Streven. Jaargang 8
(1940-1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
'Jezus' door Cyriel VerschaeveGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 14]
| |
lang groeide het in hemGa naar voetnoot(2); in al zijn groote werken vorderde hij met het Jesus-beeld, dat er altijd de lichtende achtergrond van uitmaakt. Reeds vóór dit lijvige boekdeel, had men over 'Jesus bij Verschaeve' een suggestieve studie kunnen schrijven; persoonlijk hopen wij enkele gegevens daaromtrent tot een artikel te kunnen verwerken. Vandaag nemen wij alleen het Jesus-boek ter hand en zoeken een antwoord op de vraag: 'Hoe zag Verschaeve Jesus? Hoe stelde hij Hem voor?' | |
IHet boek bestaat uit twee-en-twintig hoofdstukken, die, vanaf De Geboorte tot aan De laatste Dag (die der hemelvaart), geheel Jesus' voorbijgaan op aarde voorstellen. In elk hoofdstuk loopt de tekst, zonder interlinieGa naar voetnoot(3), zoo maar door; zoodat het geheele leven van Jesus in twee-en-twintig groote tafereelen wordt ondergebracht. Want elk hoofdstuk bevat een tafereel: een rijke en kunstig geordende verzameling van woorden, gestalten, feiten, parabels uit het Evangelie laat één hoofdgedachte opleven, suggereert één hoofdindruk, beeldt één vizioen uit. Elk hoofdstuk is als een bedrijf van de ééne groote tragedie: Verschaeve dramatiseerde Jesus' voorbijgaan op aarde.
Tegen het genre zelf, in zoover het den persoon van Jesus geldt, brengen sommigen wellicht bezwaren in. Naar onze meening zijn deze niet gegrond. Dramatiseeren is een werk van scheppende verbeelding. Mag men, omheen Jesus' gestalte en verlossing, de verbeelding vrij spel laten? Waarom niet, als de wetenschap niet met voeten getreden wordt en Jesus zelf geëerbiedigd? Evenmin als anderen mag de kunstenaar de wetenschappelijke 'Leben-Jesu-Forschung' | |
[pagina 15]
| |
geheel ignoreeren; met schitterende voorstellingen vervangt men geen degelijke resultaten! In de bijbelstudie, ook in de godgeleerdheid, moet hij zich voldoende hebben ingewerkt; er bestaat geen andere springkabel voor zijn vermetele zweefvlucht. Maar dan vult hij de wetenschap ook aan: terwijl deze eerder scherp omlijnde uitkomsten boekt en rangschikt, bereikt en bezweert hij het geheimzinnige leven. Is dat niet oneerbiedig? Zoowel wetenschappelijk als artistiek kan men Jesus schennend behandelen; altijd overigens wil men, met menschelijke middelen, een goddelijk wezen niet alleen benaderen, ook eenigermate vatten. Anderzijds is God de Zoon niet mensch geworden om op een afstand te blijven! Spreekt de Evangelist Joannes niet over Jesus als 'wat we mochten aanschouwen en onze handen mochten betasten' (I Jo. I, 1)? En legde de Apostel Thomas zijn hand niet in de geopende zijde van 'zijn Heer en zijn God'? Even schroomvol als de theoloog of de exegeet Jesus' goddelijke verschijning en openbaring behandelen zal: even deemoedig en als beschaamd om zijn vermetelheid, de scheppende artist! Maar even noodzakelijk is zijn arbeid, opdat Jesus, zooals Hij weldoende voorbijging, in de geesten en harten zou voortbestaan. Even noodzakelijk, niettegenstaande de haast onoverkomelijke moeilijkheden! Niettegenstaande het gebrek aan bronnen vooreerst; want de Evangeliën zijn, naar het oordeel van Pater Lagrange, 'insuffisants comme documents historiques pour écrire une histoire de Jésus-Christ comme un moderne écrirait l'histoire de César Auguste ou du cardinal de Richelieu'Ga naar voetnoot(4)! Niettegenstaande de voortreffelijkheid van deze bronnen meteen; want 'toute tentative de faire revivre le Christ s'efface devant leur parole inspirée'!... Toch wilde de befaamde exegeet de scheppende verbeelding geenszins weren. Alle vrome contemplatieven hebben haar ook aangewend: de Middeleeuwsche dichters bij voorbeeld van de berijmde 'Levens van Jesus' of van de onovertroffen Kerstleisen, - en wie heeft ooit aan Ludolf den Kartuizer het spel der verbeelding kwalijk genomen, of zelfs aan den op- | |
