Streven. Jaargang 6
(1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verval van den stand der kleinhandelaren
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lossen moeilijkheden niet in hun geheelheid zag. Het is dan ook onze bedoeling, het vraagstuk in een breeder kader te plaatsen, daarbij de bestaande wantoestanden van eerder technischen aard over het hoofd ziende. Het grootste gevaar dat den stand der kleinhandelaren bedreigt is zijn verval, zijn sociale ontwaarding, juister gezegd, de verergering van dit euvel, want het is reeds een werkelijkheid geworden. Dat komt o.m. tot uiting in de verslapping van het eigenbewustzijn, van het bewustzijn van nut en waarde, dat nochtans een eerste behoefte is voor ieder mensch, en in het bizonder voor hem, die tot een stand behoort, die nog geen halve eeuw geleden als leidend gold. Het gebrek aan zelfzekerheid voelt men aan in de overtalrijke moties en open brieven - kwaal van het moderne België -, die de even talrijke vereenigingen van kleinhandelaren richten tot de openbare opinie en de politici. Om reden dat zij 'even goede en nuttige staatsburgers' zijn als boeren en werklieden, wordt de bescherming van den staat geëischt. Het gebruik van zulke motieven wijst reeds op de verslapping van eigenbewustzijn. Hun sociale waarde is geen evidentie meer, zij is een vraagstuk geworden. Inzoover helt feit van het verval een ekonomisch karakter heeft, willen wij het hier ontleden. Wij beperken ons, omdat de sociologische studie van den middenstand in België nog niet ver genoeg gevorderd is. Van historisch materialisme kan er geen spraak zijn. Wij wezen er reeds opGa naar voetnoot(1), dat elk verschijnsel dient beschouwd in zijn algemeen verband met de tijdsstruktuur, in zijn tijdsverband en niet mag gebonden worden aan een enkele oorzaak. Deze studie is dan ook maar een bijdrage tot de sociologie vaan den kleinhandel. De waardigheid van een stand hangt o.m. af van de funkties die hij vervultGa naar voetnoot(2). Wanneer het aantal en het belang zijner funkties vermindert, zal hij naar kompensatie moeten streven op een ander terrein, wil hij zich handhaven. Door die vermindering ontstaat meteen het gevaar, dat een grooter aantal en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaak minder geschikte personen zich in den stand trachten in te schakelen, zoodat hij in zijn aard en samenstelling wordt aangetast. Deze en andere omstandigheden kunnen leiden tot de beperking van de zelfstandigheid van een toenemend deel der leden van den stand. Zulke evolutie heeft zich in den kleinhandel voltrokken. Niettemin kan men verheugende teekenen van weerstand ontwaren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Evolutie van de Funkties van den KleinhandelDe essentieele funktie van den handel is de aanpassing van het aanbod aan de vraag, in de ruimte beschouwd (verplaatsende funktie) en in den tijd (opslagfunktie). Hij kan deze slechts vervullen door de goederen van persoon tot persoon over te dragen, zoodat hij kontakten dient te nemen. Sekundaire funkties zijn dan, de sorteering der koopwaren, de quantitatieve verdeeling, het pousseeren van den verkoop, de kredietverleening, de regeling der betaling en soms de voortbrengst. In de gesloten stadshuishouding was er geen behoefte aan het vervullen van sommige dezer funkties, terwijl andere onbelangrijk waren of ook gedragen werden door de producenten en de verbruikers zelf. Met de arbeidsverdeeling en de toename der behoeften en der funkties schakelde zich echter tusschen beide een reeks handelaren in. De gecentraliseerde voortbrengst was niet meer aangepast aan het gedecentraliseerde verbruik na de opkomst der grootindustrie en de uitbreiding der afzetgebieden. De fabrikant kon onmogelijk met al de verbruikers in verbinding treden en moest dus wel ingaan tegen den stelregel, aan de laatste hand te verkoopen. Zoo ontstond ook de detailhandel, waarvan de funkties, die hij ten huidigen dage vervult, zullen ontleed worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kontaktname.Doordat elke transaktie noodzakelijk een kontaktname vereischt, zal de distributie