Streven. Jaargang 6
(1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Internationale kroniekVrede!
| |
[pagina 73]
| |
clausules waren, geschikt om het Tsjechische staatswezen niet àl te duidelijk in de positie van een protectoraat of b.v. van een Indischen bondgenoot van de Engelsche Kroon te plaatsen. Europeesche staten zijn niet gewoon raad en bemiddeling te zoeken bij andere, vooral niet wanneer ze aan hun hoofd een man hebben zooals Dr. Benesj, die in de nà-oorlogsche jaren in het internationale leven, met name in den Volkenbond, een positie had bekleed, buiten verhouding tot de afmetingen en het aantal inwoners van zijn land. Het was nu echter eenmaal om het hooger welzijn van Europa te doen, en de toekomst zou uitwijzen dat dit welzijn voor Groot-Brittannië van meer gewicht zou zijn dan het prestige van den Tsjechischen staat. Dat kon Praag wel gissen, en het is dan ook niet bevreemdend dat de 'raadgever en bemiddelaar', wiens zending officieel in een aanzoek van de Praagsche regeeringsmiddens haar oorsprong vond, door de Tsjechische openbare meening meer dan koel, ja zelfs bepaald vijandig werd onthaald, terwijl de Sudetenduitsche en andere minderheden in hem een waren redder zagen, welke opvatting overigens ook in de pers van hun moederlanden een gewilligen weerklank vond. Onmiddellijk na zijn aankomst te Praag ging lord Runciman aan het werk. Gedurende twintig jaar had de Tsjechoslowakische republiek tegenover haar minderheden een politiek gevoerd, waarvan de gevolgen in de jongste twee maanden voor iedereen duidelijk zijn gewordenGa naar voetnoot(2). Niet alleen had zij aan de minderheden het gevoelen gegeven dat het onmogelijk was met de Tsjechen in een staatsverband samen te blijven, maar tegelijk had zij aan de Tsjechen zelf een zoo diep bewustzijn gegeven een 'Herrenvolk' te zijn, dat de geringste concessie van hunnentwege de hevigste reacties uitlokte. Aldus is het te verklaren dat de regeering, zelfs na de klinkende verwittiging van de jongste verkiezingen, het nog niet had aangedurfd voor het vraagstuk een werkelijk grondige oplossing in aanmerking te nemen. Haar voorstellen van Juli jl.Ga naar voetnoot(3) waren begrijpelijkerwijze door de Sudetenduitschers verworpen geworden. Lord Runciman kwam dus ter goeder ure om een uitweg te banen. | |
[pagina 74]
| |
Weliswaar werd vooreerst nog (17 Augustus) een heruitgave van de voorstellen van Juli voorgelegd, maar met evenmin bijval als toenmaals. Zij werd door de gevolmachtigden van Henlein beslist afgewezen, omdat zij hoegenaamd niet aan de minima-eischen van hun leider, de zgn. Acht Punten van Karlsbad, beantwoordde. Een paar dagen daarop nog kon de onderhandelaar Ernst Kundt wijzen op den 'afgrond' die de opvattingen van de regeering van deze der Sudetenduitschers scheidde. Zonder dralen spande zich lord Runciman in om over dezen afgrond een brug te slaan. Daags na de verwerping van het tweede plan van Praag had hij een langdurig documentair onderhoud met Henlein, en men mag voorzeker als een resultaat daarvan aanzien dat de regeering door geheel de wereld uitbazuinde - het was inderdaad een nieuwigheid - dat er in een tiental Duitsche kantons, postinspecteurs van Duitschen stam zouden worden benoemd. Het was niettemin klaarblijkelijk dat er meer van noode was om Tsjechoslowakije te redden dan de benoeming van enkele Duitsche postinspecteurs! En wel, niet minder dan een volslagen herinrichting van den Staat. En dat was de oplossing die lord Runciman in aanmerking deed nemen. Op het einde van Augustus werd dan ook een derde plan uitgewerkt, dat ten deele door Zwitsersche toestanden was beïnvloed, ten deele echter ook terugging tot de bestuurlijke inrichting van het zoo gesmade vóór-oorlogsche Hongarije. Het beteekende de eerste stap naar een federale oplossing van de nationale vraagstukken. Het Tsjechische grondgebied zou verdeeld worden in vijf en twintig joepa's, met verkozen lichamen die een joepan zouden aanduiden, met de uitvoerende macht bekleed. Op dat oogenblik werd in de bewogen geschiedenis van de Tsjechische kwestie een nieuw coup-de-théâtre voltrokken. In het bezit van dit voorstel begaf zich Henlein naar Berchtesgaden om er Hitler te raadplegen of het al dan niet kon aanvaard worden en zulks geschiedde dan nog wel op aanvraag van lord Runciman zelf! Het is niet moeilijk te gissen welke de gedachte van den Britschen staatsman was. De Duitsche regeeringsmilieu's begonnen opnieuw hoe langer hoe meer teekenen van ongeduld te geven. Een hevige perscampagne was in het Rijk ingezet die de onrust in Midden-Europa vermeer- | |
[pagina 75]
| |
