Streven. Jaargang 7
(1939)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 509]
| |
Letterkundige kroniek
| |
[pagina 510]
| |
door alle evoluties heen, nooit met één moment der ontwikkeling voorgoed verbonden. *** Door deze bijdrage willen wij den lezer binnenleiden in de bevreemdende conceptie en structuur van deze tragedie van het Recht, in zestien acten. Op een pantheïsche evolutieleer gefundeerd, diende zij door den auteur, bij zijn toetreden tot de Roomsche Kerk, inwendig verloochend; de levenservaring trouwens had die verloochening reeds vroeger doen geschieden. Dus plaatsen we, achteraan, de voornaamste katholieke bezwaren tegen dit werk; zij leggen het standpunt vast, dat, met bijkomstige verschillen slechts, voor den schrijver zelf het definitieve werd. *** De geneesheer-zonder-praktijk Frederik van Eeden schreef dit stuk van December 1893 tot October 1894Ga naar voetnoot(7). In 1860 geboren, was hij toen 33-34 jaar oud; nog 28 jaar zou hij daarna onbevredigd zoeken, na zijn bekeering tot het Katholicisme nog 10 jaar leven als plichtgetrouw geloovige. Eerder aan den aanvang slechts van zijn dolen, had hij pas afgezien van de samenwerking met Dr. A.W. van Renterghem: beiden stichters en bestuurders van de kliniek voor psychotherapie te Amsterdam, opgericht in 1888. Tot den dienst van waarheid, goedheid en gerechtigheid wilde hij voortaan al zijn krachten aanwenden, - en de titels van zijn toenmalige werken (Ellen, een lied van de Smart - Johannes Viator, het boek van de Liefde - De Broeders, tragedie van het Recht - Het lied van Schijn en Wezen - Lioba, van Trouw - Van de koele meren des Doods) wijzen op de werkkracht en het doorzettingsvermogen niet alleen, ook op de creatief-literaire methode, waarmede de begaafde en onrustige ziener, zonder andere middelen te verwaarloozen, de mysteriën van het leven te peilen zochtGa naar voetnoot(8). In 1894 verscheen dit bevreemdend episch 'leesdrama' van 3560 verzen: het veertiende boek dat de even vruchtbare als veelzijdige auteur het verschijnen. | |
[pagina 511]
| |
Afwisselend verloopt de handeling van De Broeders in drie sferen: de ziel-sfeer, de hemel-sfeer, de wereld-sfeer. I. In de ziel-sfeer aanschouwen we 'het afdwalen en terechtkomen van de dageraad-zoekende Psyche'; dit 'is de essens van het geheele werk, en heeft de diepste beteekenisGa naar voetnoot(9). Wie is Psyche? Haar naam is Grieksch; als draagster van vlindervlerkjes (vv. 40-41, 2177-2178) is zij van den mythologischen vlinder afhankelijk, die de onsterfelijke ziel verzinnebeeldt. Haar afdwalen en terechtkomen houdt verband met het antieke sprookje Amor en Psyche: een ziel die liefde zoektGa naar voetnoot(10); want ook de Psyche van Van Eeden zal de liefde vinden, ook na een helletocht. Verblind door Lucifer, de morgenster, wijkt zij af van den dageraad (1 acte); verdoold raakt zij tot aan de grenzen van de hel, waar zij God den Zoon ontmoet (10 acte); door Hem geleid vindt zij den rechten weg (16 acte). Psyche dwaalt af, verblind door de morgenster; zij komt terecht, geleid door de Liefde. Dit is dan 'de essens van het geheele werk': niet door bijkomstige en voorbijgaande verschijnselen en