevreden stellen, den christelijken of den Jezuïetengeest te ontleden, en de techniek zoo maar eenvoudig-weg verwaarloozen. Los van de techniek, die hem kleur, lijn en vormen geeft, is de geest maar een schim. Is het niet omdat de ascetische theologie zoo weinig belang hecht aan de christelijke techniek, die den christelijken geest incarneeren moet, dat geestelijke literatuur den lezer maar al te vaak verplaatst in een kleurlooze wereld van vrome abstracties? Den modernen lezer zal een 'Verhandeling' | |
[pagina 336]
| |
over de volmaaktheid der christelijke deugden wellicht weinig boeien; maar waarom zou een concrete studie over den christen, die in een bepaalden levensstaat de christelijke volmaaktheid hoeft te incarneeren in een bepaalden levensvorm, hem niet interesseeren evenzeer als elk psychologisch of karakteriologisch onderwerp? Het lijkt ons dan ook de moeite waard, in breede trekken de geestelijke physionomie van den Jezuïet hier uit te beelden. Zelfs buiten de actualiteit van de zaak om, (zoo pas verscheen er een merkwaardig boek over 'De Geest van Sint Ignatius in zijn Orde')Ga naar voetnoot(2), meenen we, dat het onderwerp ook leeken interesseeren kan. Want de Ignatiaansche ascese heeft de moderne spiritualiteit zoo zeer beïnvloed, dat vele principes van het 'Jezuïetisme' ook door menige christenen in de wereld, bewust of onbewust, worden nageleefd. En Ignatius' levensprogramma komt de aspiraties van den modernen mensch zoo treffelijk tegemoet, dat het haast ongelooflijk lijkt, dat een Spaansch edelman uit de 16e eeuw het heeft uitgedacht en verwezenlijkt. | |
AntinomieënHet is een gemeenplaats geworden, al de antinomieën te achterhalen, die de Jezuïet in zich moet verzoenen. Zelfheiliging in en door het apostolaat; ontwikkeling van den innerlijken bovennatuurlijken mensch door ascese en gebed, en tevens ontplooiing en uitbating, tot op de uiterste grenzen van het mogelijke, van al de natuurlijke gaven en talenten; dwaasheid van het Kruis, samen met christelijk humanisme. En in de apostolische werking. zelf: strenge ijzervaste gehoorzaamheid, en toch geen initiatieflooze enggeestige passiviteit, maar eerder vrijheid, beweeglijkheid, met zelfs een zekeren zwier in houding en gebaar; tucht, maar ook soepelheid; onvoorwaardelijke dienstbaarheid aan Kerk en Paus, en toch in die algeheele overgave van zich zelf, geen neerdrukken der personaliteit, geen slaafsche oogendienst, maar vitalisme en spontane weelderige activiteit. Diepe, grondige, meestal zich | |
[pagina 337]
| |
schuilhoudende nederigheid, die nochtans noch het uitwendige vertoon, noch de opgangmakende propaganda schuwt; verborgen genadeleven in Christus, dat zich aanpast in alle omstandigheden: vrede en oorlog, bloeitijd en vervolging, en in alle bedieningen, ook de meest bescheidene en profane; universeele super-nationale, super-sociale liefde, die daarheen toch hare beste krachten richt, waar er voor de zielen beter, meer diepgaand en op het algemeen welzijn meer terugslaand werk kan worden verricht. Wie zulke antinomieën - en nog vele anderen, - van dichtbij beschouwt, bevindt aldra, dat allen in werkelijkheid tot één enkele kunnen worden gereduceerd: de antinomie namelijk tusschen geest en techniek. Of zoo men wil: de antinomie tusschen idealisme en realisme. Want de geest woont in de sfeer van het ideaal, en de techniek wortelt in de realiteit. De geest is een oogopslag vanuit de hoogte, sub specie aeternitatis, vanuit een goddelijk licht; de techniek is menschelijke krachtsinspanning, moeitevol zwoegen. De geest is dichterlijk, inspireerend, betooverend, - theion ti! De techniek is prozaïsch, eentonig-saai, nuchter berekenend. De geest is een met God verbonden zijn, een aankleven, een afhankelijk zijn van Hem in geloof en gehoorzaamheid, in aanbidding en gebed; de techniek is veroveringsdrang in zelfstandig initiatief en onafhankelijk zelfbewustzijn. De geest is mystieke passiviteit; de techniek, ascetische activiteit. De geest is trouw, dociliteit, zelfverloochening, zelfverzaking; de techniek is doelmatigheid, soepelheid, zelfgenoegzaamheid en zelfontwikkeling. De geest is totale volkomene Christusbeleving; de techniek is humanistische cultuur. Zoo ergens het conflict tusschen natuur en bovennatuur, dat elken naar hooger strevend christen naloopt en kwelt, op acute wijze wordt gevoeld, dan is het voorzeker in de ziel van alwie Ignatius' levensprogramma tot het zijne maakt. Maar - laat ons het niet vergeten - de tegenstelling tusschen geest en techniek is maar schijn, een antinomie wier bestaan slechts door hen wordt gevoeld, die de synthese van geest en techniek nog niet hebben bewerkt. En tusschen natuur en bovennatuur heerscht geen duurzame onherroepelijke vijandelijkheid; het conflict lost zich in een hoogere levenseenheid op. In de werkelijkheid bestaat er geen geest naast | |
