| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst, Moraal
L. REYPENS S.I., Beknopte Theologie der Christelijke Volmaaktheid als Christusbeleving. (Bijdragen van de philosophische en theologische Faculteiten der Nederlandsche Jezuieten, 2e Deel, 1939, Aflevering 1.) Maastricht, 1939, 128 blz., Fr. 25.
Het ontbreekt in het Nederlandsch niet aan vertalingen van waardevolle werken over de theologie van het geestelijk ascetisch-mystisch leven. In vroegere tijden heeft zich echter op ons taalgebied een zoo rijke, raseigen bloei aan geestelijke geschriften ontwikkeld, dat men noodzakelijk moest verlangen naar een oorspronkelijk Nederlandsch werk, waarin ook de kenmerkende trekken onzer spiritualiteit volkomen tot hun recht zouden komen. Voor dit werk was P. Reypens de aangewezen man. Eerst en vooral als lid van het Ruusbroec-Genootschap en geregeld medewerker van 'Ons Geestelijk Erf'. Daarbij deden zijne geleerde bijdragen in de Revue d'Ascétique et de Mystique en het Dictionnaire de Spiritualité hem, ook in het buitenland, als een bevoegdheid op het gebied der spiritualiteit erkennen. Ten slotte werd hem de gelegenheid geboden zijne uitgebreide kennissen op gebied van inen uitheemsche spiritualiteit synthetisch te verwerken in zijn leergang in ascetische theologie en de theologische Faculteiten zijner Orde te Leuven en te Maastricht. Het mag een gelukkig idee heeten dat de 'Bijdragen der Nederlandsche Jezuieten' dezen leergang uitgaven en afzonderlijk verkrijgbaar stelden.
De door Schr. gekozen titel doet reeds dadelijk het oorspronkelijk Nederlandsch karakter van deze synthese uitkomen, waar hij op de 'Christusbeleving' als eenmakenod beginsel der geestelijke theologie wijst. Daarin erkent men dadelijk het leidmotief onzer spiritualiteit, dat voornamelijk langs de 'Evangelische Peerlen' om de Fransche school van Bérulle beïnvloedde. Christelijke volmaaktheid is volmaakte Christusbeleving, en deze wordt kernachtig bepaald (blz. 31): 'het wezenlijk en bewust vereenigd-zijn met, en gelijkvormig-zijn aan het leven van Christus, zoover mogelijk naar de volle maat onzer persoonlijke roeping binnen het Mystiek Lichaam'.
Rond deze kerngedachte wordt alles wat op de theologie der christelijke volmaaktheid betrekking heeft gegroepeerd onder volgende verdeelingen: Algemeen deel, met vier hoofdstukken: I. Het Begrip der Volmaaktheid; II. Algemeene voorwaarden van het nastreven der volmaaktheid, en daardoor aangewezen algemeene middelen; III. De moreele inspanning naar gelijkvormigheid met Christus, of de eigenlijke ascese; IV. Het vrij met God medegewilde, maar psychologisch als Godlijdend ervaren, opgevoerd worden tot de volmaaktheid in de mystiek. Bijzonder deel, met twee hoofdstukken: I. De volmaaktheid in het religieuze leven; II. De volmaaktheid in de wereld (in den priesterlijken staat, in den huwelijken staat, buiten het huwelijk).
De middelen en methoden der volmaaktheid komen 'in hun organisch verband met verschillende aspecten van het streven naar volmaaktheid' ter sprake. In den beknopten en schematischen vorm, die bij een handboek past, wordt aldus een volledig overzicht der theologie der volmaaktheid geboden, waarbij geen enkel probleem, dat zich heden ten dage op dit uitgestrekt gebied stelt, wordt voorbijgezien, terwijl welgekozen bibliographische gegevens tot dieper ingaan op omstreden punten en persoonlijke studie aanzetten. Alwie degelijke oriëntatie op het gebied der spiritualiteit in het algemeen en kennismaking met de al te zeer verwaarloosde schatten onzer Nederlandsche ascetische en mystische schrijvers verlangt, zal in dit boek zijn gading vinden. Personen- en zakenregisters verhoogen nog de bruikbaarheid van dit keurig uitgegeven werd.
E. Druwé
| |
| |
L'Action Catholique et la Nation, actes du Congrès doctrinal de l'A.C.J.B. - Ed. de l'A.C.J.B., Leuven, 1938, 3 bkd.
Nuchtere menschen stellen steeds de vraag: waar zijn de vruchten van de congressen? Hier krijgen ze een schitterend en welsprekend antwoord. De publicatie - keurig en klaar - van de referaten van het Luiker-Congres, enkele maanden na de zittingen, zijn een eerste en zeer doelmatige realisatie.
De titel is op zich zelf reeds een aanbeveling. Het motto van dit kongres: 'L'Action Catholique au service de la nation' zal bij sommigen wel ietwat argwaan wekken: die moeten vooral deze verslagen lezen. Vlamingen zijn vooral bedacht om K.A. en natie zorgvuldig en bijna angstvallig uit elkaar te houden. Hierom juist kan een bad in deze kloeke en gezonde christelijke atmosfeer, ook en vooral hun goed doen.
In 1927 bestudeerde het kongres der A.C.J.B. het probleem der familie; in 1931 het Beroep, en in 1938 de Natie. Eenig-machtige synthese. Gezegende jeugd die zoo breed en zoo stevig wordt voorgelicht en opgeleid.
De behandeling van 'De Natie' is niet enkel van een akute aktualiteit, zij is vooral van een dringende noodzakelijkheid. De katholieke positie op dit gebied is te weinig bekend, zelfs in katholieke milieus.
Wat wij hier te lezen krijgen is hooge vulgarisatie, maar alles behalve vulgair. Het is het werk van zeven ploegen die achttien maand arbeidden. De knapste koppen van het land komen hier aan het woord. Alle rapporten zijn niet even hoogstaand: allen zijn het lezen waard. Doctrinaal brengen de meeste niet veel sensationneel nieuws; de jeugd moet eerst met de stevig-gevestigde leer vertrouwd en ervan doordrongen worden. Het interessante is dat de traditionneele leer hier telkens zoo direct en zoo oprecht mogelijk aan de tijdelijke en plaatselijke aktualiteiten wordt getoetst en aangepast. Dit doctrinaal kongres was, in dezen zin, zeer practisch.
Een eigen voortreffelijkheid van deze rapporten is ook de breedheid en alzijdigheid der synthese. Naast de algemeene inleidende of slotreferaten, komen al de groote vragen van het nationale leven aan de beurt: civiek en kultureel leven in den eersten band; lichaamskultuur, militair en koloniaal leven in den tweeden; internationaal leven en geschiedenis in den derden band.
Tesamen vormen deze drie boekdeelen een rijk, practisch en stevig handboek voor jaren studiekringen. Herhaald zullen Vlaamsche lezers den indruk krijgen: hoe rijk is ons Vlaamsch nationaal leven, en hoe weinig zijn wij zelf daarvan bewust. De Walen hebben zich hier herhaald aan onzen rijkdom gespiegeld; konden wij van hen wat meer bewustzijn krijgen.
L. Arts
Dr. Robert GROSCHE, Pilgernde Kirche. - Herder, Freiburg i. Br., 244 blz., R.M. 4,20; geb. R.M., 5,50.
Ter gelegenheid van den vijftigsten verjaardag van den schrijver, werden enkele van zijne artikelen en radiospreekbeurten gebundeld. Deze artikelen zijn 'Auseianderzetsungen' op de voorposten van het theologische front: minder een controverse dan een doorloopend gesprek, met de meest markante geesten van dezen tijd: Heidegger en Jespers, Kierkegaard en Karl Barth, Moehler en Vonier, Kultureele, philosophische, kultuurhistorisci;e en theologische kwesties worden grondig en levendig behandeld: geschiedenis en natuur (dit eerste artikel is wel het zwaarste), God en wereld, algemeen priesterschap, Schriftuur en Kerk, natuur en genade. Rond deze speciale kwesties opent schrijver breede en oorspronkelijke vergezichten. De eenheid van dit werk ligt in den geest en de methode waarmee al deze vragen door Grosche behandeld worden: open en positief, vrijmoedig en klaar. Als eclaireur op de voorposten loopt schrijver vaak op gewaagde pasbruggen: doch steeds met vasten voet. Zijn theologisch oeuvre vormt een fragmentarische synthese van de heerschende eigentijdsche philosophische en theologische stroomingen. Zijn Auseinanderzetsungen met de hedendaagsche protestantsche stroomingen doen ons dieper doordringen in den rijkdom van onze eigen katholieke posities. - Tamelijk zwaar op de hand: maar 'vincenti datur manna absconditum'.
L. Arts
Romano GUARDINI, God, vert. door B. Van der Hallen. - 120 blz., Fr. 10.
Wat Guardini schrijft is nooit banaal. Men zou hem, zonder al te sterke overdrijving 'den Duitschen Newman' kunnen noemen, om zijn innigheid, zijn oprechtheid, zijn fijne tact. Zijn woorden, ook in dit boekje over God, zijn 'real words', volkomen levenswaar: het is een dialoog, van ziel tot ziel. Daarbij zijn woorden over God en zijn Voorzienigheid, woorden voor dezen tijd. Guardini vertalen is geen kleinigheidje: Beatrijs Van der Hallen is erin geslaagd, met een fijne pen, de subtielste nuances weer te geven.
L.A.
| |
| |
Dom Anscar VONIER, O.S.B., De Heilige Geest en Christus Mystisch Lichaam. - Nederl. bewerking door H. Reynen. - Foreholte, Voorhout, 1937, 195 blz., gen. Fr. 38., geb., Fr. 52.
De Benediktijn Vonier is met den Jezuiet Goodier, wellicht de degelijkste en meest gelezen auteur, in de hedendaagsche geestelijke litteratuur van Engeland. - De schrijver van 'Klassiek christendom' is klassiek ook in dit werk over den H. Geest en de Kerk. Hij is daarbij steeds volkomen oorspronkelijk en persoonlijk. Zoo wordt het verrassend te bestatigen hoe aktueel en hoe modern dit klassieke christendom is.
Dit werk over den H. Geest en de Kerk is een van de allerbeste onder de zeer vele die over dit onderwerp geschreven werden. De meest actueele vragen van de ascese en de mystiek: wezen en werking der goddelijke deugden en der gaven van den H. Geest, worden hier rustig en grondig opgelost in een machtig-gebonden synthese. 'Een visie vol verrassingen en zonder gemeenplaatsen'. Inderdaad: de ontdekking van het eeuwige christendom door een man van onzen tijd.
De hoogste extasen en de pijnlijkste tekorten worden hier van binnenuit verklaard: dit bovennatuurlijk realisme levert meteen den grondslag voor een onverwoestbaar christelijk optimisme: blijvende pinkstervreugde. De hoogste en meest vooruitstrevende theologische beschouwingen worden bevattelijk voorgesteld: door beelden belicht en in 'levende' taal meegedeeld.
Andere werken leerden ons de Kerk zien in de wereld: Vonier leert ons de wereld zien in de Kerk.
L. Arts
William PATON, Das Christentum im Ringen des Ostens. 211 blz., RM. 2.90. - Kirche und Welt in oekumenischer Sicht. 308 blz., RM. 2.70. - Die Kirche Christi und die Welt der Nationen. 308 blz., z.p. - Huber, Leipzig.
Deze drie boeken vormen den 11e, 12e en 13e Band der Serie 'Kirche und Welt, Studien und Dokumente', uitgegeven door de 'Forschungsabteilung' van den Oekrainischen Raad voor praktisch Christendom. De serie wordt drietalig uitgegeven: Church and World, Londen; Eglise et monde, éditions 'Je sers', Parijs; in het Duitsch te Leipzig. Uitgaande van de bijna uitsluitend protestantsche vereeniging, verdienen die werken nochtans een warme belangstelling van ons katholieken om de algemeenheid der behandelde problemen en ook om den ontegensprekelijken ernst der behandeling. Het eerste werk is de vrucht van een godsdienstige verkenningsreis in 1935-1936 ondernomen uit Engeland over Amerika en Canada naar het Verre Oosten: Japan, Korea, Mandschukuo, China, het Maleisch schiereiland, Java, Indië om langs Egypte en Palestina terug te keeren. In het eerste deel 'Eindrücke' geeft W. Paton zijne waarnemingen weer over de volkeren, hun godsdienstige gezindheid en den toestand der protestantsche missiën. Hoewel de ras opeenvolgende gebeurtenissen in het Verre Oosten alles overhoop gebracht hebben, toch behouden de waarnemingen van den schrijver hare waarde, omdat zijn schrandere blik diep onder het oppervlakkige en veranderlijke doordringt en zijn echt christelijke sympathie hem het volksgemoed doet begrijpen. Hij stipt immers met juistheid de oorzaken en richtingen aan die tot de verdere geweldige ontwikkeling leidden. In het tweede deel: 'Besinnung', behandelt hij enkele belangrijke vraagstukken over wezen en oorsprong van het Missiewerk, maar vooral over hetgeen ook het onderwerp zou wezen van het 'Oxfordcongress' de Christelijke Kerk tegenover volk en Staat, alsook tegenover den ommekeer in de sociale en economische orde. Tusschen de verscheidene tegenover elkaar staande ideologieën: Fascisme, Kommunisme, Democratie, geeft schrijver den
voorkeur aan het democratisch systeem, dat geen regressie is als de andere, mits de economische vrijheid de politieke, komt volmaken en de democratische staatsman niet tevreden is met het terugwijzen der beide andere ideologieën doch zelf die vraagstukken aanpakt die zij zoeken op te lossen. De Kerk staat in die landen voor eene bedreiging doch ook voor eene hoop.
Het tweede boek omvat de verslagen van de 'Wereldconferentie der Kerken' die in Juli 1937 te Oxford gehouden werd, de derde van dien aard. De twee eerste grepen plaats te Stockholm in 1925 en te Lausanne in 1927. Ditmaal gold het het standpunt der Kerken vast te stellen tegenover het wetenschappelijk probleem. Rome, hoewel het die rechtzinnige pogingen met sympathie begroet, name er om zeer begrijpelijke reden niet officieel noch officieus deel aan. De vorige conferenties hadden bewezen hoe lastig het is tot overeenstemming te komen tusschen de verscheidene kerken die er geene eenheid van leer op na houden. Ook werd het werk voorbereid door een boek 'The Church and its function in Society' waar Dr. Visser van 't Hooft en Dr. J.H. Oldham, zich gelastten met het vaststellen der beginselen en richtlijnen der Conferentie. Toentertijd oordeelde een verslaggever van de 'Times', dat de vergadering zich beter onledig gehouden had met geloofspunten dan met politieke vraag- | |
| |
stukken. Dergelijke kritiek is niet gerechtvaardigd daar de Kerk haar doctrinaal standpunt tegenover die problemen moet nemen. Buiten het voorbereidend werk, werden voor ieder der vijf secties uitgebreide rapporten voorgelegd van de verscheidene legaties, daarna omgewerkt om eindelijk tot een kortere redactie te komen die het standpunt der kerken zou uitdrukken. De vijf secties werden belast met de behandeling van volgende problemen: Kerk en gemeenschapsleven; Kerk en Staat; Kerk, Volk en Staat in hunne betrekking tot de economische orde; Kerk, Volk en Staat en het probleem der opvoeding; Kerk en Staat en de Wereld der naties. Voor de twee eerste vraagstukken ligt ook het uitgebreide verslag voor. Eene boodschap aan de christelijke Kerken vat dan het standpunt der Conferentie samen. Met diepen ernst, met groote rechtzinnigheid, maar ook tactvol opgesteld verdienen die verslagen onze eerbied en onze aandacht, want het moet niet immer een
gemakkelijke taak zijn de doctrinale verscheidenheid der leden tot die eenheid van zienswijze te brengen.
