| |
| |
| |
Indische kroniek
De Maharaja van Baroda
door J. Theyskens S.J.
'Baroda ka Maharaja margaya' - 'De Maharaja van Baroda is overleden'. - Waar? Waarvan of waaraan? Hoe? - De radiogram zegt het niet. Radiograms zijn uiterst lakoniek.
Belgische bladen hebben dit overlijden ook aangekondigd, heel terloops; sommige voegden erbij dat de Maharaja gestorven was te Bombay, meer niet; andere dat hij 70 jaar oud was, (wat niet heelemaal juist is; hij was geboren in 1863); enkele repten een woordje over zijn fabelachtigen rijkdom, (meer werkelijk dan fabelachtig); weinige meldden ietwat over den man zelf en zijn werk. Wat me niet verwondert: we leven hier toch zoo ver van Indië en weten zoo bitter weinig van het reusachtig Hindoustan.
'Baroda ka Maharaja margaya' - 'De Maharaja van Baroda is overleden'. Mij heeft dit overlijden diep getroffen. Ik had den Maharaja leeren kennen, toevallig eerst, gedurende een zijner bezoeken te Calcutta, - (in 't winterseizoen, 't aangenaamste seizoen in Bengalen, wordt de grootstad Calcutta, de stad der paleizen, druk bezocht door rajas, maharajas, maharajadhirajas, enz., enz.); die toevallige kennismaking rijpte tot een warme genegenheid: de Maharaja was me een vriend, een trouwe vriend.
Zijne Hoogheid - ('k zal U zijn volledige naam maar opgeven, schrik niet voor de lengte van dien naam) - Zijne Hoogheid Farzand-i-Khas-i-Dowlat-i-Englishia, Maharaja Sayaji Rao III, Gaekwar Sena Khas Khel, Samsher Bahadur, G.C.S.I., G.C.I.E., LL.D. was een prins, de 'deken' der Indische prinsen, een koning 'raja', een grootkoning 'maharaja', met de rajas en maharajas van Mysore, Hyderabad, Cashmir en Gwalior, de voornaamste der meer dan 400 Indische prinsen en rajas.
Een rijke prins, een schatrijke prins, ja. - Zijn jaarlijksch inkomen beliep 't rond sommetje van £3.000.000 (drie millioen pond sterling, zoowat vierhonderd en twintig millioen Belgische
| |
| |
frank); zijn fortuin werd geschat op £80.000.000 (tachtig millioen pond sterling, ongeveer elf milliard twee honderd millioen Belgische frank); onder andere juweelen bezat hij een diamanten halssnoer van de waarde van £200.000 (twee honderd duizend pond sterling, zegge: acht en twintig millioen Belgische frank), een tapijt van stofpareltjes, twee kanonnen van solied goud, en twee van solied zilver, enz., enz... Het fabelachtige van de 'Duizend en Een Arabische Nachten' was bij hem werkelijkheid.
Een schatrijke prins; ook een machtige prins. In den Baroda Staat, - een eigenaardige Staat gelegen gedeeltelijk in Gujerat, gedeeltelijk in Kathiawar, ten Noorden van Bombay, en bestaande, om zoo te zeggen, uit vier duidelijk van elkaar gescheiden landgebieden: het Zuidergebied van Navsari dichtbij de monding der Tapti rivier, meestendeels omringd door Britsch grondgebied; het meer specifieke Baroda-gebied, ten Noorden der Narbada, waarin Baroda, de hoofdstad; het Mehsana gebied, ten Noorden van Ahmedabad, en het Amreli en Okhamandal gebied in het schiereiland Kathiawar; - in dien Staat van Baroda was de Maharaja almachtig. En geenszins enkel omdat hij zijn eigen leger had, maar ook en vooral omdat èn de wetgevende èn de uitvoerende macht, zooniet theoretisch, dan toch praktisch in hem samensmolten. In de administratie van den Staat werd de Maharaja, wel is waar, geholpen door een 'Executive Council' bestaande uit den Dewan, of Minister als Voorzitter, drie Naib Dewans of afgevaardigde ministers en twee andere leden, en door een 'Legislative Council', bestaande uit een-en-dertig leden, met den daarinbegrepen Dewan als Voorzitter; de beslissingen van beide 'Councils' waren echter voor den Maharaja ten hoogste maar raadgevingen.