[pagina 338]
| |
een techniek, geen techniek naast den geest. Maar niets dan bezielende geest en krachtuitoefende techniek. Geen natuur naast de genade; geen menschelijke uiterlijke middelen en gaven naast inwendige louter-geestelijken. Maar één complexe levendige realiteit, één concrete van-binnen-uit hoogst eenvoudige activiteit, - a work alive - die voor den Jezuïet den naam draagt van de 'maior Dei gloria', de meerdere eer van God. De meerdere eer en dienst van God, het meerdere heil der zielen, de meerdere stichting van den naaste, de meerdere belangen van den Apostolische Stoel en van de Kerk, al deze kernachtige formulesGa naar voetnoot(3), die aanhoudend in de Constituties der Orde terugkomen, drukken in Ignatiaansche taal uit: het grondbeginsel, de levensregel en het doel van elk Jezuïetenbestaan. 'Ad majorem Dei gloriam': in de beteekenis, of liever in de beleving van deze leuze, die 'maar al te gemakkelijk tot een banaal slagwoord verbleekt'Ga naar voetnoot(4), ligt niet alleen het geheim van de macht der Jezuïeten als Orde, maar ook de sleutel die ons toegang verleent tot een klaar en volledig begrip van de geestelijke persoonlijkheid van den Jezuïet.
Drie aspecten van deze persoonlijkheid willen we hier vooral belichten: 1o De geestelijke physionomie van den Jezuïet wordt geheel en al beheerscht door deze waarheid, dat hij in den dienst staat van een apostolische 'Gemeenschap in Jesus'. 2o Hieruit blijkt duidelijk, dat de grootste ellende voor hem bestaat in apostolische onbruikbaarheid, althans wanneer deze hem door zijn eigen schuld ten deel valt. 3o Niet met een middelmatige apostolische dienstvaardigheid mag hij zich tevreden stellen; altijd moet hij streven naar meer apostolische disponibiliteit, ja tot in het uur van zijn dood, zal hij streven naar de grootste bruikbaarheid voor het heil der zielen. | |
Apostel tot de meerdere eer van GodOngetwijfeld heeft Ignatius 'in zijn Stichting algemeen christelijke ideëen verwerkt'Ga naar voetnoot(5): de christelijke ideëen van | |
[pagina 339]
| |
gemeenschap, van gezag en van heiligheid door de ascese. Van elken christen kan en moet gezegd worden, dat hij is 'lid van een Gemeenschap in Jezus', staand 'in dienst van Kerk en Paus', en geplaatst in een levensstaat die 'een weg is naar God'Ga naar voetnoot(6). Vraagt men nu naar het specifiek-ignatiaansche in het 'Jezuïetisme', dan volstaat het niet te antwoorden het apostolaat. Want dit ook is een algemeen christelijk idee. Dan luidt het juiste antwoord: het specifiek-ignatiaansche van het 'Jezuïetisme' bestaat in de ijzervaste doorlogische consequentie, waarmede, met het oog op het doel, de algemeen christelijke gedachten die het benut, worden uitgewerkt en doorgevoerd. In den dienst van de MEERDERE eer van God, in het systematisch beoefenen van de techniek der MAIOR Dei gloria als lid eener apostolische 'Gemeenschap in Jezus', daar en niet elders ligt het specifieke verschil tusschen den christen en den Jezuïet. De Jezuïet dient als lid eener Gemeenschap. Deze Gemeenschap is eerst en vooral de Kerk, en op de tweede plaats slechts de Sociëteit zelf, die juist hierom door den Stichter 'minima Societas', de allerminste wordt genoemd, omdat ze geheel en al in den dienst van de Kerk werken wil. In de Kerk en in de Sociëteit wil de Jezuïet dienen als apostel. De eischen van het apostolaat echter zijn veelvuldig en groot: niet alleen moet het apostolische werktuig 'met God verbonden zijn, en ontvankelijk om door Gods hand veilig te worden geleid; ook moet het geschikt worden gemaakt om op de menschen invloed uit te oefenen.'Ga naar voetnoot(7) Ook in het apostolaat vindt men het tweevoudige element van elke menschelijke activiteit terug: den geest en de techniek. De geestelijk inwendige middelen, die het instrument met God verbinden, zooals daar zijn: 'rechtschapenheid en deugd, en vooral de liefde, een zuivere meening gericht op den dienst van God, vertrouwelijkheid met Hem in de geestelijke oefeningen van godsvrucht, en een oprechte ijver voor de zielen tot verheerlijking van Hem, die hen geschapen en verlost heeft, met terzijdestelling van ieder ander voordeel',Ga naar voetnoot(8) - | |
[pagina 340]
| |