De titel van het derde werk valt samen met het onderwerp der vijfde sectie der Conferentie en het behandelt in negen studies van vooraanstaande geleerden den demonische invloed der nationale souvereiniteit, de ethische grondslagen van eene internationale orde; de stoffelijke grondslagen; eenige beschouwingen om tot eene christeljke opvatting te komen der internationale rechtsorde; het vredesprobleem in eene dynamische wereld; de tragedie van den oorlog en de hoop op vrede; de Kerk van Christus en de internationale orde; oorlog en vredestichten; de godsdienstige grondslagen van het pacifisme. Al kan men het niet eens zijn met enkele historische beschouwingen (in het eerste opstel b.v.) en blijft noodzakelijker wijze het begrip van de Kerk eenigszins vaag buiten de Roomsche Kerk, toch zullen die opstellen klaarheid scheppen en stellen zij eene waardevolle daad. Eene nota kondigt een nieuwe publicatie aan, waar ook katholieke geleerden aan zullen medewerken, met als titel: 'De Kerk van Christus, hare heilende, vormende en ordenende kracht voor den mensch en zijn wereld'.
Alex. De Bil
Leo RUGER, Lebendiges Christsein im Werktag. - Schöningh, Paderborn, 364 blz., R.M. 6,50.
De eerste reeks sermoenen van Leo Rüger, werd in zes maanden uitgeput. Hier volgt een tweede reeks, die voor de eerste niet onderdoet. Ons 'leven in Christus' - onderwerp van de eerste reeks - wordt hier pastoraal uitgewerkt, in 53 preeken (een volledige jaarkrans) in drie deelen: de christen en zijn medemenschen; de christen en de 'dingen'; de christen en zijn arbeid. Het leidmotief is, hoe de christen in alles God zoekt en vindt.
De band belooft 'moderne ascetische preeken' - de band beantwoordt volkomen aan die opgave. Het 'levend Christendom' is niet enkel veeleischend, het eischt alles op, maar om alles vergoddelijkt terug te geven: in dezen zin zijn deze preeken ascetisch. Modern zijn zij, in den besten zin van het woord, door inhoud en voorstelling. Alle aktueele vragen worden er belicht: kerk, parochie, biecht, Mariadevotie, priesterschap, enz. Maar ook: sport, gezondheid, kunst, vreugde, enz. De voorstelling tintelt van 'leven': snedig een raak, inslaand en meeslepend, litterair-verzorgd en toch gemoedelijk-pastoraal. Treffend is hoe Schrijver de Schriftuur 'levendig' maakt in zijn predikatie. Eindelijk: doorheen al deze sermoenen waait een bries van krachtig en gezond christelijk optimisme.
Werk van de bovenste plank, dat ons gretig doet uitzien naar volgende reeksen, en ook naar een knap vertaler. Deze grootstadspastoor biedt ons meer en beter dan gesneden brood: een levend voorbeeld van moderne pastorale predikatie.
L. Arts
P. ROMUALD, O.M. Cap., Een heilig Bankier. - Serie Strijders voor het Godsrijk nr 2, Franciskaansche Standaard, Antwerpen, 1938, 160 blz., Fr. 15.
Deze heerlijke levensbeschrijving mag er zijn, om bij al onze katholieken deze waarheid diep in te prenten, dat ook in de moderne omstandigheden, in het zakenleven in de wereld, oprechte heiligheid mogelijk en zelfs niet zoo moeilijk is. Als student, technisch bestuurder, officier, bankier, afgevaardigde bij den Pruisischen Landdag, strijder tijdens den Kulturkampf, inrichter van vele ondernemingen ten goede, leidde Hiëronymus Jaegen een voorbeeldig leven, in innige vereeniging met God. Zooals velen moest ook hij door noesten arbeid zijn kost verdienen en een 'plaats' bemachtigen, en anderzijds soms wat ontspanning nemen, ook in Vlaanderen, te Blankenberge! Maar altoos deugdzaam en ingetogen, correct en beschaafd, sprak en handelde hij voortdurend volgens zijn diep-katholieke overtuiging, als een man van geloof. Sommige trekken zijn ons minder sympathiek, maar ze komen uit de Duitsche mentaliteit.
| |
| |
Misschien had de uiteenzetting hier en daar nog meer pakkend, levendig en psychologisch kunnen zijn. Zekere... drukfouten ontsieren het boek... Maar dat lijken kleinigheden, als men den grooten dienst waardeert, door den Eerwaarden Schrijver aan onze katholieke intellectueelen bewezen: mochten zij allen dit werk met veel belangstelling en vrucht lezen!
J. Salsmans
H. de VRIES de HEEKELINGEN, Juifs et Catholiques. - Grasset, Parijs, 225 blz., Fr. 18.
Schrijver is een specialist: dit geeft echter hier geen waarborg voor objectiviteit en sereenheid. De naam van enkele katholieke schrijvers, wier uitlatingen zeer onsamenhangend worden aangehaald, bewijst al niet veel meer. Het eerste hoofdstuk over Racisme doet oppervlakkig en simplistisch aan. Hier is stellig meer dan 'une défense assez vigoureuse contre l'influence des Juifs'.
L. Arts
Prof. Dr. V.M. KUIPER, O.P., De Katholieken en Spanje. - Coll. Waarheid en Leven, N.V. Paul Brands, Hilversum, 1938, 132 blz.
Krachtig en bewogen pleidooi voor het nationale Spanje, aan de hand van den brief der Spaansche bisschoppen. De meest voorkomende bezwaren worden stevig geweerd: fascisme, sympathie voor Hitler, totalitaire oorlog, deportatie van Basken, luchtbombardementen, enz. - Breed en scherp tevens, wordt het katholieke standpunt in deze in-den-grond-religieuze aangelegenheid aangegeven en verdedigd.
L. Arts
Dr. Fl. PEETERS, Het Bruine Boljevisme. - Geloofsverdediging Antwerpen, 470 blz., Fr. 12,50.
Dit boekje van Dr. Peeters behoeft geen aanbeveling meer: het is sterker dan de hevigste aanklacht: het onbevangen getuigenis van een schrander, goed ingelicht, en objectief observer.
L. Arts
Jan OUWENDIJK, Pius X. - Serie: Gemeenschap der Heiligen, 1938, 150 blz.
Vlotte, boeiende levensbeschrijving van een heilige en sympathieke figuur: de beste die wij in het Nederlandsch kennen.
L. Arts
Alb. SCHELFHOUT-VAN DER MEULEN, Jongeman luister eens - Meisje verdiep je: Tegenstellingen. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 65 en 64 blz., Fr. 9 en 4.
Een kwieke moeder keuvelt hier onder vier oogen met haar grooten zoon en dochter. Pittige jeugdige levenswijsheid, die ongemerkt het meisje verdiepen en den jongen hooger halen zal... En ze zullen luisteren; de jongen nog gretiger dan het meisje.
L. Arts
DE CLIPPELE S.J., Brieven aan een Moeder. - De Bode van het H. Hart Alken, 170 blz., Fr. 10.
De vele kommervolle vragen van moderne moeders aangaande de opvoeding van grootere kinderen, worden hier beantwoord door iemand die even goed de moeders als de jeugd en den tijd kent. Gedegen christelijke wijsheid.
L. Arts
Het Christelijk Huwelijk. Tekst van P. FLEERACKERS, (naar den Franschen tekst van P. SCHEUER), platen van SERVAES. - De Grève, Brussel, Fr. 40.
Het idee van dit 'Album' is geheel nieuw: een ideaal geschenk voor christelijke verloofden. Korte hoofdstukken behandelen sober en rijk tevens, de groote levensvragen: met den heiligen ernst van een meditatie en de innigheid van een lied. Feestelijk-voornaam uitgegeven, en oorspronkelijk geïllustreerd door teekeningen van Servaes.
L. Arts
Anton KOCH, Homiletisches Handbuch. Erste Abteilung: Homiletisches Quellenwerk, Band III. - Herder, Freiburg i. Br., 1938, VIII-484 blz.
Dat de drie eerste deelen van dit homiletisch standaardwerk zoo spoedig op elkaar volgden laat verhopen, dat het gansche werk met zijn tien
| |
| |
deelen binnen afzienbaren tijd beschikbaar zal zijn. Bij het verschijnen der vorige deelen (zie Streven, December 1938, blz. 158-162) werd uitvoerig over de opzet van dit werk en de wijze van voorstelling gehandeld. Voorliggend deel is in twee groote afdeelingen gesplist: Het leven met God, - Het leven in de gemeenschap. Onder den eersten titel worden onder meer behandeld: Geloof, ongeloof, bijgeloof; gebed en inwendig leven; de zonde. Onder den tweeden: Het huwelijk, de familie, de sociale gerechtigheid. Dit alles over twee honderd onderwerpen verdeeld, die geen enkel aspect buiten beschouwing laten.
E. Druwé
Nic. SNIEDERS, Mgr Ferdinand Hamer. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 182 blz., gen. Fr. 25, geb. Fr. 35.
Sedert jaren heeft Nymegen een standbeeld opgericht aan Mgr. Hamer, een van zijn roemrijkste zonen. Deze levensbeschrijving wil aan geheel Nederland dezen grooten Nederlander doen kennen. Totnogtoe bestond er enkel een handschrift van P. Drüding, S.J.. Het wordt hier tot een vlotte, boeiende, rijk-geïllustreerde en ontroerende geschiedenis uitgewerkt. Voor Zuid-Nederlanders heeft dit leven een bizonder belang: Mgr. Hamer is een hoofdfiguur in de eerste heldenpleiade der Paters Scheutisten. Herhaald ontmoeten wij op den levensweg van Mgr. Hamer groote Vlamingen: PP. Verbist, Bermijn, enz. - Rond de figuur van zijnen geloofsheld, heeft Schrijver de bewogen en bloedige maar eenig-roemrijke geschiedenis geschetst van de Chineesche Missie op het einde der vorige eeuw.
L. Arts
L. BENDER, Verminken en onvruchtbaar maken. - Brand, Hilversum, 130 blz., f. 1.25.
Dit is de vierde en laatste brochure van Prof. Dr. Bender, in de reeks 'Waarheid en Leven', over het vijfde gebod. Zij handelt in hoofdzaak over de lichamelijke ongeschondenheid, en bestudeert met gepaste nauwgezetheid het probleem der onvruchtbaarmaking of sterilisatie. Al de moreele problemen die met het lichamelijk zelfbehoud samenhangen worden principieel behandeld en van onaantastbare zedelijke beginselen streng logisch afgeleid. Voor sommige bijzonderheden meent S. te moeten afwijken van de meening van Dr. Van Rooy in zijn boek 'Het onvruchtbaar maken van den mensch' (zie bespreking in Streven, d.j., bl. 92-93), in den grond van de zaak is nochtans het verschil gering, en levert dit boek eens te meer het bewijs van de consequentie van de katholieke leer met betrekking tot deze belangrijke problemen.
F. De Raedemaeker
J.A.J. TER HEERDT, Onwijze wijsheden. - Fidelitas, Amsterdam, 96 blz.
Leuk, snedig en raak, maar tevens ook stevig en grondig antwoord op de meest voorkomende opwerpingen. Vulgarisatie, maar die heelemaal niet vulgair is.
L.A.
A.W. TER MAAT O.P., De Goddelijke Overlevering. (In de serie 'Katholieke Levenswijsheid'). - Paul Brand, Hilversum, 1939, 62 blz., f. 0.65.
Klare uiteenzetting van het begrip der Overlevering en verdediging ervan, als kenbron der goddelijke Openbaring, tegen het protestantsch beginsel, dat de Bijbel alleen als dusdanig laat gelden.
E.D.
J. LAMMERTSE Lz., Wat de Hervorming bracht. (In de serie 'Schijnwerpers'). - Het Spectrum, Utrecht, 110 blz., f. 0.90.
Onderhoudend geschreven boekje dat aantoont tot wat een versplintering het protestantsch beginsel leidde. Buiten Lutherianisme en Calvinisme, komen ter sprake: De Apostolischen, Het Leger des Heils, de Pinksterbeweging, De ernstige Bijbelonderzoekers, De Adventisten, De Baptisten, De Mormonen.
E.D.
Gewijde Geschiedenis. - Nieuw Testament. - Door de Zusters Annonciaden van Huldenberg, 448 blz., Fr. 10.
Het heeft er heelemaal den schijn naar dat we voor het godsdienstondericht, althans in de Lagere School, nu toch eens een mooie reeks frissche handboeken gaan krijgen. - Na de 'Evangelielessen' en de 'Geschiedenis van de eerste Kerk' beiden eerder bestemd voor de leer- | |
| |
kracht, - hebben de EE. Zusters Annonciaden nu ook een handboek voor 'Gewijde Geschiedenis - Nieuw Testament' uitgegeven.
Dit handboek ligt heelemaal in de lijn van de hernieuwing door het Programma van Mechelen ingeluid. Het bijbelverhaal is netjes verteld, keurig geïllustreerd en gevolgd door praktische oefeningen, die het kontakt met het leven van het kind verzekeren.
Het handboek kost Fr. 10. - Sommigen zullen - ten onrechte - den prijs te hoog vinden. Het moet er toch eens mee uit zijn, dat de handboeken voor godsdienstonderricht de minst verzorgde, en de meest slordige waren.
J. Jageneau
Ida-Friederike COUDENHOVE. Der Kristall. Ein Buch für Mädchen. - Herder, Freiburg, 307 blz.
Een heerlijk boek! Het leven van de vrouw en het meisje ligt er in zijn mooie verscheidenheid in weerkaatst, als in zoovele facetten van zuiver 'kristal'.
De heilige, de moeder, de weduwe, het meisje dat studeert of tennist en turnt leven in dit boek naast elkaar. En wat er ook verteld wordt in dit boek, ook over de pijnlijke conflikten, waarbij een meisjesziel allicht gekneusd wordt, steeds straalt over al de verhalen heen, de blije zon van de christelijke levensopvatting.
J. Jageneau
| |
Wijsbegeerte.
ARISTOTELES - THOMAS VAN AQUINO, Inleiding op de metafysica III. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 58 blz., Fr. 8.
Met dit derde deeltje eindigt Dr. van Benthem, O.P., de vertaling van het commentaar van St Thomas op de Inleiding tot de metaphysica van Aristoteles. Het gaat hier vooral over het bespiegelend, theoretisch en practisch karakter van de eerste philosophie. De vertaler geeft ook bij wijze van aanhangsel de vertaling van de eerste hoofdstukken van de Summa contra Gentes waarin de H. Thomas de verhouding van de rede en het geloof behandelt. De drie deeltjes van deze Inleiding vormen een mooie aanwinst voor de uitstekende reeks 'Wijsgeerige grondbegrippen'.
F.
Maurice LECAT, La philosophie de Maeterlinck. - Anc. librairie Castaigne, Brussel, 406 blz., Fr. 28.