derde. Door den leider der Sudetenduitschers om raad te sturen naar den beschermer van het 'Deutschtum' buiten het Rijk, poogde lord Runciman zeer behendig de verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling op Hitler te schuiven. Iets waarvoor Duitschland ten andere maar een matige begeestering aan den dag legde. Van dat oogenblik af was in de Duitsche pers het leitmotiv inzake Tsjechoslowakije precies dat het de Tsjechen waren die voor den toestand aansprakelijk waren. Als buitenstaanders valt het ons niet lastig een oordeel te vellen over dit heen-en-weerkaatsen van verantwoordelijkheden. Deze van het scheppen van een onmogelijken nationaliteitentoestand kwam, behalve aan Versailles, ongetwijfeld aan Praag toe; het verwerpen van een billijk voorstel vanwege het duo Hitler-Henlein zou echter evenmin goed te praten zijn geweest. In feite nu werd het Praagsche voorstel van de hand gewezen. Echter niet in zijn wezen, maar omdat het geen waarborgen gaf dat, bij de concrete uitwerking ervan, het grondgebied van de Tsjechische republiek niet zou verdeeld worden op zulke wijze dat de Sudetenduitschers zooveel mogelijk met een Tsjechische bevolkingsmeerderheid in de joepa's zouden worden samengebracht. En werkelijk, de houding van Praag in het verleden liet niet toe deze vrees zonder meer als een hersenschim te aanzien! Wat er ook van zij, de deur bleef open voor verdere onderhandelingen tusschen de Sudeten-minderheid en de Tsjechische overheid. Het komt ons thans voor als zou de Sudetenkwestie op dat oogenblik haar oplossing in het kader van den Tsjechischen staat zeer nabij geweest zijn. Veertien dagen later integendeel zou alle hoop daarop tot het verleden behooren. Schijnbaar werd de toestand echter anders begrepen, in de eerste plaats door de internationale pers. De weigering van Henlein gaf - wij herhalen het: ten onrechte, naar onze meening, - een indruk van onverzoenlijken tegenstand. Overigens was de voortzetting van de Duitsche perscampagne wellicht niet zonder invloed op de vreemde openbare meening. De Praagsche regeering bereidde een nieuw voorstel, het vierde dus, dat een verdere uitwerking was van het voorgaande, en verzekerde (nogmaals) dat de gebrachte offers de laatste waren die men van haar kon verlangen. Van haar kant nochtans nam b.v. de Britsche pers, nog voordat de inhoud van het | |
[pagina 76]
| |
Praagsche plan bekend was, als een zekerheid aan dat het zou verworpen worden, en bereidde zich voor op de gevolgen van deze verwerping. Bemerkenswaardig was vooral de houding van de Times. Al in het begin van Juni was dit blad opgetreden met het plan een plebisciet in te richten voor al de minderheden die het Tsjechische staatswezen onherbergzaam achttenGa naar voetnoot(4). Deze gedachte werd destijds weinig in acht genomen. De ernst van den toestand in Midden-Europa was voor velen nog niet duidelijk genoeg geworden. Des te meer aandacht verkreeg een nieuw opstel van de Times d.d. 7 September: 'Indien de eischen van de Sudeten nog verder gaan dan wat hun wordt aangeboden, schreef het Londensche persorgaan, dan kan men daaruit alleen besluiten dat de Duitschers meer willen dan de verwijdering van de bestaande onvereenigbaarheden, en zich niet op hun gemak voelen in de Tsjechoslowaaksche republiek. In dat geval zou de regeering van Praag misschien goed doen zich af te vragen of een oplossing niet zou moeten gezocht worden op andere wegen, welke van Tsjechoslowakije een volstrekt homogenen staat zouden maken, door den afstand van deze strook grondgebied, waar een vreemde bevolking woont in eng nabuurschap met naties waarmede zij zich door het ras verbonden voelt'. Deze uitlating verwekte een geweldige sensatie. Zij ontstemde ten zeerste Praag dat zelfs meende met een officieele protestnota te Londen erop te moeten reageeren, waarop de Times in de eerstvolgende dagen even komisch als vruchteloos een verminderde draagwijdte ervan trachtte te geven. In de Sudetenduitsche kringen anderzijds miste zij evenmin haar uitwerking. Terwijl Henlein tot dan toe niet eens de hypothese van een afscheiding van Tsjechoslowakije had in het midden gebracht, werd deze ineens opgeworpen door een zoo gezagvolle stem als de Londensche Times. Stellig een omstandigheid die niet van aard was om de eischen van de Sudetenpartij te temperen, en waarop wellicht niet genoeg de aandacht werd getrokken bij de verklaring van het vervolg van de gebeurtenissen. Een betreurenswaardig incident kwam daarop de al zoo zwaar geladen atmosfeer voor goed vergallen. Een Sudeten- | |
[pagina 77]
| |
duitsch partijleider, Alfred Knoll, die zich onder de wapens bevond, werd wegens staatsvijandige gedragingen aangehouden en overleed in zeer mysterieuse omstandigheden. Was hij uit den treinwagen gesprongen die hem naar den krijgsraad voerde, of werd hij door zijn Tsjechische bewakers er uit gegooid? Nooit wellicht zullen wij het weten, maar het is licht begrijpelijk dat het voorval olie op het vuur wierp. Op het congres van de NSDAP te Nuremberg (6-12 September), waarop de Sudetenduitsche leiders de gasten waren van den Führer, was de stemming er niet malscher om. En de redevoeringen waarin de Heer Goebbels en veldmaarschalk Goering overvloedige liefelijkheden aan het adres van Praag richtten, verdiepten niet alleen de kloof tusschen Sudetenduitschers en Tsjechen, maar brachten daarenboven de Westersche mogendheden in beroering. Zooals op 21 Mei jl. werd weer in Groot-Brittannië en Frankrijk de mogelijkheid onder oogen genomen aan een gewapend conflict te moeten deelnemen, en wel tegen Duitschland indien het Rijk daartoe zijn toevlucht nam om de eischen van de Sudetenduitschers door te drijven. De lang verwachte redevoering van den Führer zelf, den avond van 12 September, was evenmin geschikt om bedaring te brengen in de internationale wereld. Weliswaar werden de verzekeringen herhaald dat het Duitsche Rijk voorgoed aan Elzas-Lotharingen verzaakte en dat het nooit meer het meesterschap van de Britsche vloot zou afdingen, blijkbaar met het doel Parijs en Londen te overreden ongevoelig te blijven voor het lot van Tsjechoslowakije. Maar de Führer stak zijn gevoelens niet onder de korenmaat. 