ziedaar het bezielende element; de menschelijke uitwendige middelen, die het werktuig in contact brengen met de wereld, zooals 'hechte en degelijke geleerdheid, de manier om deze in preeken en onderrichtingen aan het volk voor te houden, en de wijze om met de menschen om te gaan en te verkeeren',Ga naar voetnoot(9) - ziedaar het incarneerende krachtuitoefenende element van de apostolische bedrijvigheid. De Jezuïet gaat dus een verkeerden weg op, zoo hij den apostolaatsgeest veronachtzaamt, en zich vooral op apostolaatstechniek toelegt. Want, al wordt hij de geleerdste der geleerden in zijn vak, of de meest gevierde redenaar van zijn tijd, of de schranderste menschenkenner en menschenleider, die de wereld ooit zag, toch blijft zijn activiteit, hoe kunstrijk, hoe geniaal, hoe wijd zich uitstrekkend ook, beroofd van wat haar moet bevruchten en bezielen, van wat haar genadekracht en bovennatuurlijke werkdadigheid schenken moet: de 'unctio Sancti Spiritus', de zachte leiding van den Heiligen Geest, de inwendige wet der goddelijke liefde, die de menschelijke krachtsinspanning van het apostolisch werktuig verheft, wijdt en tot het bovennatuurlijke doel dienstig maakt. Maar dit beteekent niet, dat de Jezuïet de natuurlijke middelen en de apostolaatstechniek ongestraft verwaarloozen mag. Al even verkeerd handelt hij, zoo hij ze niet aanleert en aanwendt. Maar dan 'oprecht en uitsluitend tot den dienst van God', zonder de minste eigenzoekelijkheid, niet voor zijn eigen voldoening, ook niet 'alsof op die middelen zijn vertrouwen rustte, maar veeleer om daardoor mee te werken met de goddelijke genade, overeenkomstig het plan van zijn hoogste voorzienigheid. Want God verlangt, dat Hij verheerlijkt worde zoowel door de natuurlijke gaven, die Hij ons als Schepper geeft, als door de bovennatuurlijke, die Hij schenkt als Uitdeeler der genade'.Ga naar voetnoot(10) De verplichting. die den Jezuïet krachtens zijn roeping opgelegd wordt, de natuurlijke middelen aan te wenden en de apostolaatstechniek te beoefenen, zonder noch op die middelen, noch op die techniek te vertrouwen, zonder maar eenigszins zich zelf erin te zoeken, stelt voorzeker een der lastigste problemen van het geestelijke leven: het probleem, waarvoor | |
[pagina 341]
| |
ook de leek wordt geplaatst, die in de wereld een bewust christelijk leven leiden wil: groote, of zelfs maar kleine fortuinen beheeren, en toch van het geld onthecht blijven; een in hoog aanzien, invloedrijke plaats bekleeden in het sociale leven, en toch diep nederig de gemeenschap dienen, enz. Velen voorwaar zal het lichter schijnen in een staat van effectieve armoede en vernedering te leven, dan in zulk een aanhoudende gelegenheid tot eigenzoekelijkheid. 'Vivre dans le monde sans en être, schrijft P. de Grandmaison, réussir et ne pas se complaire en soi, aimer et être aimé sans attache naturelle, humaine; être savant, écrivain, maître, père et ami des âmes, guide des esprits et leur lumière et ne pas s'attribuer tout cela, ou du moins une part, ne pas faire de rapine dans le sacrifice, est-ce possible? Seigneur, je n'ai d'espoir qu'en vous seul pour faire ce miracle, d'être au milieu du feu sans brûler'.Ga naar voetnoot(11) Ook is het daarom alleen, om in zulk een staat van totale affectieve onthechting te kunnen leven, dat de Jezuïet, in dikwijls tragische, altijd aangrijpende zielecrises, effectief aan alles verzaakt. Versterving en abnegatie zijn nooit een doel op zich zelf. En alles wat men, door de kloostergeloften of daarbuiten, 'als een offer van liefelijken geur' aan God opdraagt, wordt zoo maar niet eenvoudig weg verbrand Gode ter eere, maar het wordt door God teruggeschonken, opdat het, van alle eigenwaan en eigenwijsheid, van alle eigenbaat en eigenliefde gezuiverd en gelouterd, vruchtbaar worde en bruikbaar tot in het honderdvoudige. Hoeveel Jezuïeten - hoeveel leeken, wier later leven allerrijkst is geweest aan genadevruchten - hebben geschreven, of maar impliciet aangevoeld, wat P. de Grandmaison gedurende zijn derde proefjaar schreef: 'Considérant que (l')attache au créé est ce qui m'inquiète le plus pour mon avenir religieux, et ce aui pourrait le plus m'empêcher d'atteindre à la sainteté que réclame ma vocation, et à laquelle je sais que Dieu veut bien m'appeler; et encore considérant que l'ordre probable de la Providence de Dieu m'engagera dans une vie où je devrai renoncer de coeur à cette attache sans renoneer aux études, aux relations, aux | |
[pagina 342]
| |