[pagina 16]
| |
en-top hedendaagschen Mgr. Goodier, wiens Jesus' openbaar LevenGa naar voetnoot(5) verscheidene landen stormenderhand heeft veroverd? Dank zij de scheppende verbeelding leeft men de mysteriën van Jesus' voorbijgaan in. Zij geschieden voor ons opnieuw: hun stilte lokt ons, en achter den bescheiden schijn der zichtbare en tastbare feiten, glanst helder op het licht der onuitputtelijke openbaring. Niemand mag het Verschaeve dan kwalijk nemen dat hij zijn verbeelding vrij spel liet. Vrij spel liet? Een bevoegd theoloog getuigt 'dat er een ernstige poging werd gedaan om den gewijden tekst te interpreteeren volgens de geijkte regels van de hermeneutiek'Ga naar voetnoot(6). Niemand mag het Verschaeve dus kwalijk nemen dat hij, niet voldaan met het classificeeren van kleinere dingen, zijn scheppenden geest leven gevend over de geheele geheiligde stof liet gaan. Deed hij het met den verschuldigden eerbied, met de daarbij hoorende soberheid? Laten we daarop straks antwoorden.
Verschaeve dramatiseerde het leven van Jesus. Hij verbond de veelvuldige gezegden en feiten tot één verloop, met aanvang, hoogtepunt en ontknooping; hij legde daarin een motief van strijd, ondergang en overwinning. Hij bundelde dus geen vrome overwegingen, geen overweldigende preeken. Hij schreef niet in biddende stilte; hij besteeg niet den kansel. Reeds de aanvang van het geheele werk is luidruchtig-evocatief: 'Nog een schoren van pooten en een rukken met de lendenen, en de ezel, die Maria draagt, staat boven op den kam van den Scopusberg' (blz. 7). In dien stijl schreven Van Deyssel of Van de Woestijne hun literaire verbeeldingen, en niets wijkt verder af van overweging of sermoen. Verschaeve componeerde dan, met dramatische motieven hoofdzakelijk, een literair gewrocht: volgens de regels der dramatiek liet hij velerhande voorvallen en gezegden op elkander inwerken; telkens fantaseerde hij den achtergrond; elk hoofdstuk (we zegden het reeds) maakte hij tot het meestal bewogen verloop van een bedrijf uit een drama. | |
[pagina 17]
| |
En Jesus - de goddelijke Jesus! - werd voor hem een dramatische held. De held van het eenige wereld-drama weliswaar; een held nochtans met al de plastische posen, met het superieur-spontane zelfbezit van den geboren heerscher. Maar nogmaals, waarom màg dat niet? Wàs Jesus' levensloop niet dramatisch? Hoe veelbelovend tragisch bij voorbeeld klinkt de voorzegging van Simeon, en wij weten hoe zij geheel vervuld werd: 'Zie, Hij is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël, en tot een teeken van tegenspraak; en een zwaard zal ook uw eigen ziel doorboren' (Lc. II, 34-35)! Hoe dikwijls overigens zagen we Jesus op het tooneel verschijnen! Hoeveel bijbelspelen, hoeveel symbolische stukken stellen Hem voor! En bij de beoordeeling van zulken arbeid komen de toon van het werk, de ernst, de bevoegdheid, de eerbied van den auteur wel in het gedrang; het genre echter nooit! Is Jesus, 'de Eerstgeborene van gansch de schepping' (Col. I, 15), niet de centrale Mensch, aan Wiens levensverloop elk levensverloop in zekere mate gelijk is? Was de dood van den 'Eersteling onder hen die ontslapen zijn' (I Cor. XV, 20) niet tragisch? zijn verrijzenis niet triomfeerend? En toen Verschaeve zelf zijn Jacob van Artevelde, zijn Philips van Artevelde, zijn Ferdinand Verbiest telkens naar Jesus liet opzien - het groote voorbeeld van hun tragisch bestaan! -: lag daarin het bewustzijn niet besloten dat, wie Jesus' leven tot één conceptie herleiden zou, de kern zou aangeven van het drama onder de drama's? 'Aller treurspelen treurspel' noemde Vondel zijn Adam in Ballingschap: dat groote treurspel wordt eigenlijk op Calvarië voltooid: een einde, nog treuriger dan het begin, behalve dat men den voorglans niet meer ontduiken kan van den Zondag der Verrijzenis! | |