steeds aan een belangrijk aantal menschen een bezigheid verschaffen. Van een centraliseering der aankoopen is er voorloopig weinig of geen spraak. Zij zou ten andere een groote inspanning vergen en een hoop last berokkenen aan menschen, die het gewoon gemaakt werden gediend te worden, n.l. aan de verbruikers. Zij verplaatsen zich zelfs niet graag meer voor de aanschaffing van zekere waren, als brood, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melk en vleesch, terwijl zij andere liefst in hun omgeving koppen. De decentralisatie van den kleinhandel is dus een eisch van den modernen welstand. Daaruit vloeit een belangrijk voordeel voort van het kleinbedrijf, dat vooral in de buitenwijken en in de dorpen goed beschermd is. De verbetering van de verkeersmiddelen vormt nochtans een gevaar. Men kan zich de uitschakeling van tusschenhandelaren indenken door de uitbreiding van de automatische bediening en de directe bestelling per telefoon en langs de post. In een afzienbaren tijd kan dit systeem echter geen sukses hebben, niet alleen omdat het kostelijker is dan men denkt, doch ook omdat het kiezen een stevig gevestigde gewoonte geworden is. De verbruiker, vooral de vrouwelijke, houdt daarenboven van een persoonlijke kontaktname, daar hij sociaal is. Het is de kracht van den winkelier de relaties met zijn kliënten degelijk te kunnen verzorgen. Zij zijn, behalve in de winkels der stadscentra, waar de kliënteel al te beweeglijk is, haast intiem met de vaste kliënten. Dit irrationeele voordeel weegt in zijn menschelijkheid wellicht op tegen de strakke rationaliseering van het grootbedrijf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Betaling.De persoonlijke kontaktname wordt in de hand gewerkt door het feit, dat de verbruikers geen voorraad wenschen te vormen, zij het omdat de mode wisselt, de goederen bederven of omdat zij in geldverlegenheid zijn. Dientengevolge geeft elke transaktie in den regel aanleiding tot de betaling van zeer kleine bedragen. De postcheckrekening, al laat zij ook kostelooze overschrijvingen toe, is minder geschikt in den kleinhandel. De kredietverleening in den vorm van eenmalige betalingen van de gedurende een bepaalde periode gedane leverancies, is grootendeels in onbruik gevallen. De detailverkoop op afstand brengt al te groote kosten en risiko's mede, vermits hij noopt tot een uitgebreide publiciteit en tot de uitvoering van het order zonder ingelicht te zijn nopens de eerlijkheid en de solvabiliteit van de afnemers. De talrijk opgerichte instellingen ter verstrekking van inlichting en ter inkasseering van dubieuse schuldvorderingen zijn slechts bruikbaar in den groothandel, die met hoogere bedragen rekent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quantitatieve verdeeling.Groote moeilijkheden levert de materieele uitvoering van de verdeeling, n.l. het tellen, wegen of meten der koopwaar niet op, wat een reden was voor de producenten van allerlei artikelen, als kruidenierswaren, konserven, tabak, kolen en van sommige weefsels, die taak op zich te nemen. Oogenschijnlijk heeft deze evolutie geen belang voor de sociale ontwaarding van den detailhandel. Wat verschil maakt het dat hij bijv. een kilo afweegt ofwel twee pakjes van ½ kg. uitreikt? In feite echter heeft dit een psychologischen invloed. Wegen en meten, hoe eenvoudig ook, vereischen een zekere aktiviteit, een weinig tijd en ook wel handigheid, wat de wachtende kliënten opmerken. Zij rekenen ook op een toemaatje, op een doorslag, die elke winkelier naar eigen keus kan geven. Ook in de verpakking kan ieder initiatief aan den dag leggen om de koopers ten dienste te zijn. Het uitreiken van pakjes daarentegen vereischt volstrekt geen kunde meer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kredietverleening.Vroeger kon de winkelier zich haast onmisbaar maken door het verleenen van krediet. Met de verdwijning van dit gebruik waren tenslotte de maatschappij, en de winkeliers in het bijzonder, gediend, doch zij verlaagde de risiko's en het aantal funkties die zij te vervullen hadden. Tegenwoordig verkoopen enkel nog niet naar de goederensoort