affections qui l'ont fait naître; et viser au succès sans y tenir, et poursuivre de toutes mes forces des travaux que j'aime sans m'y asservir, et aimer beaucoup sans cesser d'aimer purement, - et que cela est vivre dans le feu sans être brûlé, dans le monde sans être du monde, et que mes forces n'y suffisent absolument pas; considérant que néanmoins la vocation divine semble bien en outre m'appeler à accepter avec paix, et même avec joie, toutes les dispositions providentielles sur ma vie (santé, positions, revers, pertes, séparations, ingratitudes, insuccès, aridités, délaissements) et que mes forces y suffisent peut-être moins encore qu'à travailler purement pour la gloire de Dieu, - j'ai résolu de demander è, Dieu avec humilité et confiance la grâce spéciale qu'il me faut pour persévérer dans ce désintéressement et cet abandon joyeux et filial...'Ga naar voetnoot(12) | |
Geest èn techniekNeen, noch de pseudo-technicus, specialist in de apostolische bedrijvigheid, noch de eenigszins geïllumineerde pseudo-mysticus, die dweept met geestelijke middelen en het menschelijke pogen minacht, - is de echte Jezuïet. 'Haec oportuit facere, et illa non omittere'. Het eene moet hij doen, en het andere niet laten. Hij gedraagt zich zooals zijn H. Vader Ignatius, waarvan geschreven staat: 'Ondernam hij iets in den dienst van onzen Heer, dan maakte hij om te slagen van alle menschelijke middelen gebruik, en wel met zooveel toeleg en goed gevolg, dat het succes daarvan scheen af te hangen. Ondertusschen vertrouwde hij zoo vast op God en bleef zoo overgegeven aan de leiding van Zijn goddelijke voorzienigheid, dat het leek, dat alle overige menschelijke middelen, die hij aanwendde, van geenerlei waarde en beteekenis waren'.Ga naar voetnoot(13) Noch de menschelijke, noch de geestelijke middelen zijn tot alles toereikend. Menschelijke inspanning is erbij noodig, niet omdat er aan de menschelijke middelen een hooge waarde moet worden gehecht, maar omdat de Jezuïet, zooals zijn H. Vader Ignatius, 'er zich diep van bewust is, dat God door | |
[pagina 343]
| |
deze natuurlijke waarden Zijn scheppingsdoel bereiken kan en ook bereiken zal, als wij ze gebruiken volgens Zijn wil en welbehagen en in vertrouwen op Zijn bijstand'Ga naar voetnoot(14); omdat hij er diep van overtuigd is, 'dat achter iedere menschelijke daad een goddelijke daad schuilt, dat God in Zijn liefde en goedheid het zwak-menschelijke pogen omringt met Zijn voorkomende, steunende, bewerkende en voltooiende genade, met Zijn verlichtingen van het verstand en Zijn opwekkingen van den wil, met de rustige serene aandrift van Zijn gaven en gunsten'.Ga naar voetnoot(15) Dat ziet de pseudo-mysticus, die meent dat gebed en zelf-verloochening alles vermogen, niet in. Voorzeker, het blijft waar, dat van deze inwendige middelen 'de kracht moet uitgaan naar de uitwendige om het voorgestelde doel te bereiken'Ga naar voetnoot(16); maar dit beteekent niet, dat men ongestraft de menschelijke inspanning en de ontplooiing der natuurlijke gaven ter zijde stelt. Hem herkent Ignatius niet als zijn discipel, die vol minachting voor al het vergankelijke, de wereld vliedt, en zonder zich verder te bekommeren om de gedachtenstroomingen en den geest van zijn tijd, zich verdiept in gebed en boeteplegingen, en zich vergenoegt met aan zijn evenmensch het weinig aantrekkelijke schouwspel te geven van zijn persoonlijk streng en heilig leven. Alweer geldt hier het woord van P. de Grandmaison, door hem tot de leeken gericht: 'Ni l'agrément ne peut suffire à rien, ni l'abnégation à tout. Ce qu'il faut, c'est un alliage des deux, un des métaux donnant la dureté, la solidité, l'inaltérabilité, et l'autre, l'éclat, la beauté, le relief artistique, l'attirance. L'abnégation donne sa force, et l'agrément son “venez à moi”, son charme.'Ga naar voetnoot(17) Wat de biograaf, P. Lebreton, aldus commenteert: 'Le Père voulait que l'apôtre unît un maximum de liberté extérieure avec une dépendance intérieure du saint Esprit qui ne pouvait être trop grande; et qu'il revêtit l'abnégation solide qu'il prêchait, d'agrément et de bonhomie. Il employait souvent ces deux expressions, pour lui à peu près synonymes et il est difficile d'expliquer tout ce qu'il mettait là-dessous: d'abord l'absence de romantisme, de pathétisme, | |
[pagina 344]
| |