IICyriel Verschaeve schreef dus, over Jesus, een met verbeelding gestoffeerd, gedramatiseerd levensverhaal. Dat hij het doen kon zonder tot fabels en legenden zijn toevlucht te nemenGa naar voetnoot(7), op een wijze die ook vak-theologen meer dan bevredigt: het wijst op zijn creatieve kracht niet alleen, ook op de | |
[pagina 18]
| |
ontzagwekkende voorstudie, ook op de tucht die hij zich oplegde. Met volkomen vertrouwbaar materiaal werkte hij, volkomen er mede vertrouwd. Toch moeten wij het met nadruk herhalen: Jezus is niet vooreerst een vroom boek dat men voor de overweging of de geestelijke instructie gebruiken kan, niet vooreerst een wetenschappelijk werk dat de resultaten samenbrengt van methodische exegese; het is een literaire creatie. Wie overwegen wil, neemt tot de verbeelding zijn toevlucht; zij is hem voorbereiding. Zoodra hij met God in het mysterie spreken kan, laat hij haar los; of zij wordt hem de vervloeiende symboliek van een nakende aanwezigheid. Wie overwegen wil, gaat uit van de verbeelding, die hij dan versobert en herleidt tot gouden stilte. Verschaeve's voorstellingen daarentegen missen de verstilling, die er de diepere werkelijkheid geleidelijk uit oplichten doet. Van het begin af is de diepere werkelijkheid bij dezen cosmischen ziener wel aanwezig: beschrijving en symboliek loopen door elkander; de zon baadt, lichtend en verduisterd, in varende wolken. Toch werd zijn boek niet op de knieën geschreven; de schroomvolle verteedering van wie biddend de oogen sluit, blijft haast overal achterwege. Evenmin is het boek in preektrant gesteld. Noch moraliseerend, noch dogmatiseerend, Verschaeve preekt nergens. Wie preekt, weet precies wat hij bekomen moet; recht gaat hij, met geheel zijn overtuiging, op het doel af. Verschaeve daarentegen volgt in den geest de Jesus-gestalte; soms rustig beschrijvend, meestal lyrisch bewogen en met breede vergezichten, maakt hij ons deelachtig aan wat hij ziet. Hij leidt ons, zonder zelf goed te weten waarheen, in Jesus' spoor. Evenmin is het boek wetenschappelijk. Wetenschap berust op een min of meer soepel aangewende methode, en methode is hier ver. De dramatische structuur van Jesus' levensgang kan men hoogstens een interessante hypothese noemen; het bijzonder reliëf en het nogal willekeurig samenbrengen van elders losstaande feiten, hun onderlinge opeenvolging en de geheele chronologie van Jesus' openbaar leven, het nogal verwaarloozen van zijn eerste gedeelte ten voordeele van het tweede, het op den voorgrond plaatsen van Joannes, Magdalena en Judas: dat alles en veel meer zal aan het heftig betwisten door vakkundigen nauwelijks ontkomen. Bewijskrachtig zijn | |
[pagina 19]
| |
de comprehensieve kracht en het innerlijk licht van de geheele synthese dus niet: niet tot de wetenschap gaat Verschaeve's werk terug; tot andere normen! Tot zuiver artistieke normen dan, zuiver artistiek zooals de schrijver zelf dat opvat. Zijn zesde hoofdstuk, De Omweg der Gelijkenissen, stelt Jesus voor Die zijn parabels als daden uitzaait. Nog moeten zij ontkiemen en groeien; dan pas worden zij heldere, duidelijk omschreven leering. Nu zijn het als profetische gaven, mysterieuze korrels waarvan niemand de geheele kiemkracht nog kent. Laten we dit Jezus-boek evenzoo een zaad noemen: de dichter gooide het op Vlaanderens veld; hij weet dat het ontkiemen kan. Tot welken boom? Tot welken oogst? Aanstonds probeeren we daarop in te gaan; hier omschrijven we alleen het literaire genre. In Verschaeve's Jezus ligt alles besloten: contemplatie, leering, zuiverende moralisatie, vorderende wetenschap... Alles kan er uit opgroeien; in zichzelf bevat het weinig meer dan de kiem er van. 