'De toestand in dat land is onverdragelijk, verklaarde hij. Indien de verdrukten aldaar het recht en de hulp niet kunnen vinden waarop zij mogen aanspraak maken, dan zullen zij deze van ons krijgen... Ik heb het reeds verklaard (22 Februari jl.) dat ik niet langer zal dulden dat deze drie millioen menschen verder verdrukt werden, en ik verzoek de vreemde staatslieden ervan nota te nemen dat dit geen phrase is zonder zin.' De alerte van 21 Mei jl. was voor hem een kostbare les geweest; hij had onmiddellijk de versterking van leger en luchtvloot en den bouw van een stevigen vestinggordel aan de Westgrens bevolen. Om te eindigen eischte hij voor de Sudetenduitschers het recht op om over hun eigen lot te beslissen. De perscampagne van de Times had weerklank ge- | |
[pagina 78]
| |
vonden: de vraag van een verminking van Tsjechoslowakije was in het midden gebracht. Aan de overzijde van het Sudetengebergte had men de woorden van den beschermer gehoord. En de gevolgen bleven niet uit. Onmiddellijk ontketende zich een ware opstand in geheel het Duitsche gebied. Tsjechische opschriften werden afgerukt, ruiten ingegooid, openbare gebouwen bezet. Tsjechische beambten verdreven. De Praagsche regeering nam haar toevlucht tot de afkondiging van den staat van beleg. Zij had echter vroeger aangenomen in geen geval uitzonderingsmaatregelen te treffen zonder voorafgaand overleg met de Sudetenduitsche leiders. Het gevolg was dat dezen tot haar een ultimatum richtten, waarin de intrekking van de maatregelen binnen de zes uren werd geëischt, bij gebreke waarvan de Heer Henlein alle verantwoordelijkheid afwees voor de ontwikkeling van den toestand. Deze nota kreeg vanwege Praag geen antwoord en kon er ook geen krijgen. Het standpunt door haar ingenomen moest haar doen besluiten dat enkel door een krachtige repressie de orde kon hersteld worden. Maar juist deze repressie, waarbij de Henlein-partij werd ontbonden, was een element temeer dat de gebeurtenissen naar haar kritische phase dreef. Er vielen aan beide kanten dooden, en terwijl de Tsjechische troepen de opstandige gebieden op een kleine strook na terug bezetten, werd door de Sudetenduitsche leiding verklaard dat er, na het gebruik van de gewapende macht, geen spraak meer kon zijn van onderhandelingen en dat deze bijgevolg verbroken waren. Daarmede was de zending van lord Runciman geëindigd, en was het vraagstuk voorgoed aan de Europeesche diplomatie gesteld. Gezien het Duitsche Rijk blijkbaar voorbereidingen trof om zijn stambroeders over de grenzen hulp te bieden, werd een algemeene oorlog van oogenblik tot oogenblik waarschijnlijker. Deze scheen overigens voor de Tsjechische machthebbers de laatste kans om de Sudetenduitsche gebieden te behoudenGa naar voetnoot(5). Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland hadden reeds partij gekozen. Italië en Japan schaarden zich, krachtens het anti-Ko- | |
[pagina 79]
| |
mintern-accoord, aan de zijde van Duitschland. Iedereen bereidde zich voor op het onvermijdelijke wanneer opeens als een donderslag het nieuws bekend werd dat de H. Chamberlain den Führer op 15 September zou ontmoeten te Berchtesgaden. Wij wezen al twee maanden geleden op de matige geestdrift welke Groot-Brittannië aan den dag kon leggen om zich in een oorlog te wikkelen voor een zaak waarin dan toch, hoe men haar ook beschouwde, niet al het ongelijk aan dezelfde zijde was gelegen. Behalve bij de afscheuring van Noord-Amerika (1776) - en tientallen jaren waren noodig om zich er over heen te zetten - werden aan de Britsche opinie nooit de problemen gesteld die met een verdeeld-zijn van volksgenooten onder verschillende staten samenhangen, en ook andere volkeren beoordeelt zij met denzelfden maatstaf. En daarom: wilden de Duitschers uit Oostenrijk naar het Rijk terug? Men vond het te Londen billijk. Verlangden dezen uit Tsjechoslowakije hetzelfde? Men kon de Engelschen bezwaarlijk vragen de wapens op te nemen om het te verhinderen. Maar er was een ander vraagstuk in het spel Frankrijk. En dàt wisten de Engelschen wel, dat zij kost wat kost een verplettering van hun glacis-staat op het vasteland moesten beletten, indien hij er niet van af te brengen was zich voor zijn Praagschen bondgenoot in de bres te werpen. Het kwam er dus op aan te Berchtesgaden te verhinderen dat Hitler al te hooge eischen zou stellen, om daarna met alle kracht op Frankrijk te wegen om gezamenlijk te Praag de noodige toegevingen te doen. Eenige uren waren voldoende om den H. Chamberlain op de hoogte te brengen. Den dag zelf waarop de samenkomst plaats greep, en dat was voorzeker geen toeval, riep Henlein den Anschluss uit van de Sudetenduitschers bij het Rijk. Weliswaar had dit gebaar, nu de Tsjechen den toestand beheerschten, weinig onmiddellijke gevolgen. Maar het liet den Führer toe erop te steunen als op de uitdrukking van den wil van de Sudetenbevolking om de annexatie te verlangen van de Duitsche gebieden, terwijl deze welke een gemengde bevolking hebben, door plebisciet over hun lot zouden beschikken. Met deze voorstellen vertrok de H. Chamberlain naar Londen, waar hij ze aan de Fransche ministers Daladier en Bonnet voorlegde (18 September). De instemming van Frankrijk werd verkregen mits de buurstaten van Tsjechoslowakije, Groot-Brittannië en Italië samen met | |