la simplicité et la modération dans l'expression des sentiments les plus profonds; aussi une certaine élégance dans la pratique de la vertu, qui fait que l'effort ne paraît pas, même dans des actes très difficiles. Il disait qu'il faut aller au combat en chantant, mourir sans phrases'.Ga naar voetnoot(18) We meenen ons niet te vergissen, wanneer we beweren, dat ook deze 'bonhomie', deze kinderlijke eenvoud, deze pretentielooze bescheidenheid en 'modestia', een kenmerkende en misschien niet altijd genoeg opgemerkte trek is van de geestelijke physionomie van den idealen Jezuïet, Hierdoor is de voor zich zelf misschien zoo meedoogenloos verstorvene, in misschien zeer diepe Godsbeschouwing levende man Gods, werkelijk humaan. In hem geen levenstragiek, geen aanstellerig romantisme (die meestal hun oorsprong hebben in eigenliefde en eigenwaan), geen leugenachtige zich zelf bedriegende deugd, maar minzame zachtmoedigheid en humor, maar de slechts uiterlijk kinderlijke, rijpe eenvoud van den man, die zich, door onthechting en zelfverloochening, tot diepe nederigheid, dit is tot algeheele dienstbaarheid, ontwikkeld heeft, - maar, naar Ignatius' wensch, de 'virtus solida en perfecta' hechte en volmaakte deugd, waarin geest en techniek, natuur en bovennatuur, elkander helpend en aanvullend, elk het hunne bijdragen om uit te beelden de ideale apostolische bedrijvigheid van den apostel in den dienst van Christus' Kerk. | |
Apostolische onbruikbaarheidWe handelden tothiertoe over het geestelijke ideaal van den Jezuïet, welk ideaal ook menig christen in de wereld, mits enkele wijzigingen, tot het zijne maken kan. Want wat de Jezuïet wil zijn in en voor zijn Orde, dat kan, ja zelfs, dat moet de christen zijn in en voor de Kerk. Wat nu de verwezenlijking ervan aangaat, springt het al dadelijk in het oog, dat er voor den Jezuïet geen grootere ramp bestaat dan vrijwillig veroorzaakte apostolische onbruikbaarheid. Deze immers ontneemt hem, als Jezuïet, zijn rede van bestaan en maakt hem tot een parasiet in de apostolische gemeenschap waarvan hij lid blijft. Apostolische onbruikbaarheid nu, zooals elke gestelijke indisponibiliteit heeft altijd haar oorsprong in een ongeregelde neiging van het eigen ik. | |
[pagina 345]
| |
Ofwel is het de wil, die uit gebrek aan dienstvaardigheid, door hoogmoedige gehechtheid aan eigen zienswijze, aan de leiders der gemeenschap weigert te gehoorzamen; ofwel wringt het hart, aan groote of kleine passies verslaafd, in grillige nukken verstrikt; ofwel is het - derde en laatste vorm van apostolische onvruchtbaarheid - een gebrek aan verstandelijke tucht, aan levensernst, dat het apostolische werktuig voor zijn taak onbruikbaar maakt. De eigenzinnige, de gevoelsmensch en de dilettante kunnen onmogelijk goede dienaars zijn van de meerdere eer van God. En in een dezer drie menschen-categorieën te vallen, is werkelijk, naar het woord van den Gelukzaligen Robert Southwell 'summa Jesuitae miseria', voor den Jezuïet de grootste ellende.Ga naar voetnoot(19) Tegen die drie vormen van apostolische onbruikbaarheid, hoeft hij te strijden zijn leven lang. Want het volstaat niet, ééns den afgod van het eigen ik onttroond en verbrijzeld te hebben; altijd opnieuw en altijd in een meer subtielen vorm, rijst hij op en dingt hij naar de eerste plaats, naar de heerschappij over de ziel van den apostel, óf langs de wegen van den hoogmoed, óf langs de wegen van de zinnelijkheid, óf zelfs langs de kronkelende paden van een subtiele rationalistische zelfgenoegzaamheid; als de bruikbaarheid van het apostolisch instrument maar verbroken wordt, als de algeheele bereidwilligheid in den dienst van God maar door eigenzoekelijkheid ontzenuwd en met eigenliefde wordt besmet. Deze strijd tegen de apostolische onbruikbaarheid, neemt noodzakelijkerwijze in de geestelijke vorming van den Jezuïet een zeer belangrijke plaats in. De indisponibiliteit van den wil bestrijdt de jonge religieus door het beoefenen van de Ignatiaansche 'indifferentia', een wilsgesteltenis, die natuurlijk niet in apathische onverschilligheid bestaat, maar wel in totale bereidwilligheid om tot Gods meerdere eer te dienen zoowel 'in gezondheid als in ziekte, in rijkdom als in armoede, in eer als in oneer, in een lang als in een kort leven'.Ga naar voetnoot(20) Om de volledige bruikbaarheid van het hart te verkrijgen. legt hij zich vooral op steeds grootere zelfverloochening toe, ja zelfs op voortdurende versterving, ook in de | |
[pagina 346]
| |
