| |
| |
| |
Letland
door J. Kleyntjens S.J.
Toen, op den 18en November 1918, door den Volksraad, voortgekomen uit het tijdens de Duitsche bezetting onder leiding van Dr. K. Ulmanis gevormde Letlandsche Democratische Blok, de onafhankelijkheid van Letland werd geproclameerd, zag de toekomst er voor den jongen Staat weinig rooskleurig uit. Het land had door den oorlog zeer geleden; aan de midden er doorheen loopende rivier de Duna hadden Russen en Duitschers langen tijd tegenover elkander gelegen. Een leger ontbrak, het zoozeer benoodigde geld eveneens. Handel en industrie waren te gronde gericht, landbouw en scheepvaart niet minder; vele Letten waren buitenslands gevlucht.
De regeering die toenmaals de teugels van het bewind in handen nam, met Prof. Dr. J. Tschakste als eersten Staats-president en Dr. K. Ulmanis als Minister-president aan het hoofd, zag zich derhalve voor een zeer zware taak geplaatst, welke nog moeilijker werd, toen eerst de Bolsjewisten omstreeks Kerstmis 1918, en daarna de in het land achtergebleven Duitsche troepen, aanvankelijk onder graaf von der Goltz, later, tezamen met Russische troepen welke uit de Duitsche gevangenkampen waren teruggekeerd, onder den Russischen avonturier Bermondt, het bestaan van den jongen Staat in gevaar brachten.
Door de Geallieerde Mogendheden gesteund en met de hulp van een inmiddels georganiseerd Letlandsch leger wist de regeering tenslotte het pleit te winnen, zoodat in Mei 1920 eindelijk aan den opbouw van den Letlandschen Staat kon worden begonnen. Door het sluiten van vredesverdragen met Duitschland en met Rusland, medio 1920, werden de laatste hinderpalen voor een ongestoorde ontwikkeling van Letland weggenomen.
De regeering zette zich nu er toe, de verschillende takken van de Letlandsche volkshuishouding tot nieuw leven te brengen. Allereerst gold haar zorg landbouw en veeteelt; van welk
| |
| |
Letland is de grootste der Baltische Staten - op de kaart aangegeven. Ruim tweemaal zoo uitgestrekt als België (65.000 km2), is het veel minder bevolkt (2.000.000 inwoners). Riga, de hoofdstad, telt bijna 400.000 inwoners, Liepaja 60.000. De bevolking is gemengd (73% Letten, 10% Russen, 5% Joden, 4% Duitschers, 3% Polen); ongeveer een derde is Katholiek, ruim eene helft Lutheraan.
De Baltische Staten werden in de XIIIe eeuw door de Duitsche Orde gekoloniseerd en Duitsche adel bleef er sedertdien, tot aan den wereldoorlog van 1914-18, een overwegenden invloed uitoefenen. In 1721 veroverde Rusland Lijfland en Estland terwijl Estland, dat onder Poolsch bewind stond, bij de derde deeling van Polen, in 1795, Russisch bezit werd. De Duitsche adel schaarde zich aan de zijde van den veroveraar die het nationaal gevoel en de taal der bevolking onderdrukte. In 1918-20 slaagden de Baltische Staten er in hunne onafhankelijkheid te bevechten. Ze gaven zich toen uiterst democratische staatsinstellingen, aan de bevolking weinig geëigend, zoodat reactie niet lang uitbleef. Tegenwoordig treffen wij in de drie Staten een autoritair bewind aan.
| |
| |
een belang eerstgenoemde voor het land is, moge hieruit blijken, dat destijds 65% der bevolking tot den landbouwenden stand behoorde.