gespecialiseerde winkels op krediet, terwijl in sommige steden bedrijven ontstaan zijn, die aankoopbons op krediet leveren aan de verbruikers zonder intrest, zoodat de winkeliers een deel van hun winst aan die bedrijven moeten afstaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prijsbepaling.De prijsbepaling werd niet overbodig, doch wel onafhankelijk van den wil van den winkelier, wanneer hij aan een door de fabrikanten of de grossiers opgelegden prijs moest verkoopen. Deze methode heeft nog betrekkelijk weinig belang, maar komt toch reeds voor in den handel in margarine, azijn, vleeschextracten, sommige likeuren en tafelwijnen, chokolade, rookartikelen, zeep, reukartikelen, enkele produkten voor huishoudelijk onderhoud, vulpennen en potlooden, radio's, gramofoons, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
auto's e.d.Ga naar voetnoot(3). Men weet ook, dat in België de opgelegde prijs niet wordt geëerbiedigd, daar onze rechtspraak overeenkomsten dienaangaande als strijdig met de openbare orde, met de vrijheid van handel en van mededinging aanziet, doch men is geneigd in een anderen zin wettelijke schikkingen te treffen. Men zal er den winkelier dan geen verwijt meer kunnen van maken irrationeele kostprijsberekeningen te maken, doch vermindering van verantwoordelijkheid beteekent vermindering van waarde. Men mag van sociale ontwaarding spreken, wanneer de handelaar enkel pakjes tegen een opgelegden prijs uitreikt! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorraadvorming en Leverancierskrediet.De verbetering van de produktie- en de vervoertechniek liet hem daarenboven toe den aan te houden voorraad in te krimpen, zoodat deze funktie ook minder belangrijk werd. De marge tusschen de prijzen voor het vervoer van groote en van kleine hoeveelheden goederen werd verkleind, wat het maatjeswijze aankoopen bevorderdeGa naar voetnoot(4). De toenemende drang tot verkoopen bij fabrikanten en grossiers maakte hen gemakkelijker bereikbaar en meer geneigd tot het uitvoeren van kleine bestellingen. Het komt nu ook voor, dat fabrikanten een deel van het benoodigde vaste kapitaal fournieren aan de winkeliers. Het leverancierskrediet op aankoopen nam daarentegen geen uitbreiding gedurende het hoogkapitalismeGa naar voetnoot(5). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sorteering en Aankoop.De winkelier bewijst de verbruikers een dienst door een sorteering van goederen samen te stellen, die toelaat de behoeften van een bepaalde soort in één aankoop te bevredigen en het mogelijk maakt een keuze te doen. Wij zouden niet durven beweren, dat de sorteering in de kleinhandelsbedrijven tegenwoordig kleiner is dan vroeger. Overdreven specialisatie is ten andere uit den booze, omdat de winkelier dan al te licht in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
macht van zijn leveranciers komt en de moderne ekonomische inrichting het vormen van een assortiment vergemakkelijkt. Die inrichting, evenals de uitbreiding van het verkoopapparaat, verschafte allerlei faciliteiten aan den detailhandel, waardoor de funktie van het aankoopen, de verplaatsende funktie, minder belangrijk werd. In de 18de eeuw, en zelfs nog tot vóór den wereldoorlog, doch dan in mindere mate, gingen vele winkeliers uit dorpen en buitenwijken naar de magazijnen van hun leveranciers, om er hun aankoopen te doen. Het aanschaffen van artikelen, wier verkoop gereglementeerd is (verschillende landbouwprodukten), of die een kollektief merk dragen, ofwel eenvoudig door den voortbrenger gemerkt zijn, vereischt nog maar weinig beroepskennis en ervaring. Er voltrok zich in zekere mate een scheiding tusschen winkelier en koopwaar, zooals dat ook in de produktie gebeurde tusschen arbeider en produkt tengevolge van mechaniseering, rationalisatie en standardisatie. Vroeger waren de meeste goederen niet gemerkt, ofwel was het merk enkel gekend door de winkeliers, zoodat hun eigen smaak en hun kennis beslissinggevend was tot het samenstellen van hun voorraad. Hierdoor kwam er iets van hemzelf in zijn zaak. Massale publiciteit dringt nu talrijke merkartikelen direkt op aan den verbruiker en daardoor aan den winkelier. