Streven. Jaargang 7
(1939)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |||||||
Wetenschappelijke Graphologie
| |||||||
[pagina 479]
| |||||||
lijkheid zelf, alsook van oogenblik tot oogenblik haar toestanden, stemmingen, aandoeningen onmiddellijk waar te nemen.' (p. 25). Zoo weten wij heel goed dat elk persoon zijn eigen bewegingssysteem heeft, b.v. zijn tred, zijn lichaamshouding, zijn gebaren. Waarin deze bewegingen duidelijk voorkomen is in het geschrift: 'Il existe un rapport entre le caractère et l'écriture, au même titre qu'entre le caractère et le geste, l'écriture pouvant être considérée comme composée par de nombreux petits gestes.'Ga naar voetnoot(2) Ook kan men met een enkelen oogopslag op de bewegingen der hand van een schrijvend persoon verschillende gebaren tot hun oorsprong herleiden. Zoo kan eenieder b.v. onderscheiden of zulk een gebaar uit toorn of vreugde voortvloeit. De gewone gebaren kunnen echter nog dikwijls fictief zijn. In het geschrift daarentegen is, afgezien van het later besproken verworven handschrift, de beweging spontaan: men voelt zich door niets of niemand beklemd. Door de bestudeering van iemands handschrift kunnen wij dus zijn persoonlijk bewegingssysteem leeren kennen, en hieruit verscheidene psychische eigenschappen afleiden. Terecht heeft men dit in de rechtswetenschap opgemerkt, wanneer men van een persoon, als echtheidswaarborg voor een document, daaronder den naam in eigen handschrift vergt. Dit moge als een bewijs gelden dat het handschrift het meest persoonlijke teeken is dat iemand van zichzelf kan geven. Alvorens de beginselen van de graphologie uiteen te zetten schijnt het ons nuttig een geschiedkundig overzicht te geven van de bestudeering van het handschrift, als vertolking van het karakter. | |||||||
Ontwikkeling der graphologieUit de oudheid is ons weinig over de bestudeering van het handschrift bekend. In haar 'Histoire de la Graphologie' betoogt E. De Vars dat reeds Aristoteles, de dichter Menandros, en Dionusos van Halikarnassos zich zouden uitgelaten hebben omtrent de manier van schrijven. Het eenige citaat uit de oudheid is dit van Suetonius: 'Vooral heb ik in zijn handschrift | |||||||
[pagina 480]
| |||||||
(dat van keizer Augustus) opgemerkt: hij scheidt de woorden niet en de letters die hij aan het einde van een vers te veel heeft, brengt hij niet naar den volgenden regel over, maar plaatst ze er onmiddellijk achter'.Ga naar voetnoot(3) Verder is over dit onderwerp niets teruggevonden vóór 1622, wanneer de Italiaan Baldo het boek schrijft: 'Trattato come de una lettera missiva si cognoscano la natura e qualitata del o scritore'. Baldo was een geleerd professor en philosoof, en zijn werk schijnt wel, voor dien tijd althans, zeer degelijk te zijn. Dat er vóór hem weinig of niets over geschriftenstudie verschenen is, moet men waarschijnlijk verklaren uit het feit dat in de Middeleeuwen weinig, en alleszins niet in de hoogere kringen, geschreven werd, en dat het schrijven een veel meer officieel dan persoonlijk karakter had. De zestiende eeuw brengt hierin verandering, het schrijven krijgt een persoonlijken stempel, en stilaan verschijnen er van alle zijden studiën over dit onderwerp. Leibniz merkte op: 'Etiam modus scribendi, nisi a magistro pendet, habet aliquid naturalis temperamenti, imo etiam, cum ab eo pendet'.Ga naar voetnoot(4) (met: 'nisi a magistro pendet' bedoelde hij waarschijnlijk de calligraphie). In een brief aan Lavater, die toen werkte aan zijn studie over de physiognomica, drukt Goethe zich als volgt uit: 'Dat het handschrift in verband staat met het menschelijk verstand en karakter, daarover bestaat niet de minste twijfel'.Ga naar voetnoot(4) Lavater heeft op zijn aandringen dit verband bestudeerd, en aldus heeft hij, deels ook door zijn arbeid op het gebied der physiognomica den weg gebaand voor de nieuwe wetenschap