| |
| |
| |
Wetenschappelijke kroniek
Volkenkundige uitgaven over Congo
door Prof. Dr. V. van Bulck, S.J.
Prof. Dr J. MAES. Kabila- en Grafbeelden uit Kongo. Annalen van het Museum van Belgisch Kongo (Tervuren). Volkenkunde. Reeks IV; Catalogussen der ethnografische verzamelingen van het Museum van Belgisch Kongo. Deel II, Aflevering 2. Blz. 65-148. Platen XXI-XXX (Juni 1938), Brussel, Van Campenhout.
Over de waarde van de luxueuse doch tevens hoogst wetenschappelijke uitgaven van het Koloniaal Museum hoeft men bij ethnologen niet eens meer uit te wijden: zij verwierven een wel verdiende internationale waardeering en belangstelling. Dit bleek eens te meer uit de klachten, die onlangs oprezen, toen Nederlandsche teksten in deze reeksen verschenen; van verschillende zijden werd er door buitenlanders gevraagd of men bij deze teksten geen uitvoerige Engelsche, Duitsche of Fransche samenvatting zou kunnen voegen, opdat zij hun internationale waarde er niet zouden bij inschieten.
Dr. J. Maes gaf ons reeds, over het onderwerp 'Beelden der Bantoenegers', een gansche reeks verhandelingen, o.m. in Ipek (1928, 71-91), in Africa (1930, 347-359), in Congo (1925/II, 738-746), in Artes africanae (1937) en in de Annalen zelve: 'Fetischen of tooverbeelden uit Kongo' (Augustus, 1935, 1-64, platen I-XX). In deze laatste studie gaat het uitsluitend over die beelden, die werkelijk een religieuse functie te vervullen hebben: waaraan nl. door toevoeging van vreemde stoffen en tusschenkomst van den tooverijbedienaar een bijzondere geheimzinnige macht verbonden werd. Van dergelijke tooverbeelden bezit het Museum er rond de negenhonderd. Geen enkel Europeesch Museum kan daarmede ook maar eenigerwijze wedijveren; daarom ook is het wetenschappelijk werk van Dr. J. Maes, leider van de ethnografische afdeeling, nl. het publiceeren van photo's dezer verzameling, samen met de toelichting der documentaire gegevens en een indeeling der voor- | |
| |
werpen, gebaseerd op een jarenlange geduldig doorgevoerde studie dezer cultuur-objecten, zulk een uiterst verdienstelijk werk van internationaal belang, waarvoor de ethnologen-afrikanisten hem ten zeerste dankbaar blijven. In deze reeks krijgen wij nu een nieuwe dergelijke weergave met toelichting en indeeling: ditmaal over de grafbeelden en kabilabeelden. Hierop zal kortelings nog een ander deel volgen, nl. de eerebeelden en clanbeelden. Onder grafbeelden vat hij samen alle beelden, die hetzij tijdelijk, hetzij definitief op of naast de graven der inboorlingen in Kongo voorkomen. Wat de kabilabeelden betreft, reeds in 1935 werd er een beroep gedaan om het vraagstuk dezer beeldjes grondig ter plaatse te onderzoeken, vooral in Kasai en Katanga-gebied. Ook nu is men er nog niet in geslaagd de sociale functie dezer beelden duidelijk te achterhalen. Voorliggende studie bewijst echter reeds: 1) dat ze eigen zijn aan de Balubacultuur
samen met de vuurboor, de tooverhoornbeelden, de kenmerkende xylofoon, de sanza en bepaalde nekstoeltjes; en 2) dat ze er als cultuurelement een zeer belangrijke religieuze en sociale functie te vervullen heeft. Natuurlijk moet er nu verder in die richting onderzocht worden naar eigen ritueel en primitieve beteekenis van die afbeelding, die met zulk een functie in de Balubacultuur optreedt. Als verdere toelichting op den eeredienst der voorvaderen en het religieus ritueel der begrafenisplechtigheden vinden wij hier eene bijdrage van E.P. HULSTAERT over 'Graf- en standbeelden bij de Nkundo', uittreksel uit 'Aequatoria', tijdschrift dat we even zullen bespreken. Zeer verdienstelijk en leerrijk werk, vooral onder opzicht van de functioneele ethnologie: een louter materieel beschrijven van cultuurvoorwerpen kan niet volstaan; wij moeten telkens trachten te achterhalen de functie van ieder dezer cultuurelementen, het leven dat schuilt achter dit schijnbaar levenlooze.