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pousseeren.Op dezelfde wijze verloor de funktie van het pousseeren van haar belang. Vroeger was de groothandel aangewezen op den kleinhandel om den afzet te pousseeren, en dat is nu nog het geval, doch in veel mindere mate. Nu wordt de verkoop vaak gestimuleerd over het hoofd van de winkeliers bij middel van reusachtige reklaam. Deze evolutie past in de huidige struktuur. Een zelfstandig detaillist is een al te menschelijke faktor in een rationeel-gedacht en -uitgewerkt afzetplan, waarin elke verbruiker een of meer abstrakte eenheden uitmaakt volgens zijn absorptievermogen! Men kan hier bezwaarlijk schuld leggen op de schouders van de kleinhandelaren, die hun leveranciers onvoldoende hielpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voortbrengst.De ambachtsman is onderscheiden van den detaillist, daar hij zich meer op de produktie dan op den handel toelegt. In | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de praxis is deze scheiding nochtans vaak niet vol te houden. Beiden leven in eenzelfde levensgesteldheid, in eenzelfde atmosfeer. Historisch bekeken groeide de kleinhandelaar in vele gevallen uit den ambachtsman: het Engelsche 'shop' beteekent zoowel winkel als werkplaats. De handwerkman treedt eveneens in rechtstreeksche verbinding met de verbruikers en houdt een open winkel, terwijl de winkelier de koopwaren zeer dikwijls vormveranderingen doet ondergaan. Het is gekend dat de zelfstandig-werkende ambachtsman sedert de ontwikkeling van het kapitalisme voor een steeds afnemend deel tot de dekking der behoeften bijdraagt, en wij willen dit niet betreuren. Anderszijds is het toch verheugend, dat het kleinbedrijf nog een zeker belang heeft en dat talrijke winkeliers zich ook op direkt-produktieve bezigheden toeleggen. Dit verhoogt hun weerstandsvermogen in uitzonderlijk groote mate. Het is nog niet te overzien welken heropbloei het ambachtswezen zou kennen, moest het door den staat aktiever gesteund worden. Het is niet van de geringste der verdiensten van het nationaal-socialisme dit begrepen te hebben, zooals nog overduidelijk blijkt uit de beraadslagingen op den enkele maanden geleden te Frankfurt a.M. gehouden 'Tag des deutschen Handwerks'. In België kan men de door den Koning van nabij gevolgde arbeidsprijskampen slechts toejuichen, en zoo nieuwe stroomingen de ambachtslieden van hun aan den tijd aangepaste taak konden bewust maken, zouden die prijskampen het uitgangspunt kunnen worden van de heropstanding van het handwerk.
Alhoewel dus de kleinhandel het meerendeel van de hem eens toegewezen funkties nog vervult, toch kan niet geloochend worden, dat de omstandigheden ertoe bijdroegen het aantal en het belang der funkties te verminderen. Dit had een weerslag op de sociale waardigheid van den stand. Het is niet zonder belang wanneer de winkelier zijn zaak niet meer zelf financiert, wanneer hij gemakkelijker bevoorraad wordt, wanneer hij nog slechts gemerkte artikelen in plaats van zelfbereide waren verkoopt, of wanneer hij nog enkel verpakte goederen tegen een opgelegden prijs aan de verbruikers uitreikt. Deze evolutie droeg ook bij tot het ontstaan van de overbe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volking, die gepaard ging met het verschijnsel van de eendagsvliegen en van de kumuleering. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Overbevolking.Het aantal winkeliers is in België, ten overstaan van het bevolkingscijfer, hooger dan in andere landen, zooals blijkt uit een enkwest van het 'Internationaal Bureau voor de Studie van de Distributie':