der graphologie. Na hein verschenen studies hierover, o.a. van de hand van Hocquart, Stephen Colet, Auguste Vitu, Petit Senn, Henze en Delestre. Ook vinden wij afzonderlijke graphologische opmerkingen o.a. bij Shaekespeare, Scott, Poe, Carus en Sand. Eindelijk in 1872 verschijnt: 'Les mystères de l'Ecriture' van den franschen priester Michon. Dit is het eerste methodische onderzoek van het handschrift. Aangemoedigd door een welverdienden bijval zet hij zijn arbeid in dezelfde richting voort. Hij schrijft zijn 'Système de Graphologie' en sticht het tijdschrift 'La Graphologie'. Terecht noemt men hem de | |||||||
[pagina 481]
| |||||||
vader dezer wetenschap. Zijn onderzoek was vooral empirisch. In Frankrijk verschenen later nog de veelgelezen werken van Crépieux-Jamin, die niet veel meer zijn dan een goede ordening van hetgeen vóór hem gevonden werd. Nog te zeer berust zijn methode op het onderzoek van afzonderlijke teekens om breede ontwikkeling mogelijk te maken. Zoo is de graphologie dan na 1890 in Frankrijk tot stilstand gekomen. Het terrein van het wetenschappelijk onderzoek verplaatste zich naar Duitschland. Daar lieten zich vooral opmerken: Langenbruch, Busse, Preyer, Meyer, Becker, Wieser, Keller, Saudeck en vooral Klages. Deze, een baanbreker der karakterkundeGa naar voetnoot(5), heeft getracht de graphologie bij zijn systeem aan te passen. Hiermede heeft hij schitterende resultaten bekomen. Wij laten het psychologisch systeem van Klages hier terzijde. Alhoewel hij zijn graphologie er uit afleidt, kan deze nochtans op zichzelf onderzocht en gewaardeerd worden. Voor het onderstaand opstel hebben wij van zijne methode dankbaar gebruik gemaakt. In Nederland verschenen werken over graphologie van de hand van J. Schrijver, B. Christiansen en E. Carnap (Nieuwere grondslagen der graphologie), G. de Waart (Graphologie) e.a. In Frankrijk verschenen onlangs nog studies van Ménard. Saint-Morand, Hégar, e.a. | |||||||
Een wetenschappelijke methode voor de ontleding van het handschriftHier volgt een samenvatting van de methode die men tegenwoordig aanwendt voor de verklaring van het handschrift. In dit eerste gedeelte worden alleen de voornaamste duurzame eigenschappen van het handschrift besproken. Klaarheidshalve hebben wij alle teekenen gegroepeerd rond enkele van hun voornaamste aanduidingen. 1. Verhouding van geest en gevoel. 2. Activiteit en wilskracht. 3. Zelfbeheersching en ongebondenheid. 4. Egoïsme en altruïsme. 5. Verbeelding. 6. Enkele eigenaardigheden van het karakter. | |||||||
[pagina 482]
| |||||||
Fig. 1.
Fig. 2.
Fig. 3.
Fig. 4.
Fig. 5.
| |||||||
[pagina 483]
| |||||||
Het spreekt vanzelf dat deze groepen soms onvermijdelijk over elkaar heengrijpen bij het interpreteeren der teekens. De welwillendheid van den lezer zal dit verontschuldigen. Na het onderzoek van het handschrift volgt een voorbeeld van karakterschets op grond van de gevonden eigenschappen. 1. Wanneer men enkele handschriften naast elkaar houdt valt het op, dat in het eene dezelfde letters steeds dezelf den vorm aannemen, de verhouding tusschen de letters onderling regelmatig blijft, en de richting van het geschrift niet verandert (zie fig. 1). In een ander handschrift (fig. 2) wisselt de vorming van dezelfde letters voortdurend af, ook de verhouding tusschen de verschillende letters ondergaat meermaals verandering, de richting van het geschrift slaat dikwijls om. Het eerste handschrift is regelmatig, het tweede onregelmatig. Regelmatigheid ontstaat in het handschrift wanneer de wil sterker is dan de aandoeningenGa naar voetnoot(6); onregelmatigheid, wanneer de aandoeningen sterker zijn. Dit wil echter niet veel zeggen: men kan een zwakken wil bezitten, die nog zwakkere aandoeningen overwint; men kan ook een sterken wil bezitten, maar nog sterkere aandoeningen kunnen de bovenhand hebben. Wij moeten dus trachten de sterkte van het innerlijk levenGa naar voetnoot(7) te bepalen zonder beroep te doen op dit eerste criterium van regelmatigheid en onregelmatigheid. Het leven, zegt Klages, uit zich door den rhythmus. Immers 'Rhythmus ist die Urerscheinung des Lebens'Ga naar voetnoot(8). Uitdrukking van het leven is de Rhythmus, uitdrukking van den Geest het terug- | |||||||
