Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||
Economische kroniek
| |||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||
diger én plotselinger waren dan met de landbouwcrisis van 1885-95Ga naar voetnoot(1). Die schommelingen brachten geweldige stoornis in het landbouwbedrijf en lokten nu krachtdadig, soms zelfs drastisch ingrijpen der openbare macht uit. Een alleszins merkwaardig werk van Docent Dr. Karl SCHILER: 'Marktregulierung und Marktordnung in der Weltgrarwirtschaft'Ga naar voetnoot(2) licht ons omstandig hierover in. Zijn werk bestaat uit twee deelen. Het eerste leert ons hoe, in de 33 onderzochte landen, de markt der voedingsmiddelen 'gebonden' werd. Deze omvangrijke beschrijving steunt op statistieke gegevens maar niet uitsluitend hierop. De bladzijden gewijd aan het ingrijpen in België overtuigden ons hiervan: het geheel eigene en eigenaardige van onzen landbouw, onze landbouwpolitiek en de organisatie onzer landbouwers is er merkwaardig juist in weergegeven, veel juister dan enkel statistieken en officieele documenten het mogelijk maken. Op deze beschrijving volgt het tweede deel, over 'Techniek und Erscheinungsforme der agraren Marktregulierungen und | |||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||
ihre ökonomische Durchschlagskraft'. Hier worden de bijna ontelbare maatregelen tot ordening der markt methodisch onderzocht om hunne werking aan te toonen en den werkelijken invloed er van na te gaan. De schrijver bewijst in dit deel dat hij zijne stof geheel beheerscht: met hem geraken wij wegwijs in het ontzettend rijk en zeer verscheiden feitenmateriaal; van alles komt de ware draagkracht heel duidelijk uit. Naar hetgeen de schrijver ons leert, was België 'een land met een zeer teruggehouden landbouwpolitiek'. De heel bijzondere landbouw- en landbouwerstoestanden die hij kort maar zeer gevat schetst schijnen die behoedzaamheid uit te leggen en althans gedeeltelijk te rechtvaardigen: de afzet geschiedde voor het overgroot deel op de binnenlandsche markt; we genoten het voordeel van zeer stabiele kleine landbouwuitbatingen 'die voor een belangrijk deel steunden op landbouwbijarbeid van industriearbeiders'; eindelijk maakte de wijde uitbreiding van het vereenigingswezen in den 'Belgischen Boerenbond' de inrichting van een staatsorganisme tot regeling der binnenlandsche markt, zelfs onder de crisis, overbodig. België is een land waar de liberaal-cooperatieve ideologie, ook onder de groote crisis, niet, zooals in Nederland, door staatscentraliseerende regulariseerende organismen verdrongen werden'Ga naar voetnoot(3). De regeering werkte schier uitsluitend door middel van invoerrechten en contingenteeringen (waarbij kwam de hulp aan de tarwevoortbrengers en regeling der margarineproductie). Onze landbouwers zullen dien verdienden lof van den Hoogleeraar waardeeren! Ze zullen echter ook oordeelen dat protectie niettemin geboden was: de buitenlandsche concurrentie moge dikwijls eerlijk zijn geweest, ja zelfs als opgedrongen door wantoestanden op de markt der landbouwproducten; ze bedreigde niettemin het welzijn, zoo niet het voortbestaan zelf van onze bevolking die een onmisbaar element tot sociaal welzijn van het land uitmaakt. Belgë is een der sterkst geïndustrialiseerde landen der wereld; onze bodem is weinig uitgestrekt en geenszins overal uit zichzelf vruchtbaar. Maar de noeste arbeid onzer landbou- | |||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||
wers, eeuwen door, heeft woestenijen tot akkers herschapen waarop overvloedige vruchten gewonnen worden. En die landbouwersstand, door taaien arbeid gehard, is voor ons gansche volk als een weelderig opborrelende bron van leven en deugd. Moet dan de openbare macht niet zorg dragen voor zijn ongeschonden voortbestaan, ook indien die politiek van anderen eenige stoffelijke offers eischt, enkele hoogere prijzen meebrengt?
De beschermingsmaatregelen door Dr. Schiller beschreven hebben den buitenlandschen handel moeilijker gemaakt en ingekrompen - in welke maat, kunnen wij moeilijk uitmaken -. Maar dwingt deze vaststelling op haarzelf tot afkeuring dier politiek? Moeten wij dan als algemeen princiep voorhouden dat het altijd nuttig is veel uit het buitenland te betrekken zoodra het daardoor wat beterkoop is; ware het niet economisch maar vooral sociaal verkieslijker te trachten de eigen natuurlijke rijkdommen uit te baten, ook wanneer deze wat moeilijker te bewerken zijn? En eindelijk, zal een matige bescherming, toegepast om zich van de geweldige schokken te bevrijden die een ongebonden vreemde concurrentie onvermijdelijk meebrengen, niet ten slotte van aard zijn geordende internationale samenwerking te bevorderen? Dan toch zal de buitenlandsche handel met meer onderling vertrouwen kunnen worden gedreven. We stellen de vraag met Prof. G. Mackenroth, de inleider der besproken studie, die met deze hypothese zijne 'Inleiding' sluit: 'auch der regulierte internationale Austausch is ausweitungsfähig, vieleicht sogar stärker als der noch unter liberalen Bedingungen stehenden Aussenhandel, und darüber hinaus wird diese Ausweitung gleichmässiger und daurhaftiger sein, weil sie abgestimmt is auf die binenwirtschaflichen Lenkungs- und Ordnungstendenzen der beteiligten Nationalwirtschaften'. |
|