Maeterlinck is op de eerste plaats een dichter, en de vele pseudo-philosopische beschouwingen die hij den - dikwijls onwetenden - lezer ten beste geeft, zijn niets anders dan wazige verdichtsels, waarin wijsgeerige termen den schijn moeten geven van wetenschappelijkheid. M. Lecat ontmaskert in zijn boek dat oneerlijk spel dat voor een echten wijsgeer - of voor elkeen die ook maar ietwat afweet van de wijsbegeerte - eenvoudigweg onuitstaanbaar is. Men zou het scrupuleuze zoeken naar en rangschikken van al de philosophische onsmakelijkheden van Maeterlinck, voor een ijdel bedrijf wenschen te aanschouwen. Maar de magie van den dichter werkt zoo sterk in op de verbeelding van vele lezers en lezeressen zonder philosopische vorming, dat ze zich werkelijk in contact wanen met een diep-denkenden geest, en dat het requisitorium van M. Lecat zijn nut kon hebben om deze misleiden van de hypnose naar het heldere licht der rede te brengen. Het boek verdient bijgevolg vooral verspreiding in die middens waar Maeterlinck voor een denker doorgaat.
F. De Raedemaeker
Walther KRANZ, Vorsokratische Denker. - Weidmannsche Verlagsbuchhandlung, Berlin, 186 bdz., R.M. 4.60.
Het voornaamste werk over de voorsocratische philosofen is dat van H. Diels, maar het is zeer uitgebreid en niet in ieders bereik. W. Kranz heeft Diels' standaardwerk benut om een meer overzichtelijke uitgave te bezorgen van de strict wijsgeerige teksten die ons uit deze periode overgebleven zijn. In een korte inleiding (14 bladzijden) schetst hij de ontwikkeling van het wijsgeerig denken in Griekenland vanaf den oorsprong tot aan Socrates. Volgt de Grieksche tekst der fragmenten met er naast de Duitsche vertaling. Voor elken schrijver heeft men telkens enkele biographische bijzonderheden (Nachrichten), waarop een of meer fragmenten uit zijn werk. W. Kranz bezorgde ons een zeer bruikbaar instrument dat ons toelaat een voldoende kennis te verwerven van de eerste wijsgeerige bespiegelingen der Grieken, die de verschillende richtingen
| |
| |
hebben bepaald in dewelke de Westersche philosophie zich voortaan zou ontwikkelen.
F. De Raedemaeker
W. MULLER, Charakter und Moral. - Ernst Reinhardt, München, 128 blz., gen. R.M. 3.80, geb. R.M. 5.50.
Het nieuwe boek van Prof. Willy Müller neemt een karakteristieke plaats in in de overvloedige Duitsche litteratuur over het ethisch probleem. De zedelijkheid is volgens hem een metaphysische oerkracht die zich uit in het streven naar kultuurgoederen: naar schoonheid, goedheid, waarheid, gerechtigheid. Deze vier grondrichtingen vervangen de vier klassieke hoofddeugden. Het nastreven van deze 'kulturellen Hochwerte' voert den mensch op tot de vier 'moralischen Hochwerte': de plicht, de eer, de trouw, het mede-voelen. Tot deze indeelingen komt S. eerder door een soort inductie van de moreele waarden; een systematische afleiding schijnt te ontbreken. Het verband met het 'spiritueel-animistisch schema' van den mensch, dat men in het eerste deel van het werk vindt, is niet duidelijk. Tegenover den invloed van het ras op het karakter en op de moraal, staat Müller sceptisch en eerder afwijzend. De ethische waarden zijn universeel, aan geen enkel volk noch ras gebonden: het ras heeft slechts een zeer beperkten en secundairen invloed. De accidenteele verschillen die de ethische opvattingen van verschillende volkeren, en van dezelfde volkeren op verschillende tijdperken, kenmerken, zijn veeleer te wijten aan het geographisch en sociaal midden waarin de geslachten opwassen (op blz. 89 en vlg.). Het is dus geen rassistisch boek. Anderzijds schijnt S. niet op de hoogte van de katholieke moraalphilosophie. Hij verwart de vier zedelijke hoofddeugden met de drie goddelijke deugden, en meent dat de christelijke moraal uitsluitend gericht is op het 'Jenseits'. In het tweede deel vindt men een duidelijke samenvatting van en een gezonde kritiek op de verschillende karakterologische indeelingen van Kretschmer, Müller-Freienfels, N. Hartmann, Spranger, Clausz en Günther.
F. De Raedemaeker
| |
Wetenschap.
Dr. Ludwig ZEHNDER, Die tiefsten Grundlagen der Physik und Chemie. - Rascher, Zürich und Leipzig, 120 blz.
Het is heden ten dage wel van algemeene bekendheid, dat er in de moderne natuurwetenschappen een fundamenteele crisis is uitgebroken: om het bankroet van wat men de mechanische natuurbeschouwing noemt; vandaar dat men bij natuurvorschers algemeen de tegenstelling aantreft tusschen de 'moderne' physica en de 'klassieke', d.i. vooral die der negentiende eeuw.
Deze crisis en dit bankroet zijn ook buiten de natuurwetenschap van belang, omdat die mechanische natuurbeschouwing een philosophie onderstelde, die philosophie nl. die aan de oude Grieksche atomisten en Descartes, den 'vader der moderne philosophie' ongeveer gemeen is. Naar deze plilosophie is alles wat er in de natuur, (tenminste buiten den mensch) gebeurt, noodzakelijk terug te brengen tot beweging van in-zich-onveranderlijke deeltjes.
De overtuiging van het bankroet der mechanische natuurbeschouwing is, zeiden we, in natuurwetenschappelijke kringen algemeen; de schrijver van dit boekje maakt een uitzondering op dien regel. Vandaar dat men geneigd is, met groote belangstelling te grijpen naar dit werkje, dat aan de physica en chemie toch weer de mechanische natuurbeschouwing ten grondslag wil leggen. En zelfs een tamelijk streng-mechanische natuurbeschouwing; zoodat, behalve de zwaartekracht - die overigens weinig onmiddellijken invloed heeft op de stoomtheorie - alleen nog botsingen van volkomen veerkrachtige bolletjes worden ondersteld, als verklaringsmiddel van al wat in de natuur gebeurt. Deze bolletjes zijn dan van twee soorten: waterstofkernen en aetheratomen. Een tamelijk strikt mechanisme derhalve.
Maar daarom is dit al onmiddellijk bevreemdend: de 'klassieke' physica beschikte naast deze elementen van uitleg nog over andere: electronen, electrische en magnetische velden, een continuen (dus niet-atomistischen) aether. De immer rijker en nauwkeuriger wordende ervaring had immers in den loop der jaren de invoering van deze elementen geëischt. En die klassieke physica was nu, vooral in de moderne stoomtheorie, niet enkel op onverklaarbare verschijnselen gestuit, maar op contradictie tusschen de gevolgtrekkingen uit die mechanistische onderstellingen en de gegevens eener verfijnde ervaring. En nu zou een systeem als dat van den schrijver, dat zooveel armer is aan verklaringsmiddelen, niet enkel het onverklaarde verklaren, maar de contradicties doen verdwijnen?
Ziedaar wat reeds van den aanvang af bevreemdend is. Doch ook al houdt
| |
| |
men hiermede rekening, dan stelt het boekje toch nog teleur, methodisch en principiëel. Zie: dàt was het bewonderenswaardige in de klassieke physica, dat zij quantitatief, met zooveel exactheid, experimenteerde, eveneens methematisch, met zooveel exactheid, haar hypothesen wist te formuleeren en er haar gevolgtrekkingen uit afleidde, ter vergelijking van deze met de nauwkeurige ervaringsresultaten. Aan deze conscientieuse werkmethode is het dan ook te danken, dat de moderne wetenschap het mechanisme heeft overwonnen; waar een niet- methematische behandeling nog de mogelijkheid van een mechanische verklaring scheen open te laten, bewees deze methode, dat er in de onderstellingen contradicties schuilden. De klassieke physica wijst boven zich zelven uit, al wist zij niet, waar betere grondslagen te vinden waren. De nieuwe wetenschap wist ook de middelen aan te geven om de contradicties der klassieke te overwinnen, maar zij wist die middelen niet philosophisch te fundeeren.
En zie nu hier: van deze conscientieuse methode is er in het werkje, dat we onderzoeken, niets meer over. Waar het positieve resultaten der moderne wetenschap (in electriciteitsleer en stoomtheorie) weer wil vervangen door streng-mechanistische hypothesen (alsof de Engelsche natuurkunde der negentiende eeuw, alsof een Maxwell, een Lord Kelvin, op dit gebied niet reeds heldhaftige, maar vergeefsche, pogingen hadden gedaan), geschiedt dit zelfs niet éénmaal aldus, dat de nauwkeurige, methematische afleidingsmethode wordt toegepast; het is alsof men een physische verhandeling uit den tijd van Descartes te lezen krijgt. Waarbij dan toch nog een globaal inzicht meer dan eens duidelijk maakt, dat de hypothese tot valsche resultaten leiden moet.
Daarbij is de philosophische rechtvaardiging dezer 'tiefsten Grundlagen' erg mager. Er komt, naast den eisch van (imaginatieve) 'Vorstellbarkeit', alleen die van 'gröszte Einfachkeit' in de fundamenteele hypothesen. Laten we deze eischen zelf nu niet onderzoeken; alleen aangeven, wat er al zoo als 'eenvoudig' wordt aangezien: afstanden van stoomen in het volstrekte vacuum en onmiddellijke werking op een afstand, beweging ten opzichte der absolute ruimte, geldigheid van het traagheidsprincipe voor deze beweging en wel zonder actieve oorzaak, absolute onderlinge gelijkheid van de stoomen van beide soorten afzonderlijk. In onze 'Philosophie der anorganische natuur' hebben we al deze onderstellingen onderzocht en we vonden ze bij de eerste beschouwing verre van eenvoudig, bij nadere analyse valsch.
Ons oordeel kan dan ook niet anders dan afwijzend luiden.
P. Hoenen
| |
Geschiedenis.
Drs. E. van WESSEM, Een Prince van Orangiën. - Het Spectrum, Utrecht, 212 blz., Fl. 1,90.
Op een grof geborstelden internationalen achtergrond schildert Drs. van Wessem met juiste, soms pijnlijke nauwkeurige trekken, den woeligen Nederlandschen opstand, met daarboven uit rijzend de ontzag afdwingende figuur van den genialen leider en den verheven dulder, Willem van Oranje. Over het gansche tafereel ligt de schaduw van den eigenzinnigen, steeds weifelenden autocraat, Filips II. Alles wordt van het politiek standpunt uit belicht en terecht, want van hieruit alleen krijgt men een juist beeld van den beminden vrijheidsheld. Oranje concentreert al zijn kennen en kunnen, al zijn doen en denken op het politiek vrijmaken van de Nederlanden; daarvoor offert hij grootmoedig zijn rijkdom en zijn zorgeloos bestaan, zelfs zijn populariteit en zijn leven als het moet. Aan dit eene doel is al de rest, ook de godsdienst, ondergeschikt. Wanneer hij zijn slap Katholicisme in 1566 laat varen voor het Lutheranisme, en in 1573 naar het Calvinisme overgaat, dan gebeurt dit om politieke redenen. De echtheid en de diepte van dit nieuw godsdienstig leven moet niet gezocht in het Calvinisme, maar in het zware leed dat met de jaren over dezen man is gekomen.
De eenige opwerping die wij moeten maken, is: dit boek lijkt niet katholiek geïnspireerd. Het zinnetje: 'Charlotte de Bourbon, als kind zeer tegen haar zin abdis van Jouarre, gevlucht om haar geloof...' (bl. 164), hiermee het Calvinistisch geloof bedoelend, zou geen katholiek onderschrijven. En wanneer de auteur zegt: 'Vrijwel allen, die onverbiddelijk bij den opstand bleven... gingen tot het calvinisme over. Vrijwel allen, die uit maatschappelijk belang of overtuiging Spaansgezind waren of werden, bleven in de moederkerk.' (bl. 204) verdraait hij eenvoudigweg de feiten. Eer moet men zeggen: Alleen die Calvinist waren, bleven opstandelingen; vrijwel alle katholieken na den beeldenstorm, de soms gruwelijke martelingen van katholieken en de vervolging van allen aard vanwege de Calvinisten, verkozen ten slotte hun nationale vrijheid op te offeren, liever dan hun geloof prijs te geven. Gezien zijn politiek standpunt wordt de auteur geen openlijk verdediger van het Calvinisme, maar toch, nergens troffen wij eenige waardeering aan van het 'rechte geloof'.
M. Dierickx
| |
| |
M.A. WATERSCHOOT, De Vlaamsche Kustvlakte. Bijdrage tot de Geschiedenis van het Vlaamsche Polderland langs Zee en Honte. - N.V. Vonksteen, Langemark, 1938, 135 blz., met foto's.
De Vlaamsche kustvlakte, het tooneel van een duizendjarigen strijd tusschen mensch en natuur, was wel een ideaal terrein voor een studie van historische Aardrijkskunde. De h.W. heeft voor het eerst de onderneming van een gewestelijke monografie hierover tot een goed einde gebracht. Nadat hij de geografische grenzen van zijn onderwerp heeft bepaald, onderzoekt hij, in hun ontwikkeling door de tijden heen, den geologischen bouw en de hydrografie van het Lage Land. Dan komt de Mensch aan de beurt: zijn veroveringen op de Zee (dijken en inpoldering), en de afweer tegen de Zee (polders en wateringen). Schr. legt ons op eenvoudige en klare wijze al de getuigenissen voor die in het verleden werden gegeven over feiten en toestanden uit de Kustvlakte. Het is bovendien duidelijk dat hij deze naar alle zijden doorloopen en gezien heeft, en dat hij niet alleen met zorg, maar ook met een ware Heimatliefde zijn onderzoek heeft gevoerd.
Jammer alleen dat de inhoudstafel, bij gebrek aan register, zoo beknopt is en dat het terugvinden van de aangehaalde literatuur, voornl. van de tijdschriftartikels, tengevolge van een gebrekkelijke citaat-methode, voor oningewijden schier onmogelijk is. Wie zou denken dat 'van der Elst, Esquisse historique du cours et des embrouchures de l'Escaut, 1879' duidt op een opstel in genoemd jaar verschenen in het tijdschrift 'Messager des Science historiques'? De zaak is des te meer te betreuren, dat het de eenige kritiek is van belang die men Schr. voorleggen kan. Voor het overige noemen wij zijn exposé een model, en zijn wij overtuigd dat op verdere uitgaven, die zijn werk voorzeker verdient, ook deze kritiek geen vat meer zal hebben.
Prof. Dr. J.A. Van Houtte
Jan ROMEIN, Machten van deze tijd. Overzicht van de voornaamste problemen van deze tijd. - Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1938, 192 blz.
De h. Romein is Marxist en maakt er geen geheim van. Het is dus begrijpelijk dat zijn uiteenzetting aanvangt met een zeer aanvechtbare stelling over de krisis van 1929 die uitbrak 'als om de waarheid van Marx' meest fundamenteele stellingen te bewijzen'. Evenzeer begrijpelijk dat hij het wereldgebeuren door een roodgetinte bril ziet, en zijn waardeoordeelen in dien zin laat beïnvloeden. Dit ernstige voorbehoud aangaande de interpretatie neemt niet weg dat hij ons een uiterst bruikbaar feitenrepertorium heeft verschaft over de jongste geschiedenis. Ten bewijze de opsomming van de hoofdstukken: de verwarde wereld, het voorspel (t.w. voor den komenden Wereldoorlog) in Europa en in Oost-Azië, benard Brittannië, Frankrijks ondergang en opgang (t.w. naar de volmaaktheid in de demokratie door... het Volksfront), de Paus in de politiek, de Sowjet-Unie tusschen diktatuur en demokratie, Amerika zet de klok gelijk, de kleine Mogendheden.