[pagina 484]
| |||||||
dringen van den Rhythmus door de regelende kracht van wet en voorschriftGa naar voetnoot(9). Hoe natuurlijker, persoonlijker en oorspronkelijker een handschrift is, des te dichter staat het bij 'die Urerscheinung des Lebens', en des te minder heeft de Geest de levende aandrift kunnen dooden. De Rhythmus vertoont zich dus in het handschrift door natuurlijkheid, persoonlijkheid en oorspronkelijkheid, wanneer namelijk de van ouds voorgeschreven vormen 'doorvoeld' zijn. Hieraan kunnen wij dus de sterkte van het innerlijk leven meten. Om te onderzoeken of een geschrift al dan niet oorspronkelijk is, moet men dit nagaan in het handschrift, in zijn geheel beschouwd, en in elk der kleinere trekken. Men kan ook den rhythums van een handschrift meten door den al of niet rhythmischen bouw van het geschrift zelf. Deze onderkent men aan de rhythmische letterverdeeling, waardoor de vlakken, ingenomen tusschen de deelen van een zelfde letter, ten opzichte van de vlakken tusschen woorden en regels, optisch tot werking komenGa naar voetnoot(10). Gaan we nu in de voorbeelden na welke handschriften het krachtigste innerlijk leven verraden. Handschr. II is zeer oorspronkelijk (schrijver volgt b.v. niet de op het papier getrokken lijnen. Zie ook b.v. den bouw der w.), het is natuurlijk (zie de v. en h. van 'verlichte': de verbinding tusschen de letters is niet gezocht), en persoonlijk (zie de boog der beginletters). De bouw van het geschrift is niet zeer rhythmisch, maar toch wordt hij niet afgebroken als in fig. V. Wij mogen hier dus besluiten tot levensrijkdom en sterke aandriften, die, zooals wij hooger zagen, den wil beheerschen. In Handschr. I zijn de kenmerken van den rhythmus veel minder sterk. Het geschrift zelf is rhytmischer gebouwd. De aandoeningen zijn dus bij den schrijver minder sterk. De rhythmische bouw van het geschrift, op zichzelf beschouwd, kan ons verder nog een karaktertrek van den schrijver aantoonen. Wanneer hij, zooals wij hierboven beschreven, | |||||||
[pagina 485]
| |||||||
in een handschrift verschijnt (beschouw in fig. III de vlakken tusschen de letters, de woorden, de regels. Zie vooral het woord 'goed', het is als geheeld: samengetrokken rond enkele vlakken, die ten opzichte van de andere weer een gesloten eenheid vormen), en zijn verloop niet gebroken wordt door te lange letters die de verhouding tusschen de vlakken schenden (zie fig. V), getuigt hij van gelijkmoedigheid en harmonie. Fig. V mist hem totaal; in fig. IV wordt hij afgebroken door te lange letters. Deze laatste twee handschriften getuigen van groote vatbaarheid voor aandoeningen, ontvankelijkheid en prikkelbaarheid. Een ander kenmerk van het gevoel verstrekt ons de experimenteele graphologie: de buiging van het geschrift. Immers: 'tout ce qui excite notre bienveillance détermine chez nous un mouvement d'inclination vers l'être sympathique'Ga naar voetnoot(11). Een naar rechts gebogen geschrift (fig. IV) wijst op overheersching van het gevoel; steilschrift (fig. I) vloeit voort uit het overheerschen van het verstand; overbuiging naar links is een teeken van zelfoverwinning en zelfverloochening, soms ook van gedwongenheid. Proefondervindelijk werd ook de beteekenis van verbonden en onverbonden geschrift vastgelegd. Een verbonden geschrift wijst op verbonden gedachten, soms op gedachtenarmoede; een onverbonden geschrift (b.v. het naast elkaar plaatsen der letters zonder verbinding) (zie fig. I) op gedachtenrijkdom, naast gemis aan logisch denken.
