Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Godsdienstige kroniek
| |
[pagina 53]
| |
- die grelle blendende Finsternis die wenkt. Een zwijgen hing tusschen ons, de tikkende klok telde het. - 'die grelle blendende Finsternis', kunt ge 't schooner zeggen? - God en de menschen. Het spel van den menschenlievenden God met de Godlievende menschen. De menschen, die God zoeken omdat ze Hem reeds gevonden hebben. Hem meer zoeken dan ze vermoeden. - Als een mensch weet dat heel zijn doen en laten, zijn lijden en blijheid, zijn streven en genieten God zoekt: wat is het een berusting! - Iets als een frissche avondhemel na een zwaren heeten dag. Al was ons leven stormende wind en regen, ijzige koude en hier en daar een kletsken zon, God's liefde overkoepelde alles met een majestueuse eeuwige rust. Soms dachten wij aan ontvluchten; maar hoever wij ook liepen, Zijn ster lichtte boven ons. - Lippert kan zoo mooi schrijven over God, vindt u niet? In een taal, die profeteert, fluisterend benadert, het mysterieuse stamelt en vaak het onuitsprekende maar raden laat: men vouwt de handen..... - Het meeste en het beste blijft altijd onuitgesproken. - Weet ge waaraan sommige bladzijden uit 'Samenspraken' me denken doen. Het is misschien naief? Aan het Evangelie. Bij Lippert ligt ook zoo'n volheid van begrijpen, een doorzichtigheid en een verlossing, die dicht bij is. - Maar vindt ge dan niets gewaagds? Die samenspraak met een skiloopster, met een aankomende dichteres, met een echtpaar, met Martha en Maria? - Hoeft een priester, die de spanning tusschen God en menschen verzoenen moet, niet totaal bij God te zijn; niet totaal ook bij de menschen, met zijn begrijpend en dienstbaar hart? Hij schenkt de menschen veel; meer nog misschien schenken hem de menschen. Beneden het venster kronkelde de rook op uit de huizen, van een arme-menschenwijk. Lippert met zijn begrijpendstarende oogen en wat weemoedigen glimlach zou zeker nu | |
[pagina 54]
| |
denken aan al die menschen, die werken en tobben om toch wat klaar te krijgen voor man en kinderen. Straks zijn ze thuis! ze thuis! - Mocht ons leven ook zóó een zin hebben en een zegen zijn! sprak mijn vriend weer. - Och, elk leven heeft een zin, ook dat van een zondaar! - Ja, zonde, zonde is niet alleen schuld; meer nog misschien zieke handen, die om genezing smeeken, koortsige oogen, die angstig naar redding zoeken. - Kent u zijn tekst over Maria Magdalena: 'De genade van God heeft ook de zondares, die aan de voeten van Jezus knielde, gereinigd en haar liefde tot de liefde heilig gemaakt. Maar wie zou durven denken dat haar liefde tevoren onheilig was? Zij was op het dwaalspoor geraakt, zij had zich in het objekt vergist, ze had misschien ook menschen geschandaliseerd en geschaad met haar liefde, maar onedel en gemeen kan ze niet geweest zijn, want anders zou zij Jezus ook niet groot en adellijk kunnen bemind hebben.'Ga naar voetnoot(2) - In de menschen-ziel zijn banen, waar veel kleine steegjes op uitgeven. Men kan de menschen wijzen op de poelen waarnaar de steegjes voeren of op de zon-rijke zekere lanen waarheen ze opstijgen. De avond was ingevallen. Mijn vriend trok, voor hij het licht aanstak, de gordijnen dicht. 'Steek nog een cigaartje op' zei hij, 'dat heeft de mystiek ook noodig.' - Ik geloof dat 'Samenspraken' het beste boek is om Lippert bij andersdenkenden in te leiden. Het is een parel met zachten schijn. Een wenkende ster zelfs voor wijzen uit het Oosten! - Als ik rijk was, ik zou dit boek aan duizenden cadeau doen. - 'Maar waar moet ik dan naar toe met mijn vol hart? Nergens naar toe. Gij moet het eenvoudig bewaren en dragen..... Gij gaat toch uw eeuwig verlangen niet verloochenen? Neen dat niet. Maar in werkelijkheid moet men zich tevreden stellen | |
[pagina 55]
| |
met het weinige, dat men zoo nog even in de handen kan houden 'Ga naar voetnoot(3), reciteerde hij. - Uit de 'Zwerfgezel' antwoordde ik. - En dit? 'Als je maar niet louter een dichteres, een kunstenares wordt maar een mensch, die wil leven voor de menschen. Een minnend en daarom ook een lijdend en uit liefde lijdend mensch. En wanneer gij uwe zending put uit deze diepten, dan is het goed. Als gij maar een goed, een barmhartig een warmhartig mensch zijt en blijftGa naar voetnoot(4).' - Ik hoorde onlangs iemand zeggen: 'Gij moogt niet te goed zijn met de menschen, eerder hard in uw omgang; dan bekomt ge iets!' En inderdaad, hij liet de menschen nooit uitspreken en met een stem als een kapmes hakte hij er op in. Een streng sluitende redeneering loste al de moeilijkheden op, koude dogmatiseerende uitspraken deden alle twijfels verzwinden en moesten tot steun zijn! - Het kan ook zijn nut hebben. - Als u wilt, ja. God, zegt Lippert ergens, spreekt zijn heiligen smeekend aan als een schuldenaar zijn meester. 'Hebt nog wat geduld met mij, ik zal u alles terug betalen.' God haakt naar het groote en moedige geduld zijner heiligen. Dat is, dunkt me, de zin van het spel van God in onze wereld. Hij wil ons laten winnen om zijne gaven te bekronen. - Het lied van Petrus Cornelius, kent u dat?, vroeg mijn vriend eensklaps, terwijl hij zich aan het klavier zette. Hoor die volle toon telkens terug komen: 'und meine Stimme'. En de muziek beschreef hel en fijn het lied van de ziel en van den mensch, in strijd van levenslangen, zware en droeve, met schuldbeladene en zuivere, kleurlooze en jubelende, en telkens kwam die zware toon er door, snoerde het alles aan elkaar, maakte het tot een volkomendheid... 'und meine Stimme' - Seine Simme - God brengt het al sâam. Hij heeft het niet noodig, maar de liefde is mededeelzaam. Hij schenkt zich zelf en door alles heen echot zijne stem. - 'Die grelle blendende Finsternis', die ons benadert, verschrikt, toelacht en wenkt.... - 'Etenstijd, Mijnheer!' De meid stak haar kop binnen! |
|