V.H.
Dr. Richard SUCHENWIRTH, Deutsche Geschichte. - Georg Dollheimer, Leipzig, 1938, 624 blz.
De geschiedenis van Duitschland - of liever van den Duitschen stam - van het bronzen tijdvak af tot en met den 'Anschluss' wordt hier verhaald en bezongen. Met opzet voegen wij er dit laatste woord bij. Blijkbaar immers was het er den schrijver niet om te doen met een nuchtere objectiviteit het verleden van zijn land en volk op een zakelijke en bevattelijke wijze voor te stellen. Het verleden van Duitschland is voor hem het onvoltooide epos van den strijd der Germanen voor vrijheid en bestaan. Dat epos moeten de Duitschers van heden voortzetten. In het licht van het verleden zullen zij duidelijk inzien hoe zij in het heden en in de toekomst werken en strijden moeten. De uitwerking der geschiedenis volgens die opvatting geeft aan het boek van Suchenwirth eenheid en temperament. Na een eerste kennismaking met de oude Germanen, hun heimat en levenswijze, organisatie en vroegste uitzwermen, wordt ons de verdere geschiedenis aangetoond gegroepeerd om de herhaalde pogingen tot het stichten van een 'Groot Duitschland'. Verscheidene malen worden die pogingen met succes bekroond. Een eerste maal bij de stichting van het Frankische Keizerrijk onder Karel den Groote; een tweede maal in de Middeleeuwen, wanneer het Heilige Roomsch-Duitsche Keizerrijk den scepter zwaait over Centraal-Europa; een derde maal in de vorige eeuw door toedoen van Bismarck en eindelijk op onze dagen onder de 'bezielende' leiding van Hitler. Tusschen die geschiedkundige hoogtepunten in, liggen echter tijdvakken van diep verval. Niet alleen de vijanden van buiten zijn
| |
| |
er voor aansprakelijk; ook binnen de Rijksgrenzen hebben ontbindingsfactoren gewerkt, als daar zijn het Roomsch Katholicisme, het Marxisme en het Jodendom. En hier voelen wij maar al te zeer de zwakke plek aan van het boek. Schrijver vatte het op van een nationaal-socialistisch standpunt uit. Daardoor kreeg het, zooals wij reeds zegden, eenheid en leven. Maar daardoor mist het ook den serenen toon en de onpartijdige voorstelling die wij van een geschiedkundig werk mogen verwachten. Spijtig is het te moeten vaststellen dat een boek, waarvan de presentatie perfect mag worden genoemd, vaak ontsierd wordt door onbeschroomde onrechtvaardigheid en pamflet-uitlatingen.
E.D.S.
Dr. Hermann RASCHHOFER, Die tschechoslowakischen Denkschriften für die Friedenskonferenz von Paris 1919-1920. (Beiträge zum ausländischen öffentlichen Recht und Völkerrecht). Zweite ergänzte Auflage. - Carl Heymanns Verlag, Berlijn, 1938, XXXV-337 blz.
Voor al wie in het Volkenrecht of in de diplomatische geschiedenis belang stelt is dit werk uiterst welkom. Het bevat de memoranda of diplomatieke nota's door de Tsjecho-Slovaksche afvaardiging aan de vertegenwoordigers van de geallieeerde en geassocieerde grootmachten in 1919 te Parijs voorgelegd. Daarin worden de territoriale aanspraken van de nieuwe Republiek breedvoerig uiteengezet, de nationale problemen die zich binnen hare grenzen stellen besproken, de politieke, cultureele en economische zending van den jongen staat omschreven en toegelicht. Nu Tsjecho-Slovakije door de laatste gebeurtenissen in het midden der algemeene belangstelling is komen te staan, krijgt dit boek een uitzonderlijke waarde. Het geeft ons een dieper en juister inzicht in de ingewikkelde toestanden die aanleiding gaven tot het optreden van Duitschland. Naast den Franschen officieelen tekst, wordt ons de Duitsche vertaling gegeven, terwijl ook de verbeteringen, handschriftelijk in den oorspronkelijken tekst aangebracht, met zorg genoteerd worden. Talrijke kaarten en documentaire bijlagen verhoogen nog de waarde van het boek.
Prof. Dr. E. De Schaepdryver
A. Heinrich KOBER, Wilson und der Weltkrieg. Rätsel einer Freundschaft. - Societäts-Verlag, Frankfurt a.M., 1938, 280 blz., R.M. 5,40.
De geheimzinnige figuur van den Amerikaanschen staatspresident, en zijn even geheimzinnige verhouding tot den raadselachtigen 'kolonel' House, bieden een dankbaar thema voor literaire en historische behandeling, of ook voor beide samen, m.a.w. voor een 'vie romancée'. Tot dit laatste genre behoort het hier besproken boek. Men kan van gedachte verschillen over de waarde van dit genre. Eén ding is zeker: het 'leest' vlot, en is uitstekende ontspanningslectuur. Als zoodanig is het boek van Schr. van allereerste gehalte. Of de hier verstrekte interpretatie van de Wilsoniaansche psyche - waarvoor Schr. talrijke Gedenkschriften schijnt benuttigd te hebben - de juiste is, kan men nog niet uitmaken. De oprechtheid van de Gedenkschriften zelf is overigens te verdacht dan dat men er stevig kunne op bouwen. Maar zijn boek is dan toch een proeve van verklaring die op dit oogenblik nog evenveel kans heeft als een andere, om de ware te zijn.
V.H.
Frithjof MELZER, Weltgeschichte miterlebt. 7 Tage Oesterreich. D.N.B. Berichte aus Oesterreich vom 8. bis 15. Märs 1938. - Brunnen, Berlijn, 256 blz., met platen.
Een nieuwe aanwinst voor de al zoo uitgebreide Anschluss-literatuur. Het geldt hier, ten minste principieel, geen persoonlijke uiteenzetting, maar alleen de afdruk van nieuwsberichten van het Deutsches Nachrichtenbüro, m.a.w. niet een bewerking maar een uitgave van bronnen. Ongetwijfeld moet deze klok met omzichtigheid worden beluisterd. Haar negeeren ware evenwel aan een elementaire onpartijdigheid afbreuk maken. Spijtig dat een index de verwerking van deze honderdtallen losse berichtjes niet vergemakkelijkt.
J.-A.V.H.
Géza LUKACS, Im Kampfe für die Neugestaltung Europas. - Universitäts-Verlag Wegner, Innsbruck, VII - 191 blz.
Het hier besproken boek is een Essay over de bizonderste grondproblemen van het huidige internationaal leven. Het maakt geen samenhangend geheel uit, maar beoogt alleen kerngedachten voor te leggen over een aantal vraagstukken die het jongste verleden beheerscht hebben, en waaraan wellicht nog een voorname rol is voorbehouden in de naastbije toekomst.
| |
| |
Treffend is zijn beeld van de drie Europa's: dat van Meetternich, met zijn star begrip van evenwicht van de vijf groote mogendheden; dat van Bismarck waarin allle mogendheden tegen elkander worden uitgespeeld ten bate van Duitschiand; en dat van Versailles, waartegen de strijd van het 'nieuwe Europa' gaat, een strijd waarvoor, naar Schrijvers meening, een uitweg ligt in een toepassing van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren ten bate van iedereen, overwonnenen zooals overwinnaars van 1918, en in een oprechte regeling van de minderhedenkwesties. Schr. is in zijn opvattingen over het verleden, solidair met de Centrale Mogendheden van 1914-18. Met inachtneming van dat standpunt is er uit de lezing van zijn gedachtenrijk werkje veel te halen; alwie denkt op de toekomst van ons Oude Cultuurgebied zal er overvloedige stof vinden voor vruchtbare overwegingen.
J.-A.V.H.
L. VAN DER ESSEN, De Historische Gebondenheid der Nederlanden, overdruk uit 'Nederlandsche Historiebladen', 1-2. - De Sikkel, Antwerpen, 1938, 39 blz., Fr. 7.
De auteur van Alexander Farnese, heeft in dit artikel willen aanstippen, hetgeen Noord en Zuid in den loop van hun bestaan gemeen hadden en daardoor het onhoudbare van de klein-Belgische of klein-Hollandsche opvatting der geschiedenis te bewijzen.
Voor de Burgondische periode was de cultureele gemeenschap der Nederlanden een concrete realiteit, terwijl het verweer van Holland, Gelre, Brabant en Vlaanderen tegen hun wederzijdschen leenheer, wellicht onbewust, een streven naar elkander in het leven riep.
Aan dezen drang gaven de Burgondiërs een formeele uiting. Door centralisatie en bestrijding van het privilegie wilden zij een solieden staat vormen, niet uit nationale, doch uit dynastische overweging.
Ofschoon een universeel machthebber, heeft Keizer Karel hun taak zoowel naar buiten als naar binnen voortgezet en voltooid. Aldus waren reeds sedert de Burgondische periode stevige kaders aanwezig, waarin zich een bewust gevoel van politieke samenhoorigheid ontwikkelde, dat circa 1560 stilaan tot uiting kwam.
Deze overtuiging van een gemeenschappelijk vaderland in Noord en Zuid werd natuurlijk bevorderd door het verloop en door de omstandigheden van den opstand. Deze had als oorzaken het verweer der particularismen en geprivilegieerden eener- en het Calvinistisch verzet tegen het katholicisme, alsook het protestantsche tegen de kerkvervolging anderzijds. Vanaf 1566 kwam de Calvinistische factor op den voorgrond. Het was ten slotte hoofdzakelijk de tegenstelling Katholieken-Calvinisten binnen de 'Generaliteit', die het Groot-Nederlandsch ideaal van Oranje in den grond heeft geboord. Het was nochtans wapengeweld van buiten dat de uiteindelijke scheiding veroorzaakte.
Het was nogmaals de godsdienstige factor die, naast de enge politiek van de Hollandsche staatslieden, de hoofdrol speelde in de vervreemding, die zich na de politieke scheiding geleidelijk voltrok tusschen Noord en Zuid. De idee van het gemeenschappelijk vaderland bleef niettemin levendig tot minstens 1625. Rond 1635 was zij verdwenen uit de gedachten, doch een Hollandsche of Belgische nationaliteit had zich nog niet gezet.
De barrièrepolitiek vervreemdde het Zuiden meer en meer van het Noorden. De Fransche overheersching liet het Zuiden verfranscht achter, terwijl het Noorden meer intact bleef. Hier lag de verre oorzaak van 1830. De amalgamataak van Willem I was door dezen factor en door de godsdienstverschillen tot mislukking gedoemd.
Zooals blijkt uit dit kort overzicht is dit artikel gegroeid tot een rijpe, wel overwogen synthese van de Nederlandsche geschiedenis. Het geeft nieuwe, glasheldere vergezichten op het verleden en is bovendien een uiterst belangwekkende bijdrage, zij het dan ook onrechtstreeks, tot de kennis van het nationaal bewustzijn en zijn ontwikkeling.
J. Verhavert
Margaret YEO, Don Juan van Oostenrijk. Uit het Engelsch door Hedwig Houben. - Fidelitas, Amsterdam, 337 blz., Fl. 2.75.
Er is op dit boek een zware verdenking vanwege oppervlakkige lezers komen rusten, en wel in dezen zin dat de behandelde hoofdpersoon, n.l. Don Juan, wel eens meer voor 'n personnage met denzelfden naam zonder dezelfde moreele en vaderlandsche deugden wordt gehouden.
Het feit zelf dat onderhavig boek in 'Streven' wordt besproken, zal wel bij machte zijn om de lezers van dit tijdschrift er van te overtuigen dat het hier wel degelijk om den persoon handelt, die in de geschiedenis bekend staat onder den naam van Don Juan van Oostenrijk.
Met een prachtige kleurenweelde, gesteund op een voorbeeldige feitenkennis, beeldt Margaret Yeo ons den mensch uit in de hoofdfiguur Don Juan terwijl de beelden van den stervenden Keizer Karel en dit van
| |
| |
[...]n zoon Philips II niet minder zijn geslaagd. De vlotheid van haar stijl en de gaafheid van haar fantasie hebben voor gevolg gehad dat dit werk is uitgegroeid tot een prachtig geschiedkundig fresco, dat ongetwijfeld tot de beste Historische romans dient te worden gerekend, welke in den loop der jongste jaren op de Nederlandsche boekenmarkt zijn verschenen.
Een boek als Don Juan van Oostenrijk, Landvoogd der Nederlanden en held van den slag bij Lepanto, bevelen wij gaarna den lezer aan en zelfs den studax dewijl hij hierin terzelfder tijde een aangename ontspanning als een leerrijke verpoozing zal vinden.
Hugo van de Perre
| |
Opvoedkunde.
Dra. Sis HEYSTER, Opvoedingsmoeilijkheden van iederen dag. - Kosmos, Amsterdam, 106 blz., geb. f. 1.90.
De ondertitel van dit boekje is 'Een boek voor moeders en andere opvoedsters'. Een boek dus van een vrouw aan vrouwen over het leven in het gezin. Prof. Roels zegt in zijn voorrede dat dit werk tot de zeldzame boeken over paedagogie behoort, die populair, wetenschappelijk en niet vervelend zijn. Dit is ook onze mening. Schr. doorloopt in een stevig tempo de ontwikkelingsgang van het kind en schetst de voornaamste fazen op een aanschouwelijke, concrete wijze. En als zij eenmaal het psychologisch licht heeft laten schijnen over het gedrag van het kind, dan dringen zich allerlei conclusies van zelf op. Ze hoeft nog maar te wijzen op de evidentie, die het psychologisch begrijpen geeft, en het paedagogisch gebaar met opgestoken vinger kan achterwege blijven. Het is een boekje dat we ten zeerste aanbevelen.
Een enkele opmerking evenwel: Schr. geeft geen paedogogie, maar psychologische wetenswaardigheden, die toepassingen suggeeren. Bij zo'n opzet is er geen verdere verantwoording nodig van het feit, dat ze - hoewel zelf katholiek - niet over godsdienst spreekt. Ze meende evenwel dat ze zich wel verantwoorden moest en doet dit dan door te zeggen dat ze 'strict neutraal' wil blijven. Bij een dergelijke uiting zou men kwaad worden. Moet het woord 'neutraal', dat op zijn hoogst 'oppervlakkig' betekent, niet op de eerste plaats door een psychologe vermeden worden. Ze weet toch dat neutraliteit voor hetgeen ook bij een kind het diepste is, onmogelijk kon volgehouden worden.
Bij de beschouwing over straf zou ik dit nog willen toevoegen: ook handelingen, die voor het kind subjectief niet ongeoorloofd zijn, moeten soms gestraft worden. De straf leert dan dat er iets ongeoorloofds geschied is en aldus kan het geweten gevormd worden.
Schr. gebruikt voor de finaliteit in de ontwikkeling herhaaldelijk de term: biologische beteekenis. Waarom richt men zich in de psychologie toch nog steeds naar een andere wetenschap, vroeger de physica, nu de biologie? Is het niet juister te spreken van psychologische betekenis?