* * *
Bibliographie ethnographique du Congo Belge et des régions avoisinantes: 1937. - Uitgaven van het Bureel voor Volkenkundige Dokumentatie. Reeks I, Deel III, Aflevering 2. Museum van Belgisch Congo. Tervuren. Brussel, Van Campenhout, 1938 (24,5 × 16), 156 blz.
Deze hoogstverdienstelijke jaarlijksche bibliografische bij- | |
| |
drage, die sedert 1931 regelmatig verschijnt, wordt wel anoniem uitgegeven, doch al onze kolonialen, ethnologen, afrikanisten en missiologen weten dat we hier voor het werk staan van Prof. Dr. J. Maes en Mej. O. Boone. De reeks tijdschriften, welke daarvoor onderzocht worden, groeit ieder jaar nog aan, zooals blijkt uit de lijst van negen en veertig nieuwe, die dit jaar vermeld staan. Tervuren wordt stilaan voor koloniale wetenschappen een documentatiecentrum zonder weerga: meer en meer vindt men daar de bedrijvigheid der ethnologen en africanisten samengebundeld; niet alleen de uitstalramen van het Museum, ook het bestaan van Archief en Documentatieboekerij hebben veel daartoe bijgedragen. Zonder grootsprekerij mogen wij oprecht bekennen, dat geen enkele koloniale grootmacht over een dergelijk wetenschappelijk orgaan beschikt, dat ieder jaar alle werken en bijdragen vermeldt, die op koloniale zaken betrekking hebben en die in den loop van het voorgaande jaar verschenen. Dank zij de toelichting der analytische rencensies is het uitgegroeid tot een documentatiebron, die in de boekerij van geen enkel africanist meer ontbreken mag. Voor de Taalkunde bleef deze toelichting nog achterwege; wij kunnen nu echter reeds verzekeren dat vanaf toekomend jaar ook in deze leemte zal voorzien worden door een speciaal medewerker, die zal instaan voor de bespreking der linguistische werken en bijdragen.
* * *
Aequatoria, Katholieke Missie (Paters van het H. Hart), Coquilhatstad, Belgisch Kongo.
In den loop van het jaar 1938 werd door Pater G. Hulstaert,. M.S.C., in Belgisch Kongo te Coquilhatstad een klein blad 'Aequatoria' gesticht: negen nummers verschenen met bijdragen over Volkenkunde en Taalkunde. Dit jaar (1939) is het uitgegroeid tot een regelmatig tijdschrift, dat om de maand verschijnt met telkens 112 bladzijden. 'Aequatoria' beoogt het bevorderen van de samenwerking onder allen die belang stellen in de koloniale studies, vooral ter plaatse, en dit hoofdzakelijk door het bekend maken en samenvoegen van individueele kennis en ondervinding. De eerste nummers handelen over de Volkenkunde van stammen van de Evenaarskuip; niet alleen de ethnoloog, ook de jurist, de missioloog en de missionaris-priester (moraalcasuistiek) komen hier aan het
| |
| |
woord, want ieder draagt er van het zijne bij om de locale problemen te belichten, zooals deze zich in het Evenaarsbekken stellen. In de recensies kon het ons tevens regelmatig inlichtingen bezorgen nopens de nieuwe publicaties in inlandsche taal voor deze gewesten; de africanisten-linguisten zouden er de missionarissen zeer dankbaar om zijn: hoe dikwijls blijven linguistische werken, verschenen in de missies, jarenlang verborgen voor de Europeesche zoekers. Inzet is altijd moeizaam. Aan het wetenschappelijk gehalte der bijdragen moet echter van meet af aan streng de hand gehouden worden.
* * *
'Kongo - Overzee Bibliotheek'. De Sikkel, Antwerpen.
