Streven. Jaargang 6
(1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
Atus en Kubele
| |
IVooraan in zijn boek plaatst de auteur een tekst die, veel later (blz. 320), het besluit er van zal inleiden: 'La vie de la plupart des hommes est un chemin mort et ne mène à rien. Mais d'autres savent, dès l'enfance, qu'ils vont vers une mer inconnue. Déjà l'amertume du vent les étonne, déjà le goût du sel est sur leurs lèvres - jusqu'à ce que, la dernière dune franchie, cette passion infinie les soufflette de sable et d'écume. Il leur reste de s'y abimer ou de revenir sur leurs pas' (blz. 7). Blijkens den contekst van blz. 320, past deze voorstelling onmiddellijk op de jonge vrouw Rose Révolou. Kind nog werd | |
[pagina 380]
| |
zij, de eenige dochter van Notaris Oscar Révolou, hard behandeld door haar moeder. Na het bankroet en den zelfmoord van haar vader, houdt zij, als bediende in een boekhandel, moeder en broeders recht. Haar verloving met Robert Costadot, waardoor de familie haar vroeger aanzien grootendeels zou herwinnen, wordt door hem, laaf en laf, verbroken. Zij verliest ook contact met haar jonger broer; zij kan niet verhinderen dat deze met de dochter van hun zaakwaarnemer trouwt; geen goedheid kan de tragisch-dreigende jaloerschheid van haar schoonzuster bedaren. Rose moet vertrekken; 'il fallait retrouver ce chemin (de la mer)' (blz. 321). Ook een ander treedt op de zee aan en verdwijnt in de branding: de jonge Pierre Costadot, de dichter van Atys et Cybèle. Zijn eigen ontwikkeling ligt gesymboliseerd in den herder Atus, terwijl de hem minnende godin Kubele de aarde verbeeldt. Geleidelijk vervreemdt Atus van Kubele; evenzoo beslissen twee ontmoetingen over het lot van den dichter. Hij ontmoet Rose Révolou, juist wanneer haar verloofde (zijn broer) haar verstooten heeft: dan verlaat hij het ouderlijke huis (blz. 193-194); - hij ontmoet Louis Landin, hij vergezelt hem op den avond waarop deze vermoord wordt: dan neemt hij dienst bij de 'Chasseurs d'Afrique'Ga naar voetnoot(2); in Afrika wordt hij 'lijdend en gelukkig' (cfr. blz. 307-308). Wij noemden reeds Louis Landin: deze was, bij Notaris Révolou, de eerste klerk; later maakte hij fortuin te Parijs waar hij vermoord werd. De notaris beschouwde hem als 'l'immonde' blz. 98); anderen noemden hem 'l'immolé' (blz. 297). Zijn cadaverische dienstbaarheid had, bij zijn meester, alle gewetensbezwaar weggenomen; hij was de riool, waarin de rijke genieter alles uitstorten kon. Aan die rol van slafelijken verleider ontkwam hij nooit; misschien werd hij er om vermoord; - maar zijn laatste gezel Pierre Costadot doorzag het geval, en de auteur Mauriac vat het zoo samen: 'Un cas extrême, sans doute, mais qui illustre un état de fait, | |
[pagina 381]
| |