'Zoo zag ik Jesus van Nazareth, zoo zie ik Hem', mag de dichter getuigen; eenvoudig, ernstig en onbevangen leert hij ons Jesus te zien zooals hij Hem zag. 'Zoo leefde Hij in mij'; argeloos laat hij den Godmensch, juist zoo, in ons leven. Bereidwillig nemen we het Jesus-vizioen over: ja, ook in ons is het leefbaar. Hoe zal het zich voltooien? Waarheen ons sturen? Niets is bepaald; alle uitkomsten zijn mogelijk. En een bewonderend aanvaarden vereenigt al de deemoedige lezers tot één drang van levende liefde; die drang vertakt zich weer in duizenderlei werkzaamheid. Het zaad wordt boom. Verschaeve schreef een literair leven van Jesus. Een boodschap van mensch tot mensch, van ziel tot ziel; zonder nadere bedoeling dan een bewogen boodschap te zijn, een ontroering voor alle menschen van goeden wil. Hij wierp een steen in den stillen vijver: op het wijde watervlak deinen de kringen steeds verder uit. Hij ontstak het licht op den berg: van vele toppen antwoorden ontstoken vuren aan zijn groetenden gloed. Jesus' voorbijgaan liet hij, eens te meer, als werkelijk geschieden: iets van zijn eigen innigste leven bracht hij in veel levenden over. Hij deed het zonder één bijbedoeling: bij het kunstwerk als zoodanig hoort die altijd versche vitaliteit. | |
[pagina 20]
| |
IIIHet wordt tijd dat we cordaat de groote vraag beantwoorden die we nog slechts zijdelings belichtten: 'In hoever slaagde Verschaeve? Wat hebben we aan zijn Jezus-boek?'
Met de bezwaren willen we eerst afrekenen. Op den romantischen toon zullen velen stuiten, op de nogal barokke conceptie en structuur, op de overmaat van cosmisch-visueele lyriek. Deze drie feilen laten zich tot één euvel herleiden: Jezus is, literair gesproken, een onvoltooid boek; omdat in de geheele loopbaan van den dramaturg, dichter en criticus, iets onvoltooid dreigt te blijven. Verschaeve schrijft romantisch. Altijd is het gevoelsleven overspannen; de ononderbroken reeks van paroxysmen prikkelt de zenuwen; de stijl, pralerig en breed, teert meer dan eens op goedkoope super-superlatieven. De vurigheid van dezen auteur steigert steeds naar de sterren: waar de sterren te hoog hangen, komt dat licht belachelijk voor. Verschaeve beperkt en beheerscht, verinnigt en verdiept zijn stijl onvoldoende. De reden? Als bewonderaar van Rodenbach groeide hij op; hij bereikte de mannelijke periode in de hoog idealiseerende jaren vóór 1914. Van dat tijdperk is hij gebleven: de warm-bloedig-nationale, romantisch-plechtige, hooggestemde en offervaardige minnaar en dienaar van grootsche, van lichtelijk utopische idealen, utopisch door hun wenkende eindeloosheid. Het geslacht van Verschaeve is dat van Péguy, van Claudel; hij heeft hun formaat en hun geest. Aan dat verleden is hij niet ontgroeid. Zijn moeizame aanpassing, hoezeer ook aan de klove van den voorgaanden oorlog te wijten en aan den neergang van ons moreel en literair peil sedert 1925, heeft ook zijn stijl aangetast. De vroegere onzuiverheid er van ('neiging tot grootspraak' noemde men haar) is een gebrek geworden: deze zoo machtige dichter komt, met zijn romantisch-barokke allures, meer dan eens verliteratuurd voor. Met zijn romantisch-barokke allures! Met een plastische drift die aan Rubens doet denken, ziet, beschrijft, componeert hij er op los. Naar lichaamsbouw en voorkomen wordt Jesus | |
[pagina 21]
| |