2. Wij kunnen dus uit het handschrift reeds de voornaamste eigenschappen van het karakter afleiden: overheerschen van den Geest of van het gevoel, hun sterkte, gelijkmoedigheid of prikkelbaarheid. Bovendien vonden wij een criterium voor het herkennen van levensrijkdom of levensarmoede, dat ons verder nog dienstbaar zal zijn. Om activiteit en energie in het handschrift te herkennen, bezitten wij eenvoudige teekenen, doch voor de interpretatie moeten wij telkens rekening houden met den graad der innerlijke levendigheid. Wanneer deze teekens ons bovendien iets | |||||||
[pagina 486]
| |||||||
leeren kennen van het gevoel van den schrijver, maken wij hiervan melding. Een eerste teeken van activiteit is de snelheid van het geschrift. Snelheid brengt natuurlijk met zich mede: groeiende buiging van het geschrift naar rechts (zie fig. II: 'evenals'), kommavormige, vooruitloopende punten bovenaan de letters, breeder worden van den linkschen randGa naar voetnoot(12). Traagheid (zie fig. I) wordt gekenmerkt door gelijkblijvende buiging, regelmatige punten bovenaan, loodrechten linkschen rand. Wanneer wij snelheid aantreffen in een handschrift dat de kenmerken van den rhythmus - en dus van de innerlijke levendigheid - bezit (Hands. II) mogen wij besluiten tot activiteit en bedrijvigheid, tevens tot levendigheid der aandriften en beweeglijkheid van het gevoel. Mist het handschrift echter den rhythmus, dan is snelheid het teeken van onrust en haast, van opgewondenheid en onstandvastigheid. Traagheid, in handschriften die getuigen van innerlijke levendigheid (± Hands. I) vloeit voort uit rust en bezonnenheid en uit gelijkmoedigheid; in handschriften, die innerlijke levendigheid missen, spruit zij voort uit wilszwakte en apathie. Een tweede kenmerk der activiteit is de grootte. Het 'pathos' immers streeft steeds naar het grootsche en groote. Pathos van het willen beteekent groote activiteit, maar kan ook vervallen tot vluchtigheid. Pathos van het gevoel heet begeesteringsvermogen, enthusiasine, maar kan ook met zich brengen een gemis aan werkelijkheidszin. Pathos van het zelfbewustzijn uit zich in fierheid en waardigheid maar kan ook leiden tot verwaandheid en laatdunkendheid. Daar wij hooger bij Handschr. III besloten hebben tot gelijkmoedigheid (rhythmische structuur), kunnen wij hier niet spreken van vluchtigheid, gemis aan werkelijkheidszin of verwaandheid, die, zooals wij verder zullen zien, zich scherper vertoont in overbodige versierselen. Gezien den opvallenden rhythmischen bouw van het geschrift mogen wij hier veeleer besluiten tot groote activiteit, ondernemingsgeest en klaarziendheid; verder tot gevoelsdiepte en begeesteringsvermogen, en, wat het zelfbewustzijn betreft, tot voornaamheid, grootmoedigheid en ernst. Handschrift IV bezit - zooals wij zagen | |||||||
[pagina 487]
| |||||||
- niet de teekenen van den rhythmus, noch de rhythmische geleding van het geschrift; wij mogen dus besluiten tot gemis aan concentratievermogen, tot vluchtigheid en misschien gewetenloosheid, verder tot hoogmoed en grootspraak. De aan dit laatste handschrift tegenovergestelde fig. I getuigt van werkelijkheidszin en bezonnenheid, van plichtsgevoel en concentratievermogen, maar misschien ook van enghartigheid en zelfgenoegzaamheid. Een bijkenmerk der activiteit, ons door de experimenteele graphologie verstrekt, is het stijgen der regels. Energie herkent men in het handschrift aan den drukGa naar voetnoot(13). In regelmatige handschriften geeft hij te kennen: wilskracht en zelfbeheersching, weerstandskracht; in onregelmatige: impulsiviteit en strijdbaarheid. Zoo getuigt het regelmatige handschrift IV van wilskracht en ijver. Zelfbeheersching mogen we niet aannemen, gezien het hooger opgemerkte gemis aan concentratievermogen. Drukloosheid als in handschr. II getuigt van beweeglijkheid, naast wilszwakte.