une réalité coutumière, aux manifestations innombrables, depuis qu'il existe des hommes. L'enfer éternel commence dès ici-bas, dès leur naissance pour ceux que les théologiens damnent, et dès avant leur naissance' (blz. 290). Drievoudig loopt dan, doorheen den roman, de 'weg naar de zee'. Daar is de weg van den slaaf Landin, van den man die geen eigen leven leidt (cfr. blz. 14); en deze weg loopt, door ontkrachting en bezoedeling, uit in de doode zeeGa naar voetnoot(3). - Daar is de weg van den dichter Pierre Costadot, die, jong nog, slechts een dubbel middel ziet om het aanschijn der aarde te vernieuwen: 'la révolution... ou Dieu' (blz. 43); en die, na pijnlijke ervaring, van den kleinzoon van Renan meent te ontvangen 'cette croix et cette épée confondues', welke hij, gelijk bijna al de jongeren van zijn tijd en van zijn ras, onwetend in zich droeg (cfr. blz. 295). Onopgemerkt op dieperen achtergrond, voegen wij er thans den oorlog bij, die, voor geheel deze generatie, de bestemming tot het offer zal voltrekken. - Daar is nog de weg van Rose Révolou. Door haar moeder, haar verloofde, haar broer, haar schoonzuster om de beurt verstooten, ja uitgestooten, gaat zij, zich offerend, een donkere toekomst in. Zij ziet slechts één stap voor zich uit: dat is haar een voldoende vrede (cfr. blz. 321-322). Veelvuldig is het licht, op Mauriac's levensinzicht en arbeid hierdoor geworpen. Eén woord - de titel van een zijner romans - vat geheel zijn intuïtie samen: destins. Ieder mensch heeft zijn bestemming: voor velen een banaal vergroeien met een klein plekje grond, met een paar zondige gewoonten; voor sommigen een losgerukt worden uit alle kaders, een zwalpen op de eindeloosheid. De groote factor van dat alles is de genade, bij sommigen doeltreffend, bij anderen alleen voldoende; en de boosheid en de barmhartigheid beheerschen, ieder voor een deel, het heelal. Ook het spel der karakters is onderworpen aan die hoogere machten. Of liever: het karakter is de zaadkorrel die de genade of de boosheid zal doen ontkiemen en opgroeien tot wiegelenden halm of tot verstikkend onkruid. En op het wijd uitgestrekte veld van de wereld staat, overal, onkruid onder de tarwe. | |
[pagina 382]
| |
Ziehier dan Mauriac's arbeid. Hij ziet typen die hun bestemming in zich dragen: intuïtief volgt hij die bestemming; artistiek beeldt hij haar uit, getrouw en oprecht. In zijn werk stapelen de mysteriën zich op: zonde en verlossing, lijden en liefde; - zoo openbaart zich het leven, zoo openbaart het de kunstenaar.
* * *
Langs een andere zijde beproeven wij het werk en zijn geest te benaderen: in zijn constructie en ontwikkeling. Op de familie Révolou valt vooreerst het licht. Minder op den notaris, wiens débâcle en zelfmoord de tragische inzet zijn van het geheel verhaal; meer op de moeder JulienneGa naar voetnoot(4) en op de drie kinderen: den onbeduidenden Julien, - de vinnige, geleidelijk heldhaftige Rose, - den niet onsympathieken, zinnelijk-jaloerschen Denis... Tegenover deze groep, door allerlei banden er mede vereenigd, staat de familie Costadot: de moeder Léonie, harteloos uit geldzucht, - de genieter Gaston, - de weifelaar Robert die tenslotte eveneens genieter wordt, - de dichter Pierre die zich naar de heldhaftigheid toekeert... Volkomen symmetrisch beantwoorden de groepen aan elkander; als ebbe en vloed geschiedt het inwerken van de eene op de andere. Jaren geleden was het huwelijk met