Vóór den wereldoorlog bevond zich 48% van de geheele bodemoppervlakte in het bezit van een 1300 Duitsch-Baltische adellijke familiën, terwijl hiertegenover de eigenlijke boerenstand slechts 39% daarvan bezat. Uitbreiding van het boeren-grondbezit was door den tegenstand van de grootgrondbezitters en vele andere belemmeringen vrijwel uitgesloten; bedoelde tegenstand was, naast andere redenen, de oorzaak van het bestaan van een diepe klove tusschen den Baltischen adel en het eigenlijke Letlandsche volk. Het was dan ook niet te verwonderen, dat na het verdwijnen van het Russische gezag, dat den adel steeds de hand boven het hoofd had gehouden, het vraagstuk van den grondeigendom in de eerste plaats om oplossing vroeg; deze oplossing werd verkregen door de totstandkoming van de wet van 16 September 1920 op de agrarische hervorming, die practisch volledige onteigening van het grootgrondbezit van den Baltischen adel medebracht en dat gedeelte van den bodem vrij deed komen voor verdeeling onder den boerenstand. Als gevolg hiervan nam het aantal kleine boerenbedrijven niet onaanzienlijk toe, daar de wet de maximum-oppervlakte van ieder nieuw te vestigen boerenbedrijf op 22 Ha. bepaalde.
Hoewel de landbouw aanvankelijk in niet geringe mate het bezwaar ondervond van de toepassing van verouderde bebouwingswijzen van den grond en het gebruik van primitieve gereedschappen, terwijl moderne landbouwmachines vrijwel geheel ontbraken, heeft hij zich desondanks door den noesten vlijt van den Letlandschen boer spoedig hersteld van de slagen van den oorlog. Nog sterker was dit zoo mogelijk het geval ten aanzien van de veeteelt: de omvang van den veestapel overtrof reeds na de eerste vijftien jaren van Letland's onafhankelijk bestaan dien van vóór den oorlog.
Niet alleen landbouw en veeteelt, ook de industrie eischte de aandacht der regeering bij den wederopbouw van den Letlandschen Staat. Vóór den wereldoorlog was zij van groote beteekenis en telde zij vele grootbedrijven, hoofdzakelijk te Riga gevestigd; zij dankte haar bloei voornamelijk aan de Russische tolpolitiek van graaf Witte, die de groote buitenlandsche industrieele ondernemingen dwong, in Rusland tot
| |
| |
vestiging van bedrijven over te gaan, wilden zij het Russische afzetgebied behouden. Als gevolg van de gunstige ligging der Letlandsche havens, in het bijzonder van Riga en van Liepaja (Libau), is het land de zetel van de Russische grootindustrie geweest en leverde het bv. een vierde gedeelte van de geheele Russische metaalproductie.
Toen de Russen in den wereldoorlog gedwongen werden, Letland te ontruimen, namen zij alle machines der Letlandsche fabrieken naar het binnenland van Rusland mede (in totaal 30.000 wagons, tot een waarde van een half milliard goudroebels!) met het oogmerk, de industrie aldaar wederom op te bouwen; hiervan is evenwel niets gekomen. Hoewel bij het sluiten van den vrede tusschen Rusland en Letland door eerstgenoemd land werd toegezegd, dat de medegenomen machinerieën zouden worden gerestitueerd, bleef de vervulling van deze toezegging vrijwel geheel achterwege. Al te grooten invloed kan hieraan evenwel niet worden toegekend, aangezien de meeste der weggevoerde machinerieën tijdens hun verblijf in Rusland reeds dermate verouderd, beschadigd of verroest waren, dat zij bezwaarlijk meer hadden kunnen dienst doen. Ook de Letlandsche industrie moest derhalve practisch van den grond af weer worden opgebouwd.
Had de Letlandsche industrie vóór den wereldoorlog haar hoofdafzetgebied in Rusland gevonden, voornamelijk door de leveringen aan den Staat, door het door de Sowjet-Unie afgekondigde Staats-monopolie was dit afzetgebied voor haar verloren gegaan, zoodat zij haar oog naar elders had te richten. Aanvankelijk had men niet het juiste inzicht in de voor de Letlandsche industrie aanwezige mogelijkheden; een veel te groote opzet en uitbreiding waren daarvan het gevolg, welke, toen een voldoend afzetgebied niet aanwezig bleek, tot ineenstorting van vele ondernemingen leidden. Nadat evenwel aanpassing aan de omstandigheden was verkregen, ging ook de industrie, zij het dan ook onder het overwinnen van vele moeilijkheden, een tijdperk van steeds toenemenden bloei tegemoet, al was het natuurlijk uitgesloten, dat zij den omvang van vóór den oorlog wederom kon bereiken. De regeering steunde haar door het toestaan van vrijdom van rechten voor den invoer van grondstoffen, halffabrikaten en machinerieën, alsmede door het verleenen van credieten.