'Kongo-Overzee', tijdschrift voor en over Belgisch-Kongo, Ruanda-Urundi en aanpalende gewesten, onder redactie van Dr. Am. Burssens, hoogleeraar in de Bantoetalen aan de Universiteit te Gent, is reeds in haar vijfde jaar getreden. Dit jaar werd er ook een 'Kongo-Overzee Bibliotheek' aan toegevoegd, waarvan zooeven het eerste deel verscheen: 'Praktische Grammatica van het Lonkundo (Lomongo) (Belgisch Kongo)', door G. HULSTAERT, M.S.C. Daar ook deze reeks onder leiding staat van Prof. Dr. Am. Burssens en uitgegeven wordt door De Sikkel (Antwerpen), die beschikken kan over al de typografische schrijfteekens, noodig voor een nauwkeurige, phonetische, phonologische en tonologische weergave van de Afrikaansche talen, is wetenschappelijk gehalte en verzorging dezer reeks verzekerd. Wij zullen aan deze Nkundogrammatica van P. Hulstaert, die een pionier is op 't gebied van het bestudeeren der zoogenaamde toontalen, een grondige bespreking wijden in onze Taalkundige Kroniek.
* * *
Dene DANEEL. Het Boek van het offer. Antwerpen-Berchem. Het Rad (24 × 18,5), 148 blz.
Een vulgariseerend verhaal van de voornaamste gebeurtenissen uit den strijd tegen de slavenhandelaars en uit den veldtocht tegen de muiters in de kolonie. Het is niet als wetenschappelijk bronnenboek bedoeld, maar dank zij de uiterst levendige weergave van de verhalen, is het zeer aantrekkelijk om lezen. Daar dragen niet weinig toe bij de frissche uitgave,
| |
| |
de wel gelukte verluchtingen van Frans van Immerseel en de reeks kenschetsende photo's uit het Documentatiemateriaal van het Koloniaal Museum en Ministerie van Koloniën. Kenmerkend is het dat E. Pater Cambier er wordt afgeteekend, als ware hij ook een militair, nl. met drie sterretjes op den kraag zijner missionarissoutane (87). Pater Cambier en Mgr Lavigerie (127) zijn de éénige missionarissen, die eventjes vermeld worden. In een 'boek van het offer', dat bij jeugd edelmoedigheid, drang naar ideaal en bewondering voor heldhaftigheid wil opwekken, had men wel wat meer verwacht over het ideaal van den missionaris en zijn onbaatzuchtige offervaardigheid. In deze bladzijden is er alleen sprake van het zwaard. Mag dan het kruis niet van waardevol offer getuigen?
* * *
Leon CEUNEN. Ontdek Congo. Een historisch overzicht en een kijk op land en volk. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1938 (22,5 × 15,5), 242 blz.
Een vulgarisatieboek, bedoeld als koloniale propaganda: oppervlakkig, onnauwkeurig, ongelijk, met een woord zonder éénige wetenschappelijke pretentie, een paar staaltjes mogen volstaan: het belangrijke vraagstuk der inheemsche talen wordt afgemaakt in 24 regels aan de hand van een artikel verschenen in 'Hooger Leven' (197); voor het Pygmeeënvraagstuk wordt alleen Prof. Hoefler geciteerd, geen woord over P. Schebesta of P. Schumacher (187); voor het godsdienstig leven der Bantoes is er niet eens sprake over het Hoogste Wezen Nzambi of Lesa of Mvidi Mukulu, alleen 'een vaag concept van het Opperwezen Imanoe' (sic voor Imana, en wat alleen gelden kan voor de Banyarwanda). Terwijl de verhalen over de pioniers en de vestiging der koloniale macht een honderd vijftig bladzijden innemen, wordt het beschavingswerk der Missie besproken in drie bladzijden, waarvan nog een halve bladzijde citaat uit Pierre Daye. Ethnologie of ethnographie hoeft men er niet in te zoeken. Uit de bronnenlijst blijkt trouwens dat we hier staan voor een werk uit de vierde hand op zijn minst. Zelfs bij de photo's werd niet eens een onderschrift aangebracht, en nochtans ware er daar iets leerrijks uit te halen. Men vraagt zich af, of wat beter verzorgde
| |
| |
propaganda niet meer zou uithalen: de kosten zouden er dezelfde om blijven, en iedereen zou er bij winnen.
* * *
Stilaan komen ook bijdragen van onze gewestbeheerders en oud-studenten der Koloniale Hoogeschool van Antwerpen onder druk.