Oscar Révolou, voor Lucienne, de eerste triomf geweest op de met haar wedijverende Léonie; vreeselijk komt nu de dubbele weerwraak aan: de oudste Costadot ontneemt aan Révolou zijn maîtresse, met wie deze zich, ook finantiëel, had gecompromitteerd; de moeder zelf perst, bij de notarisvrouw, op het oogenblik van het bankroet nog 400.000 Fr. af. Automatisch volgt dan de moreele weerslag: de twee jongste kinderen Costadot blijven de kinderen Révolou getrouw, Robert als verloofde van Rose, Pierre als vriend van Denis. - Een tweede maal haalt de moeder haar slag thuis: Robert verbreekt de verloving, terwijl ook de vriendschap niet duren kan. Doch weer verliest zij er alles bij: Robert ontsnapt haar en gaat den weg van zijn ouder broer op; walgend verlaat Pierre het ouderlijke huis, langzaam bevroedend zijn affiniteit met Rose: een soortgelijke levensbestemming. - Veel eenzamer en veel meer ontgoocheld sterft, nog | |
[pagina 383]
| |
vóór Mme Révolou, Mme Costadot; weer tot welstand gekomen, kan haar mededingster, met een oppervlakkige tevredenheid, weemoedig heengaan. - Eén band bestaat tenslotte nog: de gescheiden liefde van de twee dolenden, de zoekenden naar verzadigende liefde: Rose en Pierre. Tusschen beide familiën in, het individu '(qui) n'a pas de vie propre' (blz. 14), Louis Landin! Révolou heeft hij tot den zelfmoord gevoerd; zijn eigen dood leidt Pierre Costadot tot aan den drempel van het reddend besluit, en wederkeerig heeft diens laatste bekentenis misschien zijn eeuwig heil bewerktGa naar voetnoot(5). Wij leven voor ons niet alleen; hoe individueel ook, onze bestemming verbindt ons met elkander. In het goede of in het kwade, - alles reageert op alles. Alle menschenlevens vormen één kluwen, één lichaam met allerhande organen, door bovenmenschelijke machten gedreven of bedreigd. Een klein gedeelte slechts van dat universeele organisme wordt, in een verhaal, vertoond: een klein gedeelte dat min of meer een geheel vormt; en altijd suggereert de eindelooze deining de wisselwerking tusschen die enkele daden en gestalten, en de algeheele menschheid. Door geheel het verhaal - ineens wordt het nu duidelijk - waait de zilte zeewind: 'déjà l'amertume du vent les étonne...'; drie geweldige stormrukken vooral gaan er, verwoestend en bevrijdend, doorheen. Het zijn: de bankroet en de zelfmoord, de verbroken verloving, het huwelijk van Denis Révolou; telkens vernielen zij voor Rose Révolou alle hoop, telkens openen zij vluchtig een nieuwen horizon. Ook Pierre Costadot dankt, aan de eerste twee tragische schokken, zijn geleidelijke bevrijding; | |
[pagina 384]
| |
langs een hem eigen weg overschrijdt hij het laatste duinGa naar voetnoot(6). Het toeval schijnt het verloop der feiten te beheerschen; vooral de toevallige ontmoetingen werken, meer dan eens, beslissend door (zie vooral blz. 195..., 272...). Neen, niet het toeval; het Noodlot of de Voorzienigheid, en elk van beide namen zegt te veel en te weinig. Het Fransche woord destinéeGa naar voetnoot(7) voldoet beter; van daaruit tot de Liefde is, voor Mauriac, de weg heelemaal niet lang!