bij hem een athleet: God kan maar wonen in een lichaam voor goden! Het lijden en het offer ontgaan hem niet: ze lijken echter teruggebracht tot een wonderbaarlijke vruchtbaarheid, zoo wat in dezelfde orde. Verschaeve's evangelische tafereelen komen met die van Rubens dan overeen: zóó rijk aan kleuren en typen, zóó verscheiden en één tegelijk door houdingen en groepeering had men ze nooit gezien, nooit gedroomd, en alles geschiedt bij een geslacht van reuzen! Maar die reuzen zijn wel wat zwaar, hun kracht wel wat uitbundig, opdat ze tot een hoogere mystiek vanzelf zouden opgaan! Het schuchtere maar onmisbare licht der ingetogenheid brandt slechts flauwtjes achter dit bonte praalvertoon. Nogmaals vinden we onmiddellijk de verklaring. Kenmerkend is bij dezen ziener de voorliefde voor den barok, met zijn als matelooze uitstalling van krachten en kleuren. Niet de Middeleeuwen trekken hem; wèl de bijbel, de klassieke Oudheid, de Renaissance tot en met de negentiende-eeuwsche Romantiek. Ten overstaan van de menschelijke natuur is hij een onverbeterlijk, een onvoorwaardelijk optimist: de bovennatur is hem een allerweelderigste verrijking, eerder dan een verheffing, van de overigens reeds onzeglijk vruchtbare natuur. Beide aspecten van het menschelijk bestaan haalt hij naar elkander toe: alles vervlakt eenigszins tot een mysterieuzen overvloed die alle einders vult. Zoo lijkt ons zijn Jesus-figuur tegelijk te groot en te gering: te overweldigend staat zij, wereld-beheerschend, op uit de aarde; te machteloos daalt zij, het aanschijn der aarde vernieuwend, neer uit den hemel. Te veel vormt de aarde en haar bonte levensboel, te weinig de hemel en zijn alles overtreffende barmhartigheid, den achtergrond van deze godmenschelijke verschijning, en de verschijning zelf reikt niet diep genoeg, om zelf het 'grondelooze licht' te worden dat aan al het geschapene leven verleent en heiligheid. Ook hier komt, meenen wij, het onvoltooide van Verschaeve's ontwikkeling aan het licht. Met vasten stap schreed hij, tot en met zijn Judas, naar 'het mysterie' toe; daarna verruimde hij zijn vergezicht, zonder nog evenredig dieper te peilen. Ook hier overleeft de geniaal begaafde ziener zijn allesbelovenden opgang; daarom verzamelt en vervolledigt zijn | |
[pagina 22]
| |
Jezus veel bouwstoffen in andere werken verspreid, zonder zelf tot een veel hooger plan te rijzen. Het werk is alleen breeder uitgebouwd, in een meer overladen barok-stijl. Zuiver van gehalte komt evenmin de cosmisch-visueele lyriek voor, in dit boek zoo overdadig aanwezig. Vanaf Zeesymfonieën was het duidelijk dat zij den bijzonderen aanleg van 'Zeemeeuwe' kenmerkte: geleerden en kunstenaars zagen naar hem op, als hij, boven eindelooze oceanen, eindelooze luchten doorkliefde. Maar niet zonder een heldhaftig bestaan in de heldhaftigste zelfkritiek en zelftucht, blijft haar grootsche verhevenheid zuiver, voedend, verheffend. Zoo vlak naast elkander liggen inspiratie en procédé, en wie het procédé aanwendt stelt zich zooveel meer bloot, daar de inspiratie zoo hoog voert! Over de jeugdig opstrevende vitaliteit beschikt Verschaeve niet aanhoudend meer: veel bladzijden van deze grootste onder zijn scheppingen getuigen van zijn altijd nog verrassende macht; ons wordt echter alleen zijn ruimste, niet evenredig zijn zuiverste en hoogste bereiken aangeboden. Verschaeve's romantische overspanning, grootsprakige barok, cosmisch-visueel procédé: dit drievoudig tekort geven we aan veel letterkundigen en lezers gereedelijk toe; de opgang van dezen begaafde onder de begaafden kwam nog niet 'ten hoogsten top'. Persoonlijk voelen we, nogal diep, een gemis aan wijding met deze onvoltooidheid verbonden: in de stille, de alles transformeerende sfeer van het heilige, ademt men niet... Blijft nochtans een Jesus-monument over, dat eenieder imponeerend, machtig, ja geniaal zal noemen.