| |
| |
De handel van Letland, welke gedurende den wereldoorlog vanzelfsprekend geheel lamgelegd was, heeft na den vrede aanvankelijk een grooten schijn-opbloei vertoond. Aangelokt door de verwachting, den handel met Rusland wederom te kunnen opnemen, waartoe Letland door zijn ligging bijzonder geëigend was, en gefinancierd ook vooral door veel gevlucht Russisch kapitaal, ontstonden talrijke nieuwe ondernemingen, voor welke evenwel in den loop van den tijd geen bestaansmogelijkheid aanwezig bleek te zijn. Vanzelfsprekend leidde dit, evenals bij de industrie, tot vele ineenstortingen en voor de banken, die te roekeloos lange credieten hadden gefourneerd, tot groote verliezen. Gezegd kan worden, dat vooral de jaren van 1926 tot 1928 een crisistijdperk voor den Letlandschen handel en industrie beteekenden, waaruit zij echter krachtiger te voorschijn traden.
Zagen wij reeds hierboven, dat de regeering op verschillende wijze bemoeiing met het bedrijfsleven had en niet weinig er toe bijdroeg, dit te stimuleeren, ook op andere wijze heeft zich deze bemoeiing geuit. Reeds terstond na de grondvesting van den Letlandschen Staat heeft de regeering, teneinde aan de staatshuishouding een solide basis te geven, naast de spoorwegen, den vlashandel en de houtvesterij grootendeels in eigen hand genomen, terwijl een spiritus-monopolie werd ingevoerd. Zelfs begaf de regeering zich tijdelijk op dàt handels- en industriegebied, waar het particulier initiatief nog niet in staat was, zelf leiding te geven, zooals bv. met den lederhandel en de lederindustrie het geval was; later werd dit terrein evenwel wederom aan het particulier initiatief overgelaten.
Ter bevordering van de handelsrelaties werden in het buitenland consulaire vertegenwoordigingen gevestigd, en verder werden met de meeste Europeesche Staten en met de Vereenigde Staten van Noord-Amerika handelsverdragen afgesloten op basis van meestbegunstiging, welke laatste clausule evenwel beperkt wordt door de speciale overeenkomsten, welke Letland met Rusland en met de Baltische Staten sloot. De oorzaak van het sluiten van deze bijzondere overeenkomsten is gelegen in het feit, dat de Letlandsche handel met de bedoelde Staten sterk passief is, d.w.z. dat er van daaruit meer waren in Letland ingevoerd worden dan dit land daarheen uitvoert.
Vanzelfsprekend heeft ook de Letlandsche scheepvaart zeer door den wereldoorlog geleden; de handelsvloot ging bijna vol- | |
| |
komen te gronde. Een geheel nieuwe vloot moest derhalve worden gebouwd, waartoe de regeering, evenals voor den aankoop van schepen, credieten verleende. Omstreeks 1930 was de tonnage van vóór den oorlog weder bereikt en thans is deze in belangrijke mate overschreden.