* * *
Nog is alles niet klaar geworden. Een derde convergeerend onderzoek, uitgaande van Mauriac's symbolisme, verdrijft, hopen we, de laatste nevels. Evenals veel andere werken van hem, draagt dit boek een symbolischen titel; hier zooals elders ligt de kracht van den auteur in de intuïtieve intensiteit, die werkelijkheid en symbool doet versmelten in een waarheid even eindeloos als concreetGa naar voetnoot(8). Zeer veel van de symbolen zijn praegnant aangewende metaphoren. Deze titel b.v., want de materieele zee is in het boek | |
[pagina 385]
| |
nergens nabijGa naar voetnoot(9). Wél nabij zijn de stadsbeelden van Bordeaux en Parijs; meer nog het land omheen Bordeaux met het eigendom LéognatsGa naar voetnoot(10). Land en steden leven heel de tragedie mee: stomme getuigen die met gepaste stemmingen de menschelijke begroetingen omgeven; altijd aanwezige factoren die houding en gang bij de personages gedurig beïnvloeden (om de beurt wordt hier Léognats toevlucht, ontgoocheling, opstanding, scheiding der harten); een beeld van geuren en kleuren, dagen en nachten, verlokking en veiligheid! In en door den mensch krijgt de natuur waarde en beteekenis; maar alles er van neemt deel aan de lotgevallen der menschheidGa naar voetnoot(11). | |
[pagina 386]
| |
Mauriac voelt dus kosmisch; doch de wereld waarin hij zich thuis weet, is nogal beperkt: even beperkt als het tooneel waar de intrigues zich afspelen, - als het getal der typen die, onder verschillende namen, altijd weer optredenGa naar voetnoot(12). Mauriac zoekt niet naar verscheidenheid, niet naar materiëele verruiming. Intuïtief vult hij aan wat hem experimenteel ontbreekt. Op een zeer nauwen bouwgrond trekt hij, zeer diep gefundeerd, een zeer hoogen toren op. Macht en stevigheid zijn hem gewaarborgd door zijn symbolisme: metaphorisch betrekt hij heel de natuur in zijn visie; symbolisch veralgemeenend, stelt hij geheel de psychologie ten dienste van zijn weinig gevariëerde typen en intrigues. Het symbolisme van Mauriac is de resultante van zijn geloofsovertuiging, zijn concreet leven, zijn bijzonderen intuïtieven aanleg. In zijn katholieke geloofsovertuiging ligt de verbondenheid van alles met alles besloten. Een verbondenheid en een verdeeldheid meteen; want doorheen het alles verbindende menschdom drijven, strijdend en scheidend, de boosheid en de genade: de boosheid, tot de gruwelijkste ontaarding in staat; de genade die, op elk moment van het leven, elke misvorming kan keeren in een weergalooze heerlijkheid. - Uit zijn concrete levensomstandigheden haalt de auteur de materie op, die zijn intuïtieve aanleg tot een symbolische wereld omzet. Wat, besloten in tijd en ruimte, toevalligerwijze geschiedt, wordt een algemeen en noodzakelijk verschijnsel, met weerslag in de eeuwigheid. Omgetooverd staat de beperkte burgerlijke kring waarin hij zich bewoog, tot een wereld in solferglansGa naar voetnoot(13) waarin de boosheid woelt en de genade bliksemt. Het symbolisme van Mauriac doorgloeit het diepste wezen van de meest concrete dingen. Het is echter beperkt. In zijn materie niet alleen; ook in zijn schepper die geen ander creatief vermogen lijkt te bezitten dan een intense intuïtie, tragisch ontroerd. Elk werk van Mauriac mist openheid, verscheidenheid, humor en speelsch- | |
[pagina 387]
| |
heid, opgetogenheid en bewondering, het rhythme van spanning en ontspanning. Er ligt iets onmenschelijks in de verbetene onverbiddelijkheid die geen enkele donkere schacht voorbijgaat; meer voedend en verrijkend is het dartele stoeien, onder zonnigen hemel in het open veld, van 'het kind van God'Ga naar voetnoot(14). | |