Daar het aantal winkelzaken sedert 1930 eerder is toegenomenGa naar voetnoot(7), is er in België zeker één winkel op 37 inwoners, terwijl er in Nederland bijv. één op 83, in Duitschland één op 80 en in Engeland één op 70 is. Dit groot verschil kan niet door natuurlijke omstandigheden verklaard worden, zoodat overbevolking klaarblijkelijk is. De handelstellingen laten niet toe, dat verschijnsel te situ- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeren in de verschillende bedrijfstakken. De meer dan zestig kategorieën van de tellingen stemmen vaak niet overeen met de werkelijke specialiseering van den kleinhandel. Men beschikt ten andere over geen grondslag ter vergelijking. Noch de eerre kategorie ten opzichte van de andere, noch het aantal groothandelaren, noch de cijfers van 1910, noch de toestand in het buitenland zijn bruikbaar als basis, zoodat men zich met een globale vaststelling van de overbevolking moet tevreden stellen. Dit euvel verergerde nochtans niet sedert 1910. In de veronderstelling dat de tellingen eenigszins betrouwbaar zijn, steeg het aantal kleinhandelsondernemingen van 1910 tot 1930 van 200.488 tot 230.755Ga naar voetnoot(8), of met 15%, doch nog sneller nam de bevolking toe, evenals de welstand, het aantal artikelen en het aantal dorpen die winkelzaken kunnen rendeerend maken. Het is wel mogelijk dat deze betrekkelijke verbetering te wijten is aan den opbloei van de groote magazijnen, die dus niet zoo schadeloos zouden zijn, als ze zelf wel willen. In feite zou dan ook de overbevolking niet minder schadelijk geworden zijn, vermits de omzet van iedere zaak gemiddeld niet kon verhoogd worden. Een laag omzetcijfer per bedrijf is niet alleen nadeelig voor de winkeliers zelf, doch ook voor de nationale huishouding. Het noopt tot het nemen van een hooge winstmarge, die nochtans niet volstaat om een ruime totale winst te verzekeren. De daling van het inkomen der winkeliers, die niet alleen te wijten is aan den slechteren gang van zaken doch ook aan de voor hen zeer nadeelige belastings- en financieele politiek sedert den oorlog, had zeer schadelijke gevolgen voor de waardigheid van den stand. Voor menschen die nog leven in de mentaliteit van de 'enrichissez-vous'-periode is de inkrimping van den rijkdom 'het' teeken van verval, en in zekere mate is dat ook waar. De daling van het inkomen van vele winkeliers had dan ook voor gevolg, dat een - gelukkig traag - toenemend aantal, vervreemdde van de sociale bevolkingslaag, die men middenstand noemt, om onbewust en ook in hun mentaliteit naar de proletaroïeden te groeienGa naar voetnoot(9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alhoewel het verschijnsel van de overbevolking niet te vereenzelvigen is met dat van de eendagsvliegen, daar deze per definitie terug verdwijnen, toch hebben beide grootendeels dezelfde oorzaken en volgde het eene vaak op het andere. Het vergemakkelijken van het beroep van kleinhandelaar had voor gevolg, dat vele nieuwe elementen er hun geluk eens in beproefden. Hadden zij de vereischte bekwaamheden toch onderschat, dan verdwenen zij zeer snel. Anders bleef hun zaak in leven, zonder echter een schitterend bestaan te leiden: hier trachtte de vrouw van een werklooze met een snoepwinkeltje wat bij te verdienen; daar wilde de pas gehuwde dochter van een winkelier haar inkomen verhoogen door een zaak te openen, omdat haar echtgenoot als bediende minder verdiende dan haar ouders. Slechts uitzonderlijk nochtans kon de vrouw een bloeiende zaak tot stand brengen, en meestal kon zij niet meer dan 'wat bijverdienen'. Haar zaak leed aan het fundamenteele euvel niet het voorwerp van gemeenschappelijke inspanning van man en vrouw te zijn.
De kwaal der kumuleering is verre van algemeen. Prof. Collin besluit uit de handelstelling van 1930, dat toen 65,29% der kleinhandelsbedrijfsleiders zich enkel met hun zaak bezig hielden, 19,96% hun handelsonderneming met een industrieel beroep kumuleerden, en 14.75% in hoofdzaak het beroep van werkman of bediende uitoefenden. De tweede reeks mag men echter niet geheel bij de kumuleerenden rangschikken, daar de industrieele bedrijvigheid doorgaans nauw in verband staat met en om zeggens deel uitmaakt van den handel. De hieruit voortvloeiende overschatting wordt slechts gedeeltelijk gekompenseerd door een onnauwkeurigheid in de eerste reeks: tusschen de bedrijfsleiders waren er 37.535 of 16,2% van het vrouwelijk geslacht, waarvan er ongetwijfeld een deel gehuwd waren met een persoon die een ander beroep uitoefende. Globaal genomen zullen ongeveer 1/5 van de winkeliers kumuleeren, doch hun aantal gaat stijgend.