Te Heffingen (Groot-Hertogdom Luxemburg) verscheen een kleine bijdrage van Jean WEYDERT, geretraiteerd gewestbeheerder: 'Les Balubas chez eux. Etude Ethnographique' (1938, 122 blz., dactylograph.). Alhoewel tamelijk oppervlakkig en zeer onvolledig, bevat deze verzameling nota's toch allerlei interessante gegevens, die zoekers zullen aansporen om zelf het onderzoek opnieuw in handen te nemen en grondig wetenschappelijk door te voeren. Ook na het verschijnen van het werk van Edmond VERHOLPEN: 'Baluba et Balubaïsés du Katanga' (Antwerpen, Avenir Belge, 1936, 534 + VIII blz.) blijven de Baloeba's ons immer nog een raadsel. De verhouding tusschen A-lunde, Ba-loeba-Ba-tshok en A-mbundu is nog volstrekt niet opgelost. Wel bezorgt dit lijvig bronnenboek ons zeer leerrijke en uitvoerige gegevens over de historische clantradities en over de verschillende Balubaheerschersgeslachten, doch hetgeen ons als ethnische monografie aangeboden wordt of ook als linguistische bijdrage kan niet volstaan om de netelige vraagstukken op te lossen, die hier gesteld worden in zake oorsprong, verbreiding, saamhoorigheid, originaliteit of overname der Baloeba-cultuur.
Verdere ethnologische cultuurstudies en dialectale taalonderzoekingen zijn hier nog volstrekt noodig. De bijdrage van Prof. Dr. N. DE CLEENE over: 'Het nut van de studie der Volkenkunde in de opleiding tot den Territorialen Dienst' (1939, 10 blz.), verschenen in de koloniale Studies van de Koloniale Hoogeschool van Antwerpen, kan op dit gebied zeer nuttige voorlichting geven aan de jongeren, alvorens zij zich aan dergelijke werken wagen.
* * *
De 'Nieuwe Reeks' der 'Kongo Bibliotheek', pas ingezet in 1939, heeft waarlijk geen gebrek aan copij. Het eerste werk: 'Symbolisme in de Negerkunst' door E.P. Leo BITTREMIEUX (C.I.C.M.) bespraken wij in Congo (1938, Mei, 18 blz.). In 1938 verscheen eerst een lijvige bundel 'Kabundi Sprook- | |
| |
jes', inheemsche Tshi-Lubatekst met Nederlandsche vertaling, door E.P.M. VAN CAENEGHEM (C.I.C.M.) (240 blz.). Het is een verzameling dierenfolklore, verzameld bij de Baluba, benoorden den Bujirai-stroom (de Bakalonji ka mpuka, de Bena Moyo en de Bena Keshi/Luebo district). Hier bezorgt hij ons enkel die sprookjes, waar Kabundi, de kleine marter als held van het dierenepos optreedt, hij 'de sluwste van het gansche dierenrijk; het dier dat het best het temperament van den doorsnee-neger weergeeft met zijn knepen en zijn bedriegerijen, overal en in alles, met zijn durf en zijn doortraptheid, met zijn sluwheid en zijn waakzaamheid om den kwaadwilligen meerdere te verschalken of de baas te zijn, met zijn hardvochtigheid en zijn gewetenloosheid om alles, wat hem nuttig is te veroveren'. Ziedaar het portret, zooals Schr. zelf het ons - misschien wel wat al te eenzijdig bekeken - afschildert (14). Naast Kabundi bestaan er ook andere sprookjes, die andere karaktertrekken in 't licht stellen, en naast de sprookjes bestaan er ook de zoogenaamde spreuken en zegswijzen (zedencodex), die getuigen van een ethischen norm, die wezenlijk en uiteraard heenwijst naar de grondstellingen van een natuurlijke rechtvaardigheid en religie. Laat ons hopen dat P. van Caeneghem ons ook deze nog opdisschen mag uit zijn documentatietesch.