geringste zaken. En om het dilettantisme te bestrijden, dient vooral het zuivere inzicht waarmede hij al zijn langdurige studies voor het heil der zielen ijverig en standvastig onderneemt. Deze negatieve zijde van de Ignatiaansche ascese is genoeg bekend. Het 'agere contra', het tegenwerken der natuurlijke neigingen, het breken van eigen wil en eigenliefde, om het temperament, ook het meest rijke en onstuimige, te plooien en te dwingen zich te voegen naar wat men genoemd heeft 'le moule jésuite', is het meest, zoo niet berucht, dan toch besproken aspect van de Jezuïetenpersoonlijkheid. Wat men misschien niet genoeg in acht heeft genomen, is dat die krachtdadige wilsvorming, dat dit zoogezegd neerdrukken van de personaliteit geheel en al gericht is op de algeheele vruchtbaarheid van het latere apostolaat, op de totale dienstvaardigheid en bruikbaarheid van het apostolisch werktuig in dienst van God en van de zielen. Men kan dat een (betrekkelijk) neerdrukken der personaliteit noemen, zoo men wil. Maar men vergete toch niet, dat elke ware verrijking der personaliteit en elke zielegrootheid in het aanwerven bestaat van een grootere, ruimere dienstvaardigheid; en dat elke geestelijke indisponibiliteitGa naar voetnoot(21) - in den wil, of in het hart, of in het verstand - ten slotte altijd een verarming der personaliteit beteekent, een overwinning van het egoïsme, een beperking van het invloedsvermogen, een isoleering van het eigen ik, een onvruchtbaarmaking en verdorring van de ziel. Neen, er bestaat geen hooger verhevener doel, voor de ontwikkeling van de personaliteit, dan de volledige bruikbaarheid in dienst van een veredelende, heiligende zaak; en welke zaak is heiliger dan deze, die de Jezuïet met hart en ziel dienen wil: de maior Dei gloria? | |
ZielsconflictenVoorzeker, hierdoor hebben we de bedoeling niet, de mogelijke, dikwijls pijnlijke zielsconflicten te loochenen, die deze dienst met zich medebrengt. In elk Jezuïetenleven, en niet alleen gedurende de eerste kloosterjaren (of de strijd voor de algeheel apostolische bruikbaarheid moet zeer vroeg reeds | |
[pagina 347]
| |
worden opgegeven...) komen er oogenblikken voor, waarop het apostolisch werktuig met zonneklare helderheid inziet, dat, om consequent met zijn roeping te blijven, het de zegepraal behalen moet op de krachten, hoe ze ook mogen heeten, die zijn apostolische bruikbaarheid ten volle of ten deele in gevaar kunnen brengen: hoogmoed of geest van onafhankelijkheid, zinnelijkheid of eigenzoekelijkheid, te natuurlijke of te rationalistische handel- of denkwijze. De antinomieën, die we hierboven hebben vermeld, komen, onder den een of den anderen vorm, vroeg of laat te staan in het leven van den Jezuïet als een levensconflict, dat dringend wacht op een oplossing, die èn louterend èn harmoniëerend werken moet. De opgang naar de heiligheid geschiedt voor ieder christen langs een opeenvolging van zielecrises, die, in den zin der zelfverzaking opgelost, de ziel louteren, vereenvoudigen en ontvankelijk maken om door God geleid te worden. In dat louteringsproces kan men drie hoofdmomenten onderscheiden: de crisis van het affectief leven in de eerste vormingsjaren, de crisis van den onafhankelijkheidsgeest in de jaren van de aankomende geestelijke rijpheid, en, op lateren leeftijd nog, de crisis van een te natuurlijke, te menschelijkvoorzichtige, niet genoeg onder den invloed der genade staande, werk- en handelwijze. Het eerste conflict, dat de naar volmaaktheid strevende ziel op haar weg ontmoet, is het probleem der menschelijke genegenheden. Wat ze bemint, en misschien beminnen moet, hoe kan ze, hoe zal ze het in Christus beminnen? Reeds als novice, schreef P. de Grandmaison: 'Il faut que mon amour traverse les affections humaines, mais comme un fleuve bienfaisant et en les entraînant à Jésus-Christ. Je veux serrer ceux que j'aime entre Jésus-Christ et moi'.Ga naar voetnoot(22) Wat later wellicht heeft de jonge religieus ondervonden, dat dit zonder pijnlijke louterende zielsonthechting niet mogelijk is. Als jonge leeraar, schrijft hij: 'Je vous aime, (Seigneur), mais pas assez encore, car je m'aime encore trop, car je vous sacrifie avec trop de rancoeur ce que vous me demandez, car je n'ai pas avec vous cette tendresse profonde de coeur qui se moque de tout pourvu qu'il aime et soit aimé... J'aime avec vous | |
[pagina 348]
| |
d'autres choses encore: votre Eglise, mon pays, les âmes que le sang ou l'affection ont faites miennes, mais je ne les aime qu'en vous, que d'une façon subordonnée à voos. Je m'exprime mal, mais c'est cela. En d'autres termes, je les aime, - c'est-à-dire je veux les aimer, - non poer moi, non pour la douceur que j'y trouve, mais pour vous et pour elles, pour qu'elles soient heureuses en vous connaissant, et comme je ne puis m'abstraire entièrement, pour que nous soyons heureux ensemble dans votre connaissance et votre amour unifiant tout'.Ga naar voetnoot(23) Ook nu is de definitieve synthese tusschen den 'amor concupiscentiae' en den 'amor benevolentiae' nog niet ingetreden. Want degene voor wie de categorieën 'pour moi, pour la douceur' nog zin hebben en nog hoeven