3. Nu wij reeds de sterkte van Geest en gevoel, van activiteit en wilskracht uit het handschrift hebben afgeleid, zal het niet moeilijk meer zijn te onderscheiden welk karakter zelfbeheersching, en welk karakter ongebondenheid bezit. In handschrift I merkten wij op: steilheid, langzaamheid, kleinheid en een niet te veronachtzamen druk. Zoovele teekenen van gebondenheid: nimmer zich te laten gaan. Dit pleit dus voor zelfbeheersching. Handschr. II bezit de tegenovergestelde eigenschappen, behalve de grootte. Klaarblijkelijk hebben wij hier dus te doen met een karakter dat aan de zijde der ongebondenheid staat. Voor handschriften die hieraangaande minder zekerheid bieden, vinden wij een aanwijzing van zelfbeheersching in de engte van het geschrift. Engte erkent men aan korte verbindingen tusschen de letters, breedheid aan lange verbindingen. Breedheid spruit voort uit de sterkte van de doelvoorstelling, waardoor de bewegingen van de schrijvende hand vlug en | |||||||
[pagina 488]
| |||||||
breed vooruitgaan. Aldus is zij een teeken van ijver. Zij kan echter ook voortvloeien uit onbezonnenheid, wanneer men namelijk geen rekening houdt met gebeurlijke hindernissen in het schrijfveld. In dit geval is zij een teeken van ongebondenheid. Om te onderscheiden welke dezer twee beteekenissen men aan de breedheid moet toeschrijven, beschouwe men de vroeger gevonden eigenschappen van het karakter. Zoo getuigt de breedheid van handschr. III, waarin wij bij het bespreken der grootte reeds activiteit opmerkten, van ijver, zeker samengaande met dwangloosheid. Engte in het handschrift vloeit voort uit de beperking en binding van de doelvoorstelling, teeken van zelfbeheersching; zij kan echter ook voortkomen uit kleinzieligheid, egoïsme en wantrouwen, wanneer men namelijk een zekere vrees heeft zijn krachten te verspillen of bang is zich openlijk te vertoonen. Handschr. I vertoont dus weer een teeken van zelfbeheersching. Het onderscheid tusschen breedheid en engte kan ons buiten den graad van zelfbeheersching nog een aanwijzing geven van egoïsme of altruïsme. Het is immers begrijpelijk dat de altruist breedere bewegingen maakt dan de egoïst, die zoo weinig mogelijk van zich weg laat gaan. Een ander kenmerk van ongebondenheid is het dradenschrift (dradenschrift vertoont in geringe mate fig. II: noch druk, noch dikte). De dradenschrijver wil niet kiezen tusschen boog en hoek, die ook de geringste druk voortbrengt. Waarschijnlijk bezit hij dus veranderlijkheid en aanpassingsvermogen en soms karakterloosheid. Zoo staat hij aan de zijde der ongebondenheid. Op weerstandskracht wijst verder nog de verbinding der letters door hoekenGa naar voetnoot(14) (zie fig. IV, b.v. 'en'). Voor de boogverbinding moet men onderscheid maken tusschen bogen bovenaan en bogen onderaan de kleine letters. Bogen bovenaan wijzen op geslotenheid; bogen onderaan (zie fig. 1) op | |||||||
[pagina 489]
| |||||||
een behoefte aan bemiddeling van anderenGa naar voetnoot(15). Dit beteekent welwillendheid, maar kan ook wijzen op onzelfstandigheid.
4. Het onderscheid tusschen bogen onderaan of bovenaan de kleine letters leert ons verder nog iets. De handbeweging die de bogen bovenaan vormt keert na de vorming van den boog naar den schrijver terug; hierin kan men een uiting vinden van egoïsmus. De beweging daarentegen die bogen onderaan de kleine letters vormt eindigt in een trek naar rechts, van den schrijver weg; dit kan een teeken zijn van altruïsmus. Indien wij nu een dergelijke links- of rechtsdraaiende beweging in het verder verloop van het handschrift terugvinden, mogen wij deze eerste aanwijzing omzetten in een positief besluit. Zoo b.v. merken wij in fig. III bogen onderaan de kleine letters, verder maakt schrijver geen enkele beweging naar zich toe (waar hij zulk een beweging zou moeten maken als in ij van 'mijn' laat hij deze beweging onbewust weg) en hij accentueert de rechtsloopende trekken. Handschr. I toont ons het tegenovergestelde: de bogen der g en ij b.v. loopen steeds naar links, schrijver haalt ze naar zich toe. Fig. III toont ons dus duidelijk het geschrift van een altruïst. Uit de bogen onderaan in Handschr. I mogen wij niet het besluit trekken dat schrijver altruïst is; gezien de opvallende linksloopende trekken in het verder verloop van het geschrift, mogen wij integendeel zeggen dat hij egocentrisch is.