De bestaande wantoestanden zijn in ruime mate te wijten aan den toevoer van uit standsvreemde middens voortkomende elementen. De door de gilden geëerbiedigde familiale beroepsopvolging strookte niet met de liberale princiepen van vrijheid en gelijkheid. In feite nochtans bleef de zeer natuurlijke neiging, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kinderen in het beroep der ouders op te leiden, bestaan: de geneesheer wilde zijn zoon als opvolger, de jonge advokaat volgde vaders voetstappen, de notaris gaf zijn studie aan zijn zoon, de boer wilde slechts eigen volk op zijn erf, de groothandelaar lanceerde zijn zonen in de zaken, en ook de kinderen van den kleinhandelaar zetten het beroep van hun ouders voort. Dat sloot niet uit, dat een of andere zoon zijn toekomst elders trachtte te verzekeren. Na den oorlog werd de tendens bij de winkeliers om hun kinderen in andere beroepen op te leiden echter veel sterker. Hun stand gelooft niet meer in eigen mogelijkheden. Vroeger was hij natuurlijk niet gesloten, doch de nieuwe elementen kwamen meestal uit middens, waar hen de deugden - en fouten - van den middenstand reeds waren ingeplant, zoodat zij zich gemakkelijk konden integreeren. Velen zullen zich nog herinneren, hoe jonge boerenparen zich door noesten arbeid in het winkelbedrijf hebben opgewerkt. De wijziging van dezen toestand had noodlottige gevolgen voor het eigen karakter van den stand der kleinhandelaren, want de nieuwe elementen waren geen betere. Schadelijk is ook de sedert enkele jaren sterk toegenomen aanvoer van vreemde Joden, wien het wel verboden is zonder toelating van de uitvoerende macht hun diensten te verhurenGa naar voetnoot(10), doch niet van handel te drijven en aldus een stand te helpen misvormen. De kleinhandel vervulde, zooals de heele middenstand, de belangrijke taak van bemiddelaar en overgangstrap voor menschen, die, tusschen minder-begaafden opgegroeid, wegens hun eigenschappen er zich konden en mochten boven verheffen. Men meene niet, dat de kleinhandel die sociale funktie beter is gaan vervullen door zich open te stellen voor elementen, die in andere beroepen thuis hooren. Door innerlijke ontwaarding werd het hem onmogelijk gemaakt de hem aangewezen rol te spelen. Men zou dus kunnen beweren, hoe paradoxaal het ook klinke, dat een tijdelijke sluiting van de gilde der winkeliers haar zal toelaten haar taak van bemiddelaarster nog verder te vervullen! Van het oogenblik dat de kleinhandelaar minder ekonomisch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nuttig werd, ontstond meteen de bedreiging, dat hij zou opgeslorpt worden of tenminste toch in een grootere afhankelijkheid ten overstaan van een ander persoon zou komen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beperking van de zelfstandigheid.De tendens naar beperking van 's menschen zelfstandigheid ontmoet men niet alleen in den kleinhandel. De grossier verloor zijn onafhankelijkheid ten opzichte van den fabrikant of het kartel, de anonieme en vervangbare fabriekarbeider ten opzichte van den afgevaardigde-beheerder der naamlooze vennootschap, de industrieel ten opzichte van den bankier of den trust, de kleine bankier ten opzichte van het bankkonzern, advokaten en geneesheeren ten opzichte van syndikaten. In den handel is die tendens in de eerste plaats te wijten aan den toenemenden drang tot verkoopen en de daarop volgende rationalisatie en zucht naar 'efficiency', die de mechaniseering van het handelsleven verwekten. Wanneer de fabrikant zijn afzet wilde stimuleeren of tenminste bestendigen, dan kon hij het toevallige, dat een vrije tusschenhandel met zich bracht, niet langer dulden. Hij trachtte hem dus te ontgaan of te beheerschen. Zoo ontstond soms een strak verkoopapparaat, samengesteld uit afhankelijke agenten, reizigers en filiaalleiders, dat vanuit een centrale in gang gezet en geleid werd. De zelfstandigheid van vele winkeliers werd reeds beknot door hen prijzen op te leggen of hen te verplichten merkartikelen in voorraad te nemen, die bij de verbruikers ingang gevonden hadden door de publiciteit. Het in-dépôt-nemen van goederen bracht sommige handelaars ook in grootere afhankelijkheid van de fabrikanten, wanneer er een bestendige verhouding door ontstond. In de 18de eeuw hadden Antwerpsche tapijtwevers een facteur te WeenenGa naar voetnoot(11), en te Gent was er in 1781 een 'Magazyn van porcelein van de Keizerlyke en Koninlyke fabrique van Luxemburg'Ga naar voetnoot(12). In de 19de eeuw vermeerderde het aantal dépôthouders, doch vaak bleven zij nog vrije handelaren, die den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prijs nog naar goeddunken konden bepalen en ook produkten van andere leveranciers mochten verkoopen.