Dat Letland van oudsher de economische verbinding gevormd heeft tusschen West- en Oost-Europa, is voor een groot deel te danken aan de aanwezigheid van prachtige havens, waarvan die van Riga de voornaamste is. Daarnaast komen die van Ventspils (Windu) en van Liepaja (Libau). Riga, de hoofdstad, door Napoleon I een 'voorstad van Londen' genoemd, was reeds in de Middeleeuwen bekend en om haar rijkdom beroemd; de stad trad nog meer op den voorgrond, toen zij aan het eind van de 19e en in het begin van de 20e eeuw eindpunt werd van groote spoorweglijnen, die haar met Centraal-Rusland, de korenschuur van Europa, en verder met Siberië verbonden. Haar haven is in tegenstelling met die van Ventspils niet ijsvrij, en moet in den winter met behulp van ijsbrekers worden opengehouden. Ook Liepaja is met Centraal-Rusland verbonden door een in 1871 aangelegden spoorweg, die over Wilna naar Romny in de Ukraine loopt; zij heeft daardoor een belangrijk deel van den handel van dat gebied tot zich weten te trekken. In 1913, dus vlak vóór den wereldoorlog, ging niet minder dan een vierde gedeelte van den geheelen Russischen buitenlandschen handel, uitvoer en invoer tezamen, via de Letlandsche havens, hetgeen voldoende de belangrijkheid daarvan aantoont.
Het verlies van het Russische achterland deed zich voor de Letlandsche havens ten zeerste gevoelen, waarbij, voor wat die van Riga en Ventspils betrof, nog de tegenslag kwam, dat de havenwerken in den oorlog zwaar beschadigd waren geworden. De haven van Liepaja ontging dit lot, doordat zij reeds bij den aanvang van den wereldoorlog door de Duitschers zonder veel moeite door een coup de main werd veroverd.
Letland heeft op energieke wijze alles in het werk gesteld om zijn havens wederom op het oude peil te brengen, en het is daarin zeer wel geslaagd, zóó, dat over de inrichting daarvan door een Volkenbond-commissie, die ze in 1926 bezocht, een zeer gunstig oordeel werd uitgesproken. Goed geoutilleerd en gunstig gelegen als deze havens zijn, kan het niet anders, of zij moesten reeds spoedig wederom een belangrijke rol in het
| |
| |
economische leven van Letland vervullen, waartoe de verbetering en uitbreiding van het spoorwegnet het hare bijdroeg.
Dit laatste heeft al evenzeer de gevolgen van den wereldoorlog in ernstige mate moeten ondervinden; 2/3 van alle stationsgebouwen werden verwoest, alle spoorwegbruggen hadden de strijdende partijen in de lucht laten springen, en het grootste deel van het rollend materiaal hadden de Russen bij hun aftocht naar het binnenland van Rusland medegevoerd. Wat overgebleven was, namen de Bolsjewisten na hun inval in 1919 mede; slechts een gering gedeelte van het materiaal werd later in zeer beschadigden toestand teruggegeven.
Het belang van een spoedig herstel van het spoorwegnet inziende, besteedde de regeering enorme bedragen daaraan, en zij wist er zoodoende in te slagen, het geheele net niet alleen wederom op te bouwen, doch er zelfs stelselmatig uitbreiding aan te geven, waardoor het steeds meer en beter geschikt werd om aan de eischen, welke er aan werden gesteld, te voldoen. Een bezwaar is wel, dat de Letlandsche spoorwegen, die door den Staat geëxploiteerd worden, verschillende spoorbreedten hebben, een gevolg van de ligging des lands tusschen Oost- en West-Europa; de orienteering naar Rusland bracht mede, dat het grootste gedeelte van het net breedspoor heeft, terwijl daarnaast normaal spoor voorkomt in verkeer met Duitschland. Tenslotte zijn er ook nog enkele smalspoorbanen.
Het nauwe verband, dat tusschen de zeehavens en het spoorwegnet bestaat, is wel duidelijk aan het licht getreden, toen de hierboven reeds genoemde spoorweg, die Liepaja met Centraal-Rusland verbindt, en welke over Lithausch grondgebied loopt, door de Lithauers werd afgesneden toen zij, na de bezetting van Wilna door de Polen, de grens met Polen sloten; als gevolg hiervan daalde het handelsverkeer in de haven van Liepaja, dat nu van zijn Centraal-Russisch achterland was afgesneden, aanzienlijk. Het is evenwel te verwachten, dat, nu het Wilna-conflict geliquideerd is en de betreffende spoorweg wederom normaal functionneert, dit ook voor dat handelsverkeer een opleving zal medebrengen.