Gelukkig voor Baroda, had die schatrijke, praktisch almachtige vorst groote hoedanigheden. - Hij had zijn gebreken. Natuurlijk. Wie onzer heeft geen gebreken, en wij zijn kristenen. Hij, hij was en bleef een heiden, een volbloed heiden. - Niettegenstaande èn zijn grooten rijkdom èn zijn overgroote macht, (echt Oostersch allebei) had hij toch - dat verdient onderlijnd te worden - hoedanigheden, groote, flinke hoedanigheden.
Zijne politiek - zoowel buitenlandsche als binnenlandsche - was wijs, voorzichtig, en toch aandurvend, groot in den volsten zin des woords. Daarvan getuigden het vertrouwen
| |
| |
dat de Indische Prinsen in hem stelden en de eensgezindheid met dewelke ze hem als een hunner bekwaamste woordvoerders verzochten de 'Round Table Conference' bij te wonen in Londen in 1930 en 1931; daarvan getuigden ook de gehechtheid en gehoorzaamheid zijner 2.443.000 onderdanen, die fier gingen op al het heerlijke en schoone dat hun vorst voor hen had verwezenlijkt.
Hij verdeelde zijn Staat in Prants, ('k zou zeggen: distrikten), de Prants in Mahals (grootsteden) en Peta-Mahals (kleinere steden en dorpen); een indeeling die het leven der inboorlingen sekuurder maakte en geruster; geen kleinigheid in Indië. De hoofdstad Baroda (112.862 inwoners) begiftigde hij met een publiek park, schoone publieke gebouwen, een museum met heerlijke Rajput- en Mohul-kunstwerken, en talrijke Hindoesche Tempels, deze laatste ten zeerste in den smaak der bevolking waarvan de vier vijfden den Hindoeschen godsdienst aankleven. Hij liet spoorwegen aanleggen: naast de 320 kilometers spoorwegen der private maatschappijen B.B. & C.I. Railway en Tapty Valley Railway, bezit nu de Baroda Staat zelf meer dan 1156 kilometers spoorwegen; nog eens geen kleinigheid in Noorder Indië. Op de Kathiawar kust, in den golf van Cutch, opende hij de haven van Okha. De teelt van rijst, ricinusolie, papaver, suikerriet, maïs, enz., enz. die 63 percent der bevolking moet onderhouden, vond bij hem steeds aanmoediging en hulp. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaring schonk hij eene som van een crore roepies, zegge: honderd lakhs of ongeveer honderd en twintig millioen Belgische frank, waarvan de interest dienen moest tot verbetering en verheffing van landbouw en landbouwers. Door zijn krachtdadig toedoen kwamen 1.125 cooperatieve vennootschappen met 55.000 leden tot stand en werd een Departement van Handel en Nijverheid opgericht waaraan de Baroda Staat dankt dat hij nu roemen mag op eigen handweverijen, gedrukt katoen, lakwerken, huidevetterijen, enz., enz. De Baroda Bank, Ltd., gesticht dertig jaar geleden, telt nu 21 bijbanken en wordt met rede aanschouwd als een der vooraanstaande private banken van geheel Indië.
'Baroda ka Maharaja margaya' - 'De Maharaja van Baroda is overleden'. Hij was groot, ja, en wijs, spijts zijn overgrooten rijkdom en overgroote macht, niettegenstaande gebreken, de gebreken van een mensch, de gebreken van een
| |
| |
heiden. Ik persoonlijk zal hem blijven gedenken om zijn schitterende diensten op intellectueel gebied, voor 't welzijn zijner onderdanen. Hij hield er aan; en, wat het hem ook kostte, hij bereikte zijn doel... in den Baroda Staat zou men niet achterlijk blijven bij gebrek aan gelegenheid tot een degelijk onderwijs. Het lager onderwijs wilde hij verplichtend en kosteloos. Gevolg? Er zijn nu 2284 lagere scholen met 237.408 leerlingen, d.i. 75 per cent der bevolking van schoolgaanden ouderdom. De Staat onderhoudt honderd en elf middelbare scholen, verschillende colleges, vakscholen, nijverheidsscholen, een wetenschappelijk Instituut, normaalscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen; het Baroda College, aangesloten bij de Universiteit van Bombay, enz., enz., een groote bibliotheek, 46 stadsbibliotheken, 1017 dorpsbibliotheken en 276 rondreizende bibliotheken. Nog eens wat dat alles beteekent in Noorder Hindoestan beseft enkel ten volle wie Indië kent en Indische gewoonten en Indische zeden.