[pagina 80]
| |
Frankrijk de nieuwe grenzen van den Praagschen staat zouden waarborgen. De aanvaarding door Londen van deze voorwaarde was eigenlijk een belangrijke nieuwigheid, vermits men er altijd met een ware angstvalligheid vermeden heeft andere verplichtingen op zich te nemen dan deze welke voor de veiligheid van het moederland (Locarno), en van de rijksverbindingen (Portugal, Egypte en Irak) onmisbaar zijn. Zij was dus van Engelsch standpunt uit een belangrijk offer aan de zaak van den vrede. Er bleef thans alleen over de instemming van Praag en van Berlijn te bekomen, en de vrede was verzekerd. De zaken verliepen echter niet zoo eenvoudig. Vooreerst van den kant van Praag waar de H. Hodsja, nog voordat het plan van de mogendheden hem werd voorgelegd, alle bruggen scheen op te blazen met, precies op den dag van de Londensche conferentie, een radiotoespraak te houden, waarin hij zich op de meest besliste wijze tegen iederen afstand van grondgebied en ieder plebisciet wendde. 'Een plebisciet, zei de H. Hodsja, zou niets oplossen. Ware er een noodig geweest, dan zou de vredesconferentie van Versailles er een hebben ingericht!' Alsof niet alles erop wees dat het werk van Versailles moest herzien worden. De H. Hodsja hoopte blijkbaar de Tsjechische onverzettelijkheid te stalen. Parijs en Londen zouden dan wel terugdeinzen voor de verklaring dat het aannemen van hun plan te Praag een revolutie zou beteekenen. Wat er van zij, Parijs en Londen stoorden zich weinig aan deze taktiek, maakten hun plan over, en verklaarden duidelijk dat bij verwerping ervan, Praag op hun steun niet meer hoefde te rekenen. Voorzeker de houding van Frankrijk, als bondgenoot van Praag, was van het standpunt der heiligheid van de verdragen weinig luisterrijkGa naar voetnoot(6). Maar de H. Daladier wist zeer wel dat een zeer groot deel van de Fransche openbare meening, tot zelfs een deel van de socialisten toe, weinig met een oorlog om de Tsjechen gediend was. Anderzijds mag men wel aannemen dat hij realiteitszin genoeg bezit om in te zien dat het Sudetenland voortaan aan het Tsjechische lichaam een gezwel | |
[pagina 81]
| |
uitmaakte dat zoohaast mogelijk moest verwijderd worden, wilde men dat lichaam genezen. Praag werd dus gedwongen toe te geven. Een nota van aanvaarding werd op 21 September aan de gezanten van Frankrijk en Engeland te Praag overhandigd. Nu bleken de vooruitzichten van den H. Hodsja juist te zijn, met dat verschil nochtans dat hij in zijn eigen strik werd gevangen. Zoohaast het antwoord van de regeering bekend werd, brak te Praag een volksbeweging uit tegen de 'regeering der kapitulatie', alsmede tegen Frankrijk en Groot-Brittannië die haar tot de vernedering hadden gedwongen. De H. Hodsja moest ontslag nemen, en de opperbevelhebber van het leger, generaal Sirovy, stelde een nieuw kabinet samen. Welke daarbij de inzichten waren van Praag is ons onbekend. Een feit is zeker, het was op zijn minst onbehendig in zulke uren aan een militaire persoonlijkheid de leiding van de Tsjechische politiek toe te vertrouwen. De aanwezigheid van generaal Sirovy aan het hoofd van de regeering, sommige van zijn verklaringen die dubbelzinnig konden worden opgenomenGa naar voetnoot(7), werkten op de Duitsche machthebbers als een provocatie. In hoever zulks gewettigd was kunnen wij vooralsnog niet uitmaken. Maar het lijkt ons waarschijnlijk dat dàt de diepere reden was, waarom Hitler op zijn tweede samenkomst met den H. Chamberlain zijn eischen verhoogde. Inderdaad de H. Chamberlain was op 22 September opnieuw naar Duitschland vertrokken, en ontmoette den Führer te Godesberg aan den Rijn. En ditmaal stelde deze in een memorandum een uiterlijken datum vast: op 1 October voor de gebieden die hij op een bijgaande kaart met rood had gekleurd. In een andere strook, gebied in groen aangegeven, zou een plebisciet de beslissing brengen, naar het statuut gevolgd voor het Saargebied. Maar nog in een ander opzicht verschilden de Duitsche en de Fransch-Engelsche opvattingen. Van een waarborg van de nieuwe Tsjechische grenzen wilde Hitler niet hopren zoolang er in Tsjechoslowakije nog minderheidsvraagstukken zouden bestaan, m.a.w. zoolang ook aan de Poolsche en | |
[pagina 82]
| |