In twee hoofdstukken maakt de ziener ons getuige van den aanvang van Jesus' leven op aarde, van zijn verborgen bestaan te Nazareth. 'Ik ben een kruis': deze eerste titel bij zijn drie kruis-voordrachtenGa naar voetnoot(8) past op den aanhef van zijn groote Jesus-symphonie. In de verlatenheid, de schamelheid, de vervolging omheen de geboorte (I)Ga naar voetnoot(9); in de verborgen jeugd (II) te Nazareth, die zooveel andere verwachtingen liet koesteren | |
[pagina 23]
| |
dan wat geschieden zou: reeds openbaart Zich, omhuld nog en geheimzinnig, Degene Dien men kruisigen zal. 'Ik worde een kruis': de volgende zeventien hoofdstukken moeten we zoo noemen. Is het voorspel (III) van Joannes den Dooper niet reeds de aanduiding van wat komen zal? Ook bij Jesus' eerste optreden (IV) te Nazareth dreigt reeds de dood. Toch spreekt de Verlosser zijn troonrede (V) uit: de zaligheden die alle horizonnen vullen; toch bereikt Hij, langs den omweg der gelijkenissen (VI) de zielen, waarin Hij zaden zaait; toch vinden de zondaars, Magdalena vooral, den rechten weg (VII) van de liefde. Maar bij de belofte van het brood des levens (VIII) gaat de hooggespannen hoop in bittere teleurstelling over; de kentering (IX) voltooit zich, wanneer Jesus, 'de Zoon van den levenden God', aan zijn apostelen zijn lijden voorzegt. Nu gaat Hij, leerend en wonderen doende, naar Jerusalem (X); Hij strijdt in den tempel (XI) en bekomt afkeer en verloochening van zijn goddelijke macht en openbaring; te Bethanië (XII) predikt Hij parabels van de barmhartigheid: zijn voornaamste toehoorders zijn de steeds méér minnende Magdalena, de geleidelijk hatende Judas. Geleidelijk komt Hij dan ook in het gezicht van het einde (XIII): zijn leering over de goddelijke uitverkiezing en over de verwerping der Joden laten het allen duidelijk voorzien, - tot de opwekking van Lazarus zijn groote misdaad (XIV) wordt, en de Hooge Raad der Joden besluit Hem te dooden. Naar den dood treedt Hij als een Vorst die bezit neemt van zijn rijk: de volksscharen juichen Hosannah (XV). Klagend of dreigend zendt Hij de laatste stralen (XVI) uit; in de cenakelzaal zegt Hij vaarwel (XVII) tot zijn apostelen, maar zijn glorie is nakend. Dan komt de passienacht (XVIII) die Hem machteloos ziet; het lijden en de terdoodveroordeeling (XIX) die zijn barmhartigheid zien glimmen en glanzen: Hij wordt gekruisigd. 'Ik blijve een kruis voor eeuwig'. Met Jesus' dood en begrafenis (XX) begint de nieuwe tijd, de tijd der voltooide redding. De dag der verrijzenis (XXI) is werkelijk de eerste dag van ons aller vernieuwd bestaan; Jesus' laatste dag (XXII) op aarde leert ons dat, zooals zijn leven een doorgang was hierbeneden, wij allen dienen terug te keeren, doorheen dit tranendal, naar Gods vaderhuis. Als het verpersoonlijkte kruis, als de goddelijke Menschen- | |
[pagina 24]
| |
zoon, gaat Verschaeve's Jesus voor ons voorbij. Niemand laat Hij onverschillig; liefde en haat laaien op bij zijn doortocht; aanhankelijkheid komt los en hinderlagen worden gelegd. De haat brengt Hem ter dood; in zijn verrezen heerlijkheid triomfeert de liefde. Nog staan we stil voor deze half realistisch, half symbolisch geteekende Jesus-gestalte. Een 'epische Jesus' noemden we haar graag; als we daaronder een werkelijken mensch verstaan mochten, tegelijk de goddelijke held die de geheele bestemming van het menschdom in zich draagt. Deze gestalte is het zaad dat kiemen kan en moet. Vol van de stoutste stukken ligt geheel Verschaeve's literair leven; deze onderneming overtreft alle in stoutheid en bereiken: de priester-dichter creëerde een levenden Godmensch, zooalS deze in veel geesten en harten te leven vermag. | |