Hetzelfde jaar verscheen in dezelfde reeks: 'Face au Royaume hamite du Ruanda. Le Royaume Frère de l'Urundi Essai de reconstruction historique. Moeurs pastorales. Folklore, par Mgr GORJU et ses missionaires' (118 blz.). Het is een verzameling nota's over de Ba-rundi, inzonderheid over hunne heerschersdynastie. De gegevens van verschillende missionarissen en inboorlingen werden daarbij benut. Kernpunt van het boek vormt de bevinding dat deze heerschersdynastie niet van Zuidwetselijken (en meteen bantoe) oorsprong is, zooals men het tot nu toe, op grond der uitdrukkelijke bevestiging der inboorlingen aannam, maar wel van hamietischen oorsprong, zooals de Wa-hima van Uganda en de Wa-toetsi van Ruanda. Mgr Gorju juicht triomfantelijk, neemt terug al wat hij vroeger daaromtrent geschreven heeft en verklaart: 'tot heden toe werd dit geheim gehouden, doch na de verklaringen van Petrus Nkunzimana staat het buiten twijfel dat wij ook hier met Hamieten te doen hebben. De Barundi-heerschers lieten zich
| |
| |
“Ba-hutu” noemen, maar rassisch zijn ze het geenszins.' Voorzeker een uiterst belangrijke vondst; eens te meer een les voor ons, ethnologen, op onze hoede te zijn, niet te zeer te betrouwen op gezegden, zelfs niet op overeenstemmende getuigenissen. Doch zijn wij wel zeker dat wij het nu juist vast hebben? Wetenschapslui zijn voorzichtig en blijven zich bewust dat ook de schijnbaar meest zekere resultaten nog steeds voorloopig blijven, en morgen misschien gewijzigd moeten worden.
* * *
Zooeven verscheen het vierde boek: 'De Bakongo in hun Taal. Spreekwoorden en Fabels', door E.P.L. DE CLERCQ (C.I.C.M.) (296 blz.). De Ki-yombetaalkennis van schr. staat borg voor de betrouwbaarheid zijner vertaling en de ethnologische toelichting, die er als kantteekening bijkomt, toont ons den fijnen, diepzinnigen kenner van de Ma-yombsche gebruiken en van hunne mentaliteit, zooals deze zich in familiaal, sociaal en religieus leven pleegt te uiten. Minder gelukkig nochtans lijkt ons de indeeling dezer oorspronkelijke brokken: het is niet te rangschikken onder de gewone ethnische monografieën, om wille van de teksten; anderzijds is het evenmin een tekstboek voor linguisten, want aanhoudend wordt de tekst door ethnologische détails onderbroken. Beiden zijn uiterst interessant en leerrijk, maar het dooreenvlechten van beiden lijkt ons niet zeer geslaagd. Het gaat hier niet over het feit van het samen-behandelen: wij zijn het met schr. door en door eens dat beiden - volkenkunde en taalkunde - niet mogen gescheiden worden; alleen over de wijze van dooreenstrengelen en voorstellen hebben wij het hier.
* * *
Niet minder vruchtbaar is het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Wij bedoelen hiermede bijzonder de verhandelingen verschenen in de afdeeling der staat- en zedekundige wetenschappen. De rondvraag van den jaarlijkschen wedstrijd voor 1937 bezorgde twee verhandelingen: de eene van E.P.G. HULSTAERT, M.S.C., over: 'Les sanctions coutumières contre l'adultère chez les Nkundo' (53 blz.) en het tweede van E.P.R. VAN CAENEGHEM, C.I.C.M.: 'Studie over de gewoontelijke strafbepalingen tegen het overspel bij de Baloeba en Bena Lulua van Kasaï' (56 blz.). Nog uitvoeriger komen deze problemen ter sprake in het werk van E.P.