'Baroda ka Maharaja margaya' - 'De Maharaja van Baroda is overleden'. - Ik persoonlijk zal hem blijven gedenken vooral ter wille van zijn gemoedsstemming tegenover mij en mijn werk als missionaris te Calcutta. Zijn begrip van onzen katholieken godsdienst, zijn welwillendheid tegenover onze zendelingen in 't algemeen zouden best in 't licht gesteld kunnen worden door de missionarissen werkzaam in Baroda zelf. Mijn persoonlijke indruk dienaangaande is deze: onze godsdienst in zijn geheel beschouwd, het werk onzer katholieke zendelingen in zijn geheel beschouwd, dat alles liet den Maharaja betrekkelijk onverschillig ('k heb het reeds gezegd: hij was en bleef een volbloed heiden); van dien godsdienst en van dat werk wist hij nochtans 't schoone te waardeeren waar persoonlijke vriendschap hem aanzette het in acht te nemen. Dit heb ik meer dan eens ondervonden. Alhoewel ik absoluut niets te doen had in Baroda of in den Baroda Staat, (onze missie van Calcutta waar ik werkzaam was ligt zoowat 2154 kilometers van Baroda), alhoewel hij er dus niet het minst belang bij had, toch behandelde de Maharaja mij onmiddellijk als een vriend, wel wetend nochtans wie ik was en wat ik was. Telkens hij naar Calcutta kwam, hield hij er aan me te zien, hij stelde belang in mijn apostolaat, niet theoretisch alleen maar ook praktisch: meer dan eens kwam hij me ter hulp voor de armen
| |
| |
mijner parochie, of voor onze scholen, ja zelfs voor mijn kerk: deze laatste hielp hij me heropbouwen, met uitdrukkelijk verzoek nochtans er niets van te gewagen, ('k heb dit verzwegen gedurende zijn leven, hij zal me mijn spreken nu wel vergeven). Zou zijn belangstelling ooit abstract geworden zijn? 'k wil zeggen, een belangstelling in onzen godsdienst en ons werk als dusdanig, afgezien van den persoon van den missionaris? Dat weet God alleen. Mijn vertrek uit Indië en terugkeer naar België in den herfst van 1934 hebben daartoe zeker niet geholpen. Dat heeft hij me meer dan eens laten verstaan. Mijzelf toch bleef hij, zelfs hier in België, een trouwe vriend. Daarvan getuigde zijn belangstelling gedurende mijne ziekte de eerste maanden na mijne terugkomst, daarvan getuigde vooral zijn herhaald verzoek België toch maar te verlaten en te gaan wonen in Baroda. Heiden als hij was, begreep hij natuurlijk weinig of niets van 't kloosterleven, en de kloostergelofte van gehoorzaamheid die ons houdt waar onze oversten ons houden willen.
'Baroda ka Maharaja margaya' - 'De Maharaja van Baroda is overleden'. - Hij was een groot prins, een rijke prins, een machtige prins, een wijze prins, en - daar blijf ik ook 't gevoeligst aan - voor mij een vriend, een trouwe vriend. Geboren den 10en Maart 1863, beklom hij, nog minderjarig, den 27en Mei 1875 den troon; hij regeerde van af 1881. Zijn eerste opvoeding was privaat; in 1880 huwde hij Shri Chimnabai Saheb, prinses van 't huis van Tanjore. Deze overleed in 1885. Datzelfde jaar huwde hij Shri Chimnabai Saheb, van 't huis van Ghatje. Zijn troonopvolger is zijn kleinzoon Gaekwar, Pratapsinha Fatehsinha, Yuvrag van Baroda, geboren den 29 Juni 1908. De jonge maharaja studeerde op het Baroda College, te Baroda, op het Deccan College, te Poona, te Temple Gove, Eastbourne, in Engeland, en aan de Universiteit van Bombay, en vervulde reeds verschillende belangrijke posten onder het waakzaam oog van zijn grootvader. Hij huwde Shrimati Shanta Devi, die hem een zoon gaf, Fatehsinha, en vier dochters: Mrinalini, Pramila, Raje en Sarla Devi. Den nieuwen maharaja ken ik niet. Hij is nu reeds even rijk en waarschijnlijk even machtig als zijn grootvader: moge hij ook even wijs zijn, voorzichtig en aandurvend, en tegenover de Kerk en haar zendelingen, tolerant, zoo niet vriendelijk.
|
|