IIDuidelijk hebben de reizen die Mauriac ondernam - naar het voormalige Oostenrijk, naar Rome, naar Griekenland - zijn horizon verwijdGa naar voetnoot(15). Aan het contact met Griekenland, zoo lijkt het, dankt het symbool van Atus en Kubele zijn ontstaanGa naar voetnoot(16): de klachten van Kubele, die Atus nooit omvatten en weerhouden kan, doorzingen dezen laatsten roman als, in een orkest, een telkens doorklinkende hobo. Kubele verzinnebeeldt de aarde, Atus den zoekenden menschGa naar voetnoot(17). Altijd beteekent de aarde een stremmen, een vastleggen, een omsluiten; altijd willen sommige menschen (de kinderen der zee) ontkomen aan elke beknelling. Altijd worden zij gegrepen en ontsnappen zij weer; tot Atus geheel van Kubele is vervreemdGa naar voetnoot(18), - tot de weg naar de zee verdwijnt in haar wisselende eindeloosheid. Elke dolende is een kind van de zee, een Atus op wie Kubele geen vat meer heeft. Meer belang dan het materieele ontbonden-zijn heeft echter, voor Mauriac, de moreele onthechting. Vanzelf zijn de wegen naar de zee, zooals hij die teekent, wegen naar de heldhaftigheid, min of meer naar | |
[pagina 388]
| |
de (nauwelijks gesuggereerde) heiligheidGa naar voetnoot(19). Alles brengt hij toch, in laatste instantie, tot boosheid en genade terug! Atus en Kubele, de wegen naar de zee: beter dan door dit dubbel symbool heeft de romanschrijver (meenen we) zijn eigen kunst en orientatie nooit aangeduid. Tot in het oneindige kunnen de wegen naar de zee uiteenloopen; altijd is de uitkomst: verbreking en onthechting. Een eindelooze verscheidenheid van Atus-gestalten is mogelijk; altijd staat, tenslotte, Kubele machteloos en bevreemd tegenover zijn vervreemding. De ééne onontkoombare polariteit die geheel Mauriac's levensbeschouwing uitmaakt, ligt hier vast; geen enkele toepassing - in natuur of bovennatuur, van een karakter uitgaande of van een bestemming - is uitgesloten. Van verschillenden oorsprong, is elk van deze symbolen de zeer gelukkige, alles samenvattende voorstelling van wat we Mauriac zelf hoorden noemen: 'de la métaphysique dans le concret'.
* * *
Zeer veel opmerkingen konden hieraan toegevoegd worden. Liever besluiten we met een algemeene beschouwing. Een ander roman van Mauriac vindt, in Les chemins de la mer, een tegenhanger en een voortzetting tegelijk: Le mystère Frontenac. Tot in geringe bijzonderheden ziet men beide boeken op elkander gelijkenGa naar voetnoot(20); anderzijds verschillen zij evenzeer van elkander, - zelfs loopt, voor beide, de respectievelijk leidende gedachte in tegenovergestelde richting. Hier was het: de onverbreekbare band van de familie; daar is het: het breken met alles, ook met de familie. Ongeveer zooals Le mystère Frontenac stond tegenover Le noeud de vipères; zoo staat nu, een stap verder, Les chemins de la mer tegenover Les anges noirs. In Le noeud de vipères, vooral in Les anges noirs, zijn de conflicten op het religieuze | |
[pagina 389]
| |
probleem toegespitst: beide boeken eindigen met een bekeering. Menschelijker, natuurlijker, meer verscheiden komen de intrigues van Le mystère Frontenac en van Le chemin de la mer voor; veel meer is de poëzie van de natuur en van de allereenvoudigste verhoudingen onder de menschen er in opgenomen. Le mystère Frontenac laat geen gaven indruk na; de gedachte lijkt onvoltooid geblevenGa naar voetnoot(21); Les chemins de la mer daarentegen is misschien de duidelijkste en meestomvattende roman dien Mauriac totnogtoe schreef. Hij beteekent voor hem: een grooter verscheidenheid van techniek en motieven, een verruiming van atmosfeer; daartegenover een helderder bewustzijn van den onverbiddelijken levensgang. Nog is de breede ruimte, de bevredigende rust, de harmonische voldoening niet bereikt; nog doet de sulfureuze belichting pijn aan de oogen; zelfs legt de alles beheerschende anangké een hardheid op dit boek, bij de andere werken niet aanwezig. Hoe zal de kunst van dezen begaafden, oprechten, niets ontzienden, doch beperkten roman- en tooneelschrijver zich verder ontwikkelen? Wordt zijn vorderen ook een 'chemin de la mer': tot we staan voor een eindelooze breedte in geweldigen wind? En loopt de weg dan verloren in 't eindelooze zwijgenGa naar voetnoot(22)? |
|