* * *
In de eerste periode van het onafhankelijk bestaan van Letland bewoog de economische ontwikkeling des land zich in opgaande lijn, waarbij niet uit het oog moet worden verloren, dat
| |
| |
de opkomst van het land viel in een tijdsbestek van internationale hoogconjunctuur, waardoor de omstandigheden voor Letland wel zeer in gunstigen zin werden beïnvloed. Als terugslag hierop deed de sedert 1930 intredende algemeene economische crisis zijn uitwerking ook in Letland in niet geringe mate gevoelen. Zoo gunstig de voorafgaande jaren waren geweest, zoo ongunstig waren die, welke na 1930 volgden; in plaats van budget-overschotten traden deficits, die de gekweekte reserves opteerden.
Bij den snellen teruggang van de conjunctuur ontbrak het de toenmaals in Letland aan het roer zijnde regeering aan een bepaalde, scherp omlijnde economische politiek, waardoor zij niet bij machte was, aan de gevolgen van de zich steeds verdiepende depressie het hoofd te bieden en de juiste maatregelen daartegen te nemen. In het parlement bestreden de talrijke politieke partijen elkander, zonder dat dit tot een opbouwend resultaat voor het land leidde.
In deze kritieke omstandigheden greep de reeds eerder genoemde Dr. K. Ulmanis in, welke inzag, dat een langer uitblijven van een krachtige, hervormende politiek, catastrophale gevolgen voor het land zou kunnen hebben; op 15 Mei 1934 nam hij de teugels van het bewind als Minister-president, tevens Staatspresident, in handen en van dien datum af dateert het economisch herstel van Letland.
De eerste taak van de nieuwe regeering was, het evenwicht in 's lands financiën te herstellen en te zorgen voor een sluitend budget; aan het einde van het jaar 1934-1935 was het deficit reeds aanzienlijk teruggebracht, terwijl het daarop volgende jaar een overschot opleverde. Dit is sindsdien ieder jaar het geval geweest.
Wat de volkshuishouding betreft, ging de regeering over tot een structureele economische hervorming, welke men thans met de benaming 'gebonden economie' pleegt aan te duiden; zij ging daarbij van het standpunt uit, dat de Staat, als de hoogste politieke eenheid, in de eerste plaats geroepen is om voor de gezamenlijke belangen der natie te waken, en daarom de economische politiek moet richten op de vervulling van de behoeften der natie.
Ten aanzien van de industrie trad de regeering reorganiseerend op door te bepalen, dat in het algemeen geen nieuwe
| |
| |
vestigingen meer mogen plaats hebben dan met goedkeuring van de regeering, terwijl aan den opzet en de uitbreiding van industrieele vestigingen grenzen zijn gesteld; zoodoende heeft men de overbezetting en het gevaar voor overproductie tegengegaan. Verder is de regeering in staat gesteld om door het stellen van bepaalde eischen invloed uit te oefenen op de verbetering of de rationaliseering van de productie-methoden; aan de industrie is verder een richtsnoer gegeven, waardoor zij meer ingesteld wordt op de bevrediging van de behoeften van het land. De import van goederen, die zeer goed binnenslands vervaardigd zouden kunnen worden, wordt tegengegaan, terwijl anderzijds de onbeperkte concurrentie aan banden is gelegd. Geconstateerd kan worden, dat de toestand van de nijverheid door deze maatregelen zeer verbeterd is.
De regeeringsbemoeiing met den buitenlandschen handel uitte zich door het beperken van het aantal importeurs door middel van de invoering van een licentie-systeem, alsmede door het uitoefenen van toezicht op de Letlandsche exporteurs, met de bedoeling, meer waarborgen te scheppen voor de vreemde handelsrelaties. Om den export te bevorderen werd voorts bepaald, dat invoerrechten, welke bij invoer van grondstoffen waren betaald, bij uitvoer van het product zouden worden gerestitueerd. Tenslotte mogen hier vermeld worden de exportclausules, beoogende zooveel mogelijk tegenover den vreemden import in Letland export van Letlandsche goederen te verkrijgen.