P. Ellerbeek
Peter GOELDEL, Friedrich Fröbel als Verkämpfer deutscher Leibeserziehung. - Barth, Leipzig, X-116 blz.
Dit werk is uitgegeven als nr 2 van een serie 'Sein und Sollen', die onder leding staat van den psycholoog Hans Volkelt. Het laat zien hoe Fröbel, tot nu toe vooral bekend door zijn kindergarten, al gezonde ideés had over lichamelijke opvoeding. De Schr. vindt bij hem dezelfde opvatting, die in het huidige Duitsland wordt toegepast, alle overdrijvingen incluis. Het ideaal om gezonde mensen te vormen door turnen, gemeenschapsspelen en feesten wordt gezien als iets specifiek Duits, alleen te begrijpen 'der undualistischer Tiefe urdeutscher Ganzheitsphilosaphie'.
Het boekje maakt zo een naieve indruk; de toon is vooral rhetorisch; het slagwoord is 'das Ganse'.
Om eens kennis te nemen van de historische gronden der Duitse lichamelijke opvoeding, zoals men dat in Duitsland zelf ziet, is deze studie zeer geschikt. Een verstandige lezer zal de overdrijvingen zelf gemakkelijk vinden, en zich niet te sterk ergeren aan de gezwollen stijl.
P. Ellerbeek
| |
Letterkunde.
Dichterschap en werkelijkheid. Geïllustreerde literatuurgeschiedenis van Noord- en Zuid-Nederland en Zuid-Afrika. Onder redactie van W.L.M.E. VAN LEEUWEN; met medewerking van Dr. H.W.E. MOLLER, Dr. J. KARSEMEIJER, Dr. W.H. STAVERMAN,
| |
| |
W.L.M.E. VAN LEEUWEN, Prof. Dr. J. BESSELAAR en Dr. J.-A. GORIS (Marnix Gijsen). - Den Haan, Utrecht (Standaard-Boekhandel, Antwerpen), 1938, 387 blz., Fr. 100.
Dit voortreffelijk uitgegeven en geïllustreerd 'overzicht van onze dichten prozakunst' (Inleiding) is, in de eerste plaats, 'voor den beschaafden leek' bestemd. Wetenschappelijk verantwoord, wil het nochtans vooreerst 'populair' zijn; het wil, naar de opvatting van Verwey, aan de menschen die leven in de wereld van het begrijpelijke, den toegang openen tot de wereld van het Wonder. Voor enkele oogenblikken tenminste van hun tijdelijk levensverloop, wil het hen plaatsen in 'het gevoel van tijdloosheid dat elk in zich heeft en waaraan hij het gelukkigst is'.
Een zeer mooi doel, ...als het bereikt wordt! Want een zoo bedoeld werk mag geenszins het type 'aide-mémoire' vertoonen; in alle opzicht moet het, een bepaalde literatuurgeschiedenis weliswaar, bij de algemeene cultuurgeschiedenis aansluiten, de kunst voorstellen als den uitbloei van de cultuur. Minder dan een schoolboek, dient het den lezer de werken der besproken auteurs in de hand te stoppen; meer zelfstandig staande, dient het scherper de kunstenaars te karakteriseeren: hun physionomie, orientatie, plaats en functie. Technisch-wetenschappelijk mag het niet voorkomen; het moet bijna creatief zijn; zijn inhoud moet ontstaan uit de vereeniging van een zeer uitgebreide, volkomen geassimileerde kennis, met een rijk en evenwichtig complex van menschelijke hoedanigheden.
De afwerking en de illustratie van dit boek schenken ons, in alle opzicht, voldoening. Wat den tekst betreft, de verdeeling van den arbeid onder zes personen - ieder van hen zoo gekozen dat hij, van binnen uit, het hem toevertrouwde tijdvak kan doen opleven - mag, niettegenstaande onvermijdelijke nadeelen, stellig verdedigd worden. Maar dan moet de criticus ieder auteur afzonderlijk beoordeelen; daarna pas wordt het hem mogelijk, het boek als een geheel te zien.
Op 50 blz. behandelt Dr. Moller, overzichtelijk en vrij compleet, de geheele Middeleeuwen. Zijn structuur komt met die van Pater Van Mierlo goed overeen; naar inhoud en vorm valt zijn overzicht beperkt-vakkundig uit: alles is vervlakt tot schoolsche wetenswaardigheden. Hinderlijk is, voor romantische Vlamingen, het verkeerde jaartal 1304: dan zou de Gulden sporenzege bevochten zijn (blz. 8)!
In 80 blz. leidt Dr. Karsemeijer ons van den aanvang der Renaissance tot aan het einde van de XVIIIe eeuw. Bepaald zwak is ieder van de drie hoofdstukken waarin hij zijn arbeid verdeelt. Zelfs de voornaamste tekorten willen we niet bespreken; volgende vragen moeten ons toch van het hart. Met welk recht wordt, na Marnix, Van der Noot en Van Mander, het Zuiden zoo volkomen geïgnoreerd? Zijn De Harduijn, Poirters, Ogier en De Swaen het vernoemen niet waard? Beteekent de Contra-Reformatie (het woord komt niet eens voor!) dan niets voor de Nederlanden? Wat blijft er van 'strikte wentenschappelijkheid' (Inleiding) over, als de ontginnende arbeid van Sabbe, Foncke, Dambre, Rombauts (ja, ook wel van Alberdingk Thijm en Van Duinkerken) zelfs niet wordt vernoemd?
Als het Noorden dan haar praegnant behandeld was! Van de anecdotische geschiedenis der 'dii minores' lijkt de auteur nogal op de hoogte; geen enkel karakteriseering echter van een der 'grooten' is geslaagd; want nooit breekt, door het literaire jargon, één glimp van persoonlijk smaken, psychologisch peilen, of zelfs stylistische élégance. Schoolsch-didactisch, buiten elke chronologie en onderlinge inwerking, staat alles naast elkander: een aide-mémoire met summairen uitleg... Laten wij ook eens grabbelen in de aanvechtbare voorstellingen: de stylistische en taalkundige innovatie van Coornhert's proza blijft onvermeld (blz. 68); - de lyriek van Hooft wordt eenvoudig afgemaakt: schoon en zangerig zouden zijn liederen wel zijn, maar zonder 'diepdoorvoelde aandoening' en 'vaak minder persoonlijk dan het gerijmel van Cats' (blz. 82); - het zoo bijzondere timbre van Luyken's poëzie bestaat eenvoudig niet: 'het (de dichtbundels van L.) zijn emblematabundels zooals wij ze leerden kennen in het begin der eeuw. Het geheel draagt een didaktisch karakter en doet ons denken aan Cats' (blz. 119). We moeten Cats lager stellen, om te kunnen schrijven dat de auteur ons eveneens aan Cats doet denken!
In twee hoofdstukken (samen 57 blz.) neemt Dr. W.H. Staverman de volgende periode, tot aan de Tachtigers, voor zijn rekening. Ook hij ontkomt niet aan den kleurloozen stijl van het dictaat; en zijn spitsvondigheden (b.v. over de Camera, blz. 163) zijn veeleer die van een schoolvos dan van een penetreerend oprnerker en fijnproever. En de willekeur waarmede hij dichters en schrijvers aangeeft of verzwijgt, ophemelt of naar beneden haalt, gaat toch wat ver, als we bedenken dat zelfs Schaepman (Van Meurs natuurlijk niet!) nergens vermeld staat, en dat de werken van Alberdingk Thijm ons 'nu niets meer zouden kunnen bieden' (cfr. blz. 189; het laatste is misschien een vergeten: cfr. blz. 171-172).
| |
| |
Wie de andere literair-historische werken van W.L.M.E. van Leeuwen kent, weet bij voorbaat wat hij ons, in het hoofdstuk De laatste vijftig jaar (blz. 190-283), zal aanbieden: een goed geconstrueerd overzicht namelijk (altijd hetzelfde) van de voornaamste stroomingen en kunstenaars. In geen enkel opzicht heeft de auteur zich kunnen beperken, en zijn aesthetisch indifferentisme sluit hem van de levenskernen af: en de namen er van kent hij; de werkelijkheid onder die namen bevroedt hij niet.
Dr. J.A. Goris (Marnix Gijsen) schreef het beste hoofdstuk van het geheele werk. Zijn De literatuur in Zuid-Nederland na 1830 (blz. 284-356) staat, hoewel beknopter, niet beneden Vermeylen's Van Gezelle tot heden; en het is wel interessant, bij wijze van steekproef, het oordeel van beide critici over denzelfden auteur na te gaan. Nergens deinst Marnix Gijsen voor een duidelijke uitspraak terug, nergens denkt hij er aan zijn persoonlijke voorkeur te verbergen: we kunnen dan ook, omtrent veel punten, niet akkoord gaan; zijn arbeid moeten we echter waardeeren als het resultaat van bezonnenheid, werkkracht, smaak en talent, temperament en moed. De moed is nochtans eerder voorgewend dan echt: te zeer blijft de auteur de slaaf van de bestaande kaders en voorstelling (zoodat, wie buiten die kaders komt te staan, gemakkelijk wegvalt: Fleerackers b.v.; - zoodat ook, waar het nog levende of recente kunstenaars geldt, het gemis aan proportie bepaald hinderlijk wordt); te zeer maakt hij de literatuur los van de diepere gronden waaruit ze opbloeit (vandaar een zeker aestetisch indifferentisme dat elk grondig peilen in den weg staat). Marnix Gijsen weet, in zijn tijd, goed zijn weg; nergens tracht hij zijn tijd, van uit de hoogte, te beheerschen.
Het korte opstel van Prof. Dr. G. Besselaar over de Afrikaansche literatuur (12 blz.) heeft iets van een pleidooi; doch als samenvatting van een geheele geschiedenis, als waardebepaling van een geheele cultuur, lijkt het ons volkomen geslaagd. Wij kennen geen ander opstel waarin, even bondig, overzichtelijk, aantrekkelijk, rijk gedocumenteerd, deze materie staat voorgesteld.
Als geheel geeft het boek geen voldoening: de hoofdstukken zijn onderling niet geproportionneerd; verscheiden medewerkers lijken ons niet op de hoogte van hun taak. Afgezien daarvan vertoont het een doorloopend gebrek: de opstellen werden van uit een beperkt aesthetisch standpunt geschreven, te weinig gedragen door levensernst... Tot een soort van mode wil men thans de literatuur opvoeren: dat noemt men cultureele verheffing! Wil men waarlijk dat het volk aan literaire schoonheid meer deelachtig worde: - stel hun dan diè schoonheid voor waar ze iets aan hebben, en doet het zóó dat ze het weten! Meer humanistische verfijning, breede cultuur, wijsgeerige en religieuze verdieping, actieve bezonnenheid: dàn pas zal de literaire propaganda evenredig verheffing beteekenen.
Em. Janssen
Joris EECKHOUT, Litteraire profielen VIII, Willem Elsschot, Maurice Roelants, Gerard Walschap, Karel Van de Woestijne. - Standaard-Boekhandel, 1939, 144 blz., Fr. 18.
Onvermoeid zet Eerwaarde Heer Eeckhout zijn Litteraire profielen voort. Deze achtste bundel is meteen zijn vijftiende critisch werk - en, bij een vluchtigen blik op de behandelde personen en onderwerpen in het geheele oeuvre, verstomt ons letterlijk de weergalooze belezenheid van den auteur.
Naar ons oordeel gaat de productie in stijgende lijn: meer dan vroeger ziet men de belezenheid en het onderwerp beheerscht en bedwongen. Wat dit boek betreft: omtrent enkele punten kan men anders oordeelen; maar eenieder zal het hier voorgestelde profiel van Maurice Roelants interessant vinden, - nog interessanter de wording en de groei van 'Van Nu en Straks', zooals de Hoogleeraar Karel Van de Woestijne, hen opnieuw doorlevend, hen voorstelde. Wat de auteur over Willens Elsschot en over Gerard Walschap beweert, is, alles saamgenomen, waar en verantwoord; het mist echter schakeering. Het talent en de beperktheid van Elsschot, beide aangetoond, harmoniëeren niet samen: het opstel doet verward en duister aan. In dat over Walschap klinkt rancune door; tenminste de delicaatheid wordt, naar onzen smaak, wel eens met voeten getreden.
Moge dit boek, evenals al de andere van den even vruchtbaren als belezen criticus, tot onze literaire oriëntatie ten goede het zijne bijdragen.
Em. Janssen
Wladimir WEIDLE, Das Schicksal der modernen Kunst. - Vita Nova Verlag, Luzern, 1937, 170 blz..
Dit essay is de omzetting in het Duitsch, door den auteur zelf waarschijnlijk, van het bekende werk Les abeilles d'Aristée, dat wij in dit tijdschrift bespraken (Streven III, 622-627). Wij bespraken het breedvoerig en lovend: geen ander hedendaagsch boek zal, door een modern kunstenaar of criticus,
| |
| |
met meer nut worden overwogen. Tot bewijs van deze vrij stoute bewering, schrijven we de beknopte samenvatting van het werk over, zooals wij haar in onze eerste bespreking aangaven (wij vervangen de Fransche titels door de Duitsche):
'De wereld der verbeelding, zegt W. Weidlé, verdwijnt. De positieve kennis, de wetenschappelijke veelzijdigheid, het individualistisch zelfbewustzijn nemen, zonder haar te vervangen, haar plaats in. Daarmede verdwijnen de onontleedbare intuïtie en de volkomen overgave, zonder dewelke geen kunstwerk mogelijk is (Die Dämmerung der Phantasiewelt, blz. 7-34). - Niet door doodende ontleding toch creëert de kunstenaar zijn levende menschengestalten; hij ziet hen en gelooft in hun bestaan (Heros Mechanik, blz. 35-59). - Vroegere geslachten ademden in poëzie; nu zoekt men, theoretisch en practisch, naar de zuivere poëzie die op zichzelf onbereikbaar is: in de wereld waar de godsdienst verkwijnt, kan de poëzie (die hem nochtans nooit vervangen zal) niet leven (Absolute Dichtung, blz. 61-90). - Met het verkwijnen van den godsdienst is, sedert het Romantisme, niet alleen de gemeenschappelijke stijl verloren gegaan; ook de levenseenheid waarvan de stijl het uitwendiig teeken was. Zonder doel nog en zonder algemeen aanvaarde richting, gaat de kunst onder in een krampachtig tasten naar individualistische oorspronkelijkheid (Die sterbende Kunst, blz. 91-127). - Nieuwe kracht kan zij alleen putten uit de getrouwheid aan de intuïtie, wars van redeneering en logica; zij herleeft bij wie, als een kind, opgetogen staat voor het wonderbare dat hij opmerkt; zij voedt zich aan de rust van het land; slechts wanneer zij zich met de Kerk vereenigt zal zij, gestorven, heropstaan (Genesung oder Auferstehung, blz. 129-165).'
Het alphabetisch naamregister, achteraan bij het Duitsche werk gevoegd, is een aanwinst op de Fransche uitgave.
Em. Janssen
Jean PLATTARD, Marot, sa carrière poétique, son oeuvre. - Boivin et Cie, Parijs, 288 blz., Fr. 20.