de Hongaarsche eischen niet zou voldaan zijn. Om de gegrondheid van Hitler's eersten eisch te beoordeelen, zou een kennis van de psychologische reacties noodig zijn, die voor het oogenblik nog ontbreekt. Indien de Duitschers terecht een verandering van de Tsjechische houding vreesden, dan was hun houding natuurlijk te begrijpen. Deden zij het ten onrechte - en dat was de meening van den H. Chamberlain die zoover ging de uitvoering van de Tsjechische concessies te waarborgen - dan moest de Duitsche nota en de brutale toon, waarin zij was gesteld, den Britschen Eersten Minister werkelijk als 'unreasonable', als onredelijk voorkomenGa naar voetnoot(8). Wat nu het tweede meeningsverschil betreft tusschen de beide staatslieden, men moet dit wel als gegrond beschouwen. Sedert eenige dagen immers hadden Polen en Hongarije de algemeene gisting te baat genomen om op beslister wijze dan ooit, de bescherming van hun minderheden in Tsjechoslowakije op te nemen. Terwijl te Praag over de aanvaarding van het Londensche plan werd beraadslaagd, was admiraal Horthy in de Oostpruisische wouden de gast van veldmaarschalk Goering op een dezes jachtpartijen, waar tusschen twee schoten in de belangrijkste diplomatische besprekingen plaats hebben. En op 20 September ontving Hitler zelf te Berchtesgaden den Hongaarschen Minister-President en Minister van Buitenlandsche Zaken. Ongetwijfeld werd aldaar van Duitsche zijde de belofte afgelegd dat de krachtdadigste steun ten gepasten tijde aan de Hongaarsche eischen zou worden verleend. Van Hongaarsche zijde echter was het juist geraadzaam, in geval de gebeurtenissen een geweldige wending namen, de wapens niet op te nemen. Anders hadden de medeleden van de Kleine Entente, Roemenië en Joegoslavië, zich onmiddellijk in het vijandige kamp geschaard en had Berlijn, in ruil voor 8½ millioen bondgenooten, 35 millioen vijanden op den hals gekregen. Men weze er trouwens van overtuigd dat Boekarest en Belgrado in weerwil van éénige onder de overtalrijke valsche geruchten die in de Westersche hoofdsteden werden verspreid, beslist waren geen vin te verroeren noch voor Tsjechoslowakije - buiten het geval van deelneming van Hongarije, - noch voor Frankrijk, noch voor wie ter wereld ook. Voor Polen anderzijds was de toestand veel | |
[pagina 83]
| |
eenvoudiger. Men achtte er het oogenblik gekomen om de teruggave van de Poolsche gebieden omheen Teschen te bekomen, door de Tsjechen wegens hun natuurlijke rijkdommen tijdens den Poolsch-bolsjewistischen oorlog van 1919 bezet. Men maakte er geen geheim van bereid te zijn 'met alle middelen' dat doel te bereiken, dus ook ten koste van een veldtocht. En wanneer de Sowjetunie liet weten dat zij het geval als een casus belli zou aanzien, antwoordde de H. Beck op de hem eigen vrijmoedige manier: 'dat de maatregelen voor de verdediging van den Poolschen staat genomen van de regeering van Warschau alleen afhingen, die er aan niemand rekenschap over hoefde te geven'. De meest officieuse organen van de Poolsche pers, van hun kant, schreven onbevangen dat de Sowjet-regeering al eenmaal een gelijkaardige nota had overhandigd, namelijk in Maart jl. ten tijde van het Poolsche ultimatum aan Litauen, en dat men zich meende te herinneren dat zij ten gepasten tijde braafjes in haar schelpje was teruggekropen. Het verzet van Frankrijk, bondgenoot van Warschau zoowel als van Praag, werd in Polen op een hevige verontwaardiging onthaald, en deed de Poolsche opinie geen duimbreed van haar standpunt wijken. Indien de zaken met Hongarije en Polen zoo stonden, dan was het evident dat Duitschland geen waarborg van de Tsjechische grenzen op zich kon nemen, op gevaar af van na korten tijd de verdediging van die grenzen te moeten opnemen tegen twee bevriende mogendheden waarvoor bovendien Italië vurig in de bres sprong. Dat moet de H. Chamberlain ongetwijfeld hebben ingezien. De brutale toon van Hitler's memorandum daarentegen zal hem vermoedelijk weinig goeds voorspeld hebben. Op zijn vraag naar schriftelijke verzekeringen dat er in de eerstkomende dagen geen geweld zou worden aangewend, antwoordde Hitler ontwijkend met een verwijzing naar de onzekerheid van de Tsjechische houding. In deze voorwaarden achtte de Britsche staatsman zijn steun niet te kunnen geven aan het Duitsche memorandum in den vorm waarin het was gesteld - een beperking die door de fabrikanten van valsche berichten zorgvuldig werd verzwegen. Het is integendeel wel billijk aan te nemen dat hij het memorandum heelemaal niet aan Praag zou hebben overgemaakt moest het ook in zijn wezen volstrekt onaannemelijk zijn geweest. In ieder geval | |
[pagina 84]
| |