Ten aanzien van sommige export-branches trad de Staat hiernaast meer actief op, doordat aan een bepaalde, daartoe met staatshulp opgerichte onderneming, een wettelijk monopolie werd gegeven, waardoor zij in staat werd gesteld, op den betreffenden tak van handel controle uit te oefenen. Lag eenerzijds een streven naar rationalisatie hieraan ten grondslag, aan den anderen kant beoogde de regeering, deze ondernemingen een rol te doen spelen bij de door haar beoogde nationalisatie van den handel, zoowel als van de industrie. Tevoren was een belangrijk gedeelte van de ondernemingen in deze beide takken van de volkshuishouding in handen van Duitschers en Israëlieten, terwijl het aantal daarin werkzame Letlanders ongeëvenredigd was aan de meerderheid van deze volksgroep in den Staat. Het buitenlandsche kapitaal, dat na den wereldoorlog in
| |
| |
ruime mate Letland was binnengestroomd, had grooten invloed. Dit alles is door de maatregelen der regeering in voor de Letlanders gunstigen zin gewijzigd; de invloed van het buitenlandsche kapitaal is verminderd, o.a. doordat de Bank van Letland gemachtigd werd, ondernemingen in handen van dat kapitaal, over te nemen. Ook door oprichting van enkele groote ondernemingen, waarop hierboven reeds werd gewezen, en welke op instigatie en met behulp van de regeering plaats had, werd bewerkstelligd, dat de buitenlandsche invloed in handel en industrie werd uitgeschakeld of althans tot geringe afmetingen werd teruggebracht.
Vanzelfsprekend bleef de landbouw niet buiten het terrein van de bemoeiingen der regeering. Op 29 Maart 1935 werd een Kamer van Landbouw opgericht, aan welk lichaam meer in het bijzonder de behartiging van de belangen van den landbouw werd opgedragen. Tot haar taak behoorde de zorg voor de verbetering van de bebouwingsmethoden en de moderniseering der bedrijven, doch ook voor de verheffing van den landbouwersstand en het verleenen van steun aan den landbouwer, derhalve voor de verbetering van zijn levensvoorwaarden. Verder had de Kamer het toezicht op de veeteelt en was zij belast met de bevordering van de veefokkerij. Ook de voorziening in de behoefte aan arbeidskrachten en de verbetering van de positie der landarbeiders was aan haar opgedragen. Haar streven had zich bij dit alles te richten op vermeerdering van de bodemproductie. Wordt hier nog bij vermeld, dat de Kamer tevens belast was met het toezicht op de houtvesterij, den vleeschexport en den uitvoer van vee en agrarische producten, dan blijkt hieruit wel, dat aan dit orgaan een zeer belangrijke functie was toebedeeld.
Ook op het gebied van den landbouw bevorderde de regeering, evenals bij handel en industrie, de rationalisatie van het bedrijfsleven; hier zijn thans bv. alle vroegere boter-export-bedrijven vereenigd in één enkele onderneming, terwijl alle melkproducten in één coöperatie zijn samengebracht.
Als gevolg van de maatregelen der regeering is de landbouwproductie vermeerderd, hetgeen wederom een gunstigen invloed heeft gehad op het inkomen van den boer. Dit heeft weer bevorderd, dat er vele nieuwe boerderijen zijn gebouwd. De prijzen der producten op de wereldmarkt zijn verbeterd; er kan worden
| |
| |
geconstateerd, dat de Letlandsche landbouw er zeer gunstig voor staat.