5. Nu blijft alleen nog de verbeelding ter bespreking over. Dat iemand rijke verbeelding bezit merken wij aan de grootte van het geschrift. Dit teeken is echter niet absoluut. De experimenteele graphologie heeft aangetoond dat verbeeldingrijke personen niet steeds een groot geschrift bezitten. Wij zagen hooger dat ook de activiteit de grootte van het geschrift beïnvloedt. Daarom moeten wij voor het bepalen der verbeelding naar een ander middel uitzien. Dikte in het handschrift (± fig. III) getuigt van een zinne- | |||||||
[pagina 490]
| |||||||
lijke vreugde bij het aanschouwenGa naar voetnoot(16). Hieruit volgt verbeelding, maar ook soms zinnelijkheid. Scherpte daarentegen (± fig. I) vloeit voort uit gedachtenscherpte, en gemis aan aanschouwingsvermogen. Ook kan zij een aanwijzing zijn van zelfbeheersching. Een gevuld geschrift (± fig. III) - d.w.z. vorming der letters zoodat de ruimten tusschen de letterdeelen gesloten en één zijn - wijst op voorstellingsgave en levendige verbeelding. Een mager geschrift (zie fig. I, b.v. de bogen der 1, en de geringe ruimte die zij insluiten) wijst op verstandssterkte naast een gemis aan verbeelding. Ook verrijking (zie fig. IV de B van 'Beatrijs') wijst op fantasie en vormgevoel. Vereenvoudiging (zie fig. I: de lussen der b) getuigt van doelmatigheidszin, soms van innerlijke koelheid.
6. Uit de teekenen in het handschrift opgemerkt kan men dus de voornaamste psychische eigenschappen van den schrijver afleiden. Ook vele eigenaardige trekken van het karakter kan men uit het geschrift opmaken: orde in denken en houding, aanpassingsvermogen, overwegen van geestelijke of materieele neigingen, enz. Orde in het handschrift (juiste plaatsing der punten, goede regel- en randverdeeling, enz.) wijst op helderheid van geest en orde in de houding. Wanneer een handschrift in een beperkt schrijfveld kleiner is dan naar gewoonte, mogen we spreken van aanpassingsvermogen. Wanneer in een handschrift de lussen der lange letters bovenaan grooter zijn dan onderaan (zie fig. I: scoutskoppen) mogen wij bij den schrijver aannemen een overwicht van geestelijk interesse (idealismus en enthusiasmus); wanneer de lussen onderaan grooter zijn (fig. IV) een overwicht van materieele en practische neigingen. Het zou te veel plaats vragen hier al deze bijzonderheden op | |||||||
[pagina 491]
| |||||||
te sommen, die de experimenteele graphologie in zoo groot aantal heeft opgemerkt; bovendien mag men uit geen dezer een besluit trekken, dat niet met de hooger gevonden eigenschappen zou overeenstemmen. Moge bovenstaande volstaan om een klaar inzicht te geven in de verklaringsmethode der wetenschappelijke graphologie.