Plattard, Professor aan de Sorbonne, heeft zich gespecialiseerd in de studie van de Fransche letterkunde in de 16e eeuw. Hij schreef achtereenvolgens een boek over Agrippa d'Aubigné, over Rabelais en over Montaigne. Zijn pas verschenen werk over Clément Marot verraadt dan ook een zeer nauwkeurige kennis van het sociale en litteraire midden waarin deze schrijver zijn talent ontplooide. In het eerste deel schetst S. het onrustige leven van Marot, die als balling stierf in 1544. Het tweede bevat een litteraire studie over het dichtwerk van Marot. S. wijst terecht op den invloed eenerzijds der 'rhétoriqueurs', anderzijds der humanisten op den hofdichter van Frans I. Deze leeft nog in de litteraire traditie der late Middeleeuwen, maar hij tracht, zoo goed het gaat, de nieuwe strooming de Renaissance-kunst zich eigen te maken. Het oordeel van Plattard over het werk van Marot, en over de sociale en religieuze invloeden die het onderging munt uit door bezadigdheid en waarheidszin! Een zeer lezenswaardig boek.
P.
Paul DE VREE, Een kringloop. Kronijk van een gezin. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1938, 200 blz., Fr. 30.
Bijna juist geeft de tweede titel van dezen roman zijn inhoud aan: het is de geschiedenis (niet precies de kroniek) van een jongen uit een gezin met drie kinderen. Persoonlijk verhaalt deze, altijd in den tegenwoordigen tijd, hoe hij, als kind van vier tot acht jaar, tijdens den oorlog opgroeit; hoe zijn ouders verhuizen van Antwerpen (het havenkwartier aan den Zuidkant) naar Wilrijk, en dan weer naar Antwerpen; hoe zijn broers en hijzelf, als buiten hun ouders om, man worden, terwijl intusschen de wederzijdsche liefde tusschen ouders en kinderen een onverbreekbare band blijkt te zijn. Van deze vervreemding en gehechtheid spreekt ook het motto van het werk, een slordig aangehaalde tekst van R.M. Rilke (blz. 5).
De eerste titel 'Een kringloop' moet dan beteekenen: het opgroeien van een geslacht, tot het volgende geslacht aan de beurt komt. En ziehier den ideologischen achtergrond: in een familie gaat, van geslacht tot geslacht, hetzelfde leven door; eenieder rukt aan den band; het best blijft men binnen de eenheid van erfelijkheid en liefde, die zich, in en door alle verwanten, altijd voort ontwikkelt en gelden laat (zie b.v. blz. 105-110, 190-192): zoo verzoent men zich, op zichzelf vertrouwend, met het harde leven (zie b.v. blz. 200).
Naar inhoud en stijl staat deze roman tusschen het brutaal-baldadige werk van Matthijs en het verdroomde gebeuren bij Gilliams; dichter bij Gilliams dan bij Matthijs. De Vree heeft aanleg, werkkracht en ernst; hij mist cultuur, eenvoud en kracht, smaak en zorg. Ziehier hoe we dit
| |
| |
voorbehoud bedoelen: 1o) De Vree kent de hedendaagsche literatuur, de hedendaagsche artistieke en moreele stroomingen; hij mist de grondige ontwikkeling die, daartegenover, zijn zelfstandigheid en ware verdieping zou waarborgen. - 2o) Daardoor is hij verliteraird. Uit jeugdherinneringen en uit actueele stroomingen is zijn verhaal samengesteld; beide bestanddeelen harmonieeren niet tot een eenvoudig-diepe menschelijkheid. De ideologie en de poëzie van het werk, voor een deel waar en oprecht, zijn, voor een ander deel, maakwerk. - 3o) De Vree schrijft verfijnd en slordig meteen. Soms slaagt hij er in heele tafereelen in een paar poëtische zinnen te vatten. Dikwijls echter is het resultaat duister en de smaak bedenkelijk (een kind van vier jaar ontdekt in zijn broer 'het innerlijke anderszijn', blz. 17-18); en de even slordige als foutieve uitdrukkingen en woorden kunnen we een kunstenaar als De Vree niet vergeven (ik dring mij door een menigte, blz. 38 - Odipoes (voor Oidipoes), blz. 123 - wreten (voor vreten), blz. 133 - den sukkelaar (onderwerp), blz. 171 - een haast van duizend paarden, blz. 198 - een homerisch geweld (voor titanisch), blz. 198).
Het zou ons te ver voeren, wilden wij een paar zinnen aanhalen en verklaren, waarin de auteur iets geheel anders zegt dan wat hij bedoelt. Om de slordigheid vooral, doch ook om de nog wankele persoonlijkheid, beschouwen wij het werk eerder als een belofte dan als een resultaat. - Het is geen boek voor kinderen, het blijft niet ver van het hedendaagsche freudisme: ernstige bezwaren nochtans van zedelijken aard kan men er niet tegen aanvoeren.
Em. Janssen
Nele KLAUWAERDINNE en A. RANNAH, De kleine almanak van Brabant, 2e deel. - Die Poorte, Oude God-Antwerpen, 1938, 244 blz.
In dit tijdschrift (Streven V, blz. 126) bespraken we het eerste deel van den kleinen Almanak van Brabant, dat in 1937 verscheen. De plotselinge dood van zijn schrijver Joh. De Maegt, op 23 Maart 1938, bespoedigde wellicht het uitgeven van den tweeden bundel uit zijn Verloren Hoekskens. Piëteitvol hebben Marie van Dessel-Poot en Joris De Maegt, in alles aan den geest van den overledene getrouw, diens onvoltooide onderneming tot een goed einde gebracht.
Op dit boekje past dan ook precies onze recensie van het voorgaande. Een paar zinnen schrijven wij over: 'Al schrijvend legt A. Rannah zijn goed hart bloot; zijn specifiek Vlaamsch (beter: Brabantsch) temperament ook van klein-realist en luimig moralisator... De Kleine Almanak ontbeert “het hoofdstuk der eeuwen”; hij heeft geen hoogten en laagten; hij culmineert nergens. Hij is en blijft kleinburgerlijk, mysterieloos; de speelsche wijsheid er van voedt geen ziel'.
Sterk maakt dit tweede boekje den indruk dat de auteur beter soepel zich aanpassen kan dan creatief arbeiden, - en vooral dat de opzettelijke laïciseering en verburgerlijking van alles (aan de grens van het religieuze houdt De Maegt, als bij commando, stil: zie vooral blz. 99-103, 134-136, 204, 243) de groote schuld draagt van de vervlakking tot een mat humanitarisme.
Em. Janssen
Ida Frederike GORRES, Die quelle. - Herder, Freiburg i. Br., 307 blz.
Als het van eenig boek waar is dat het een vriend kan worden voor zijn lezers dan zeker van dit.
Een vriend dan, vol rijpe levensbezinning en rijke levenservaring, en toch jong van harte als geen. Hem is het gegeven om, zonder ooit tot leeraar te vervallen, te leeren, en om, zonder ooit predikant te spelen, te begeesteren.
Bestemd voor jonge meisjes, is dit boek samengesteld uit verhalen en enkele gedichten. Een pareltje naar vorm en inhoud. Zeer smaakvol uitgegeven met zijn platen en teekeningen, lino's en buitentekstliederen in Gotisch schrift, blijkt de keuze der verhalen zelf bovendien verrassend rijk en juist. Namen trouwens als Ruth Schaumann en Ida Görres staan zelf wel borg voor hun dicht en proza, evenals de vele anderen waarvan een verhaal werd opgenomen.
Bedoeling van 'Die Quelle' wordt door samenstelster zelf aangegeven:
'Junges Leben heisst Begegnung mit dem Welt... Jugend, die das ganze und volle, das reiche und das echte Leben will, bleibt nicht stehen beim anblick des Lieblichen und Hellen... Sie hält auch den Fragen stand, die aus die Schatten dringen...
“Die Quelle” erzält von Ursprungen und Gegensatze. Immer wieder ist von der Begegnung die Rede:
“...das heisst Schicksal: gegenüber sein,
und nichts als das und immer gegenüber.”
Niet een kleine verdienste van het boek is het dan, dat het in antwoord op de zoovele levensvragen, die de verhalen, als grepen uit het leven zelf,
| |
| |
te voorschijn roepen, een antwoord geeft, zoo vanzelfsprekend katholiek en zoo heilig van zin.
J. Van Laer
Jan H. EEKHOUT, Klein tusschenspel. - U.M. Holland, Amsterdam, 1938, 135 blz.
Deze bundel van elf korte verhalen heet Klein tusschenspel, omdat de auteur zijn korte opstellen als verpoozing schreef, tusschen de spanningen in van omvangrijker werk. Toch is het een voortreffelijke verzameling waardoor men, afgezien van de geringe proportie, den schrijver vrij goed leert kennen. De verscheidenheid van keuze en toon wijst op zijn groote belezenheid, zijn soepele vaardigheid; meteen op het min of meer onvaste van den dilettant die meer de romantisch-vervloeiende schoonheid beoogt dan de soliede waarheid. De nogal kunstmatig-naïve zegswijze en de zeer persoonlijke taal die het gesproken Vlaamsch imiteert, duiden de Vlaamsche afkomst aan van den man die toch niet habitueel met Vlamingen omgaat. Uit het overvloedig en nogal vrij aanwenden van religieuze motieven halen we den christen op, hoe weinig ook gewoon aan de geloofstucht zooals wij, Katholieken, haar kennen... Klein tusschenspel is een even bont als rijk bundeltje, het werk van een krachtig schrjverstemperament; met al zijn kunstmatigheid vormt het een bevallig geheel, dat een aanbeveling waarlijk verdient.
Em. Janssen
Emile BUYSSE, Parade in den Herfstnacht. - Dietsche Tuin, De Amsterdamsche Keurkamer, 33 blz., f. 0.60.
Rob DELSING, Tinuske en het verbod. - Dietsche Tuin, De Amsterdamsche Keurkamer, 41 blz., f. 0.60.
Dit zijn de eerste twee deeltjes van de proza-reeks Dietsche Tuin. Elk deeltje bevat een of meer novellen; de uitgave is bedoeld als een uiting van Dietsche levenskracht en veroverenden groei.
Beide werkjes zijn goed; doch niets mèèr. Het eerste ademt in de Dietsche romantiek; het tweede, zakelijk en schamper, propageert het Nationaal-Socialisme, waarbij een katholiek politicus (van het laagste gehalte trouwens) het moet ontgelden. De symboliek van het eerste is irreëel en chaotisch gebleven, de tendenz van het tweede maakt den toon te bitter; om die redenen noemden we, zonder enthousiasme, beide werkjes goed.
Em. Janssen
Nikolaj LESKOV, uit het Russisch vertaald door Dr. L. Landsman, De verzegelde engel. - Die Poorte, Oude God-Antwerpen, 1938, 214 blz.
Eigenlijk komt in dit boekje, na het verhaal De verzegelde engel, nog een 'onwaarschijnlijke geschiedenis' voor: De ongedoopte pope. Het tweede stuk bevat meer pigment dan het eerste; maar beide zijn zoo vol van religieuzen ernst, van eenvoud en wijsheid, van liefde tot het volk, van realiteit en humor, dat we, verrast, zulk geschenk aanvaarden. Aan productie van dit gehalte maken de uitgevers ons te weinig gewoon.
Met genoegen nemen we waar dat 'Die Poorte' haar beter verzorgde inleiding beter aanpast bij het lezend publiek. Toch geschiedt het nog te weinig methodisch en compleet. En de taal en stijl laten nog te wenschen over (voorbeelden: 'voor wat... betreft', 33 - 'effemeriteit', 33 - ''t Akkoord', 105 - 'Er is aan u geen rechten kant te krijgen', 164 - iemand iets 'aan het verstand knoopen', 183).
Em. Janssen
Alja RACHMANOWA, Geheimen van Tataren en afgoden. Bandversiering en verluchting: Frans Van Immerseel. - Het Rad, Berchem-Antwerpen, 1938, 192 blz.
De 25 schetsen van dezen bundel zijn kortere of langere aanteekeningen uit het dagboek van het meisje Rachmanowa, toen zij, ergens in den Oeral, aan het stadsgymnasium studeerde, of, in het land der Tataren, bij haar grootouders op bezoek was. Chronologisch moeten we dit boekje dus vóór het bekende Liefde, Tscheka en dood plaatsen.
Met recht biedt de uitgever ons een 'boek voor kinderen' aan. Kinderen zullen inderdaad, aan deze exotische verhalen vol van geheimzinnigheid, eenvoud en wonderen, zeer veel hebben. Doch ook groote menschen; want de jonge Rochmanowa kan reeds meesterlijk typeeren, peilen, verheffen. En wie het werk ook ter hand neemt, laat zich boeien.
De verluchtingen van F. Van Immerseel zijn wat hard, meestal echter suggestief. De vertaler (L. De Roover, meenen we; zijn naam staat nergens aangegeven!) leverde verdienstelijk werk; hier en daar slechts kon een
| |
| |
vlekje verwijderd worden ('...dat de visschen in het water stonden te slapen', blz. 32). De uitgave zelf bevredigt ons in alle opzicht.
Em. Janssen
S. BARENDS, Viva la muerte! Strijdverzen van Spanje en hier. - De Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam, 1938, 55 blz., ing. f. 0.90, geb. f. 1.40.
George KETTMANN pr., Het erf aan de zee, Gedichten. - De Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam, 1938, 124 blz., ing. f. 1.25, geb. f. 1.75.
Beide verzenbundels zingen zoowat in dezelfde sfeer: geestdrift voor nationaal Spanje, fascisme en Dietschland. Men kan ze dan ook best samen bespreken, ze spreken trouwens over elkaar. Volgens de kaft van nr 2 is het boekje van Barends het 'werk van een jong dichter even vurig en vervaarlijk als de slagen, waarmee Siegfried zijn zwaard smeedde', volgens nr 1 zijn de verzen van Kettman 'niet de gevolgen van een incidenteel dichterschap of van een kunstmatig opgeschroefde geestdrift' maar wel 'de sterke uitingen van een man, die dichter is, altijd, en die zijn leven moet zeggen, zooals het is, een leven, dat zich diep bewust is van het volk, waaruit het is opgekomen, dat weet van den dank, dien het aan dat volk verschuldigd is, en dat, bewust van zijn groote verantwoordelijkheid, de toekomst zoekt voor ons volk'. De lezer zal er meer zeggingskracht dan poëzie in ontdekken. Er staan enkele niet onaardige gedichten in, maar over het algemeen heeft de muze nogal last om de groote stappen van den propagandist te volgen.
L. Vander Kerken
Armand BONI C. SS. R., Als de ziel psalleert. Gedichten op psalmverzen. - Artes, Gent, 1937, 62 blz., Fr. 10.
Armand BONI C. SS. R., Versteende droomen. Verzen. - De Bron, Anderlecht, 1938, 54 blz., Fr. 8.
Als van een pijnlijken plicht kwijten wij ons van deze recensie. Over den aanleg van Armand Boni kunnen noch mogen we, op grond van deze uitgaven, een oordeel vellen; stellig ontwikkelt hij zich niet in de goede richting:
1o Technisch is hij weinig gevormd; voor technische vorming lijkt hij ook weinig te voelen. De onbeholpen eerste strophe van Brief (Verst. dr., blz. 33) moge volstaan ter illustratie:
Vergeeld tot perkament, hij doolde rond
door werelden van noord tot zuid;
die brief, toen ik hem eenmaal wedervond,
ik zal hem nog eens lezen luid,...