voorstellingen vindt de mensch den rechten weg; hij vindt hem door, van alles onthecht, zijn diepsten levensdrang oprecht te volgen. Dan schrijdt hij naar de zuiverder Liefde; dan volgt hij de 'heilige Richting, linie van genade'Ga naar voetnoot(11). De morgenster die Psyche verblindde, is het christendom. Ook het christendom dus, in zijn wezen bijkomstig en voorbijgaand, dient verloochendGa naar voetnoot(12); dat het bijkomstig en voorbijgaand is, zal in de hemel-sfeer worden aangetoond. Psyche, | |
[pagina 512]
| |
wanneer zij de morgenster volgt, komt in de 'christelijke conventie' terecht; zoo volgt de tweede acte (de eerste der hemelsfeer) normaal op de eerste. II. In de hemel-sfeer 'gebeurt de belangrijkste, de meest tragische handeling. En wel de vervreemding van Jahwe en Jesus, Vader en Zoon, als onvermijdelijk gevolg van het optreden van Satan'. Waarom treedt Satan opGa naar voetnoot(13)? De oorsprong van het christendom ligt, meent Van Eeden, in den alouden godsdienst der Joden. Arisch van oorsprongGa naar voetnoot(14), zou deze dualistisch geweest zijn, met een oppergeest van het goed: Jahwe, en een oppergeest van het kwaad: Satan. Als aanhanger van dien godsdienst verscheen Jesus, onder de menschen de groote vinder en verspreider van de Liefde: hij verhief de Joodsche religie zonder haar te vernietigen. De absolute godheid der Liefde (in hemzelf verzinnebeeld) werd vereenigd met Jahwe, als God den Zoon met God den Vader, en Jahwe, die totnogtoe een betrekkelijke macht had genoten, moest zich de oppermacht aanmatigen. Hij noemde Zich God en Liefde, schepper van Satan en beheerscher van het noodlot: alles zou geschieden en voltooid worden naar zijn gerechtigheid. Dank zij het bestanddeel Liefde, veroverde en beheerschte deze composiet-godsdienst een aanzienlijk deel van de wereld en de beschaving. Vanaf de zestiende eeuw echter gingen de menschen de innerlijke tegenstrijdigheid bevroeden in Jahwe zelf: eenerzijds volstrekte Godheid en Liefde; anderzijds schepper van Satan en als zoodanig oorzaak van het kwaad(?). Sedertdien treedt, in den geest der steeds meer mondige menschen, Satan altijd weer den hemel binnen; altijd weer vecht hij, oorspronkelijk broeder van Jahwe, met Hem zijn broederveete uit. Zoo geschiedt het nu hier, tot beider ondergang. Staande voor Jahwe als gelijke voor gelijke, toont Satan | |
[pagina 513]
| |
onweerlegbaar het lotswillekeurige aan van het recht (2 acte); aan Jesus laat hij opmerken hoe zijn verlossing zelf beperkt bleef, daar de hel en de verdoemden buiten de grenzen vallen der uiteraard onbegrensde liefde (4 acte). Zoo maakt de Zoon een nieuwen doodsstrijd door (8 acte); tot in de hel wil Hij de Liefde verbreiden (10 acte). Daarvan door Jahwe weerhouden, scheidt Hij zich van Hem af, de Liefde van de Gerechtigheid (12 acte). De 'hemel der christelijke conventie' stort ineen (15 acte): alle menschen worden opgenomen in de voortaan allen en alles alleen heheerschende Liefde. Het christendom, meent van Eeden, is een moment geweest in de ontwikkeling van het menschdom naar zuiver LiefdeGa naar voetnoot(15). Het is 'dë al te schitterende morgenster,
die in het dagen sterf' (vv. 80-81).