IVOnvolkomen bleef dit opstel, lieten we den auteur zelf nergens aan het woord. Drie korte teksten halen we dan aan, drievoudig typeerend. 1o In elken morgen ziet de dichter het symbool van het verrijzen uit den dood; de Paaschmorgen wordt hem dan de morgen der morgenden: 'Maar het cosmisch herleven huldigt de kern en de kroon van het heelal-herleven: de verrijzenis van het persoonlijk leven. Duizenden morgen hadden er op gewacht. Dezen morgen was het geschied: een mensch was uit den nacht des doods opgestaan; nu bleek ook het menschelijke leven een cosmische kracht, daar het uit zijn dood nieuw leven verwekken kon en uit het vergane het onvergankelijke. Het einde van een mensch was begin geworden; zijn eeuwigheidskern had den tijd doorpriemd en was ontloken in onsterfelijkheid. Millioenen in de aarde begraven menschen bleken nu geen uit den levenshaard voor altijd verloren gespatte gensters, maar levenbergende zaden. Eeuwen zagen niets dan dood, maar nu zag deze dag den eerstgeborene uit den dood. In den nacht was Hij opgestaan en had het morgenlijk bevel: Staat op! naar alle gebieden van 't voorbije uitgezonden en hoopstralen gericht naar alle velden van de toekomst' (blz. 515-516). | |
[pagina 25]
| |
2o Heerlijk en sober laat de ziener zijn Heiland ten hemel varen: 'Hij stampt met den voet op die aarde, waar men het menschenkoninkrijk wil van maken, en stijgt langzaam de lucht in. Hij strekt zijn armen zegenend uit en zweeft daarna hooger en hooger de heldere hemelen in. Zijn profiel klieft de blauwe transen, zijn armen hangen stil naar omlaag. Hij maakt geen enkele beweging, zijn kleederen behouden hun rustigen plooi. Hij drijft enkel op zijn machtigen wil. De dag is kristalklaar. Duidelijk zichtbaar nog voor allen, vaart Hij reeds in een verbijsterende hoogte, het rijk der sterren nabij. Van uit het Westen komt een gouden wolk aanzeilen uit het azuur. Zij schuift onder Hem door, zij drijft voorbij' (blz. 560). 3o Met de finale van dit machtige gewrocht (de les van Jesus' hemelvaart) besluiten we onze studie: 'Sterren hooren in het gebied der sterren en glorie in het gebied der glorie. Glorie heeft geen rijk, tenzij het glorierijk. Leven is niet heerschen in het rijk, maar pelgrimeeren naar het rijk. Het leven is een doorgang op aarde. Wie het rijk zoekt, verliest het, want het leven gaat eenieder, die het hier zoekt, voorbij. Het leven is geen troon om op te zetelen, maar een brug om over te stappen van wereld tot wereld. Wat Jezus voor u deed, schijnt buitengewoon, en is nochtans het gewone dat elk leven, hetwelk zijn waarheid en de godsmacht in zich heiligt, moet doen en ook doet. Dat was Jezus' laatste les geweest, een les met een allesomvattende leering: De Menschenzoon, die Gods Zoon is, moet naar God terugkeeren: Zijn terugkeer zegt tot de menschen: Gij zijt Gods zonen en hebt dus geen andere roeping als naar God terug te keeren' (blz. 560-561).
(Leuven, 11 October 1940) |
|