nochtans had hij te Godesberg niets meer te verrichten, en keerde hij naar Londen terug. Het hoeft amper gezegd dat het memorandum zonder aarzeling door Praag werd afgewezen. Thans begonnen de bangste uren die de Europeesche vrede sedert 1918 kende. Eigenlijk waren de meeningsverschillen tusschen de Fransch-Engelsche en de Duitsche voorstellen van weinig beteekenis. Het is hier echter de plaats om het infame werk aan de kaak te stellen van een schijnbaar zeer doelbewuste oorlogskliek die nu alles in het werk stelde om de atmosfeer ondragelijk te maken. Pas was de H. Chamberlain terug of de meeste linksche en zelfs een paar zoogezegd rechtsche Fransche en Engelsche bladen verspreidden een waren stortvloed van leugenberichten, die de openbare meening moesten ontzenuwen en zonder weerstand door de belanghebbenden van achter de schermen laten maneuvreeren. Zooeven komt Saint-Brice een overzicht te geven van deze geheimzinnige werkingGa naar voetnoot(9). Laten wij alleen wijzen op de bewering dat de Tsjechische algemeene mobilisatie door Londen was aangeraden; op de publicatie van het Duitsche memorandum, met zijn barschen toon, zonder de kaart die moest aanwijzen dat behalve dezen toon niets veranderd was, maar met de valsche bewering dat Duitschland uitgestrekte zuiver Tsjechische gebieden opeischte; op de publicatie van een bericht uit Londen dat officieel heette te zijn, en waarin op absolute wijze werd verzekerd dat 'Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland vereenigd Tsjecho-Slowakije zouden verdedigen tegen Duitschland'. Alsof het 'Foreign Office' zich zou gerechtigd achten te spreken in den naam niet eens van de 'Unie der Socialistische Sowjetrepublieken', maar tegen het officieele spraakgebruik in van 'Rusland'Ga naar voetnoot(10). Men bemerke tenslotte dat de redevoering van Hitler van 26 September in bedoelde pers werd gepubliceerd zonder het kapitale passage | |
[pagina 85]
| |
waarin hij verklaarde ten allen prijze een conflict met de Westersche mogendheden te willen vermijden, en de Sudetenkwestie als het laatste territoriale vraagstuk in Europa te aanzien. Hetzelfde geschiedde met de radioredevoering van den H. Chamberlain van 's anderendaags, wat betreft de verklaring dat Groot-Brittannië alleen onwil gevoelde om zich in een wereldgeschil te storten 'terwille van een twist in een ver land, tusschen lieden waarover wij niets weten'. Voorzeker, als er 'belangrijker vraagstukken dan dat op het spel waren' - men versta: Frankrijk - dan zou Groot-Brittannië met alle krachten ingrijpen. Het is dus duidelijk: de Britsche politiek was geen duimbreed afgeweken van haar beginselen; zij had ook - het zou welhaast duidelijk worden - niets prijsgegeven van haar geloof in de mogelijkheid den vrede te handhaven. Niemand van wie deze dagen beleefd heeft zal ooit de herinnering eraan laten teleurgaan. Het spook van een wereldoorlog was voor ieders oogen levendig geworden, met al het afgrijzen dat het voor iedereen moest verwekken. Ook voor de verantwoordelijke leiders van Europa. De toespraken van ieder van hen, die de radio ons toeliet mede te hooren, waren vervuld van dat afgrijzen, en tevens van een zekere gelatenheid om oorlog te voeren: bij de Duitschers indien hun stambroeders het zelfbeschikkingsrecht ontzegd bleef, bij de Engelschen indien Frankrijk het noodzakelijk achtte de Tsjechen militairen steun te verleenen. Uit dat afgrijzen moest Goddank, de stem van de rede zegevierend te voorschijn treden. Evenmin als de vrees voor wat komen moest, zal niemand de opluchting vergeten die iedereen overweldigde wanneer het laatste coup-de-théâtre intrad: het bericht dat de regeeringshoofden van Duitschland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië een nieuwe samenkomst hadden belegd te München, tegen 's anderendaags 29 September. Wat was er gebeurd? De Fransche staatslieden, de HH. Daladier en Bonnet, hadden den H. Chamberlain verzocht den Duce te vragen bij den Führer aan te dringen om de zaken in der minne te regelen. Het was genoeg dat het voorstel werd geopperd opdat het zou aangenomen worden. Na acht uur beraadslagingen werd een overeenkomst bereikt. Nog eenmaal werd Tsjechoslowakije aan de zaak van den vrede opgeofferd. Er werd besloten dat de overdracht van grondgebieden deels door de Conferentie vastgesteld, ten deele ook | |
[pagina 86]
| |
door vertegenwoordigers van de vier mogendheden en van Tsjechoslowakije aan te duiden, zou geschieden van 1 tot 10 October. Dezelfde internationale commissie zou de gebieden bepalen waar uiterlijk einde November een plebisciet zou worden gehouden. In deze gebieden zouden, zooals drie jaar geleden in de Saar, afdeelingen van de Britsche en de Fransche legermachten, en bovendien ditmaal oudstrijders van beide landen, de orde handhaven. Verder zou de bevolking binnen de zes maanden voor de Duitsche of voor de Tsjechoslowaaksche nationaliteit mogen opteeren. Binnen de vier weken zou Praag alle soldaten, politiemannen, enz. die het wenschen laten aftreden, en de Duitsche politieke gevangenen vrijstellen. Zoohaast daarenboven de vraagstukken van de Poolsche en Hongaarsche minderheden zouden geregeld zijn, - en men voorzag een nieuwe samenkomst moest zulks binnen de drie maanden niet geschied zijn - zouden Duitschland en Italië geen bezwaren meer maken om de integriteit van het nieuwe Tsjechoslowakije te waarborgen. De uitkomst van de Conferentie te München was een schitterende overwinning voor Duitschland, dat schier alle eischen van Berchtesgaden en van Godesberg vervuld zag. Op 1 October begon de opmarsch van de Duitsche Weermacht in de aangehechte gebieden, en werd de H. Henlein tot rijkskommissaris voor Sudetenland benoemd; twee dagen daarop deed