Zijn vitaliteit is nu voorbij: de goddelijke Liefde scheurt zich af van wat men de goddelijke Gerechtigheid noemde, en wat niets anders was dan 'een chimère, voetveeg van het lot' (v. 775). Het lotswillekeurige van de gerechtigheid wordt klaar door een verloop in de wereld-sfeer. Tot bewijs van zijn stelling schakelt Satan dat verloop in (vv. 775-792). Deel na deel komt het ons voor oogen; telkens volgt de weerslag er van onder de hemellingen. Dat verklaart het bijna regelmatig alterneeren der acten in den hemel en op de wereld, het geheel overspannen door den 'grooten dubbelen welfboog' van de ziel-sfeer. III. De feiten van de wereld-sfeer geschieden niet op de aarde, wèl op haar tweeling-ster (6 acte)Ga naar voetnoot(16): daar is ook een Rusland, een Moskou en een Siberië; daar is een Tsaar Peter, die een broer Iwan heeft en een gemalin Eudoxia. 'Peter, Iwan en Eudoxia vertegenwoordigen drie graden van rechtvaardigheid. Hierdoor wordt uitgedrukt het betrekkelijke in alle rechtvaardigheid.' Peter, de voortreffelijke heerscher die zijn volk welvarend maakt, geeft toe aan zijn hartstochten. Iwan, de dweper en idealist, ziet zich, door zijn machteloosheid, tot haat en bitter- | |
[pagina 514]
| |
heid, tot wraak en moord gedreven. Op een nog subtieler wijze wordt Eudoxia tot zelfmoord genoodzaakt: er bestaat geen ander middel om het leven van beide broeders te reddenGa naar voetnoot(17). Toch vinden beiden den dood; de drie vallen Satan ten prooi. Maar dan wordt het ook duidelijk, meent van Eeden, dat niet het onrecht, wél het noodlot hen in Satan's armen voert: de veroordeeling van Eudoxia's opperste rechtvaardigheid voltooit de breuk in den hemel, zij doet de 'christelijke conventie' ineenstorten. Afgezien van de wisselwerking, loopt de intrigue van de wereld-sfeer in zekeren zin parallel met die van de hemelsfeer; de 'Broeders' zijn tegelijk Jahwe en Satan, Iwan en Peter. Dat wijst er op hoe de menschen hun aardsch bestaan in hemelsche voorstellingen hebben gesymboliseerd: ook het christendom, oordeelt de auteur, is een anthropomorphe godsdienst; daarin kan de volstrekte waarheid niet gelegen zijn.
Vatten we nu samen. De ziel-sfeer overspant het werk en geeft er de essens van aan. Los van alles, in volkomen onthechting, dient de mensch de eigen linie van genade te volgen. Deze leidt hem naar de Liefde, waarheen tegelijk de altijd doorwerkende evolutie het menschdom voert. In die altijd doorwerkende evolutie is het christendom een moment geweest: een vruchtbaar moment, nu voorbij. Nu moet Gods Liefde gescheiden worden van Gods gerechtigheid: alles wat met gerechtigheid, zonde, straf, hel, in verband staat, dient onmeedoogend weggevaagd. Ook het maatschappelijk onrecht op de wereld, fataal in den tragen gang der evolutie, zal geleidelijk afnemen. Ook daar triomfeert uiteindelijk de liefde: hoe verkeerdelijk ook veel levens schijnbaar uitloopen, hun talrijke 'rechte bewegingen' zijn onvergankelijk. Betrekkelijk en ondergeschikt aan het noodlot: zoo komt de christelijke rechtvaardigheid aan van Eeden voor; het ware Recht is de harmonische gang van één mensch, van veel menschen, naar de zuivere Liefde. Alle 'broederveete'Ga naar voetnoot(18), alle broeders-in-veete moeten verdwijnen; verbroedering, ook na | |
[pagina 515]
| |