uit het inzicht geweerd te worden, geeft juist daardoor te kennen, dat zijn hart nog niet heelemaal onthecht is; de definitieve vereenvoudiging van het hart treedt maar in door het transcendeeren in het goddelijke 'Du' van deze nog te subjectieve, te romantische beschouwingen. De vereenvoudiging van de ziel, die het apostolisch werktuig in staat van algeheele dienstvaardigheid stellen moet, ondergaat, bij den aanvang der mannelijke rijpheidsjaren, een tweede phase, waarin de apostel door Gods genade uitgenoodigd wordt, om in geest van geloof, zich zelf alle eigenzinnigheid, alle onafhankelijkheid te ontnemen in den gemeenschappelijken dienst van Gods meerdere eer. Dit is het oogenblik, waarop de geest van gehoorzaamheid vooral op de proef wordt gesteld, het uur waarop de bittere ontgoochelingen, omtrent de studiën, de leden en de werken van de Sociëteit, hun noodlottige gevolgen dreigen voort te brengen van zielsverenging, ontvreemding, isoleering en onvruchtbaarheid. De Gelukzalige Robert Southwell zelf maakt de volgende zakelijke bemerking: 'De ondervinding leert, dat de Oversten zelf werkelijk niet weten, welke bevelen ze ons een of twee dagen, maanden, of jaren later zullen opleggen. Dikwijls weliswaar stellen ze zich voor, ons tot dit of dat ambt te bestemmen; maar wanneer het oogenblik komt, waarop de zaak uitgevoerd of het bevel gegeven zou moeten worden, dan beslissen ze er heelemaal anders over; zoodat het waarlijk lijkt, alsof ze niet weten | |
[pagina 349]
| |
wat ze doen'.Ga naar voetnoot(24). De gehoorzaamheidsidee dient dan herzien, ja misschien voor de eerste maal grondig onderzocht en een nieuwe grondslag dient gelegd tot de algeheele nederigheid, die naar Ignatiaansche opvatting geenszins van de dienstvaardigheid verschilt. Het is de tijd van de mannelijke overgave van zich zelf aan de leiding der goddelijke Voorzienigheid, in het volle bewustzijn van zijn eigen krachten eenerzijds, en van de menschelijke ontoereikendheden anderzijds, de tijd van den definitieven stap naar de totale apostolische bruikbaarheid, waaraan P. Lallemant den naam geeft van tweede bekeering.Ga naar voetnoot(25) Maar zelfs na de 'tweede bekeering' is de loutering van het apostolisch instrument nog niet voltrokken. In het eerste inwendige conflict, dat we beschreven, verzaakte de jonge religieus aan het affectief leven; in en door dat offer zelf werd het het geheim geopenbaard en de macht gegeven alles te beminnen in Christus. In de tweede zielecrisis verzaakte hij, nu man geworden, aan eigen zelfstandigheid en onafhankelijkheid; in en door dat offer werd hem het geheim en de macht gegeven, in den letterlijken zin van het woord, in societate Iesu te leven, in gemeenschap met - en in de gemeenschap van Jezus, zijn Leider en Koning. In een laatste en derde moment van de vorming tot algeheel apostolische bruikbaarheid. ondervindt hij nu, reeds volop in het apostolaat, dat zijn eigen ik, hoe afgestorven aan zich zelf en hoe van elke ongeregelde gehechtheid gelouterd ook, toch nog altijd een beletsel blijft voor de werking der genade, en hij constateert met P. de Grandmaison: 'Ma vie échappe trop à Notre-Seigneur, mihi adhuc vivo, et cela, moins encore par les fautes délibérées que par les reprises, fréquentes et longues, de vie naturelle, égoïste, 'charnelle'. - Si je vis encore trop pour moi, et pas assez à Notre-Seigneur, c'est sans doute que je ne suis pas mort assez au péché, au mal, surtout à je ne sais quel charme de vie humaine, simplement humaine, non renouvelée, non spirituelle, non ressuscitée: 'nondum mortuus sum'.Ga naar voetnoot(26) Nu is het uur gekomen om de laatste banden los te maken, die de ziel weerhielden, te worden het | |
[pagina 350]
| |
volmaakte, soepele, door de goddelijke Hand geleide instrument. Door de oplossing van deze derde zielecrisis, op een hoogtepunt van het geestelijke leven, wellicht niet door iederen apostel bereikt, waartoe nochtans allen geroepen zijn, verdwijnt de tegenstelling tusschen actie en contemplatie, en vervloeien beide in één enkele tevens door God bewogene en tevens menschelijke activiteit, die èn apostolaat is èn gebed, actie èn contemplatie, ascetisch èn mystisch hoogtepunt van het maius Dei servitium, van den extensief en intensief grootst mogelijken dienst van God. | |