Belangrijker was dan ook de oprichting van een eigen detailverkooporganisatie. Wellicht was de naaimachienenfabrikant Singer de eerste die filiaalwinkels opende en 'facteurs' of detailhandelsreizigers aanstelde. Tusschen fabrikant eenerzijds, filiaalleider en reiziger anderszijds ontstond vaak de verhouding patroon-bediende, al werd aan de laatsten meestal een loon uitgekeerd, dat afhankelijk was van hun verkoopcijfer. Het systeem vond o.m. toepassing voor den afzet van tabakartikelen, koffie en thee, vleesch, wijn, kant, goud- en zilverwerk, vulpennen, schoenen, kaoetsjoekartikelen, korsetten, damesondergoed, rijwielen, auto's, radio's. Het heeft na den oorlog niet opgehouden uitbreiding te nemen, alhoewel het toch enkel leefbaar is in den handel in goederen, die voldoenden afzet kunnen vinden om een gespecialiseerd bedrijf rendeerend te maken. Wanneer dus de specialisatie in de produktie ongeveer samenvalt met de specialisatie in den kleinhandel, levert het weinig moeilijkheden op.
Sociologisch beschouwd is die evolutie minder scherp dan b.v. de verdringing van den ambachtsman door de grootnijverheid, daar aan de filiaalleiders ook hooge eischen gesteld worden en een tamelijk groote vrijheid gelaten wordt, zoodat de zelfstandige winkeliers hen vaak als huns gelijken aanzien. Dit is ook nog waar, alhoewel in een mindere mate, voor de leiders van de algemeene filiaalbedrijven, die niet van fabrikanten afhankelijk zijn (type Delhaize). Zij houden zich niet meer met den aankoop bezig, doen geen publiciteit, kiezen hun artikelen niet vrij uit en vestigen zich niet waar zij willen. Ook financieel worden zij geholpen, alhoewel hun deelname in het kapitaal doorgaans geëischt wordt.
Daarnaast nam het aantal personen, die wel in den kleinhandel betrokken zijn doch niet meer onder de kleinhandelaren te rekenen zijn, toe. Wij bedoelen de leiders van koöperatieven, ekonomaten en patronale winkels en vooral de bedienden van de grootwarenhuizen en de eenheidsprijzenwinkels. Het is wel opvallend dat de winkeliers hun aanvallen vooral richten op die distributie-organismen, die zich het verst van den middenstandsgeest verwijderd hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is klaarblijkelijk, dat louter ekonomische omstandigheden hebben bijgedragen tot de sociale ontwaarding, tot het verval van den stand der kleinhandelaren. Vermindering van het aantal en van het belang der te vervullen funkties, overbevolking, kumuleering, eendagsvliegen en beperking der zelfstandigheid, waren de kenmerken of de oorzaken ervan. Nochtans bestaan er belangrijke weerstanden, die het beste doen verhopen, wanneer men tenminste de oplossing van het vraagstuk van den kleinhandel niet in louter technische hulpmiddelen zoektGa naar voetnoot(13). |
|