2o Inspiratie en stilte zijn vervangen door woeste grepen in een pseudo-visionnaire, lawaaierig-propageerende taalconventie. De aanhef van Populum tuum Domine humiliaverunt (A.d.z. ps., blz. 27) is toch niets méér dan banale propaganda in preektoon:
Wij geloovigen, wij weten de nieuwe goden
van den Olympus, heerschen in zinnengenot.
alle wetten verkrachtend, alle geboden
vertrappend en bevuilend met geilenspot (sic).
3o Hoe weinig visueel de als visionnair voorkomende stukken eigenlijk zijn, moge uit twee verzen blijken:
plots vouwde de wind zijn vleugelslag toe (V.dr., 38)
waar de booglamp straalt van het sterrenlicht (A.d.z.ps., 45)
(cursiveering van ons.)
4o Het voorbeeld bij 2o, het verklarend vers Versteende droomen (blz. 7), vooral de Lofzang van den kunstenaar tot O.L. Vrouw (Ad.z.ps., blz. 55-58) maken duidelijk hoe weinig de auteur, evenmin intuïtief als reflexief is doorgedrongen tot het wezen van de cultuur en kunst in het algemeen, van de christelijke cultuur en kunst in het bijzonder.
Zulke recensie schrijven is misschien pijnlijker dan haar ondergaan. De auteur denke eens even na; hij zal ons begrijpen: dat namelijk deze werkjes van jeugdige onbezonnenheid noch de kunst, noch de christelijke verdieping bevorderen. En dat moet toch gezegd!
Em. Janssen
Beatrijs, voor tooneel bewerkt door Dr. Herman VAN OVERBEKE. - Vermaut, Kortrijk.
In het najaar '38 werd te Knokke-Zoute deze uitnemende Maria-legende opgevoerd door de Vrienden van den Koninklijken Nederlandschen Schouwburg van Gent, onder regie van Dr. Herman Van Overbeke.
| |
| |
Dat deze vertooningen een onvermeend succes mochten genieten is vooral te danken aan de meesterlijke regie en de uiterst verzorgde dramatische bewerking van dezelfde hand. Met deze bewerking heeft Herman Van Overbeke het oude verhaal omgezet in een zeer aanschouwelijk drama, sprankelend van leven, beeldende kracht en diep-aangrijpende tragiek, zonder nochtans - zooals anderen - te tornen aan het hoog bedied, dat de middeleeuwsche dichter aan de volkslegende schonk, toen hij ze heette te zijn:
die God sonder twifel toghede
Ook aan de tekst, met zijn woordkunst, met zijn diep-doorvoeld rhythme, heeft bewerker zich niet vergrepen.
Door het overbrengen op tooneel, volgens de oude wijze, met aanpassing van Middelnederlandsche kerkelijke en wereldlijke liederen, voert hij ons terug in die middeleeuwsche wereld van gebed, zang en spel, en verlevendigt aldus de atmosfeer van de Ridderlijkheid en de Minne, waarin heel het gedicht drenkt. Hij heeft ons dit spel van menschelijke hartstochten en goddelijke bramhartigheid zuiver voor oogen gebracht, geheel in die wereld van overgave aan het kwade, gevolgd door schuldbewustzijn en wroeging in de daad zelf.
Hierom mogen wij Dr. Van Overbeke onzen welgemeenden dank weten, dat hij in dit boekje dit meesterstuk aller Maria-mirakelen voor allen toegankelijk, zeer levendig en aanschouwelijk, heeft gemaakt.
Wij hopen dat, door deze bewerking, de oude legende, die toch ook voor ons nog een ingrijpende tragiek bezit, den weg naar veler hart vinden zal.
A.H.
| |
Kunst.
J. DE KEYZER en Dr. F.J. DE WAELE, Kunstgeschiedenis. - De Standaard, Antwerpen, 1938, 468 blz., talrijke ill., Fr. 45.
Een nieuwe herziene uitgave van de in 1934 verschenen Kunstgeschiedenis van J. De Keyzer. Het boek is bedoeld als een handleiding voor de leerlingen van Middelbaar- en Normaalscholen en als leesboek voor al degenen die belang stellen in de Kunstgeschiedenis.
Ditmaal echter heeft de opsteller beroep gedaan op Dr. F.J. De Waele, hoogleeraar aan de R.K. Universiteit te Nymegen, om het eerste deel, namelijk de Oudheid, te behandelen. Een beteren medewerker had hij voorzeker niet kunnen vinden.
De Kunst van het Nijlgebied, van het Tweestroomenland, van het Syrisch gebied, van Klein Azie, van Iran vormen de vijf eerste hoofdstukken. Telkens worden Land en volk, Geschiedenis, Ontdekkingen, Ruïnen en musea voorop behandeld; dan volgt de uiteenzetting over bouwkunst, beeldvormkunst (neologisme voor 'plastiek'), schilderkunst en toegepaste kunsten. Een duidelijke indeeling; ook een klare uiteenzetting. Toch moeten wij dit voorbehoud maken, dat voor de genoemde gebieden, de gestelde beperkingen den schrijver tot zulke bondigheid verplichtte, dat wel het algemeen karakter, doch niet de evolutie van de kunst in die landen tot haar recht komt. Ook betwijfelen wij dat leerlingen van het Middelbaar- of Normaalonderwijs en zelfs belangstellende lezers in het bezit zijn van de werken naar dewelke verwezen wordt voor de platen; want, evenals de uiteenzetting tot een minimum is herleid, is ook het aantal platen beperkt.
De volgende hoofdstukken: Griekenland en Rome, doen ons die beknoptheid des te meer betreuren, daar de schrijver ons hier een prachtige synthesis biedt, met goed aangepaste platen: deze hoofdstukken zijn de beste van het handboek.
Het tweede deel werd herzien door J. De Keyzer zelf, professor in de Geschiedenis en de Christelijke Archaeologie aan het Klein-Seminarie te Sint Niklaas. Wij hadden, bij het verschijnen van de eerste uitgave, de gelegenheid ons gedacht over zijn werk te zeggen. Het zal dan ook volstaan hier enkele der voornaamste verbeteringen aan te stippen, die de schrijver aan zijn werk bracht.
De algemeene indeeling onderging weinig veranderingen; toch werd een nieuw hoofdstuk, gewijd aan de Vóór-Romaansche kunst, ingeschakeld en werd een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan Classicisme en een ander aan: Romantiek, Realisme, Impressionisme; dit om het verband tusschen de verschillende perioden duidelijker aan te geven. Beeldhouwkunst en Schilderkunst, alsook de Kunst in de Nederlanden worden breedvoeriger behandeld, terwijl de toegepaste kunst en de kunstnijverheid een plaats hebben veroverd.
Ook de boekenopgave werd vermeerderd en een lijst van de plaatsen en gebouwen gevoegd bij de reeds bestaande lijsten der afbeeldingen en der kunstenaars.
| |
| |
Zooals het boek er thans uitziet meenen wij dat het velen dienst kan bewijzen en wij hopen dan ook dat deze tweede uitgave even vlug als de eerste zal uitgeput zijn.
Ad. Jansen
Frans VAN IMMERSEEL, - De Olewagen sage. 5 groote houtsneden 32,5 × 44. - Het Rad, Berchem-Antwerpen, Fr. 150.
In 1935 werd de Olewagen sage uitgegeven door het Davidsfonds. F. Van Immerseel maakte daar houtsneden voor. Thans worden die afzonderlijk en op groot formaat uitgegeven. De houtsnijkunst is altijd volkskunst geweest: nauw aansluitend bij de drukkunst richtte ze zich tot het volk. Als kunstvorm was ze evenwel niet zelfstandig vóór de opkomst van het expressionisme. Dank zij deze kunstrichting werd ze vernieuwd en kwam, volgens een tot andere kunstvakken onherleidbare techniek, tot ongekenden bloei. Niet het minst in Vlaanderen. Daarmee heeft ze evenwel veel van haar volksch karakter ingeboet. De verdienste van V.I. ligt hierin dat hij, werkend volgens de nieuwe techniek, - niet lineair doch naar het principe van de lichtvlakken, - toch gave volkskunst weet te scheppen. Ook het volk zal hem smaken. Wat moet het een genot zijn om voor kinderen... kleine en groote, de Olewagen sage te vertellen op deze prachtig-uitgegeven houtsneden!
E. Vandenhussche
Vincent d'INDY, Introduction à l'étude de Parsifal de Wagner. Verzameling: 'Les chefs-d'oeuvre de la musique expliqués'. - Melottée, Parijs, 1938, 115 blz.
Bij een dergelijk onderwerp mocht men zich, gezien de bevoegdheid van den schrijver, verwachten aan een meesterlijke studie. Helaas! Vincent d'Indy kon nauwelijks de inleiding tot een goed einde brengen; de dood kwam zijn arbeid onderbreken. Het is van de bladzijden, aan welke hij reeds vasten grond gegeven had, dat het ons thans gegeven is, inzage te nemen. De studie is uitgewerkt volgens hetzelfde plan als de andere werken, welke reeds in hoogergenoemde verzameling het licht zagen. Vooreerst geeft zij een korte schets van Wagners leven; daarna de wordingsgeschiedenis van den 'Parsifal', vanaf de eerste gedachten en het geleidelijk tot stand komen van de onderscheiden gedeelten, tot het onthaal dat het meesterwerk in den loop der verschillende opvoeringen ten deel viel; het derde gedeelte zou gewijd zijn aan de ontleding van het libretto.
Vincent d'Indy was slechts met de muzikale uiteenzetting van het eerste bedrijf klaar gekomen, toen de dood hem verraste. Wat men over de volgende bedrijven in zijn nagelaten papieren vond, waren slechts losse schetsmatige nota's. Hoe jammer dat wij liet merkwaardigste en uitvoerigste deel van zijn werk moeten missen. Daarin hadden wij hem tot in zijn minste navorschingen kunnen volgen; daarin hadden wij zijn groote bevoegdheid eerst ten volle naar waarde kunnen schatten. Dit belet ons echter niet, de onafgewerkte studie, zooals ze is, dankbaar te aanvaarden. Menige plaats getuigt van zulk een diep inzicht in het behandelde onderwerp; zij bevat zooveel waardevolle opmerkingen en vingerwijzingen, dat wij ons ten zeerste over het verschijnen er van verheugen. Wel meenen we, dat de schrijver zich vaak te lang opgehouden heeft bij kleinigheden en persoonlijke herinneringen; ook de stijl is niet altijd even verzorgd; maar in het geheel zouden deze kleine onvolmaaktheden vrijwel onopgemerkt gebleven zijn. Het is zelfs waarschijnlijk dat de meester, bij het herlezen van zijn werk, zelf zekere tekortkomingen zou hersteld hebben. In ieder geval is de studie, zooals zij ons thans geboden wordt, uitstekend en allen, die belang stellen in den 'Parsifal', zouden ze moeten leeren keenen.
J.L.
Joep NICOLAS: Wij Glazeniers. - Het Spectrum, Utrecht (Reeks: Schijnwerpers: no 18), 95 blz., 36 illustraties, Fr. 20.
Wij kenden Joep Nicolas door zijn terecht hooggeschatte, moderne glasramen. Wij wisten echter niet dat hij bij zijn titel van glazenier ook dien van schrijver en historicus voegde. In één adem hebben wij dan ook dit werkje gelezen, en het heeft ons niet berouwd. Meer belangstelling wekken door beter begrijpen is het doel dat de kunstenaar beoogt. En zoo krijgen wij; een bondig overzicht van de geschiedenis van de glasramen, een uiteenzetting van de kunstwaarde, een inleiding tot de techniek en een bezoek aan de werkplaats 'in de buurt van het te beglazen gebouw.'
Wie zich een duidelijk beeld wil vormen van het bedrijf en van de kunst der glazeniers, zal in dit boekje zijn gading vinden.
Ad. Jansen
Louis WACHTERS, Jef Denijn en de Beiaard. Verluchtingen van Frans van Immerseel. - Davidsfonds, Leuven, 1938, 101 blz.
Na enkele inleidende hoofdstukjes over de beiaardkunst in 't algemeen,
| |
| |
volgt een biografie van Denyn; frisch en levendig wordt ze verteld, de geschiedenis van den man die haast toevallig met de klokkenkunst begon en langzaan groeide tot den prins der beiardiers. Het boekje sluit met een beklimming van den Mechelschen toren, een bezoek aan Denyn's 'atelier'.
De bevattelijke voorstelling en een aantal luimige anecdootjes, maken van dit boek wat het zijn wou: een inleiding voor de jeugd tot 'n heerlijke en specifiek-vlamsche kunst.
K. Van Isacker
Heinrich LUTZELER, Führer zur Kunst, mit 304 Bildern und 3 farbigen Tafeln. - Herder, Freiburg, XIIII-224 blz., geb. R.M. 7.
De faam die L. door zijn vorige werken 'Einführung in die Philosophie der Kunst' en 'Die christliche Kunst des Abendlandes' ook in ons land reeds verworven heelt, wordt door dit nieuwe werk nog bevestigd. Terwijl zijn eerste boeken beschouwingen waren van meer rechtstreeks philosopischen en kultuur-historischen aard, wil 'Führer zur Kunst' den weg banen tot het concrete kunstwerk als zoodanig. Voor de meeste menschen behoort de kunst tot een vreemd, ver en mysterieus domein, dat slechts door enkele begenadigden mag betreden worden. L. zal ze leeren hoe verkeerd deze opvatting is: hij betoogt de totale vervlochtenheid van kunst en schoonheid in de werkelijkheid van het leven: zij zijn niet een ideëel verheven worden boven de realiteit, maar een heffing van deze realiteit zelf, zij zijn de mensch zelf in het beste van zijn menschzijn.
De vraag die gesteld en opgelost wordt is: wat heb ik aan de kunst en hoe kom ik ertoe? Wars van alle aestheticisme en nuttelooze subtiliteiten is dit boek stralend van waarheid en realiteitszin. Men zal er den diepen zin der kunst in begrijpen, men zal er den weg tot het genieten van het groote kunstwerk in ontdekken, en men zal er ook waardeering en interesse voor de meest zakelijke maar niettemin belangrijke bizonderheden der techniek in leeren.
De meer dan 30 keurige photo's van uitvoerige onderschriften voorzien vormen a.h.w. een boek in het boek, zij stellen den lezer in staat om onafhankelijk van den tekst de groote lijnen van het exposé te begrijpen en zullen na lezing den ganschen inhoud weer levendig en verrijkt evocceren.
In aansluiting met 'Führer zur Kunst' zullen eerlang nog twee nieuwe werken verschijnen 'Die europaïschen Kunststile' en 'Die Einheit der abendlandische Kunst'. Elk der drie werken zal een afgesloten geheel vormen en zal op zichzelf kunnen gelezen worden.
L. Vander Kerken
A.H. CORNETTE, Inleiding tot de oude meesters van het koninklijk museum te Antwerpen. - De Sikkel, Antwerpen, 156 blz., 84 ill., Fr. 38.