strijd en moord, vervoegt weer de eenige, de blijvende werkelijkheid, waarin al het tijdelijke verzwindt. *** Heel summair geven we, hiertegenover, ons eigen standpunt aan: 1o Dat de mensch zijn 'heilige Richting', zijn 'linie van genade' volgen moet, is volkomen waar; hij dient het te doen, zooals van Eeden het voorstelt, met al zijn zielsvermogens, onderling harmonisch en evenwichtig vereenigd. Dat hij daarvoor alle bestaande groepeeringen en voorstellingen slechts als bijkomstige middelen en teekenen moet beschouwen, kan in zekeren zin verdedigd worden: wie toch niet hooger wil dan het gezamenlijk peil, ook van de beste vereeniging, wie de doode letter van een formule boven den levenden geest verkiest, verloochent het beste en diepste in zichzelf. Van den anderen kant kan men slechts, met een zekere vooringenomenheid, alle religieuze groepeeringen en formuleeringen als voorbijgaande momenten zien van een altijd voort zich ontwikkelende religiositeit. Zoo doet men de geschiedenis geweld aan: zoo doen de religieuze groepeeringen en formuleeringen zich niet voor. Veel beter laat hun verschijning en opeenvolging zich verklaren, als waren zij tastende benaderingen van een van hen, de christelijke, waarmede de geheele waarheid en liefde onafscheidelijk zijn verbonden. 2o De 'linie van genade' loopt, meent van Eeden, door aanhoudende zelfverloocheningGa naar voetnoot(19); maar zelfverloochening wordt bij hem synoniem van 'ontstoffelijking'. Dat gaat te ver en niet ver genoeg: te ver, in zoover het huwelijk b.v. het gevolg moet blijven van een essentieel onvolmaakte Liefde; niet ver genoeg, in zoover de verloochening van den geest slechts bijkomstig in aanmerking komt. Zoo kan men zijn eigen trots Gods wil noemen! Met recht heeft de denker in de zelfverloochening en het offer de kern der religie gezien; maar het wezen van het offer heeft hij verminderd en verkracht, door het met een ethisch pantheïsme te omkleeden. Dat ethisch pantheïsme heeft hij overigens te summair met de wetenschappelijke evolutie in verband gebracht. | |
[pagina 516]
| |
3o Van Eeden staat een totalitaire wereldbeschouwing voor, die de wetenschap, de wijsbegeerte, de religie vereenigt in één evolutie van de Liefde, de eenige levenskracht. Den vooruitgang van het menschdom doet hij in een soort van vergeestelijking bestaan, waarbij de stof wordt afgelegd; hij negeert (wat onaannemelijk is) de stof als element van vervolmaking en heiliging. Tamelijk naïef beschouwt hij den gang van het menschdom als een voortdurende verzachting der zeden: daaromtrent zouden zijn latere ervaringen, niet het minst de wereldoorlog 1914-1918, hem bitter ontgoochelen... De gerechtigheid die hij zoekt, vindt hij overigens niet, tenzij met prijsgeving van de menschelijke vrijheid en persoonlijkheid: waartoe dienen toch, bij hem, de voorgaande menschengeslachten, dan tot voetschakel voor het geluk der volgende? De door hem gepostuleerde gerechtigheid - het noodlot - laat zich met geen liefde vereenigen; terwijl hij na zijn bekeering getuigen zou dat gerechtigheid en liefde elkander in het christendom werkelijk hebben gevondenGa naar voetnoot20. De tragedie De Broeders is het meest omvattende van Van Eeden's werken gebleven, het meest reveleerende omtrent zijn persoonlijkheid, arbeid en levensloop. Het ethisch-religieuze van zijn temperament heeft de ziel-sfeer opgetrokken; zijn houding tegenover het christendom, tegelijk zijn opvatting van de godsdienstwetenschap in het algemeen, liggen uitgewerkt in de hemel-sfeer; de wereld-sfeer geeft blijk van zijn geschokt worden door maatschappelijke ongerechtigheidGa naar voetnoot(21). Dat geschokt worden zou hem, vier jaar later in 1898, tot maatschappelijke en economische experimenten voeren, later zelfs tot politieke agitatie. Geheel verslagen en ontredderd, moest hij, vanaf 1910 voornamelijk, op de puinen van zijn oud ideaal een nieuw levensgebouw optrekken, dat het geloof aan den verlossenden Messias, uiteindelijk het Roomsch-katholieke geloof, in zich zou besluiten. |
|