Het bankwezen is op zijn beurt eveneens door de regeering gesaneerd. Tevoren waren er voor Letland veel te veel banken, met als gevolg: versnippering van kapitaal. Om in leven te blijven, moesten de banken te hooge renten vragen, hetgeen weder tot gevolg had, dat vele ondernemingen, voor wie de betaling van dergelijke hooge renten te onereus was, in moeilijkheden kwamen, wat weder zijn terugslag had op de credietverleenende banken, die evenzoo in moeilijkheden geraakten, waardoor het vertrouwen op de banken in het algemeen niet werd bevorderd. De regeering trad nu ook hier hervormend op, waarbij aan den Staat invloed op de leiding der banken werd toegekend. Voorts werd een centrale credietinstelling, de Bank van Letland, met Staatshulp en onder Staatscontrole opgericht: aan haar werd de taak gegeven, de liquidatie uit te voeren van in moeilijkheden verkeerende of hare betalingen gestaakt hebbende banken of handels- en industrieele ondernemingen. De directeur der Bank werd door de regeering aangesteld, die daardoor invloed had op de gestie der bank. De Letlandsche Bank mag verder de oprichting van nieuwe ondernemingen financieren en de rationalisatie van bedrijven bevorderen. Hierbij treedt zij ook op als instrument van het streven, den vreemden invloed in het bedrijfsleven zooveel mogelijk te beperken.
Ook het coöperatie-wezen heeft een hervorming ondergaan door de instelling van een centrale coöperatie, aan welke de alleen-invoer is toegestaan van alles wat de andere coöperaties noodig hebben. Op deze wijze is aan de centrale instelling de controle op het coöperatie-wezen verzekerd.
Tenslotte moge nog worden vermeld de oprichting van een krachtstation voor stroomlevering aan industrieele bedrijven bij Kegums aan de rivier de Daugava; te verwachten is, dat dit de oprichting van nieuwe bedrijven zal bevorderen.
Geconstateerd kan worden, dat het streven van de regeering Ulmanis in alle opzichten met succes is bekroond; als gevolg van haar maatregelen is het nationaal inkomen in de laatste jaren zeer toegenomen. Een ander verschijnsel, dat uitdrukking geeft aan den welvaarts-toestand van Letland is de afwezigheid van werkloosheid. Eerder kan worden gesproken van een tekort aan werkkrachten, hetgeen zich bv. ten aanzien van den
| |
| |
landbouw op een merkwaardige wijze manifesteert: alle Staatsen gemeente-ambtenaren, die zelf land bezitten of familieleden willen helpen bij het binnenhalen van den oogst, krijgen daartoe vacantie. Ieder jaar komen er verder duizenden landarbeiders uit Polen en Lithauen in den zomer naar Letland, om daar op het land te werken. Een bezwaar hiervan is echter, dat daardoor Letlandsch geld naar het buitenland afvloeit.
Letland neemt dus onder de Europeesche Staten in territoriaal opzicht weliswaar een bescheiden, doch uit een oogpunt van welvaart een zeer behoorlijke plaats in. Het raakt ook bij het overige gedeelte van Europa meer en meer bekend en heeft wellicht op het gebied van het vreemdelingenverkeer nog een goede toekomst voor zich. Al was het land op dit gebied niet geheel onbekend, en al genieten Riga's strand en de opkomende badplaats Kemeri reeds een zekeren naam, toch ligt hier nog een mogelijkheid tot grooter ontwikkeling. Met zijn afwisselend natuurschoon en zijn warme bronnen biedt Letland den vreemden bezoeker, vooral dien uit West-Europa, veel bekoorlijks en het is dan ook te verwachten, dat het algemeen toenemende toeristenverkeer, hetwelk zich een steeds grooter gebied in de wereld ontsluit, ook den weg naar Letland zal weten te vinden.
Aan de energie, den ondernemingsgeest en de arbeidzaamheid van zijn inwoners, het beleid en het doorzicht van zijn tegenwoordige bestuurders vooral, is het te danken, dat Letland in het korte tijdsbestek van zijn onafhankelijk bestaan reeds tot betrekkelijk grooten bloei gekomen is. Te verwachten is, dat een natie, die zulk een activiteit heeft getoond, ook in de toekomst niet zal degenereeren. De leiding van zijn tegenwoordig Staatshoofd, Dr. K. Ulmanis, staat hiervoor borg.
Riga
|
|