Het zal wel lastig zijn een beteren gids te vinden voor een bezoek aan het Muzeum van Schoone Kunsten te Antwerpen, dan zijn hoofdconservator Prof. A.H. Cornette. In dit boek biedt hij den bezoeker geen drooge nomenclatuur aan, maar een geschiedkundig overzicht van de ontwikkeling onzer Vlaamsche Schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw. Ook aan de schilderijen van vreemde schildersscholen wordt een passende plaats ingeruimd, maar het Antwerpsch museum is nu eenmaal liet museum van onze Vlaamsche meesters. Onze schilderkunst begint, bijna miraculeus, met een hoogtepunt: Jan van Eyck, gevolgd door heel de reeks der zgn. 'primitieven'. Daarop volgt een inzinking, een aarzeling, een tasten, onder den invloed van de Italiaansche schilderkunst. Maar weldra verheft zich, torenhoog, de school van Rubens en Van Dyck, waarna een nieuwe trage inzinking die zal duren tot aan de heropleving van de huidige schilderkunst. Prof. Cornette beschrijft met vaste hand het op- en neergaan van deze curve, en weet aan elken schilder zijn plaats aan te wijzen in deze evolutie. Hij ontleedt min of meer uitvoerig vijf honderd schilderijen van het museum, en de honderd ilustraties maken het boek ook zeer bruikbaar voor kunststudie thuis. Deze Inleiding kan evenaren met de beste werken van dien aard door de groote buitenlandsche musea uitgegeven. Wij hopen dat ze zal bijdragen om de kennis van onze kunstrijkdommen en het genot ervan te verspreiden.
M.
| |
Sociologie, Economie.
Prof. Dr. F. VAN GOETHEM en Dr. W. LEEN, Beginselen van sociale wetgeving. - De Standaard, Antwerpen, 1938, 428 blz., Fr. 54.
Slechts twee jaar geleden gaf Prof. Van Goethem voor het eerst zijn 'Beginselen der Sociale Wetgeving' uit. Ze zijn reeds verouderd omdat vooral op dit gebied de wetgever en de uitvoerende macht in de laatste twee
| |
| |
jaar veel nieuws voortbrachten en ook veel van het bestaande wijzigden. Daarom zal deze tweede uitgave evenzeer aan den professor als aan den student welkom zijn, want ze is in de eerste plaats voor hen bedoeld; ofschoon ze ook aan anderen vele diensten kan bewijzen.
Opvatting en indeeling van het werk bleven ongewijzigd, maar deze uitgave doet zich uiterlijk puiker voor dan de eerste en de inhoud beantwoordt aan dien indruk: doordat de nieuwste bepalingen er in verwerkt werden maar ook doordat ze nog klaarder en methodischer voorgesteld worden dan in 1936. Ze maken - zooals reeds toen - niet enkel de voornaamste bepalingen bekend maar laten bovendien hun geleidelijk tot stand komen, hunne beteekenis en onderling verband duidelijk uitkomen.
Dr. K. du Bois
Georges HEYMAN, Voor den Middenstand. - De Sikkel, Antwerpen, 56 blz., Fr. 12.
Deze brochure is bedoeld als en 'post scriptum' bij het werk van den schrijver 'De Middenstand in de Staatshuishoudkunde', dat in het Augustusnummer van Streven werd besproken.
Ze bevat twee voordrachten:
1o) De Middenstand in den strijd om de koöperatieven, waarin de koöperatieven achtereenvolgens in economisch, maatschappelijk en fiscaal opzicht, alsmede in verband met de beroepsorganisatie worden onderzocht.
2o) De Middenstand voor het vraagstuk van de Electricitelt, waarin wordt gehandeld over de wettelijke inrichting, de voortbrenging, het transport, de distributie en de financiering van de electriciteitsnijverhoeid. Schrijver voegt er tevens enkele beschouwingen aan toe over concentratie en monopolies in het algemeen.
In beide voordrachten wordt bijzonder op het gevaar gewezen van staatsplanisme en van monopolies of 'privaatplanisme'.
'De Middenstand moet wettelijk beschermd worden tegen de aanslagen van de grootfinancie... In de vrije economie, met haar altijd verbeterde rechtskaders, liggen de levensbelangen van den middenstand'. Aldus schrijver.
Ook in deze brochure moeten we vaststellen dat de oplossing van het Middenstandsvraagstuk hoofdzakelijk buiten den Middenstand zelf gezocht wordt.
A. Thomas
Adv. Maurits LAMBREGHTS, Antwerpen-Rotterdam. Een pleidooi voor samenwerking. - Lanno, Tielt 115 blz., Fr. 24.
De mogelijkheid van een samenwerking tusschen én Antwerpen én Rotterdam wordt thans fel besproken; zoowel in Holland als in België hebben verscheidene economisten dit vraagstuk reeds grondig bestudeerd. Aan de doelmatigheid van zulk een samenwerking wordt niet getwijfeld, maar de te gebruiken middelen schijnen niet zoo voor de hand te liggen. In zijn 'pleidooi' biedt advocaat Lambreghts ons een volledige uiteenzetting van den toestand; zijn vergelijkende beschrijving van beide havens is bijzonder ophelderend. Een oplossing zou volgens schrijver te vinden zijn in het vormen van een Havenschap tusschen Antwerpen en Rotterdam; deze zou de havenbedrijvigheid beheeren op basis van de organische functieverdeeling van de goederen volgens hun aard en bestemming. De practische uitvoering daarvan zou vergen dat België en Holland door een tolunie in een economisch complex zouden aangesloten worden. Voor zulk een tolunie zijn de zakenmiddens reeds gewonnen, zooals een onlangs gehouden referendum duidelijk liet blijken; voorloopig liggen vooral politieke redenen in den weg van deze gewenschte samenwerking.
L. Baudez
August R. VON KRAL, Le Pays de Kamal Atatürk. - Wilhelm Braumüller, Weenen, 1938, 301 blz., R.M. 7,50.
Turkije, ter dood veroordeeld door de Bondgenooten, reeds grootendeels onder hen verdeeld en door hunne legers bezet, stond op, verdreef den vijand, brak met het eigen verleden af om zich te moderniseeren en schijnt nu stevig ingericht en economisch bloeiend. Het dankt zijne opstanding en nieuwe inrichting grootendeels aan Kamal Atatürk of - vóór dat hij, in 1934, zijn naam veranderde - Mustapha Kemal.
Hier worden ons de bevrijdingsstrijd, de politieke en sociale hervormingen, de politieke en de economische inrichting en toestand van het land beschreven.
Wij vernemen vele bijzonderheden, maar voelen aan dat de lezer moet wikken en wegen om niet altijd even geestdriftig te zijn als de schrijver; en ook dat de toestand waarschijnlijk niet altijd zoo heerlijk is als het ons voorgehouden wordt.
Het werk verscheen eerst in het Duitsch; de ons aangeboden vertaling la van Dr. A. Robert, Leeraar te Weenen.
K.B.
| |
| |
Dr Kurt REBER, Das Notrecht des Staates, die schweizerische Verfassungspraxis, Notrecht und Verfassungsrecht, Die Gesetzgebungspolitische Aufgabe. - Polygraphischer Verlag, Zürich, 1938, 111 blz., Zw. Fr. 4,50.
'Nood dwingt'; soms ook voor de staatsmacht die tegen den letter in van wet en zelfs grondwet moet optreden, tot heil van het vaderland. In verband met dat 'Notrecht' kan nagegaan worden, of in welke maat de Staat in een bepaald geval zich op dwingenden nood mocht beroepen, of nog van welke natuur dat 'Notrecht' is. De schrijver doet vooral dat laatste in deze streng-logische en diepgaande studie, naar aanleiding van de crisis-wetgeving der Zwitsersche Federatie sedert 1930.
Het vaststellen dat de staatsmacht verplicht werd tegen de bepalingen der grondwet te handelen, bracht Zwitsersche staatslieden er toe voorstellen te doen om aan het noodrecht zelf in de grondwet een plaats in te ruimen. Dr. Reber eindigt zijne studie met deze te onderzoeken en van de hand te wijzen om vervolgens maatregelen voor te stellen ten einde, zooals hij het uitdrukt, negatief het noodrecht te regelen.
Specifiek Zwitsersche toestanden worden hier kritisch onderzocht; de voorgebrachte besluiten zijn dan ook van denzelfden aard, ze zijn echter vingerwijzingen nuttig ook buiten Zwitserland.
Dr. K. du Bois
Lionel ROBBINS, L'économie planifiée et l'ordre international. - Librairie De Médicis, Parijs, 1938, 282 blz., Fr. Fr. 33.
Bestrijding der planmakerij; bijzonder radikaal, hevig, zeer theoretisch en zonder voldoende schakeeringen en voeling met de concrete werkelijkheid. De nadeelen der plan-economie en de voordeelen van de vrijheid door het Liberalisme geschonken worden naar voren gebracht maar enkel de nadeelen van het eerste en de voordeelen van het tweede stelsel. Ten slotte wordt gepleit voor een internationalisme dat de zorg voor 's lands welzijn nagenoeg geheel verwerpt.
K.B.
Fritz RENKEN, Der Handel der Königsberger Grossschäfferei in Flandern um 1400 (Abhandlungen zur Handels- und Seegeschichte, uitgegeven door F. Rörig en W. Vogel, Bd. V). - Hermann Böhlau, Weimar, XII-177 blz.
Onder de handelsmachten die gedurende de Middeleeuwen de economische grootheid van onze gewesten bewerkten, was de Duitsche Hansa wel de voornaamste, en in het kader van den Hansa-handel bekleedde de half-militaire, half-religeuze orde der Duitsche ridders uit Pruisen een vooraanstaanden rang. De studie ervan was des te interessanter daar de Duitsche Orde, ook wat haar politieken en socialen opbouw betreft, wellicht een unicum uitmaakt in de geschiedenis van het christelijke Europa, en dat geheel haar bedrijvigheid van deze structuur haar kenmerkende eigenschappen ontving. De hoofdtrek ervan was de centralisatie. Het materieel beheer van de Orde was toevertrouwd aan twee 'Grossschäffer' (groot-intendanten); de eene te Marienburg voerde voornl. hout en graan uit, de andere te Königsberg verzond, benevens koper, was, pelsen en vooral amber. De handel nu in deze koopwaar, doorheen geheel de cultuurgeschiedenis een der meest vooraanstaande sieraden, was ongemeen druk met het graafschap Vlaanderen, waar het 'goud van de Oostzee' werd bewerkt en verder over geheel de Christenheid verspreid. Het is wel niet de minst belangwekkende zijde van dit boek dat het voor het eerst toelaat, aan de hand van de Pruisische bronnen, een duidelijk beeld, ja zelfs een statistisch overzicht van dat gedeelte van onze Middeleeuwsche economie te schetsen, dat tot hiertoe op de al te karige gegevens van de Vlaamsche archieven was aangewezen, en dienvolgens zeer algemeen moest blijven. Hetzelfde geldt voor de kennis van de terugvracht - vooral lakens en specerijen - van de Pruisische monniken-ridders-handelaars. Het is het lot van een transitogebied, zooals het onze, dat zijn economische geschiedenis aan de hand van vreemde bronnen moet worden geschreven. De studie van Dr R., een model van economisch-historisch onderzoek, is een kostbare aanvulling van een gevoelige leemte. Zij weze een voorbeeld dat nagevolgd wordt. Niet alleen Schr.'s vaderland
maar ook het onze zien ermede hun historie een merkelijken stap vooruit zetten.
Prof. Dr. A.J. Van Houtte
Alfred THORAN, Velhagen und Klasings Neuer Wirtschaftsatlas. - Velhagen und Klasing, Bielefeld-Leipzig, 1938, 64 blz., kaarten, R.M. 3,60.
In onderhavigen atlas zijn verschillende gedeelten te onderscheiden, waarvan
| |
| |
de behandeling op een vrij ongelijk peil staat. Waar het over Duitschland gaat heeft men alle redenen om tevreden te zijn: natuurlijke en bevolkingsvoorwaarden, verbreiding van de voornaamste producten van land- en mijnbouw, verkeerswegen en standplaatsen van de voornaamste nijverheden, richtingen en volume van den Duitschen buitenlandschen handel, vergeleken met dezen van Frankrijk, Groot Brittannië en de V.S.A., worden zeer uitvoerig behandeld (blz. 1-33). Wat echter de Europeesche landen buiten Duitschland betreft, is de voorstelling vlakaf onduidelijk: één landbouwen één nijverheidskaart, waarop geen quantitatieve aanduidingen worden verstrekt, ziedaar geheel de oogst. De andere werelddeelen krijgen ieder slechts een karton, maar een aantal wereldkaarten van de productie der bizonderste goederen, voorziet grootendeels in de leemte; de betrokken gebieden zijn immers uitgestrekt en gemakkelijk van malkander te onderscheiden. De gegevens aangaande de Europeesche kleinstaten-mozaïek daarentegen moeten op een zoo kleine ruimte noodzakelijk ineenloopen. Wij zouden verder kunnen de kruisvraag stellen van ieder economisch probleem: en het verbruik? Maar zoover staan wij nog niet, en de uitgebrachte kritiek belet niet het hier gepresteerde werk te waardeeren. Want waar is er, in het bereik van ieders middelen, iets beters? Wij hoeven dan nog niet erbij te voegen: in eigen land?
J.-A.V.H.
Louis FRERE, Etude historique des sociétés anonymes belges, Bd. I. - Z.p.n.d., 1938, 156 blz., niet in den handel.
Het is het doel van Schr. het ontstaan en de ontwikkeling van de N.V., alsook de politieke en economische factoren die erop invloed uitoefenden te bestudeeren. Het plan is chronologisch, en de vennootschappen worden aangehaald volgens den datum van haar oprichting, in het hier besproken deel vanaf het begin (1819) tot aan de stemming van de wet over de N.V. (1873). Al is deze wijze van uiteenzetting weinig overzichtelijk - maar daarin kan een synthetisch besluit verhelpen - wij worden hier begiftigd met een inlichtingsbron van het beste gehalte voor de geschiedenis, niet alleen van de finantieele structuur, maar tevens van geheel het economisch leven van ons land gedurende de 19e eeuw.
J.-A.V.H.
Dr. K. PINXTEN, pr., Kultuur en economie in Vlaanderen. - Gudrun, Brussel, 1939, 32 blz., Fr. 3.
Een noodkreet en een wekroep. Ze komen van iemand die Limburg door en door kent: zijn proefschrift: 'Het Kempisch Steenkolenbekken', waarvan een bijgewerkte tweede uitgave zoo juist van de pers komt, bewijst het ons; daarom is deze brochure van groote beteekenis en trekken wij de aandacht onzer lezers er op. Ze laat uitkomen dat in Vlaanderen, maar in de eerste plaats in Limburg, de economie haar rol niet vervult: ze strekt er niet tot cultureelen opbloei van 't Vlaamsche volk, zooals 't in vroeger eeuwen geschiedde; 'toen wij economische macht bezaten, waren wij een rijk kultuurvolk; thans zijn wij een arm kultuurvolk'. Waarom? E.H. Dr. Pinxten zegt het ons klaar en kernachtig, om ons, en meer in 't bijzonder den Limburger, op zijn plicht te wijzen.
Dr. K. du Bois
| |
Toegezonden boeken
J. VAN SIGHEM en L. DOBBELEERS, Taaldroppels. - J. Van In & Co, Lier, 126 blz.. |
De leerstellige grondslagen van onze standpunten tegenover het politieke regime en de politieke partijen. - Secretariaat van het A.C.W., 20 blz.. |
Dr. P.D.C., Socialisme en godsdienst. - Persbrochure nr 1, Mannenverbondsuitgave, Roeselare, 32 blz., Fr. 2,50. |
|
|