Op grond van de gevonden eigenschappen kan men reeds een welomschreven karakterbeeld vormen. Hier volgt een voorbeeld van zulk een karakterschets, nl. naar Hands. III. Wat ons treft bij het beschouwen van dit geschrift is de rythmische geleding. Bovendien vertoont het innerlijk leven zich door voldoende persoonlijkheid (b.v. de vorming der begin-k), sterkere oorspronkelijkheid (beelding en vele trekken) en natuurlijkheid (ongedwongenheid). De sterkte van het innerlijk leven is dus zeer groot. Het geschrift is eerder onregelmatig en naar rechts gebogen; dit wijst op overheersching van het gevoel. De rhytmische structuur verraadt gelijkmoedigheid, diepte, rust en harmonie. Het overheerschen van het gevoel kan dus niet wijzen op wilszwakte, waardoor het gevoel omslaan zou in prikkelbaarheid. De wil ook is sterk ontwikkeld, doch zwakker dan het gevoel, dat voornamelijk gemoedswarmte beteekent. Ook mogen wij die gelijkmoedigheid niet opvatten in den zin van onverschilligheid; aan de onverbondenheid b.v. merken wij dat schrijver beschikt over schiftingsvermogen, gedachtenrijkdom en initiatief; aan de grootte merken wij activiteit en begeesteringsvermogen; de breedte getuigt van ijver. Gelijkmoedigheid duidt dus vooral op harmonie. De langzaamheid wijst op rust en bezonnenheid, dus weer op gelijkmoedigheid; het gevoel is daarom minder beweeglijk maar standvastig en sterk. De grootte getuigt van activiteit, maar daarom niet van wilskracht. Voor het gevoel vinden wij hier gevoelsdiepte en geestdrift; voor het zelfbewustzijn: voornaamheid, grootmoedigheid en ernst. De druk is gering maar toch niet zwak genoeg om eenvoudig van wilszwakte te spreken. De wil is voldoende ontwikkeld, maar is minder sterk dan het gevoel. Daarom bezit schrijver niet de zelfbeheersching die voortvloeit uit de regelende kracht van den wil. Wij zien dit besluit gestaafd door een ander kenmerk van dwang- | |||||||
[pagina 492]
| |||||||
loosheid: de bogen onderaan, en de breedheid van het geschrift. Beide laatste teekenen duiden ook op oprechtheid. De breedheid, samen met de rechtsloopende bewegingen, getuigt verder nog van altruïsme, goedheid, welwillendheid en sympathie. Van een levendige verbeelding spreekt het dik en gevuld geschrift. Het eerste wijst bovendien op aanschouwingsen levensvreugde. Samenvattend mogen wij zeggen: Handschr. III getuigt van een rijk en zeer evenwichtig leven, waarin het gevoel nochtans overheerscht. Dit gevoel is rijk en diep, en moet eerder begrepen worden in den zin van gemoedswarmte dan in dien van vatbaarheid voor aandoeningen. Schrijver is natuurlijk en dwangloos. Alle psychische functies zijn vrij sterk ontwikkeld. | |||||||
OpwerpingenWij hebben het nuttig geoordeeld deze opwerpingen achteraan te plaatsen, omdat enkele van hen de graphologie voor zeer groote moeilijkheden stellen, maar eens overwonnen, de leefbaarheid van deze wetenschap des te sterker in het oog doen vallen. Een eerste opwerping is deze: zooals de gewone gebaren dikwijls afhankelijk zijn van de stemming van het oogenblik, zoo zijn ook de trekken in een geschrift afhankelijk van voorbijgaande gemoedsstemmingen. Dit kan waar zijn, maar juist daarom zal men voor de ontleding het geschrift van den persoon op verschillende tijdstippen vragen. Indien men de blijvende karaktereigenschappen wil kennen zal men alleen rekening houden met de trekken die onveranderd zijn gebleven. Voor de andere dient opgemerkt dat zij ook kunnen voortvloeien uit de verandering van het karakter zelf, dat immers geen blijvende substantie is maar zich steeds ontwikkelt. De opwerping blijft echter bestaan dat in het geschrift sommige trekken kunnen veranderen, naargelang van de gemoedsstemmingen van den schrijver. Maar ook dit komt de graphologie ten goede. Heeft men eenmaal opgemerkt welke trekken in het geschrift veranderd zijn, dan kan men zeggen welke gemoedsstemming die verandering voortbracht. Zoo zijn b.v. de grooteen hoofdletters van handschr. V (afkomstig van een jong dichter) grooter en bovenaan langer dan gewoonlijk. Zooals wij | |||||||
[pagina 493]
| |||||||