| |
| |
G. HULSTAERT: 'Le mariage chez les Nkundo' (520 blz.). Daar gedurende deze laatste jaren de afrikanisten-ethnologen ons een gansche reeks studies leverden over grondslag, opvatting, religieus ritueel, sociale functie, éénheid en duurzaamheid van het huwelijk in Afrika, zullen wij daarop later in een afzonderlijke bijdrage uitvoeriger terugkomen. E.P.J. VAN WING, S.J., bezorgde ons onder den titel: 'Religion et Magie' een vervolg op zijne 'Etudes Bakongo. Histoire et Sociologie', welke in 1921 in de Kongo-bibliotheek werden uitgegeven. De buitenlandsche ethnologen zullen schr. uiterst dankbaar zijn, wijl hij de bijdragen over religie (smeekende houding tegenover het Hoogste Wezen en het Heilige in 't algemeen) en magie (gebiedende zelfbewuste houding tegenover al wat als sacraal wordt aangezien), die in tijdschriften of in kleine werken verschenen in Nederlandschen tekst, hun in eene Fransche vertaling samengebundeld heeft aangeboden. Voor de kennis van religie, magie, sociologie der Ba-kongo mogen wij ons op schr. geheel verlaten: zijn jarenlang intens contact met de inboorlingen en zijn fijne diep-doordrongen taalkennis staan er borg voor. Ook kunnen wij niet nalaten te betreuren, dat P.v.W. ons alleen een heruitgave leverde van hetgeen wij in Vlaanderen allen reeds kenden en herhaalde malen konden instudeeren. Velen hadden de hoop gekoesterd dat dit boek hun een nieuwe bron ging openen: P.v.W. weet zooveel wat anderen zoo gretig van hem zouden vernemen. 't Viel tegen, doch hoop doet leven. De tijd, die schr. besteedt aan het uitwerken zijner nota's, is tijd gespaard aan een gansche reeks missionarissen, die het anders moeizaam moeten trachten te achterhalen, en misschien nooit bereiken zullen, wijl zij niet op de ervaring van een P.v.W. mogen bogen. De bespreking van de 'Grammaire de l'Idzing' van
E.P.J. MERTENS, S.J., tweede deel zijner Badzingstudie, past best bij de Taalkundige chroniek. Een derde deel, de woordenboeken van het Idzing, is eveneens reeds onder druk. Ook deze komen dan ter sprake, vooral wegens de uitzonderlijke stelling, welke het Idzing als éénsilbige taalvorm te midden van het Bantoe inneemt. Trouwens, ook nog andere werken komen daar ter bespreking. Hier moge een eenvoudige verwijzing volstaan. Vooreerst de Grammatika en het Woordenboek van het Kisanga, door E.P. Dom HADELIN ROLAND (O.S.B.) (St Andries, Brugge, 1938), waardoor het probleem
| |
| |
der saamhoorigheid van Lunda en Luba opnieuw in 't gedrang komt. Ook het doctoraal proefschrift (Universiteit Parijs, 1937) over Gesproken Woordkunst in Haïti en Africa, van Suzanne COMHAIRE SYLVAIN, dat een heel nieuw licht werpt op de wijziging der sprookjeskernen bij volksuitwijking en volkerencontact. Een ander proefschrift, niet minder belangrijk voor de Taalpsychologie is de studie van de gebarentaal, zooals die gestold weergegeven ligt in het Chineesch schrift. Meesterlijk werd dit door B. TCHANG TCHENG MING, S.J. (Parijs, Geuthner, 1938) behandeld. Ook langs zijden waar men het niet licht vermoeden zou, bezorgt men onze Taalpsychologie zeer interessante gegevens, o.m. in het Proefschrift van Dr P. ELLERBECK, S.J., over een geval van schijndoofheid (Nijmegen, 1939). Menschelijk handelen onderstelt representatief gebruik van vitale aandoeningen, waarin voortgebouwd wordt op de praegnante studie omtrent den grondslag van Taal en Taalgebruik, 'Het Woord', door Dr Ant. REICHLING, S.J. (Nijmegen, 1935). Deze laatste studies zullen wij beoordeelen in 't licht der taalpsychologische opzoekingen, welke op dit oogenblik doorgevoerd worden te Parijs door J.M. Jousse, S.J., te Mbanza Mboma (Belgisch Kongo) door P. Polis, S.J., en te Nijmegen door Prof. Dr F. van Ginneken, S.J. Taalfonologie, taaltonologie en taalpsychologie stonden in 1938 in 't centrum der belangstelling.
Over de Afrikanistiek op de internationale bijeenkomsten van Gent (Phonetika), Kopenhagen (Ethnologische en anthropologische wetenschappen), Brussel (Orientalisten), Leuven (Missiologische Week) en Rome (Volta-Congres) handelen wij in een afzonderlijke bijdrage.
|
|