de Führer zijn triomfantelijke intrede in Asch en Eger. Voor Tsjechoslowakije was de nederlaag schier nog vollediger, daar het probleem van de Poolsche en Hongaarsche minderheden te München was gesteld geworden. Overigens had Polen geen oogenblik opgehouden zijn eischen op de meest krachtdadige wijze op te werpen. Op 21 September, daags voor Godesberg, was een Poolsche nota naar Praag gezonden geworden, om de teruggave van Teschen te eischen. Vier dagen daarop antwoordde Praag dat het op deze basis kon discussieeren. Warschau schijnt evenwel maar een zeer begrensd vertrouwen in dit besluit te hebben gehad, daar er op 29 en 30 September twee nieuwe nota's te Praag werden overhandigd om op een spoedige oplossing aan te dringen, en zulks, ditmaal, schijnbaar op vrij dreigenden toon, zoodat de Tsjechische regeering het geraadzaam achtte toe te geven en op 2 October de door Polen opgeëischte gebieden te ontruimen. Tenslotte werden op den- | |
[pagina 87]
| |
zelden 2en October onderhandelingen aangeknoopt tusschen Hongarije en Tsjechoslowakije nopens de regeling van de Hongaarsche minderheidskwestie op de basis van het zelfbeschikkingsrecht, m.a.w. van de afscheiding. De gevolgen van de Conferentie waren nochtans nog merkelijk uitgestrekter, nl. met het oog op den algemeenen toestand in Europa. En het is dan ook niet uitgesloten dat zij een nieuw tijdperk van de Europeesche diplomatieke geschiedenis zal inluiden. Vooreerst in verband met degenen die er afwezig waren. Gedurende geheel de Sudetencrisis werd geen woord gerept over den Volkenbond. Terwijl oorlog en vrede aan een zijden draadje hingen, werd te Genève de Algemeene Vergadering van de Liga gehouden. In weerwil van artikel 19, waarbij beraadslaging wordt voorzien in geval een toestand dreigt oorlog te verwekken, hield men er zich onledig met plechtige discussies over de hervorming van den Covenant, en werd geen woord gesproken over Tsjechoslowakije. Geen woord? Toch wel! Door den H. Litvinof, omdat hij geen kans kreeg om zich elders te laten hooren. Tijdens de crisis van den Europeeschen vrede trad de Sowjetunie, de formeele bondgenoot van Tsjechoslowakije, maar éénmaal op het tooneel: om zijn nota aan Polen te overhandigen, en de onderneming eindigde dan nog met een waren kaakslag. Bij de vier groote mogendheden schijnt niet eens de gedachte opgekomen te zijn de lieden van het Kremlin bij haar beraadslagingen te betrekken, ook niet bij Frankrijk dat ermede verbonden is. Hadden zij het inzicht gehad Moskou buiten de Europeesche gemeenschap te sluiten, zij hadden de zaken niet beter kunnen aan boord leggen. Dat inzicht hadden zij weliswaar voorzeker niet, en het was er alleen om te doen een compromitteerenden partner dood te zwijgen. Na de Münchensche besprekingen echter zullen zij voorzeker dat inzicht krijgen. De Britsche politiek was nooit bijzonder verzot op een samenwerking met de Sowjets in Europa; in de klaarziende Fransche kringen kon men niet anders dan het verbond met Moskou betreuren dat, in ruil voor een zeer problematischen steun, tal van ernstige bondgenooten heeft verwijderd. Het accoord van München was een ideale aanleiding om de agitatie van uiterst links stop te zetten, en voorgoed het pakt met de USSR 'en veilleuse' te zetten. Inderdaad, de overeenkomst van München had als onmiddel- | |
[pagina 88]
| |
lijke uitwerking een totaal veranderd klimaat te scheppen in de, internationale betrekkingen. Vóór 28 September had men vijf jaar lang alleen op de twee bloks gedacht waarin Europa, zoo scheen het, voorgoed was gesplitst, 's anderendaags had iedereen den mond vol van Europeesche samenwerking. Men was op enkele uren, na vijf jaar ondragelijke spanning, teruggekeerd tot de rustige dagen van 1933, wanneer dezelfde Hitler, dezelfde Mussolini, dezelfde Daladier, met den voorganger van den H. Chamberlain, Macdonald, het Vier-Mogendheden-Pact hadden gesloten, en een directorium opgericht bestemd om alle Europeesche vraagstukken, na vriendschappelijk overleg, in der minne te regelen. De dag van München was in feite de eerste zitting van dat directorium. In het accoord van München werd de gebeurlijkheid ingezien dat nieuwe conferenties der vier regeeringshoofden zouden plaats grijpen. En alle deelnemers spraken hun blijde overtuiging uit dat de nieuwe politieke methode de grootste verwachtingen billijkte voor de toekomst. Overigens bleef het niet bij interviews. Daags na de sluiting van het accoord hadden de H. Chamberlain en de Führer een nieuw onderhoud, waarna zij den wil van hun beide volkeren uitspraken nooit meer oorlog tegen elkander te voeren: de methode der rechtstreeksche raadplegingen zou alle gevaar, hiervoor uit den weg ruimen. De Duitsch-Engelsche verklaring had de beteekenis van een eerste tastbare afbreuk met de politiek der bloks die Europa had beheerscht. In bepaalde linksche kringen te Parijs werd zij weliswaar aanzien als een begin van verwijdering tusschen de twee zgn. zuster-demokratiën. Dat was zij stellig inzoover Frankrijk tot hiertoe alleen was om de vriendschap van Londen te genieten. Het feit is echter dat in de verantwoordelijke middens van de vier hoofdsteden de tendens hoogtij viert om op te kramen met de tot hiertoe gangbare begrippen, en zonder ideologische overwegingen tot een innige samenwerking te komen die dan toch, evident genoeg, alleen den vrede kan verzekeren. Het is sinds jaar en dag de hartstochtelijke wensch van den H. Chamberlain goede verhoudingen tot stand te brengen tusschen zijn land en de beide dictatuur-staten. Ook de H. Daladier gaf, al vijf jaar geleden, het bewijs dezelfde strevingen te koesteren. Het komt er alleen op aan dat hun beider politiek niet door de petieterige werking van agitators of | |