hooger zagen is dit een teeken van geestdrift en verbeelding. Laten wij die verbeelding verder nagaan. Zie hoe de schrijver aan het einde van het woord 'zongt' in zijne verbeelding de klank van dat woord zwellen hoort, zoodat ook de beweging der hand zoozeer groeit, dat de T tenslotte stijgt tot boven de hoogte der hoofdletters. Zie de verbeelding stijgen in het bevestigende 'Ja' waarin de schrijver zijn vizioen hervat. In die trekken der verbeelding is er echter meer dan het louter volgen der inspiratie: er is iets overbodigsch in (b.v. het streepje der T van 'zingt', en de noodelooze krul der K van 'blanke'). Hieraan kan men merken dat schrijver teekenaar is, en hij hier van de dingen een aanschouwelijke weergave ziet. Dat het gevoel zeer hevig is ziet men ook aan het buigen der letters in 'gij'. Gedreven door de beweging van het rhythme vloeien de penbewegingen voort met de stuwkracht van een rijk en ononderbroken gevoel. Een andere opwerping is dat de schrijfbewegingen afhankelijk zouden zijn van uitwendige omstandigheden (als pen en papier) of van physische gevoelens. Het eerste zal men uit den weg ruimen door normale omstandigheden te eischen; het tweede laat ons ook een blik werpen op de physische gesteldheid van den schrijver. Dat het geschrift hiervan afhankelijk kan zijn valt niet te betwijfelen; met dit onderzoek is men echter nog niet ver gevorderdGa naar voetnoot(17). Tevens zij opgemerkt dat ook louter physische gevoelens een zekeren samenhang vertoonen met verschillende psychische functies. De laatste en moeilijkste opwerping is deze: men kan zijn geschrift veranderen naar willekeur. Dit is grootendeels waar, en zou de graphologie onmogelijk maken, indien wij geen middelen hadden om de ingevoerde veranderingen van het oorspronkelijke te onderscheiden. Wij laten hier na de sierschriften en de geschriftvervalschingen te onderzoeken; de eerste zijn bijna niet te ontleden, voor de tweede heeft men beroep te doen op chemische en photo- | |||||||
[pagina 494]
| |||||||
graphische ervaringen. Wij zullen slechts het blijvend veranderd geschrift beknopt bespreken. Zooals bijna al onze handelingen er op gericht zijn opgemerkt te worden, zoo is dit ook, onbewust, het geval met onze schrijfbewegingen. Daarom ook is het geschrift beeldend. Aldus zal men sommige bijzonderheden in zijn geschrift verwerven, andere weglaten. Dit zou ons op een dwaalspoor kunnen brengen, indien wij geen middelen hadden om de verworvene van de grondtrekken te onderscheiden. De trekken die het meest in het oog vallen zullen ook het gemakkelijkst veranderd worden. Zoo de grootte, breedte en buiging van het geschrift, de begin-, lange- en hoofdletters. Wat men moeilijker verandert zijn de kleine- en eindletters, de i-punten en dergelijke. Theorie en praktijk hebben geleerd dat men gemakkelijker drukloosheid in druk verandert, breedte in engte, buiging in steilheid, dan omgekeerd. Wat men in het geheel niet kan verwerven zijn trekken die onafhankelijk zijn van den wil, als draadschrift, bogen onderaan, en onregelmatigheid. Ook de verhoudingen tusschen letters, woorden en regels zijn niet te veranderen. Daarnaast heeft men nog vingerwijzingen om een verworven geschrift te herkennen, als regelmatigheid, engte, druk en onverbondenheid. Het verworven handschrift is dus niet alleen niet een hinderpaal voor de geschriftontleding, het kan ons ook enkele aanduidingen over den schrijver geven: indien de verworven trekken in harmonie zijn met de grondtrekken wijzen zij op zelfbeheersching, ordeningsvermogen, overdenking vóór het handelen, en gekozen omgangsvormen. Indien de verworven trekken met het overige niet harmonieeren, verraden zij bij den schrijver gezochtheid, effectbejag en ijdelheid. Niettemin vergt het onderscheiden van verworven trekken grondiger studie en ervaring. Men weze daarom voorzichtig niet te oppervlakkig en symplistisch met het verklaren van een handschrift om te springen. Men hoede zich ook de enkele gegevens in dit opstel opgedaan, zonder verdere studie te willen toepassen. Hierdoor zou men de graphologie, die reeds zoo dikwijls werd misbruikt, een allerslechtsten dienst bewijzen. Dit opstel wil alleen een vertoog zijn voor de leefbaarheid van deze zeer jonge wetenschap. | |||||||
[pagina 495]
| |||||||
Voor diegenen die de graphologie verder willen bestudeeren laten wij hier een lijst volgen der beste, ons over dit onderwerp bekende werken:
|
|