'Hechte en volmaakte deugd'Op het einde van die lange zielsloutering, schitteren in al hun pracht drie specifiek-apostolische deugden: in den wil. de 'liberalitas' in het verstand, de 'discreta caritas', in het hart, de 'familiaritas cum Deo'. Over de bij den Jezuïet vereischte edelmoedigheid en bereidwilligheid in den dienst van God hoeven we niet meer uit te weiden. Het was een door Ignatius geliefkoosd beginsel: dat 'hoe inniger men zich aan God verbindt en hoe edelmoediger men zich jegens Gods opperste Majesteit betoont, men wederkeerig des te meer Gods vrijgevigheid ondervinden zal en van dag tot dag ontvankelijker worden voor het verkrijgen van steeds overvloediger genaden en geestelijke gunsten'.Ga naar voetnoot(27) Ook is het gemis aan edelmoedigheid de belangrijkste oorzaak waarom door zoovelen de algeheele apostolische bruikbaarheid niet wordt bereikt, naar de bekende Ignatiaansche spreuk, dat 'er weinigen zijn in dit leven, ja sterker, dat er niemand is, die tenvolle kan bepalen of beoordeelen, hoezeer hij van zijn kant beletselen stelt en hoezeer hij afbreuk doet aan hetgeen de Heer in zijn ziel wil uitwerken'.Ga naar voetnoot(28) De tweede deugd, die Ignatius in zijn zonen wil zien bloeien, is een geestesgesteltenis waaraan hij den naam geeft van 'prudens en discreta caritas', voorzichtige en weldoordachte liefde.Ga naar voetnoot(29) Meer dan elke andere apostolische deugd mis- | |
[pagina 351]
| |
schien, is de discretio de langdurige moeilijke synthese van schijnbaar tegenstrijdige elementen: ze veronderstelt, in hun hoogsten graad ontwikkeld, de natuurlijke gaven van gezond oordeel, tegenwoordigheid van geest, kunst om met de menschen om te gaan, vindingrijkheid en toch maathoudenden geest van initiatief, kortom de meesterschap in de apostolische techniek, verbonden en vereenigd met de hoogste bovennatuurlijke gaven, beheerscht en geleid door de 'inwendige wet van liefde en toewijding, die de Heilige Geest in de harten schrijft'.Ga naar voetnoot(30) Hier vooral blijkt het overheerlijk, hoe de vele offers, die de Jezuïet tot meerdere bruikbaarheid in den ,dienst van God heeft gebracht, tot in het honderdvoudige worden beloond; verre van zijn persoonlijkheid te onderdrukken, dragen ze allen ertoe bij, om de waardigheid en de vruchtbaarheid zijner werking te vertiendubbelen. En eindelijk is de ziel en het centrum van geheel die werking de 'familiaritas cum Deo', de vertrouwelijke omgang en het intiem contact met God. Wat is immers de apostolische werking waard, zoo ze niet aansluit bij de Bron van alle Goed? Wat vermag ook het fijnste instrument, klavier, penseel of houweel, zoo het niet ontvankelijk is voor elke beweging van de hand van den Kunstenaar? De verhouding van het gebed tot het apostolaat is voor den Jezuïet uiterst eenvoudig. Gebed immers beteekent voor hem eerst en vooral niet den gebedstijd, de oogenblikken die aan overweging en andere geestelijke oefeningen moeten worden besteed; het bestaat hoofdzakelijk hierin, dat hij God in alles zoekt, dat hij Hem met een zuiver meening dient en Hem behagen wil, en dat hij den vertrouwelijken omgang, het intiem contact met Hem vindt en bewaart door al zijn bezigheden heen, volgens den raad dien de H. Ignatius, aan al de leden der Sociëteit geeft: 'Dat zij in alles God zoeken, door zich zooveel mogelijk van alle liefde voor de schepselen te ontdoen, om geheel hun liefde op den Schepper alleen over te brengen, Hem beminnend in alle schepselen en alle schepselen in Hem, overeenkomstig Zijn allerheiligsten en goddelijken wil'.Ga naar voetnoot(31) Hoe volmaakt deze gebedswijze door den Stichter zelf werd beoefend, en hoe hoog ze hem in de mystieke Godsbeschou- | |
[pagina 352]
| |
wing voerde, wordt ons door al zijn tijdgenooten bevestigd.Ga naar voetnoot(32) Naar het voorbeeld van zijn H. Vader, hoogste en nooit geëven aarde incarnatie van zijn ideaal, wil de Jezuïet, door de beoefening van de door P. de Grandmaison zoo prachtig beschrevene 'dévotion virile',Ga naar voetnoot(33) midden in het gewoel der wereld, zich met de grootst mogelijke bruikbaarheid wijden tot den dienst van Gods meerdere eer, en Hem, zijn Schepper en Verlosser, naar het schoone woord van P. Sucquet, zoeken en zien in alles en in allen: 'Omnia in eo videt, et illum unum in omnibus intuetur; nihil novit nisi Iesum et hunc crucifixum; illum in pueris puerum speciosum prae filiis hominum, in iuvenibus iuvenem crescentem gratia apud Deum et homines, in viro virum perfectum et sponsum suum.' 'De siele siet alle dinghen in hem, ende siet hem alleen in alle dinghen; hij en kent niet dan Jesum, ende dien ghecruyst, hem kent hij in de kinderen, een kindt schoon boven alle kinderen der menschen; in de jongers eenen jongelinck groeyende in gratie bij Godt ende de menschen; in de mans een volmaeckt man ende haren bruydegom'.Ga naar voetnoot(34) |
|