[pagina 89]
| |
portefeuille-jagers zou worden gestoord. Het heeft er in Groot-Brittannië den schijn van alsof de H. Chamberlain een populariteit heeft verworven, die alleen met deze van de grootste figuren uit het Victorian Age kan worden vergeleken, en voor onbepaalden tijd onaantastbaar is. Van zijn kant heeft de H. Daladier tijdens de crisis bewezen zijn tegenstrevers te kunnen mat zetten. Getuige daarvan de manier waarop hij zich van een bendje communistische woelmakers ontmaakte: het volstond hem hen te... mobiliseeren, en alles was opnieuw rustig. Tenslotte zijn wij overtuigd dat ook in de totalitaire staten het zaad in goede aarde is gevallen. Het is toch klaarblijkelijk in hun belang met de mogendheden van het Westen goede betrekkingen te onderhouden, en van haar door vreedzame onderhandelingen te bekomen hetgeen waarvoor zij anders de bloem van hun jeugd zouden moeten opofferen; en met welk gevolg? Een woord nog over den Tsjechischen medespeler van het drama. De regeering van Praag boet thans op wreede wijze de zware vergissingen uit die zij in twintig jaar tijds opstapelde. Na de Sudetenduitschers, na de Polen, zal zij wellicht ook nog een millioen Hongaren moeten afstaan. De Duce houdt krachtig vast aan deze versterking van de wipplank van den Duitsch-Italiaanschen, en misschien vooral Italiaanschen invloed in Midden-Europa. Zijn plan zou zelfs zoover gaan ook Slowakije aan de Hongaren te laten teruggeven, om zoodoende een territoriale verbinding tot stand te brengen tusschen Polen en Magyaren, en Bohemen tot zijn historische grenzen terug te brengen. Zelfs al werd deze droom niet verwezenlijkt, wat zal er overblijven van den Staat der Heeren Masaryk en Benesj? De afgestane gebieden vallen samen met de strategische grens van de bergkammen; Tsjechoslowakije zal dus volkomen onverdedigbaar worden en alle geopolitieke beteekenis verliezen. De allianties met Parijs en Moskou vervallen vanzelf indien het land een internationale waarborg bekomt. Het is overigens licht te gissen dat Parijs na de gebeurtenissen der jongste weken, niet bizonder populair meer is aan de oevers van de Moldau! Wil dat zeggen dat Praag zich als satelliet in het Duitsche systeem zou laten invoegen? Wij gelooven het niet: na dezelfde gebeurtenissen is de Tsjechisch-Duitsche tegenstelling zeker heviger dan ooit tevoren. De ongewone spoed waarmede Praag dezer dagen een begin van voldoening schonk aan | |
[pagina 90]
| |
Polen en Hongarije maakt één veronderstelling billijk: dat het trachten zou met beide staten vriendschappelijke verhoudingen aan te knoopen om hen misschien allengs met de Kleine Entente samen te smelten, om een tegengewicht te vormen tegen het systeem der vier groote mogendheden. Het ware niet de eerste maal dat de H. Benesj zulke ambities zou koesteren. In hoever zij nu werkelijk bestaan weten wij niet, in hoever zij bijval zouden genieten nog minder. Eén ding is zeker: de historische rol van Bohemen-Tsjechoslowakije als wig in de Duitsche gebieden, behoort voorgoed tot het verleden. En het is onze overtuiging dat de zaak van den vrede er niets bij verliest. Ook op dat gebied dus lijkt ons de historische daad van München een duurzame bijdrage tot het herstel van de harmonie in Europa. Het is hier de plaats om een diepe hulde te brengen aan de vier staatslieden waarvan zij het werk was. Vooral de H. Chamberlain, de 'pelgrim van den vrede', waarbij zich dan de Duce kwam voegen, hebben door hun bemiddelende werking onuitwischbare verdiensten verworven die de geheele menschheid nooit mag vergeten. De 'big four' verklaren zich bereid om het werk van 29 September voort te zetten. Verschillende problemen wachten nog op hun oplossing: de inmenging in Spanje, de kwestie van de Middellandsche Zee en van het Nabije Oosten, het vraagstuk van de Duitsche koloniën. Men verlieze geen tijd, men zoeke naar een oplossing, ook daarvoor. Er wordt reeds met aandrang gewag gemaakt van het bijleggen van de Fransch-Italiaansche veete, van een onderhandeling Mussolini-Chamberlain, van een Fransch-Duitsche repliek van de verklaring van 30 September. Geve God dat de geest van München over Europa blijve zweven! Hij zal de volkeren de oogen doen richten naar wat hen vereenigt, en zich niet laten blindstaren op wat hen scheidt; hij kan de grondslag uitmaken van een betere verstandhouding die aan het begrip van Westersche volkerengemeenschap zijn volle waarde terugschenkt, en aan het Oude Europa een duurzamen en oprechten vrede.
3 October 1938. |
|